Rodweek 202 Heerlie de peerlie

Wat je van ver haalt is goed, zo luidt het gezegde en dus had ik eind 2002, begin 2003 een buitenlandse scharrel. We hebben elkaar over en weer een aantal keren bezocht en kwamen er gelukkig snel genoeg achter dat een echte relatie er nooit in zou zitten. Temeer omdat we er in onze eigen steden allebei een tamelijk flamboyant uitgaansleven op nahielden. Het zou gewoon nooit hebben gewerkt. We zijn tot op de dag van vandaag nog steeds vrienden op afstand en ik ben jaren na onze korte romance zelfs nog op haar huwelijk geweest.

Toen de dame voor het eerst bij mij in Amsterdam op bezoek kwam kreeg ze gelijk een stukje Nederlandse cultuur mee. De lieve schat was nog niet goed bekend met de ongeschreven wetteloosheid van de Amsterdamse verkeersjungle en werd als voetganger bijna van haar sokken gereden door een fietser. Op het zebrapad met het voetgangerslicht op groen. Dus hij was fout. In plaats van nederig en hoffelijk excuses aan de dame aan te bieden voor zijn eigen domme fout fietste die lul snel door en schreeuwde in het voorbijgaan nog even lomp: ‘Voortaan uitkijken, vuile kankerhoer!’

Mijn dame vroeg aan mij wat die rare man nou naar haar schreeuwde. Met het schaamrood op mijn kaken vertaalde ik dus letterlijk wat haar zojuist was toegevoegd. Dat is hoe veel Nederlanders schelden, legde ik uit. Ze kon het niet geloven. Schelden met de heftigste en meest dodelijke ziekte uit dit tijdperk? En dan in combinatie met het oudste beroep ter wereld? Waarom doe je dat? En of ik dat ook deed? Het is altijd een beetje beschamend om aan buitenlanders uit te leggen hoe ongelooflijk lomp, grof en kwetsend Nederlanders schelden. Ze geloven het vaak amper. ‘Dat zeg je toch niet….’ hoor ik mijn buitenlandse gasten dan vaak vol ongeloof zeggen. Yep, hier wel.

Ik probeerde het uit te leggen. Ik vind schelden met ‘kanker’ verschrikkelijk lelijk, maar laat ik meteen zeggen dat enige hypocrisie in dezen mij ook niet vreemd is. Ik kan een bek als een roestig scheermes hebben. Ik kan een goed belegd broodje namelijk ook ‘teringlekker’ vinden, een vervelende gozer een ‘pleurisbak’ of een ‘tyfushond’ noemen en iemand uit de grond van mijn hart de pestpokken toewensen. En als ik mijn grote teen stoot komt citeer ik ook wel eens wat uit de medische encyclopedie. Dat is dan ook weer de Nederlander in mij. Maar schelden met kanker heb ik echt altijd zo lelijk, plat en ordinair gevonden. Alsof de door mij gebruikte toevoegingen dat trouwens niet zijn, maar dit terzijde. En ik heb in een kwaaie bui heus ook hier en daar wel eens een ongepast kankertje als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, maar niet vaak omdat ik het gewoon zo ontzettend aso vind klinken.

‘s Lands wijs, ‘s lands eer, zullen we dan maar zeggen. Zo keek ik een aantal jaren geleden met een Servische vriend van mij naar een wedstrijd van Ajax. Hij kon liplezen wat de toenmalige aanvoerder, zijn landgenoot Dusan Tadíc, naar zijn tegenstanders riep na een overtreding op hem. Dat waren uitdrukkingen als ‘Je vader pijpt ezels’ of ‘Je oma neukt met een geit.’ Mijn gabber legde mij uit dat dat is hoe sommige Joego’s naar elkaar schelden. De belediging bestaat daar simpelweg uit drie componenten: familielid + seksuele handeling + dier. Tja, dat doen we in Nederland dan weer niet.

Ik werk sinds een half jaar in een bar waar veel jonge studenten komen. Veel mensen van de Filmacademie en van de Theater- en Dansacademie. Tikje theatraal en expressief volk, inherent aan de opleiding die ze volgen. Begin twintigers. Ik ben gek op ze en zij gelukkig ook op mij. Ik vind het dan, als krasse knar van 47 die dol is op taal, ook leuk om nieuwe uitdrukkingen van de jongere generatie te leren. Dat studententaaltje is echt een taal op zich. Zoals straattaal dat ook is, heb ik ook altijd fascinerend gevonden, je weet toch!

Studenten korten veel dingen af. Zoals ze het hebben over een ‘spebi’ (speciaalbier) of een ‘Esma’, dat is een ‘afko’ (afkorting) voor een Espresso Martini. ‘Het is weekend, kladiladi!’ (‘Het is weekend, klap die laptop dicht!’). ‘Heb je ook een bopla?’ (Borrelplank). En ik weet nu ook wat een ‘kwarrel’ is: een kwaliteitsscharrel, niet zomaar een neukertje maar potentieel relatiemateriaal. Of als ze vertellen dat ze in ‘de burgerrups’ zaten: de trein voor mensen die naar hun werk gaan. Mijn favoriet is momenteel het voornamelijk door meisjes gebezigde ‘heerlie de peerlie’ of afgekort ‘HDP.’ Lief, ontwapenend en het zorgt altijd voor een glimlach.

‘Kijk eens, drie biertjes en drie Salmari.’
‘Thanks, Rod! Heerlie de peerlie!’

Waar ik dan weer minder van gecharmeerd ben is dat ‘kanker’ ook onder hele slimme studentjes te pas en te onpas als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt. Alles is maar ‘kankervet’, ‘kankerlekker’ of ‘kankersick’. En zoals gezegd, ik ben dus bepaald geen heilige: ik scheld ook met ziektes. Weliswaar met ziektes die nog amper bestaan, maar toch: ook niet chique.

Dat ik me daar steeds meer aan stoor heeft er wellicht mee te maken dat ik sinds de borstkanker van mijn vriendin vorig jaar beter de weg ken in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis dan ik ooit had willen weten. En mijn vriendin is dan nu genezen, maar ik heb momenteel nog meer dan een handvol mensen in mijn directe omgeving die met die ziekte te kampen hebben. Dan komt een gezellig en vrolijk bedoeld ‘kankerlekker’ gewoon even niet zo lekker bij me binnen.

Want ik weet dat zo’n studentje het echt niet lullig meent als hij mij enthousiast over iets vertelt en lyrisch roept hoe ‘kankervet’ zijn weekend was. En ik ben alles behalve een woke dominee die iedereen wel eventjes gaat vertellen hoe het allemaal hoort. Alsjeblieft niet en we hoeven echt niet met Middeleeuwse spruitjestaal te schelden. Zeker omdat ik daarin zelf bepaald geen heilige in ben, maar toch… Een beetje minder met ziektes schelden zou ons allen sieren. Mij dus ook. En laten we sowieso eens iets hoffelijker naar elkaar zijn. Daar wordt de wereld een stuk meer heerlie de peerlie van.

Rodweek 201 Fuck a Duckstore

In de Amsterdamse buurtkroeg in West die ik eind jaren negentig graag frequenteerde kwam altijd een grote gozer met lang haar. Dus nee, het gaat niet over mij. Ik was ‘die kleine’ met lang haar. Hij was ook een brede gast. Een stoere verschijning om te zien. Dus het gaat echt niet over mij. Mario heette hij. Maar op een dag kwam ik daar binnen en de barman keek mij grijnzend aan. ‘Hier, moet je kijken, Rod.’ Hij toverde een Donald Duck uit 1984 tevoorschijn die hij had gevonden. Ik sloeg het blad open bij de brievenrubriek. Ik ben zelf vroeger ook lid geweest van de Donald Duck en het eerste dat ik altijd las was de brievenrubriek. ‘Kijk jij maar eens wie de brief van de week was.’ En inderdaad, daar stond inderdaad de toen 8-jarige Mario uit Amsterdam, met foto erbij. Het was ‘m echt. De brieven begonnen vaak met een aanhef als ‘Lieve Oom Donald’, maar Mario had het wat prozaïscher aangepakt en begon met ‘Lief donzig duckje’ en dan vervolgens een heel verhaal over wat hij allemaal had gedaan in het weekend. Afgesloten met kusjes van Mario. Te lief. De barman en ik hadden er wel lol over en we plakten de brief van de week op een paal bij de bar, zodat iedereen het kon zien. Even later kwam onze Mario zoals gewoonlijk weer met veel bombarie binnen, maar dat werd gauw in de kiem gesmoord door de barman: ‘Zo, lief donzig duckje, gaat alles goed met je? Wil je wat drinken?’ Mario kreeg een kop als een boei toen hij zag wat de barman had gevonden, maar kon er ook wel om lachen. We hebben er nog vaak plezier om gehad.

Van Mario naar een verhaal over eendjes is een kleine stap. Ik kijk vanuit mijn woonkamer uit op een gracht, de Zwanenburgwal om het maar bij gevogelte te houden, en daar zwemmen weleens lieve donzige duckjes. Eenden met hun pasgeboren kroost. Superlief om te zien. Maar nog vaker zie je een ander soort eendjes in mijn buurt. Dat heeft een kleine introductie nodig. Kijk: als je zoals ik in een toeristenbuurt als Amsterdam-Centrum woont dan ben je wel gewend aan veel onzinwinkels. Nutellawinkels, veel te dure kaaswinkels waar ze troep verkopen, stroopwafelwinkels waar je dertien euro voor een stroopwafel betaalt, een overdaad aan hippe koffietentjes waar hipsters hartjes in je cappuccino gieten en je 6,50 voor een kopje koffie betaalt, patatzaken waar om een of andere bullshitreden een rij van honderd meter voor staat en je kunt sinds kort naar de puppy yoga: i shit you not. Ik zie de hoofdstedelijke gekte hoofdschuddend aan, maar goed, als mensen zich willen laten besodemieteren voor al die gebakken lucht: ‘I don’t give a duck… eh.. fuck… Eh fuck a duck! Men doet maar. Waarmee ik dus tot mijn punt kom: de meest onzinnige winkels die er dus in ons toeristendorp bestaan vind ik de duckstores. Winkels waar ze badeendjes verkopen. Badeendjes in allerlei soorten, maten en uitdossingen. In Amsterdam mag je al blij zijn als je een woning hebt, laat staan eentje met een bad. Dus de meeste Amsterdammers vallen al af als clientèle. En bovendien: als je al badeendjes wil: hoeveel wil je er hebben?

OK, ik vind het dus een totale onzinwinkel. Dat kan. Dus ik ga er niet heen en ik verbaas me over mensen die dat wel doen, maar hey, ieder z’n ding. Bij mij om de hoek zit er een. Het is er nooit druk. Mensen komen er even kijken en dan gaan ze weer weg. Ik heb er nog nooit iemand met een tas vol badeendjes naar buiten zien lopen. Eén zo’n winkel in de buurt lijkt me dus rijkelijk genoeg voor de badeendjesfetisjisten onder ons. Maar nee. Weet je hoeveel van die belachelijke duckstores er binnen een straal van een kilometer rond mijn huis bestaan? Vier! Vier fucking badeendjeswinkels! En het waren er tot vorig jaar vijf. We bleken er toch eendje te veel te hebben. En waar betalen al die belachelijke duckstores de huur op absolute A-locaties van? Wat is hun verdienmodel? Of krijgen die gele eendjes daar fiscaal wit spoelinkje? Fuck a duckstore, schiet mij maar lek. Ik heb het concept nooit begrepen en ik verwacht ook niet dat ik het kan, laat staan wil begrijpen.

Het is weer lente, althans volgens de kalender. Hopelijk gaat de zon weer snel schijnen en kan ik binnenkort op de Zwanenburgwal weer echte donzige duckjes zien in plaats van de plastic exemplaren in de duckstores.

Rodweek 200 Willem zei alleen ‘hoi’

Het is een kleine twaalf jaar geleden dat ik met mijn bescheiden, om niet te zeggen bescheten, voetbalkwaliteiten in een heus stadion mocht voetballen. Weliswaar in het reeds half ontmantelde stadion van het ter ziele gegane HFC Haarlem, maar toch! Een echt stadion waar in lang vervlogen tijden Eredivisie en zelfs Europees voetbal werd gespeeld. En daar mocht Lulletje Lampenkatoen voetballen. Dichterbij het betaalde voetbal ben ik nooit gekomen. Het was een feestje ter ere van de meest legendarische snordrager in het Nederlandse betaalde voetbal: Abe van den Ban, gewezen middenvelder in de jaren zeventig bij Haarlem en FC Amsterdam. Twee legendarische clubs die inmiddels al jaren op het kerkhof liggen. Het feestje heette ‘In den Ban van Abe’.

Ik voetbalde in een team van voetbalschrijvers of om het affreuze woord maar te gebruiken: bloggers. Onze tegenstanders was een team van voetbaljournalisten met onder meer Sjoerd Mossou, Willem Vissers, Paul Onkenhout, Edwin Struis en nog wat andere coryfeeën in de gelederen. Wij spelend in tenues van FC Amsterdam. Het journaille was gekleed in tricots van Haarlem. Beroepsouwehoer Sierd de Vos was in ruil voor twee goede flessen Rioja en een roestig stuivertje de grappige stadionspeaker van dienst. Tal van Oud-Haarlemmers waren aanwezig. Oud-Spits Piet (Li-)Keur vertrouwd aan de bar. De ‘Entertrainer’ Barry Hughes nog altijd met de karakteristieke pet op zijn kamerbrede tapijt. Mijn Panini-plaatjesalbums uit de jaren 80 kwamen tot leven die dag aan de Jan Gijzenkade in Haarlem.

Onze coaches waren Europacupwinnaar Johnny Rep en ‘de snor der snorren’ Abe van den Ban. En die kregen dan ook nog ondersteuning van David Endt, de assistent. De journo’s werden gecoacht door Hans Kraaij Jr. en Willem van Hanegem. De scheidsrechters van dienst waren een viertal oude scheidsrechters uit het betaalde voetbal, onder wie Volendammer Jan Keizer en de nog immer in een iets te strak broekje gehesen Frans Derks. Mannen van een respectabele leeftijd inmiddels.

Willem van Hanegem, ‘De Kromme’, is natuurlijk een fenomeen, al ben ik net te jong om hem als voetballer te hebben gekend. Ik kende hem eigenlijk alleen als coach. Maar natuurlijk hebben we de beelden nog en weet ik als liefhebber natuurlijk dat hij één van de grootste middenvelders van zijn tijd was. Ik keek even naar hem voor de wedstrijd. En hij bekeek ons, hij stond wat nurks langs de kant. Wij waren qua leeftijd gemiddeld een stukje jonger en een X aantal kilo’s lichter dan de journalisten. Ik hoorde Willem bij de warming-up tegen iemand zeggen: ‘Nou, die bloggerts zien er toch net wat afgetrainder uit.’

Iets voor de wedstrijd stond ik in de spelerstunnel. Willem van Hanegem stond er ook. De oude scheidsrechter Jan Keizer passeerde ons en groette Willem hartelijk: ‘Ha Willem, wat leuk je te zien! Hoe gaat het met je?’ Nou moet je weten dat De Kromme zijn leven lang een bloedhekel heeft gehad aan scheidsrechters. Van Hanegem was ook de man die toen de gele kaart werd ingevoerd in 1972 gelijk het eerste exemplaar in ontvangst mocht nemen. Het is nooit meer goedgekomen tussen Willem en de fluitisten, zo bleek ook op dat moment.

De vriendelijke groet van de Volendamse arbiter werd door De Kromme zonder hem aan te kijken beantwoord met een koeltjes en afgemeten ‘hoi’.

Keizer bleef nog even staan, hopend op een handdruk of een wat vriendelijker begroeting, maar Willem stak geen hand uit en keek strak langs de oude arbiter heen. Meer dan dertig jaar na zijn afscheid als voetballer had hij kennelijk nog steeds niet veel op met de scheidsrechter. Keizer liep maar weer door en Willem keek stoïcijns voor zich uit. Willem zei alleen ‘hoi’. Dat leek hem meer dan genoeg. Ik vond het een van de mooiste momenten van die toch al zo mooie dag.

Voor een kleine tweehonderd belangstellenden, mijn grootste publiek als voetballer ooit, won mijn team, ondanks dat ik meespeelde, in de laatste minuut met 3-2 van zijn ploeg. Onze jongere leeftijd en mindere kilo’s betaalden zich in extremis toch uit.

Willem zal het ongetwijfeld niet met de arbitrage eens zijn geweest.

Afgelopen week werd De Kromme tachtig. Mijnheer van Hanegem, van harte en nog vele jaren! En dank voor dit mooie moment.

Rodweek 198 Zeepsop en pruimenpap

Terwijl in de Jordaan momenteel een grimmig debat gaande is tussen wat zeurende expats en Jordanezen of de oude Westertoren nou wel of niet ‘s nachts mag blijven klingelen werd het symbool van de Jordaan afgelopen donderdag uit volle borst bezongen in het voormalige Rozentheater op de Rozengracht, tegenwoordig heet het Boom Chicago. Jordanese muziek op Jamaicaanse klanken. Jamaica en de Jordaan in innige omhelzing met elkaar. Het was het afscheid van het prachtige muzikale project De Porders. Ik heb de eer en het genoegen gehad om het project bijna letterlijk vanaf het begin te zien ontstaan.

Ik heb in de Melkweg jarenlang samengewerkt met Paul van Musscher. Paul is de drie hoog achterneef van Johannes van Musscher die we beter kennen als Johnny Jordaan. Een jaar of drie geleden had ik eens afgesproken met Paul. Paul kent mijn niet door iedereen begrepen voorliefde voor oude smartlappen.
‘Ik moet je even wat laten horen, Rod. Volgens mij is het een topidee. Jij gaat dit geweldig vinden. Maar je moet er nog wel effe je bek over houden.’ Hij zette een CD-tje op en ik vond het inderdaad meteen briljant: de muziek van Johnny Jordaan op reggae, ska en rocksteady-klanken. Wat een wereldplan inderdaad! Paul is zelf ook al jaren actief als zanger in verschillende bands en zo had hij voor dit project een selectie fantastische muzikanten bij elkaar verzameld uit zijn muziekvriendenkring. Leden van Jah6 die Andre Hazes-nummers op reggaemuziek zingen, leden van de legendarische Haarlemse funkband Gotcha!, Pieter Both van de geweldige reggaeband Beef, multitalent Jaro en hijzelf dus als frontman. Dan praat je over een topbezetting. Mag je dat zo zeggen? Ja, dat mag je zo zeggen, Mart Smeets!

De bandnaam ‘De Porders’ was gauw gevonden. Porders waren mensen die vroeger in de arbeiderswijken van de steden arbeiders wekten zodat ze op tijd op hun werk kwamen. Wekkers waren duur en niet altijd even betrouwbaar. Wie de porders dan weer wakker maakten zodat zij op tijd aan het werk waren weet ik dan weer niet. Jaro zijn opa was porder, Pieter zijn oma pelde garnalen met tante Leen en Paul is familie van Johnny Jordaan. Ze hadden zichzelf dus ook De Garnalenpellers kunnen noemen, maar De Porders bekt natuurlijk net even wat lekkerder.

Het heeft me grote moeite gekost om het geheim te houden want mijn enthousiasme grensde aan hondsdolheid! Ik hoorde er een tijdje niks over, maar in de lente van 2022 was het dan zover. Het eerste spontane optreden van De Porders was, hoe kan het ook anders, op het Johnny Jordaan-plein aan de Elandsgracht. Ook buiten Amsterdam werd het project inmiddels bekend en zo stonden de mannen ineens op de Zwarte Cross. Ik heb nog de twee optredens in het Rozentheater gezien, het theater waar Johnny voor het eerst optrad en waar hij om de hoek in de Rozenstraat is geboren.

Het is fantastisch hoe goed de Jordanese smartlappen zich met Jamaicaanse klanken laten mengen. Noem het Jaimanees. Een prachtige avond waar oude Jordanezen op af kwamen, maar ook jong publiek maakte kennis het het levenslied en het levensverhaal van Johnny Jordaan.

Die laatste avond in het prachtige Rozentheater kon me niet lang genoeg duren. Johnny Jordaan kreeg een dag na zijn honderdste geboortedag nog één keer de eer die hem toekomt. En Paul liet zien dat het muzikale talent in de familie Van Musscher blijft zolang de lepel in de brijpot staat. En Johnny zag dat het goed was. Net als wij. En een pikketanessie ging er zeker in. Eenmaal buiten klingelde de Westertoren nog een mooie toegift voor ons. Voor de jengelende expats en andere zeikerds in de Jordaan die het heerlijke geluid van de pas vier eeuwen oude Wester niet kunnen velen heb ik de wijze lijfspreuk van mijn vroegere buurman: ‘Acceptere of Almere!’

Er bleef op deze magische avond eigenlijk slechts één vraag onbeantwoord:

Wie heeft nou toch die zeepsop in de pruimenpap gedaan?

Een kleine impressie? Klik hier voor wat beelden van vorig jaar.

Rodweek 194 2023 Kankerjaar


Of ik geen gezelligere titel kon bedenken om 2023 in één woord samen te vatten? Nee, eigenlijk niet. En ik gebruik de titel ook niet als scheldwoord. Ik vind ‘kanker’ als bijvoeglijk naamwoord namelijk altijd zo armoedig en ordinair klinken, dus ik scheld daar nooit mee. Mensen die praten in lelijke termen als ‘kankervet’ of ‘kankerhard’: zouden ze zelf horen hoe naar en dommig ze overkomen? Ik ben bang van niet. Nee, een kankerjaar, dat was gewoon wat ons jaar was. 2023 stond voor Mo en mij volledig in het teken van kanker. Als het jaar in het teken van appelvlaaien had gestaan had deze column ‘appelvlaaienjaar’ geheten. Of Ibrahim Appelvlaai om het wat poëtischer te maken.

Maar nee, wij werden het hele jaar bezighouden door kanker. Eind 2022 stapten we verplicht de spreekwoordelijke achtbaan in en nu eind 2023 zijn we uitgestapt. En net als in een echte achtbaan klommen we soms hoog en dan raasden we daarna weer hard naar beneden. Een van de eerste dringende en ook enigszins dwingende adviezen die we kregen nadat Mo de diagnose had gehad: blijf zoveel mogelijk leuke dingen doen. En dat hebben we dan ook gedaan. Veel op vakantie, dagjes uit of lekker een avondje met vrienden: het ging gewoon allemaal door. Behalve dat Mo er dan wel wat eerder af lag dan normaal en de dag daarna hartstikke doodop was gaf het haar ook veel energie.

We hebben dus zeker niet alleen maar zielig in een hoekje zitten huilen. Daar is nog nooit iemand beter van geworden. We zijn allebei mensen die positief en vrolijk in het leven staan, dus naast gevoel voor tumor behielden we gelukkig wel ons gevoel voor humor. Toen Mo eens een beetje druk was zei ik dat ik naar het ziekenhuis zou bellen of ze er nog zo’n zakkie in konden druppelen. Tram 2 die we de chemokar noemden. Toen ik haar Het Spook van de Stopera noemde, toen ze er niet op haar paasbest uitzag. Om dat soort grappen konden we samen dubbel liggen.

Maar ze had natuurlijk ook vaak genoeg de energie van een dood paard. Dat even de was ophangen al een immens karwei was. Gelukkig waren we in de prettige omstandigheid dat ik als copywriter mijn werk fijn thuis kan doen en zo veel tijd had om voor Mo te zorgen en het huishouden draaiend te houden. En we hadden gelukkig ook allemaal lieve mensen om ons heen die ons met van alles hielpen. En gelukkig hebben wij veel vrienden die er in goede en slechte tijden voor ons zijn, dat bewees dit jaar.

Terwijl wij dus zelf in onze achtbaan zaten kregen ook andere mensen in onze directe omgeving met de ziekte te maken. ‘Het heerst’, zeiden we op een gegeven moment.

Tegelijk met Mo ongeveer werd ook onze kat Eva ziek. En dat ging steeds sneller. Ik ben echt bang geweest om allebei mijn meisjes te verliezen. Het werd alleen Eva. Mijn poes voor het leven, het bleef bij twee keer zeven. Na dik veertien jaar vertrok Eva zoals ze ooit bij me kwam: op schoot. En vlak voordat Eva naar de eeuwige vogeltjesjachtvelden vertrok overleed Mo’s beste vriendin Agnes plotseling. Die had ik nog nooit ontmoet en dat zou een keer gaan plaatsvinden, maar dat is er dus helaas nooit van gekomen. Eva en Agnes verlieten ons dus allebei en vlak na elkaar in maart. Dat was alles bij elkaar wel de slechtste maand van 2023.

In zo’n verschrikkelijk jaar als 2023 hoopte ik me vast te kunnen klampen aan iets wat me nog plezier zou kunnen geven: Ajax. Helaas bleek mijn club ook doodziek te zijn en heb ik het bij leven nog mee moeten maken dat mijn club op de laatste plaats heeft gestaan en dat er, om 2023 maar in stijl af te sluiten, van een amateurclub werd verloren.

En dan het nieuws met als voornaamste narigheid de oorlogen in Rusland en de Oekraïne en in Israël en Palestina. Het is om treurig van te worden. En dan al die mensen die denken een partij te moeten kiezen. Alsof het een voetbalwedstrijd is. Ik ben voor niemand. Oorlogen worden gevoerd over mensenruggen. Ik ben voor al die onschuldige mensen. Aan die kant sta ik. Die leiders geven geen shit om de gewone mensen, die geven alleen maar om macht.

En onze eigen politieke klimaat, hier in Nederland, is natuurlijk ook om te janken. Dat is de echte klimaatcrisis. Vroeger had je op verjaardagen of aan de kerstdis altijd die ene foute iets te rechtse oom. Kijk naar de stemuitslag: tegenwoordig heb je een huiskamer vol. En de tantes doen ook gezellig mee. Het is er niet leuker op geworden en daar hebben de afgelopen kabinetten het zelf naar gemaakt. Ze hebben een partij die leeft op onvrede royaal gevoed, met deze verkiezingsuitslag als logisch gevolg.

De vrolijke noot van 2023 kwam in november met ons bezoek aan de Poezenboot. Daar werden wij verliefd op twee jonge poezen en die vrolijken ons leven sinds die tijd weer helemaal op. Ouwe en Dibbes hebben we ze genoemd. Ze zijn acht maanden oud. Allebei geboren net nadat Eva is overleden. Als ik een zweefteef was geweest dan zou ik schrijven dat Eva die twee naar ons heeft gestuurd.

Mijn wens voor volgend jaar: dat we allemaal maar gezond mogen blijven en dat de zieken zullen genezen. En dat die domme oorlogen eens stoppen. Dan kan ik deze column in 2024 ‘Vredesjaar noemen’ en dat klinkt toch een stuk gezelliger dan ‘Kankerjaar’, toch?

Iedereen fijne dagen, blijf gezond en wees een beetje lief voor elkaar.

Rodweek 193 Nog een keer naar de Roxy?

Tijdens een van mijn dagelijkse wandelingen viel mijn oog op een poster die op een elektriciteitskastje hing. In schreeuwerig zwart-geel werd gevraagd of we nog een keer naar de Roxy wilden, de legendarische club aan het Singel van Peter Giele en allebei al een kwart eeuw ter ziele.

De hartelijkheid en het uitnodigende vond ik zo grappig ironisch aan die poster. Alsof iedereen welkom is. Iedereen die de jaren negentig in Amsterdam heeft meegemaakt weet dat helemaal niet iedereen welkom was in de Roxy. Die hut had een nogal berucht deurbeleid. De twee broertjes stonden er vaak aan de deur. En daar was lastig langs te komen tenzij je bij het clubje chosen few met een felbegeerd Roxypasje hoorde. Of je moest een verdomd lekker wijf wezen. Nou had ik én geen Roxy-pasje en ik was ook al geen lekker wijf, dus ik was kansloos. Hoe je aan zo’n pasje moest komen was het best bewaarde geheim van Amsterdam. Ik was gewoon een jong gozertje gekleed in een vale spijkerbroek, een Nirvana- of De La Soul-shirtje en lopend op sportschoenen. Ik was bepaald niet het prototype gast dat ze binnen wilden.

‘Jij komt er niet in, guppie!’
‘Ga eerst maar eens andere schoenen aantrekken’
‘Op zoek naar meisies? Daar aan de overkant is de Odeon’
‘Besteed jij je geld maar bij de kapper en ga je scheren, dus scheer je weg!’

Dat soort teksten slingerden de broers eruit.

Er was altijd wel een reden om mij en/of mijn vrienden te weigeren dus na een keer of vijf kansloze pogingen was ik daar wel klaar mee. Dan maar niet mee met de Amsterdamse extravaganza. En toen werd het zomer 1998. Ik was op stap geweest geweest in Paradiso, zinnens om naar de Korsakoff te gaan en buiten kwam ik twee jongedames tegen waarmee ik een paar weken eerder een modeshow mee had gelopen! Jawel, die loopbaan op de catwalk heb ik ook nog kortstondig gehad. Het waren twee plaatjes van vrouwen. Champions League materiaal. Twee tienen die als twee elfjes om me heen dansten en die kirrend vroegen of ik mee wilde naar de Roxy. Flinke jongen van 21 die dan nee zegt. Hoewel ik dus al een keer of vijf niet langs de sterke armen van de broertjes was gekomen achtte ik mijn normaal gesproken kansloze kans met deze twee trofeedames aan mijn zijde toch ineens een stuk kansrijker. En dat klopte ook. De meisjes waren, niet geheel onterecht, graag geziene gasten en zij hadden uiteraard zo’n pasje, al hadden ze die niet eens nodig. Natuurlijk kenden die meiden de portiers en in hun gezelschap vormden mijn vale spijkerbroek, mijn grunge t-shirt, mijn sportschoenen, lange haren en ongeschoren bakkes ineens geen enkel beletsel en gingen de armen van de broertjes ineens opzij. En zo betrad ik dan eindelijk de Roxy. Dus dit was het dan. Hier kwam tout hip en extravagant Amsterdam dansen en sjansen. Dit was dus het grote uitgaanswalhalla. Hier was dus de navel van de wereld. En ik stond daar zomaar tussen. En ik werd geflankeerd door twee fotomodellen.

Lang verhaal kort: ik vond er geen reet aan. Dit was niet mijn sfeer.

Na een uur liet ik de mooie meiskes en de Roxy weer achter me en ging gewoon weer naar de plek waar ik me wel altijd thuis voelde: de Korsakoff. Een ervaring rijker en een illusie armer. Ik zou er ook nooit meer terugkeren. De jaren negentig in Amsterdam waren geweldig. Als ik één tijd nog eens over zou willen doen dan is het die tijd. Een stad in alle staten. Korsakoff, Melkweg, Paradiso, Vaaghuyzen, Soundgarden, Maloe Melo, Mazzo, The Minds, Vrankrijk: dat was mijn scene. De Roxy scene was totaal niet aan mij besteed, dat vermoeden had ik al, maar ik wilde het toch graag even zelf zien.

Een jaar na mijn korte bezoek fikte de Roxy af. Op de begrafenis van Peter Giele nota bene vatte de hut vlam door onvoorzichtigheid met vuurwerk. Ironisch omdat zijn levensmotto was dat het ene vuur het andere vuur aanstak.

De ‘Rookzie’ noemden we het een beetje flauw smalend, nadat de tent in rook was opgegaan. Maar ik verwijt de broertjes niks. Dat mijn vrienden en ik er altijd werden geweigerd was achteraf begrijpelijk. Dit was gewoon niet onze wereld, dat wisten wij en dat wisten zij nog net iets beter. Maar omdat ik altijd geweigerd werd wilde ik het toch per se eens zien.

Maar nog een keer de Roxy? Nee, dank je. Nog een keer de Korsakoff? Ja, graag! Gelukkig zijn er eens in de zoveel tijd nog Korsakoff revival feestjes en ben ik weer even terug in mijn favoriete tijd. Het wordt trouwens ook wel weer eens tijd!

Een van de portiersbroertjes van de Roxy is inmiddels overleden, vernam ik laatst. Het deurbeleid aan de hemelpoort is helaas een stuk minder streng.

Ho ho ho! Stop niet met lezen. Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor onder de kerstboom? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of de rendieren van de kerstman aan het werk moet zetten.

Rodweek 192 De Cupido van het Waterlooplein

‘De liefde, ach ja, de liefde. Daar zouden ze eens een liedje over moeten schrijven.’ Een prachtige quote van Theo Maassen die ik zelf graag gebruik. De liefde: het kan je laten opstijgen en laten vliegen, maar het kan je ook laten neerstorten in een diep ravijn. Ik weet er alles van als voormalig brokkenpiloot in de liefde.

Als barman heb ik als stiekeme voyeur liefdes zien ontstaan en ontluiken als een mooie bloem of totaal zien verwelken als een plant die te lang geen water heeft gehad. En alles daar tussen in. Ik herken een Tinder-date op een kilometer afstand. De ietwat schichtige om zich heen kijkende man of vrouw die kijkt of de date er al zit. De blije blik die zegt ‘Jaaa, precies zoals op de profielfoto!’ of de blik van teleurstelling als blijkt dat de date een profielfoto van veel te lang geleden heeft gebruikt. Alsof je een mooi hotel hebt geboekt, maar per ongeluk in de hotelgids uit 1986 hebt gekeken en nu naar een oud vervallen gebouw zit te kijken.

Of je ziet de mensen die overduidelijk op een one night stand uit zijn. Dat ze de deur uitlopen en dat je denkt ‘als dat geen neuken wordt…’ Of mensen die lust met liefde verwarren. Zo eentje was ik er vroeger zelf ook nog weleens, dus ik herken dat gedrag onmiddellijk.

Maar ik ben na een lange en intensieve zoektocht inmiddels compleet gelukkig in de liefde en dat gun ik iedereen. En ik help ook graag. Soms bewust en soms onbewust.

Zo was ik gisteren aan het werk in Café Waterlooplein 77. Een mooie oude kroeg in de Amsterdamse binnenstad. Het café is een mooie mengelmoes van buurtbewoners, lokale dronkaards en vooral veel studenten van de Film- en Theateracademie die om de hoek zit. Als ik 25 jaar jonger was geweest had dat zomaar een van mijn jachtgebieden kunnen zijn. Ik was echt een jager. Altijd op zoek naar een prooi. Die onrust heb ik gelukkig niet meer.

Op tafel 3 zaten een jongeman en een jongedame. Ik schatte ze eind twintig. Terwijl ik aan het werk was observeerde ik ze een beetje. Ze waren aardig tegen elkaar, maar ook wat aftastend. ik vermoedde een date. Maar ineens werd zij wat verwijtend naar hem. Er werd met vingers gewezen. Ze verhief haar stem. Hij bleef cool, maar niet op z’n gemak. OK, die kennen elkaar dus langer, constateerde ik. Ik was tussen het serveren van de drankjes door een beetje mijn eigen playlist aan het samenstellen. Mooie liedjes. Ik zette ‘Be my Baby’ van The Ronettes op. Een juweeltje uit de jaren 1964. Ineens ontdooide de jongedame en er werd zelfs ineens gezoend. Met tong. Er werd in elkaars ogen gekeken en ik zag dat ze lieve woorden tegen elkaar uitspraken.

De jongedame rekende af. ‘Dank je wel dat je dat liedje van The Ronettes opzette. Je hebt zojuist onze relatie gered. Ik wilde het namelijk vanavond hier met hem uitmaken. Maar dit is ons liedje en toen smolt ik. Ik wil het nog een nieuwe kans geven.’
‘Heel goed lieverd. Jullie zijn hartstikke leuk en knap samen. Wees lief voor elkaar!’, zei ik met enige senioriteit, terwijl ik zelf ook een beetje smolt.

En daar liepen ze gearmd de deur uit. Nog even zoenen op de stoep. En ik dacht heel lief: ‘Als dat geen neuken wordt…’

Iets later op de avond zat er een ander stel aan de bar. Ik kende ze al van een eerder bezoek. Ook leuke mensen van rond de dertig. Zij was ijskoud en bitchy tegen hem. Hij werd gefusilleerd met een mitrailleursalvo aan verwijten en hij keek mij af en toe een beetje wanhopig aan met een blik van ‘Broer, wat doe ik fout?! Help me!’ Uiteindelijk bleven zij samen als enige gasten in het café over en toen besloot ik, aangemoedigd door mijn eerdere succes als Cupido, eens te kijken of ik nog eens raak kon schieten. Ofschoon mijn schone wederhelft weleens anders beweert: zo romantisch als mij worden ze niet vaak gemaakt!

Even de helpende hand bieden. Ik richtte mij tot de dame die chagrijnig en ijzig aan de bar zat, terwijl haar vriend op het toilet wat warmers in zijn hand nam: ‘Lieverd, wat is jullie favoriete liedje? Echt jullie liedje.’
De ijskoningin ontdooide ineens en straalde: ‘Groot Hart van De Dijk’
‘Dat is inderdaad een prachtig nummer van misschien wel de mooiste Nederlandstalige band ooit’, zei ik.

Ik zette het liedje op en toen kwam haar vriend van het toilet. En ook hij straalde ineens. We zongen het lied met z’n drieën mee en proostten nog met een drankje. Daarna moest ik sluiten en moest ik het lot aan de liefde overlaten. Ze keken ineens weer verliefd naar elkaar. Ik wenste het stel een mooie nacht en veel liefde toe. ‘Wel lief doen voor elkaar nu, oké?, voegde ik er met mijn romantische senioriteit nog even aan toe’. Het stelletje liep gearmd de deur uit en ze zoenden innig op de stoep. En ik dacht heel lief: ‘Als dat geen neuken wordt…’

En blij en tevree dat ik op één avond twee relaties gered had sloot ik de hut af en liep weer naar huis, waar mijn eigen meisie in bed op me lag te wachten. Ik neuriede ‘Be my Baby’ van The Ronettes en dacht heel lief ‘Ja, het is toch fijn dat er weleens mensen liedjes over de liefde hebben gemaakt. Als dat geen…’

Ho ho ho! Stop niet met lezen. Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor onder de kerstboom? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of het paard van Sinterklaas aan het werk moet zetten!

Rodweek 191 Brrrussel

Het is elk jaar weer spannend. Zodra de loting voor het Europese avontuur van Ajax bekend is gaan de raderen bij mijn vrienden en mij draaien. Er zijn drie steden waar we dan uit kunnen kiezen. We zoeken het liefst de leukste stad uit, of anders een stad waar we toevallig allemaal tegelijk heen kunnen. Hoe ouder we worden en hoe meer verantwoordelijkheden er komen hoe lastiger het wordt om een trip te regelen, maar toch slagen we er al jaren in om minimaal een keer per seizoen met elkaar op Europese uittrip te gaan. En zo hebben we samen al flink wat van Europa gezien met Ajax.

Dit jaar viel de keuze op Marseille. Niet dat we Marseille nou zo’n toffe stad vinden, maar omdat het simpelweg de enige stad was waar we allemaal tegelijk konden zijn. Even een paar dagen uit de tentakels van het gewone dagelijkse leven ontsnappen. We waren dit keer wel zo slim om een annuleringsverzekering te nemen, want de situatie in Frankrijk wil nog wel eens vervelend zijn. En ja hoor: het dreigingsniveau in Frankrijk staat vol op standje ‘aan’ en Marseille is sowieso een ruige stad, dus Ajaxsupporters waren niet welkom. Jammer, maar helaas. Voor het eerst in flink wat jaren ging onze trip niet door. En na de winterstop is het maar afwachten of onze club nog Europees actief is én of wij überhaupt meekunnen.

Jammer. Gelukkig belde mijn vriend Luuk me gelijk op of ik dan interesse had om mee te gaan met een trip van Santos Magazine. Er ging ook een groep gozers uit Amsterdam en Rotterdam mee die mij zeer welbekend zijn. Met een hele ploeg voetbalnerds naar twee wedstrijden op een dag in België, RWDM-Charleroi en Antwerp-Leuven. Een mooi Plan B! Hartstikke leuk, maar de trip was helaas al volgeboekt. Van plan B door naar plan C: ik boekte van het geld dat ik van de Marseilletrip terugkreeg een weekendje Brussel voor mijn vriendin en mij en dan konden we in elk geval mee naar de Brusselse wedstrijd! RWDM is een kleine club in België, een laagvlieger, dus kaartjes aan de poort kopen moest geen probleem zijn. Toch nog een buitenlandse voetbaltrip!

Het hotel dat ik had geboekt lag niet al te ver bij het stadion van RWDM in Molenbeek vandaan, pal achter station Brussel-Noord waar we aankwamen met de trein. Nou schrik ik niet snel en hoeven steden van mij echt niet aangeharkt te zijn, maar vergeleken bij Brussel-Noord zijn de slechtste buurten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam paradijselijke oorden. Wat een naargeestige gribus. Ik was weleens eerder in Brussel geweest, maar toen verbleef ik in de stedelijke grandeur van het centrum. En ik heb niks tegen buitenwijken, sterker nog, die vind ik vaak leuker omdat die vaak meer echt de stad ademen en geen toeristenfuiken zijn, maar Brussel-Noord raad ik niemand aan.

Enfin, de wedstrijd was om 16.00 dus nadat Mo en ik in ons matige hotel hadden ingecheckt togen wij met de bus naar het stadion. Ruim op tijd om de Santos-bus op te wachten, een kaartje te kopen en iets te eten. Vanuit de Santos-reis was één deelnemer afgevallen dus er was een kaartje over. Hoefden we er nog maar eentje zelf bij te kopen. Top!

RWDM-Charleroi, een wedstrijd tussen twee degradatiekandidaten. Vergelijkbaar met een affiche als Volendam-Vitesse op dit moment. Wij liepen naar het hek om wat suppoosten te vragen waar we een kaartje konden kopen. Antwoord: kon niet!!! Dit degradatiepotje werd gezien als een risicowedstrijd, dus het was sinds de avond ervoor niet meer mogelijk om nog een kaartje te kopen. Mooie klotezooi. Waren we hiervoor naar dat aftandse Brussel-Noord gekomen. Ik wilde Mo niet alleen laten, maar zij stond er op dat ik met de jongens mee zou gaan.

Daar kwam de bus met de Santos-boys. Na de hartelijke begroeting moesten we naar de tribunes en daar trok ome Luuk zijn supporterstrukendoos open. Iedereen had immers een kaartje behalve Mo en Luuk probeerde met een combinatie van Frans en Engels (Hoewel Brussel tweetalig is heb je aan Nederlands weinig in Brussel) aan de suppoost duidelijk te maken dat ‘Madame Mo’ haar kaartje was kwijtgeraakt. Mo trok er een Oscarwinnares-waardig droevig gezicht bij, de suppoost trapte er in en Mo mocht met ons doorlopen. Een prachtige glipactie van mijn Leidse Glibber!

In het stadion, vergelijkbaar met een stadionnetje als dat van RKC, was het ijskoud. Brrr! En het voetbal was ook allesbehalve hartverwarmend. Sterker nog, iedereen van onze groep (allemaal voetbalsupporters die al een lange loopbaan op de tribunes hebben) was het over eens dat dit echt de allerslechtste voetbalwedstrijd moet zijn die er ooit is gespeeld. De kans dat je de loterij wint is groter dan dat je ooit zo’n beroerde wedstrijd voor je kiezen krijgt. Het was dus ijskoud, maar voor de tweede keer trad Luuk op als reddende engel voor mijn meisie: hij had teenwarmers bij zich! Dus Mo had lekkere warme voetjes.

De wedstrijd eindigde logischerwijs zoals die begonnen was: 0-0, vrijwel geen kansen gezien. De beide ploegen hadden dit beter schriftelijk af kunnen doen. Ik keek naar mijn koukleumende meisie en dacht: ‘Kolere, die moet echt wel van me houden als ze zelfs hier met me mee naar toe wil gaan.’

Na afloop van deze moeder aller baggerwedstrijden gingen de Santos-mannen weer verder door naar Antwerp FC en Mo en ik gingen weer terug naar Brussel-Noord. Tijd om wat te eten. Punt is alleen dat er in onze best lange straat, de Rue de Brabant, alleen maar smoezelige snackbars, kebab- en dönertenten waren. Allemaal niet erg uitnodigend, maar we hadden echt wel trek. We kozen een willekeurige hut uit. Ik heb zelf het grootste deel van mijn leven in Amsterdam-West gewoond: dat soort achenebbisj tentjes kunnen zomaar juweeltjes zijn waar je de lekkerste hamburger ooit eet. Ik heb in Bangkok in een achterbuurt fantastisch gegeten in een restaurant waar je je hond niet eens zou laten schijten en in Madrid in een morsig restaurantje in een achteraf steeg de beste gazpacho ooit gegeten, gemaakt door een tandeloos oud omaatje. Lang verhaal kort: zo was het niet in Brussel-Noord. Ik ben absoluut geen snobistische connaisseur en ik kan uitstekend op goed snackvoer leven, maar dit was de meest gore hamburger en de meest vieze patat die ik ooit heb proberen te eten. Geprobeerd dus. Na twee happen was ik er klaar mee, Mo hield het iets langer vol. Het lekkerste van het menu was het blikje cola dat we erbij namen.

Voor een enigszins redelijke ontbijttent was het de volgende ochtend ook nog flink zoeken. Om mijn meisie toch te overtuigen dat Brussel best leuk is namen we de trein naar Centraal Station. In drie minuten reis je van gribus naar grandeur. Brussel heeft een mooi centrum, we kregen eindelijk fatsoenlijk eten, maar het was alleen zo stervenskoud dat we toch eerder weer terug naar Amsterdam zijn gegaan.

Het was brrr in Brussel, maar we geven Brussel in de lente of zomer weer een nieuwe kans. Alleen dan niet in Brussel Noord. Hoewel Brussel Noord in die zin uniek was dat ik er de slechtste wedstrijd ooit heb gezien, het goorste hamburgermenu aller tijden heb gegeten en dat het in West-Europa de meest smotsige buurt is waar ik ooit ben geweest. En die herinnering is ook wat waard. Anders heb ik tenslotte niks meer te schrijven.

Hohoho, nog niet stoppen met lezen! Wil jij nog een origineel en gesigneerd kerstcadeau voor onder de boom of heb je mijn bundel Lockdownsyndroom per ongeluk nog niet zelf gekocht? Dat kunnen we regelen. Ik heb nog een aantal exemplaren liggen. Voor 15 euro kun je het afhalen in Amsterdam-Centrum en voor 19,50 stuur ik het naar je op. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]


Rodweek 188 Kretenzer Kronieken 6 Tatu Tatu!

‘’Tatu Tatu!’’ of ‘’Wieuw! Wieuw! Wieuw!’’ Het zijn geluiden die zich niet makkelijk in woorden laten vangen, maar je zult begrijpen dat ik hier het geluid van politie, ambulance of brandweer probeer uit te drukken. Geluiden die in Amsterdam bij de dagelijkse stadsgeluiden horen maar die hier in Agia Galini volstrekt niet bestaan. De gemiddelde inwoner van Galini kent het geluid van een politiewagen alleen van de TV. De politiepost zit een paar dorpen verderop, Dus als je winkel wordt overvallen dan is de gemene pikkedief voordat de smeris ter plaatse is ‘m allang weer via de bergen gesmeerd. Je huis in de fik? Beter ga je zelf blussen of snel wegrennen, want voor dat de brandweer er is kan het ook wel even duren. Je poot breken? Anderhalf uur naar het ziekenhuis in Heraklion. Moet je wel de mazzel hebben dat je iemand met een auto kent. Hartaanval? Hopen dat er iemand kan reanimeren anders is het gewoon einde oefening ouwe! Agia Galini is prachtig, maar je moet er niet aan denken dat je hier wat overkomt. Stel dat wij hier tijdens de ziekte van mijn meisje hadden gewoond, dan dat had de situatie nog aanzienlijk moeilijker gemaakt dan die al was. Elke week of soms elke dag anderhalf uur heen en terug naar Heraklion in een niet al te hygiënisch ziekenhuis. Wat dat betreft hou ik heel erg van de gemakken van een stad. En met de lusten van de stad neem ik de lasten ook voor lief. In een stad als Amsterdam wonen is een keuze. En in een toeristische binnenstad wonen zeker. Ik kies daar voor. Graag. Met alles wat erbij hoort.

Politie is in Galini niet echt nodig. De paar honderd mensen die er wonen stelen niet van elkaar en de toeristen zijn geen opgeschoten agressieve jongelui, zakkenrollers of oude vrouwtjes berovend straattuig. Die hebben gewoon echt niks te zoeken hier. Dat spul zit allemaal lekker in het noorden bij Chersonissos en dat soort ”feestoorden”. Vorige zomer was de discotheek in Galini heropend na een tijd leeg te hebben gestaan. Stel je bij die danserette niet te veel voor. Mo en ik zijn er één keer geweest en hielden het na twee beleefdheidsdrankjes maar voor gezien. Nu was de discotheek alweer gesloten. Een van de redenen: er was een vechtpartij geweest en daar schrok de eigenaar zo vreselijk van dat de hut gelijk weer werd gesloten! Ik heb bijna twintig jaar in de Melkweg gewerkt. Dan kon die lieverd bij ons de tent bijna elke week wel sluiten.

De enige vorm van straatgeluiden die je in Galini hoort: de blaffende honden die bergopwaarts wonen en tegen elkaar in blaffen en de straatkatten die in bendes in de straatjes van Galini allemaal hun eigen territoria hebben en regelmatig met flink veel lawaai met elkaar vechten. De enige levende ‘streetwise’ wezens in Galini zijn de straatkatten, met littekens en happen uit oortjes. Dat zijn de grootste gangsters van Galini.

Galini is in alles anders dan Amsterdam en hoeveel ik ook van Amsterdam houd: die totale relaxtheid, niet continu die grotestads-antenne voor brutale hufterigheid, onbeschoftheid of ander sfeerverlagend gedrag aan te hebben hoeven staan is een paar weken per jaar heel erg fijn.

Wij gaan morgen weer terug naar Nederland. Het schijnt koud pokkenweer te zijn. Blij dat we onze zomer nog even met twee weken hebben kunnen verlengen. Morgenavond hebben we geen zon (echt twee weken goeie zon gehad), geen joelende honden, vechtende kattenbendes meer, geen ultraverse vis en geen kannen halve liters wijn voor zes euro meer.

Vanaf morgen zijn we gewoon weer in ons eigen rare, mooie, criminele, regenachtige, koude, veel te dure Amsterdam, waar je vaak minimaal zes euro voor een matig inschonken glas wijn betaalt waarbij de bodem van je glas amper nat is (tenzij ik ‘m voor je inschenk natuurlijk!). Maar we worden donderdag wel weer wakker met ons schitterende uitzicht op de Zuidertoren en het vertrouwde ‘’tatu-tatu!’’ en ‘’wieuw-wieuw-wieuw!’’ En daar kijk ik toch ook wel weer naar uit. Als je begrijpt wat ik bedoel.

Voor Kretenzer Kronieken 1 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 2 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 3 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 4 KLIK HIERO
Voor Kretenzer Kronieken 5 KLIK HIERO

Nog een lekker boek kopen voor de koude herfstdagen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdowsyndroom liggen! 15 piek als ‘m afhaalt in het centrum, 19,50 als ik ‘m naar je opstuur. Laat een reactie achter of mail naar [email protected]

Kretenzer Kronieken (4) Massage

Op het moment van schrijven ligt mijn vriendin bij de plaatselijke masseur op tafel. Ze wordt een uur lang onder Kretenzer klauwen genomen. Dat moet altijd als we hier zijn, want dat is haar vaste masseur. Zij liever dan ik. Ik heb daar compleet geen geduld voor. De laatste keer dat ik me heb laten masseren was in 2009 in Thailand op het strand. Vier mensen op een rij. Twee vrienden, een vriendin en ik lagen daar op onze strandbedden. We hadden allemaal geboekt voor een uur. Terwijl mijn vrienden zich de Thaise kneepjes gewillig lieten welgevallen zat ik me na vijf minuten al af te vragen wat ik daar in godsnaam deed. Ik heb het uit beleefdheid nog een kwartier aangevoeld en toen vond ik het wel weer welletjes. Ik betaalde de masseuse het afgesproken uurtarief plus fooi. Als ze maar ophield. Niet dat ze het slecht of te hard of te zacht deed: ik heb er gewoon de rust niet voor. En blij dat het gepriegel aan mijn lijf voorbij was toog ik weer naar de strandbar.

Waar ik altijd wel de rust voor heb is naar het kijken van voetbal. Ondanks dat mijn helden die genoemd zijn naar de Griekse God Ajax het momenteel slechter dan ooit doen onderga ik het kijken daarnaar zelfs nog liever dan een massage. Met het Nederlands Elftal heb ik nooit het gevoel gehad dat Ajax bij me oproept. Daar blijf ik niet voor thuis en ik zeg er ook niks voor af. Als het opstaat kijk ik mee, maar ik kan daar redelijk neutraal naar kijken. Het roept simpelweg niet de emotie of de passie op die Ajax wel bij me losmaakt. Losmaakt als een massage, al is de massage momenteel meer een marteling.

Maar als ik dan toch in Griekenland ben en Griekenland neemt het tegen Nederland op dan vind ik het wel zo leuk om dat daar te kijken. En dan bij voorkeur bij mijn Griekse vriend Ioannis die een bar aan de haven heeft. Grieken zijn bezeten van voetbal en Ioannis is daar geen uitzondering op. Grieken zijn ook nog bijzonder kerkelijk. De kerken staan er niet zoals vele kerken in Nederland nog slechts ter decoratie van een stad of dorp of dienen inmiddels als poptempels: nee, ze worden echt nog gebruikt als gebedshuizen. Ook in een klein dorp als Galini zit de kerk op zondag gewoon vol. Maar voetbal komt bij veel Grieken dus minimaal op de gedeelde eerste plaats qua religieuze beleving.

Na het avondeten vertrekken we richting Ioannis’ Balloon Bar. Zou het druk zijn? Neen. Het is het einde van het seizoen, veel toeristen zijn al weg en de Griekse mannen kijken waarschijnlijk samen. Bepaald geen Griekse heksenketel. We kunnen zelfs helemaal vooraan zitten met wat andere Nederlandse toeristen.

Ioannis en ik wedden om een drankje wie er gaat winnen. Ik zeg Nederland. De Grieken spelen slecht, maar Nederland ‘vergeet zichzelf te belonen’, om er maar een voetbalcliché uit te gooien. Uiteindelijk schiet aanvoerder Virgil Nederland in blessuretijd naar de winst en mij naar een gratis wijntje. Yamas Virgil!

Omdat de wedstrijd pas om 21.45 plaatselijke tijd begon en de scheidsrechter met de blessuretijd zo scheutig is als een Griek met een fles Raki is de wedstrijd pas rond 0.00 afgelopen. Eigenlijk royaal voorbij onze bedtijd. Wij liggen er meestal uiterlijk 22.00/22.30 in.

Mootje komt zo blij terug van haar massage, zoveel is zeker. We gaan vanmiddag eens niet het dorp in, maar gewoon even lekker aan het zwembad liggen. Zij lekker lezen, ik werken aan mijn schrijfopdracht en ons ondertussen weldadig laten masseren door de zonnestralen. Die massage vind ik dan weer wel lekker.

Voor deel 1 klik HIERO
Voor deel 2 klik HIERO
Voor deel 3 klik HIERO

Yo! Wil je nog een fijn boek voor de herfstachtige dagen? Ik heb nog een aantal exemplaren van mijn bundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. Vanaf 25 oktober ben ik weer terug in Amsterdam. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam-Centrum of 19,50 als ik ‘m naar je opstuur. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]