Rodweek 199 Je lul bij de kiloknaller

Als je een team horecamedewerkers vergelijkt met een voetbalteam dan is een kok je keeper. Ze zijn anders gekleed dan de andere teamgenoten, ze hebben een specialisme binnen het team en ze zijn door de regel genomen knettergek, een tikje zonderling of op z’n minst net een beetje anders dan de rest. Na een goeie twee decennia horeca-ervaring en een bonte stoet aan koks die ik voorbij heb zien komen mag ik die conclusie wel trekken.

Een van de gekste in zijn soort was dan toch wel Aart, de bulderende broodjeskok van Café Bax waar ik tussen 2007 en 2013 werkte. Aart was een geniale gek, zoals veel koks. Die was beroemd en berucht in Oud West. Beroemd omdat hij vreselijk goed was in zijn werk. Ik keek wel eens met hem mee hoe hij zijn broodjes maakte en daar heb ik tot de dag van vandaag profijt van. Van Aart heb ik echt de perfecte uitsmijter leren bakken. Met roomboter op laag vuur zodat je er een mooi bruin randje omheen krijgt. Mensen kwamen van heinde en verre voor een uitsmijter van die ouwe.

Maar hij was dus ook berucht omdat hij een bek als een roestig koksmes kon hebben. Als Aart je aardig vond dan kon hij grappig, vriendelijk, attent en gul zijn. En hij gaf daklozen gewoon vaak zomaar een tientje als hij zag dat ze honger hadden. Maar als ie je echt niet mocht was hij lomp, hard en vals en dan kwam het ook niet snel meer goed. Ik zat gelukkig in het eerste kamp. Of Aart je mocht dat hing ook een beetje samen met hoe je zijn wodka inschonk die hij na zijn werk als personeelsdrankje kreeg. Degene die zijn drankje te zuinig inschonk moest hard zijn of haar best doen om weer bij Aart in genade te vallen. ‘Die klootzak maakt godverdomme de bodem amper nat. Rod, als jij zo een biertje pakt, schenk me dan even fatsoenlijk bij’, bromde hij dan. Tegen de vrouw die zijn tonijnsalade te zuur vond: ‘Dan moet ze in de spiegel kijken, dan zal ze zien wat zuur is!’ schreeuwde hij dan uit de keuken. Hard genoeg zodat de mevrouw in kwestie het ook op het terras kon horen. Tegen een vervelende gast: ‘Als je nou niet oprot dan geef ik je zo’n klap op je bek dat je neus op achterhoofd staat!’ Tegen ongeduldige zeurders die vonden dat ze te lang op hun broodje moesten wachten: ”Die is nog bang dat ie te laat op z’n eigen begrafenis komt! Nou, ik zal ‘m helpen!” En nog een Aart-klassieker: ”Jij wordt nooit zo oud als je eruit ziet!”

Hij was ook altijd spullen kwijt. Liep hij weer vloekend en tierend door z’n keuken en dan kwam ik binnen:
‘Aart, dat mes hangt daar.’ En dan was Aarts gevleugelde uitspraak: ‘Ah, dank je wel. Eerst vloeken, dan zoeken’ of ‘Eerst zeiken, dan kijken.’

Als Aart in deze tijd had gewerkt zou hij waarschijnlijk een ‘Matthijs van Nieuwkerkje’ krijgen, hoewel het in horeca niet abnormaal is om even tegen elkaar te schreeuwen als er iets misgaat. Je werkt nou eenmaal onder een bepaalde druk en de ene kan daar beter mee omgaan dan de ander. Al ben ik zelf niet snel schreeuwerig (maar wel duidelijk) en raak ik ook niet snel in paniek van een vol terras. Het zijn maar mensen en dan wachten ze maar even. Als ze niet zien dat het druk is gaan ze maar lekker weg. Aart kon weleens flippen, want die zag al die bonnetjes met bestellingen binnenkomen, maar na het werk dronken we weer een biertje samen en waren we het allebei allang weer vergeten. ‘Lekker gewerkt?’ ‘Ja hoor!’

De dagelijkse opmerkingen, beledigingen en scheldpartijen van Aart vielen natuurlijk niet bij iedereen in goede aarde, maar gek genoeg kwamen sommige mensen er echt voor om hem te horen tieren of om zelf een belediging te ontvangen. Sommige gasten leken welhaast masochistisch daarin. Die waren teleurgesteld als ze niet door Aart waren beledigd. Maar dan namen Robin en ik samen soms de honneurs waar.

Toch vond Aart zichzelf geen kok. ‘Ik ben een beunhaas’, zei hij altijd. Hij had er nooit een opleiding voor gedaan. Er werd hem ooit gevraagd of hij broodjes kon smeren. ‘Zeker’, antwoordde Aart en toen had hij een baan.

Als Aart en ik na het werk samen op het terras zaten, hij met z’n wodka en ik met m’n biertje dan mocht Aart ook graag naar voorbijtrekkend vrouwelijk schoon kijken. Dan zag hij een mooie dame achter een kinderwagen lopen en dan was het: ‘Nou, ik zou niet de vader maar wel de dader willen zijn!’ Maar als er dan een vrouw passeerde die aanmerkelijk minder in de smaak viel dan was zijn legendarische uitdrukking: ‘Als m’n lul daarop reageert dan breng ik ‘m naar de Kema!’ De Kema is de goedkope kiloknalslagerij aan de overkant op de Kinkerstraat.

Wat allesbehalve een kiloknalslagerij is is Slagerij Louman in de Jordaan. De beste slagerij van Amsterdam. Daar haalde Aart altijd die verrukkelijke osseworst. Osseworst zonder ‘n’ inderdaad. Mooi broodje, dikke plakken osseworst rode ui, zout, peper en zuur erbij: het is nog steeds een van m’n favoriete broodjes en eens in de zoveel tijd haal ik dan ook even een lekker stuk osseworst bij Louman. De slager op de Goudsbloemstraat waar je echt nog onvervalst Jordaans hoort.

Maar tot mijn grote schrik las ik onlangs dat Louman de deuren ging sluiten! De schrik sloeg me om het hart, waar moet ik nou mijn favoriete osseworst halen? Ik heb best een paar goede slagerijen bij mij in de buurt, maar Louman is echt mijn favoriet. Daar loop of fiets ik echt voor om.

Met paniek in mijn ogen, wat pips rond de neus en met licht trillende stem bestelde ik voor de zekerheid maar twee stukken osseworst en vroeg ik of het echt waar was dat de slagerij per 1 maart zou sluiten. ‘Nee hoor Rod, het gaat om de winkel in Landsmeer. Wij blijven gewoon. Maar je bent niet de eerste die het vraagt, want de hele buurt was in paniek!’


Het nieuws bleek op een nogal verwarrende manier te zijn gebracht. De hele Jordaan plus ik waren in rep roer! Maar gelukkig bleek het loos alarm. En zo kan ik mijn favoriete broodje voor mijn meisje (die inmiddels ook verslaafd is aan specifiek die osseworst) en mij blijven maken.

Aart ben ik al een jaar of acht compleet uit het oog verloren, net als veel mensen. Ik weet eerlijk gezegd niet eens of hij nog wel leeft. Hij lijkt van de Aartbodem verdwenen (ba-dum-tss!!) maar ik denk nog vaak aan hem. ‘Eerst vloeken dan zoeken’, zit nog steeds in mijn repertoire als ik weer eens iets kwijt ben, vloekend door het huis loop en het ding dan op een volkomen normale plek vind. En ik denk vaak aan Aart als ik een broodje osseworst, een broodje zalm met avocado of natuurlijk een uitsmijter maak. En als ik langs de Kema loop moet ik altijd even glimlachen.

Rodweek 195 Echte Mannen

The Big Lebowski: ‘What makes a man, Mr. Lebowski?’
The Dude: ‘Uhh… I don’t know Sir.’
The Big Lebowski: ‘Is it being prepared to do the right thing, whatever the cost? Isn’t that what makes a man?’
The Dude: ‘Hmmm… Sure, that and a pair of testicles.’

Bovenstaand een fragment uit mijn favoriete film, The Big Lebowski. Het is een vraag die mij ook wel eens bezig houdt: wat is nou een echte man? En ben ik er één?

Aan het basiskenmerk zoals The Dude het omschrijft, het hebben van testikels, voldoe ik.

Maar verder? Wat is nou een echte man? Ik leg mezelf even langs de mannelijke meetlat.

Als ik naast mijn vriend Lex aan de bar zit en hij begint te praten over motoren, brommers, Formule 1, klussen en allerlei technische zaken, dan ben ik hem al snel kwijt. Lex is handig. Hij is timmerman, klusjesman en kan dingen repareren: dat zijn echt van die mannenskills die niet in mijn basispakket zitten. En die ik ook nooit geleerd heb. Als ik een spijker in de muur sla zit heel Amsterdam zonder stroom. Al was dat overigens niet de reden van de stroomstoring die er laatst was! Ik kijk wel beter uit.

Ik heb een handige vader, ik heb ook altijd handige schoonvaders gehad en ik heb genoeg handige vrienden om me heen. Dus de klusjes waar handigheid en een goede motoriek voor zijn vereist laat ik graag aan anderen over. Mijn talent is dan weer wel om handige mensen om me heen te verzamelen. Het is met klussen in huis gewoon beter en leuker voor iedereen dat ik de catering verzorg. Daar ben ik dan weer goed in. Ik ben een zorgzame man die mensen graag in de watten legt. Dat maakt mij dan ook uitermate geschikt voor horeca. Ik maak het mensen graag naar de zin. De jaarlijkse vergaderingen in ons pand zijn ook altijd bij ons. Dan is er voor iedereen genoeg te te eten en te drinken. Helaas waren mijn verzorgende skills niet genoeg om verpleegkundige te worden, wat ik ook nog een blauwe maandag heb geprobeerd. Dat was helaas niet mijn pad.

Auto’s! Je hebt toch wel iets met auto’s? Nog zo’n ‘mannenman’-dingen waar ik niks mee heb: ik heb nog nooit enig gemotoriseerd voertuig bestuurd. Ik nooit ook zelfs maar de lichtste ambitie gevoeld om een rijbewijs te halen, een motor te hebben of zelfs maar om een een brommer of een scooter te besturen. Met jongens die vroeger aan brommers en auto’s liepen te sleutelen in het fietsenhok had ik nooit zoveel gespreksonderwerpen. Dat was hun ding. Ik liep liever aan meisjes te sleutelen.

Computertechniek dan? Hou op met me! Ik weet nog net hoe dat ding aan en uit moet en hoe ik mijn columns kan posten. Voor de rest weet ik er helemaal niks van.

OK: sportief dan? Je kan toch wel iets mannelijks? Nee. Ik kijk heel graag naar sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Ik praat en schrijf er veel over. Ik weet er ook veel van. Mensen betalen mij soms voor mijn voetbalschrijfsels en zijn benieuwd naar mijn meningen over wedstrijden, maar ik heb zelf nul komma nul balgevoel en de motoriek en de souplesse van een blok beton. Mijn beste positie is aan de zijlijn van het veld of op de tribune.

Ik ben dan wel weer heel competitief in spelletjes. Ik wil altijd winnen als ik weet dat ik minimaal gelijkwaardig ben in het spelletje.

Muziek dan? Zelfde verhaal als met voetbal. Ik weet er van alles vanaf. Ik presenteer muziekquizzen, schrijf er soms over, maar ik kan niet zingen, ik heb nul ritmegevoel en ik kan ook geen instrument bespelen. Een elektrische triangel misschien als ik m’n best doe.

OK. Niet technisch, weet niks van computers, is slecht in sport en kan ook geen instrument spelen.

Godsamme, wees toch eens ergens een vent in! Rod, je bent een kroegtijger. Altijd al geweest. Drinken, roken en vrouwen! Daar hou je van. Maar ook weleens een beetje vechten? Lekker beuken tegen andere testosteronbommen? Hard schreeuwen tegen andere mannen? Ook al niet. Ik ben totaal niet agressief aangelegd. Ook niet met een stoot drank in mijn mik. Van de paar keer dat ik, met wisselend succes, heb gevochten heb ik nooit de eerste klap uitgedeeld en was ik sowieso niet de agressor. Het zit er simpelweg niet in. Als het dreigend wordt loop ik liever weg dan dat ik het tot een fysieke confrontatie laat komen. Ik heb daar gewoon nooit zo’n zin in.

Goed, verder op de mannenschaal: ooit gedacht om een gezin te stichten?

Gezin, met kinderen maken en zo? Dat stond nooit hoog op mijn prioriteitenlijst. Ik vind het proces van kindjes maken bijzonder leuk, maar daar houdt het wel bij op. Ik hoef ze niet per se als onderdeel van mijn gezin te hebben. Wat overigens niet betekent dat ik een zure kinderhater ben. Ik vind het hartstikke leuk om op te passen, er mee door te stad te lopen en om met ze te ouwehoeren. De meeste kinderen zijn cool. Maar ik moet ze wel snel terug kunnen geven aan de rechtmatige ouders. Daarbij heeft mijn meisie er al eentje van 23 die op zichzelf woont, dus die is af. Daar hoeven we niks meer aan te doen.

OK Rod, dan moet je toch op z’n minst een huis hebben gekocht? Wel, dat is er nooit van gekomen en tenzij de loterijballetjes een keer leuk vallen of ik een enorme bestseller ga schrijven zie ik het er ook niet meer van komen. En al helemaal niet in mijn onbetaalbare stad. Daarbij woon ik al op de mooiste plek van mijn favoriete stad voor een betaalbare huur en dat is me bijzonder veel waard. Daardoor kan ik werken om te leven en leef ik niet om te werken.

Godver, ook al geen eigen koophuis. Wat kan jij nou wel als man? Jagen, ouwe, jagen! Toch? Er zit toch wel iets van een man in je? Welnu, het enige jachtinstinct dat in mij zat was op het jagen van rokken in het hoofdstedelijke nachtleven. Ik was altijd op jacht als een nachtluipaard. Sluipend en loerend op een vrouwelijke prooi. En daar was ik dan ook redelijk bedreven in. Dat is toch wel een goeie mannenskill? Maar na een lange en intensieve safari als nachtluipaard ben ik inmiddels alweer een paar jaar onder de pannen bij de vrouw van mijn dromen. En over pannen gesproken: daar ben ik dan ook wel weer handig mee. Ik kan goed koken. En daar wordt mijn meisie ook blij van.

De vrouw die de motorisch gestoorde, onhandige, atechnische, asportieve, aritmische, competitieve, geweldloze, kinderloze, rijbewijsloze nachtvlinder die schrijver dezes is toch maar mooi in haar armen heeft gesloten. Ze zal er altijd voor me zijn. En ik zal er altijd voor haar zijn en voor haar zorgen, koste wat kost en onvoorwaardelijk, zoals ik er ook tijdens haar ziekte altijd voor haar was. Misschien maakt dat me een echte man, Mr. Lebowski? Uhh.. Ja, dat. Oh ja, en de testikels.

Rodweek 190 Circus Pff…

‘Oh nee, Rod, doe het niet, doe het alsjeblieft niet, hou je in, hou nooouuuuu iiihhiiiin, lieve ome Rod, ouwe dibbes! Dit wordt alleen maar gezeeeiiiiheeeik en geklooooohoooot!’, dacht ik nog voor het schrijven van deze column. Maar ik doe het toch: een column schrijven over politiek. Ik probeer me op mijn socials doorgaans zo ver mogelijk van politieke onderwerpen te houden. De reden is dat het, zeker als je een uitgebreide contactenlijst op die socials hebt, met mensen van diverse politieke pluimage (ik sluit niemand om politieke voorkeuren uit, tenzij het echt radicale gekken zijn) te maken hebt. En daar zitten dan ook altijd net iets te fanatieke internetschreeuwers tussen die hun meninkje er door willen persen. Die via hun toetsenbord gaan blèren tegen mensen die ze in het echte leven niet kennen. De zogenaamde toetsenbordhelden, u kent ze wel. Ik ook helaas. En daarom prefereer ik om mijn socials gewoon zoveel mogelijk te vullen met leuke en gezellige onderwerpen. Poezenplaatjes, columns, aptoniemen, foto’s of leuke columnquotes uitproberen. Ik heb wel meer te doen dan semantische discussies aan te gaan met mensen met wie ik het toch nooit eens word en ik heb ook geen tijd en geen zin om domme fitties tussen mensen op mijn tijdlijn te modereren.

Maar vandaag wil ik het dus even wel over ‘de polletiek’ hebben. Ik werd vanmorgen, net als iedere andere Nederlander wakker in een land waarin de PVV de grootste partij is. Dat is bizar. Dat ik het nog mee moet maken. 2023 is een raar jaar. Ajax heeft laatste gestaan en de PVV heeft ineens de grootste lul: hoe dan?!

In het geval van Ajax is het simpel: wanbeleid en de lul van Marc Overmars. In willekeurige volgorde. De PVV de grootste: wanbeleid van de VVD. Dertien jaar ‘kutte onder Rutte’ die grote onvrede onder de bevolking tot gevolg hebben gehad. Dat de PVV gisteravond de grootste partij is geworden is zoals je dat in het Engels mooi zegt: ‘An accident waiting to happen.’ Rutte heeft het verkut, veel mooie praatjes, lekker alles weglachen, maar ondertussen kunnen veel mensen amper hun boodschappen betalen en kan vrijwel niemand meer een woning vinden. En die lieve Dilan Yesilgöz met haar brugklasstem doet ook alleen maar loze beloftes waar niemand iets voor koopt. Mensen zijn klaar met dit soort gelul en ik snap het. De oude politiek had de macht en die hebben ze door hun eigen salonfähigheid zelf uit hun poten laten kletteren. De arrogantie van de macht. Het heeft zich nu tegen zich gekeerd. En dan kan ik als linkse stemmer heel hard gaan huilen dat het allemaal zo gemeen is en boehoehoe, maar de uitslag van gisteren kon je van minimaal tien kilometer zien aankomen. En hij was nog harder dan iedereen kon denken.

De PVV is een monster en dat monster voedt zich met onvrede. En laat die onvrede nou toevallig net in overvloed aanwezig zijn in ons landje. Het monster vreet z’n buikje rond. En dat hebben de gevestigde partijen aan zichzelf te danken. Je kunt PVV-stemmers niet zomaar als domme xenofobische boeren wegzetten. Het is gewoon de teleurgestelde arbeidersklasse die zich niet meer kan vinden in de oude linkse politiek. En hoe win je deze mensen weer terug? Bijvoorbeeld door minder in oude links/rechts-dogma’s te blijven hangen.

Ik zal van mijn leven nooit PVV stemmen. En ook geen VVD. Ik ben ook een gozer uit de arbeidersklasse en iemand die het beste voorheeft met iedereen, dat laatste mis ik nogal eens bij rechtse partijen. Die zitten er vooral voor zichzelf. Pluchepakkers. Kom je dus al snel uit bij de linkervleugel. Groen Links/SP, dat is mijn hoek, hoewel ook niet in alles. PvdA is al jaren VVD-light. En uitgerekend die gingen samen met Groen Links. Daar had ik in het begin nog wel wat verwachtingen van maar toen Frans Timmermans aan het roer kwam wist ik genoeg. Frans Timmermans is de ultieme salonsocialist, met z’n enorme 17 kamer-huis, z’n dikke pens, z’n royale salaris, bonussen, wachtgeld en de privéjet waarin hij graag met vriend Diederik in vliegt. Links lullen, rechts zakkenvullen en geen idee hoe arbeiders leven en sappelen. Joop den Uyl zou zich in zijn graf omdraaien. En toch heb ik op die fusiepartij gestemd. Niet op hem, natuurlijk niet, maar op een Groen-Linkse mevrouw uit die partij. Ik heb met frisse tegenzin op die partij gestemd, Alsof je verplicht een hapje uit de kattenbak moest eten. SP is te klein en ik wilde per se niet dat Wilders het zou worden. Ik ben dus gewoon zo’n lul die strategisch heeft gestemd. Mijn hart zegt SP.

Ik heb de debatten gevolgd. Omzigt hield zich staande maar is iets teveel een christelijke schoolmeester die te ver van het volk afstaat, Dilan vertelde vooral graag hoe ontzettend klaar ze er voor is en strooide met wat loze beloftes net als haar voorganger en Frans Timmermans was de hopeloze verliezer met z’n gegoochel over cijfers en z’n klimaatstokpaardje. Maar wie liep er na elk debat lachend en als glansrijke winnaar de studio uit: Geert Wilders. Wat je ook van de man vindt: hij is een geweldige debater en altijd goed voor een mooie one-liner. Zo moest ik best wel lachen toen hij de bolbuikige Timmermans in het VI-debat voor joker zette: ‘U kunt wachten tot u een ons weegt, mijnheer Timmermans. Maar dat kan in uw geval wel even duren.’ En hij sloeg ze allemaal links en rechts om de oren met hun eigen uitspraken. Hij won die debatten fluitend. Daar heeft hij geweldig mee gescoord in het land.

Mijn bezwaar tegen Wilders is dat ik nooit zou stemmen op iemand die mensen uitsluit (in zijn geval met name de Moslimgemeenschap) en discrimineert. Iemand die woorden als ‘kopvoddentax’ in de mond neemt. Iemand die polariseert in plaats van verbindend is. Dat is niet mijn volk.

Wie wel mijn volk is is mijn gabber Mounir die ik al bijna dertig jaar ken. Mounir is geboren in Marokko, opgegroeid in Amsterdam-Oost en net zo Nederlands en Amsterdams als ik, maakt net zulke platte grappen als ik, maar vergeet nooit zijn Marokkaanse roots. En hoewel hij moslim is drinkt hij ook graag een biertje met mij. Dan kijkt Allah maar even niet. ‘Hutspot met couscous’ noemde ik hem laatst toen ik hem sprak in zijn nieuwe woonplaats Amersfoort. Mounir schrijft ook en op een hele leuke verbindende wijze. Ik moet altijd erg lachen om zijn geschreven dialogen tussen Mounir en zijn Nederlandse tokkiebuurman Arie. Arie spreekt Mounir steevast aan met ‘Ali Baba’ of ‘Kameel’, maar ondertussen hebben ze tijdens hun gesprekken ook lol met elkaar en zien ze elkaars positieve kanten en respecteren ze elkaars cultuur. Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar.

Mounir vertelde over zijn helaas overleden vader die bij de eerste lichting Marokkaanse gastarbeiders hoorde (‘toen vonden ze ons nog leuk’, lachte Mounir bitterzoet). ‘Mijn vader had een pleurishekel aan die Marokkaanse straatcrimineeltjes die de boel liepen te verzieken in de buurt. Die jochies maken alles stuk wat wij hebben opgebouwd. Ze hebben geen idee hoe goed ze het hier hebben.’ En dat is waar de oude politiek veel op heeft verloren.

Dat verbindende wat Mounir heeft heeft Wilders niet en dat gaat ie ook niet meer krijgen op z’n oude dag.

Daarnaast ís PVV Geert Wilders. En niemand anders. Net als dat de LPF alleen Pim Fortuyn was en FvD alleen maar Thierry Baudet is (inmiddels een marginaal splinterpartijtje). Toen Fortuyn door een extremistische idioot werd vermoord werd pijnlijk duidelijk dat er onder hem alleen maar kneuzen zaten (weet je nog, sukkels als Mat Herben en Herman Heinsbroek) en in de PVV zitten types als Fleur Agema, die engerd Dion Graus en nog een stapeltje brandhout. Mocht Wilders onverhoopt iets overkomen dan is die partij dus overgeleverd aan mensen die hem totaal, maar dan ook totaal niet kunnen vervangen.

Onder de zetel van Wilders zitten alleen maar clowns. Ik heb clowns nooit leuk gevonden. Weet je wat het is, je kunt de clowns wel naar het Torentje brengen, maar dat maakt ze geen regeerders. Het maakt van het Torentje een circus. Het doodvermoeiende Circus Pff…


Rodweek 180 In de buurt van Amersfoort

Jaren geleden kwam ik eens een Amerikaanse man tegen in de kroeg die er nogal verbaasd over was dat mijn vrienden en ik niet nu en dan eens naar Parijs gingen voor een avondje uit. Want dat is maar vier uur rijden. En wat zijn nou vier uurtjes voor een leuk avondje uit? Ik legde hem uit dat Nederlanders in het algemeen en Amsterdammers in het bijzonder afstanden al snel ver vinden. Zeg tegen een Amsterdammer dat er een feestje is in Amstelveen of in Haarlem en de Amsterdammer zal moeilijk kijken en verzuchten dat het wel leuk is, maar dat het ook wel een takkeneind weg is. Je zal het verdomme moeten kruipen, met je dichtbij! Zo redeneert de Amsterdammer. Laat staan als de Amsterdammer nóg verder van de natuurlijke habitat van beton en grachten moet reizen. Alles buiten de ring A10 wordt gezien als onmenselijk ver weg.

Mijn Amerikaanse gesprekspartner vond het bizar. Amerikanen kijken compleet anders naar afstanden. De Amerikaan kwam uit de buurt van New York, zo zei hij. Gaande het gesprek kwam naar voren dat het naar de stad New York nog zeker twee uur rijden was voor hem. Dat noemt een Amerikaan dus ‘in de buurt van’. Een Nederlander uit Groningen zal niet zeggen dat hij uit de buurt van Maastricht of Utrecht komt. Maar Nederland is klein. Ons landje zou in Amerika een kleine staat zijn. Volgens mij is alleen Maryland qua oppervlakte enigszins vergelijkbaar. De andere staten zijn allemaal veel groter.

Ik moest weer aan dit verhaal denken toen ik afgelopen week de show van Paulien Cornelisse zag. Iemand vroeg haar of ze in de buurt van Amersfoort woonde. Nou nee, in Amsterdam, antwoordde zij. Dat ligt er toch wel een dik half uur vandaan.

Als je Nederland als dartbord ziet en je gooit in de roos, dan raak je Amersfoort. Amersfoort is precies het kadastrale middelpunt van Nederland. Zo ongeveer elke plek op het vasteland in Nederland ligt op maximaal rond de twee uur rijden van Amersfoort. Als we de definitie van die Amerikaan volgen komen wij dus allemaal uit de buurt van Amersfoort.

Ik ben ook zo iemand die slechts bij uitzondering de wereld buiten de ring A10 verlaat. Maar daar is dus nu verandering in gekomen. Voor Uitjesbureau bezoek ik elke week een andere stad en daar maak ik dan een leuk verhaal over. Ik ga op zoek naar stadsgeheimen. Uitjesbureau organiseert personeelsuitjes en die heb ik voor verschillende steden uitgeschreven. Sommige steden kende ik alleen niet zo goed en om een idee te hebben over welke stad ik schreef ging ik dan naar zo’n stad toe, zoals bijvoorbeeld Maastricht, Enschede en jawel… Amersfoort. Ik was dus in mijn hele 46-jarige bestaan echt nog nooit in Amersfoort geweest!

Ik kwam er steeds meer achter dat ik Nederland eigenlijk helemaal niet zo goed ken. Ik weet door al mijn reizen prima de weg in pak ‘m beet Budapest, Londen, Antwerpen, Barcelona, Madrid, Parijs, Vancouver, Napels, Paramaribo, Bangkok en Agia Galini (OK, Galini heeft maar vijf straten), maar ik was dus nog nooit in Amersfoort geweest, op een half uur van Amsterdam. Dat is eigenlijk best raar. Ik ben met mijn vriendin naar Amersfoort geweest en ik vond het geweldig. Wat een plaatje van een stad. Niet om de verbaasde blasé Randstedeling uit te hangen die een keer uit z’n bubbel komt en ontdekt dat er ook buiten de A10 leven is, want ik wist wel dat Amersfoort een mooie oude stad is, maar het deed me wel realiseren dat ik behalve al mijn reizen buiten Nederland ook binnen Nederland nog genoeg te ontdekken heb.

Nadat mijn opdracht voor Uitjesbureau, het beschrijven van al die personeelsuitjes, erop zat baalde ik een beetje. Ik was van ‘mijn’ steden gaan houden. En toen bedachten we ineens het volgende: laat mij als ‘De Reizende Rijsdijk’ gewoon elke week naar een andere stad reizen, laat mij daar dingen ontdekken, daarover schrijven en dat gebruiken als aanvulling op de sites van Uitjesbureau. Een geweldige vrije opdracht die tof en uitdagend is om te doen en waarbij ik als bonus voor mijzelf Nederland eindelijk beter leer kennen.

Ik ben inmiddels naar Nijmegen (nooit écht geweest), Utrecht (wel vaak geweest) en Den Bosch (nooit geweest) geweest. En vorige week had ik een thuiswedstrijd in Amsterdam. Het is geweldig om te doen. Ik heb de leukste baan van Nederland. Morgen ga ik op stap in Zwolle. Een jaar of vijfentwintig geleden ben ik er weleens geweest, maar daarna ook nooit meer, dus ook Zwolle is een redelijk blanco vel voor me. Waar Zwolle ligt? Ergens in de buurt van Amersfoort toch?

Yoooo, hebbie nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]



Rodweek 175 Oorlog bij de flessenautomaat

Toen er behalve op flessen ook statiegeld op blikjes werd ingevoerd zag ik daar in eerste instantie alleen maar de voordelen van. Mensen zullen eerder geneigd zijn om hun blikjes en flesjes op te ruimen en niet meer op straat achter te laten, want ze krijgen er geld voor terug. En door de luie vieskezen die hun blikjes toch laten liggen ontstaat er een nieuw soort schaduweconomie: mensen die het statiegeld goed kunnen gebruiken als bijdrage voor hun boodschappen zullen de blikjes en flesjes oprapen en het inleveren. Het levert schonere straten en een extra centje op voor mensen die het nodig hebben. Win-Win-situatie!

En inderdaad, als ik nu na een mooie zomerdag mijn vroege ochtendwandeling langs de Amstel maak liggen er weinig tot geen blikjes en flesjes meer op de steiger meer terwijl ze vorig jaar nog bezaaid lagen met troep omdat veel mensen nou eenmaal te bescheten zijn om hun eigen zooi op te ruimen. Tot zoverre is mijn tevredenheid over het statiegeld dus volkomen gerechtvaardigd.

Omdat ik graag de zonnige kant van dingen zie had ik niet stilgestaan bij de schaduwzijde van het fantastische plan. Toen ik laatst mijn 3 Spa-flessen, een paar fruitsapflesjes en wat blikjes in wilde leveren bij mijn vaste Albert Heijn aan de Jodenbreestraat stond er een meneer met zes volle vuilniszakken vol blikjes bij de automaat. Hij had geen horloge maar wel de tijd. Hij deed rustig aan. Tot grote ergernis van de meneer achter hem die ook een aanzienlijke buit had gescoord en kennelijk wat minder ruim in zijn tijd zat. En daarachter dus ik en nog wat mensen die een paar huishoudelijke flesjes wilde inleveren. Dat ging nog een lang verhaal worden. De automaat accepteerde niet alle blikjes in één keer of gewoon niet, dus de statiegeldjager probeerde het dan weer opnieuw, soms een paar keer. De man achter hem werd steeds bozer en een ruzie kon dan ook niet uitblijven, het werd zelfs fysiek. De achterste man sloeg de voorste man met een lege colafles op z’n hoofd, om hem aan te sporen er wat tempo in te gooien, waarop er een boel geschreeuw en geduw volgde en waarop de beveiliging erbij kwam.

Ik zag het tafereel met verbijstering aan. Dit is Nederland anno 2023, waar de economie zo kut is dat mensen met elkaar op de vuist (of op de fles) gaan bij de flessenautomaat voor een paar piekies. Wat een armoe en wat een intense treurnis. Steeds als ik denk dat het niet gekker kan in dit land dan komt er weer wat nieuws.

Ik besloot niet langer meer te wachten. Ik heb meer te doen dan te wachten op 1,75 en nam mijn paar flessen en blikjes maar weer mee. En dat was al de derde keer die week. De wat oudere kassadame achter de servicebalie luchtte haar hart aan de mevrouw die voor mij stond. Ze foeterde er in prachtig ouderwets Amsterdams op los: ‘’Ik werk hier al twintig jaar in dit filiaal, er komen hier een boel gekken, dat is nou eenmaal de buurt, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Zo zout heb ik het nooit gevreten. Het is godverdomme één grote ellende hier in de winkel sinds dat statiegeld op die blikjes zit. Elke dag oorlog bij die automaat, ze gooien er halfvolle blikjes in zodat de automaat vastloopt, of ze gooien het blikje leeg op de grond waardoor de hele vloer plakt en elke dag moet er een monteur komen. En mensen zoals u kunnen niet eens meer die paar flessen inleveren omdat zo’n aso een uur staat te klootviolen voor een paar rotcenten. Ik word er krankjorem van.’’

In de middag moest ik nog even een boodschap halen en ik liep dit keer naar de Appie in de Utrechtsestraat, met mijn tasje statiegeld. Ook hier schreeuwende en tierende mensen met volgeladen tassen bij de automaat. Ik nam mijn 1,75 maar weer onverrichter zake terug naar huis. Onderweg kwam ik drie opengebroken vuilnisbakken tegen waar de fanatieke statiegeldjagers op zoek waren geweest naar een paar duppies. Het geld ligt tegenwoordig op straat en dat is alleen maar goed. Maar de troep uit de gesloopte vuilbakken helaas ook, dat vind ik dan weer minder.

De Albert Heijn op de Jodenbree heeft de automaat nu al een paar dagen dichtgegooid. Stuk, zo staat er te lezen op een geprint A4-tje. Monteur is onderweg. Een totale lulsmoes natuurlijk. Het winkelpersoneel is er gewoon even klaar mee.

Ondertussen groeit ook bij ons thuis de statiegeldberg gestaag door. Ik hoop niet dat ze me bij mijn supermarkt lelijk aankijken als ik eindelijk m’n flessen en blikjes weer eens in kan leveren en met een volle tas aankom.

Yoooo, boekie kopen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn columnbundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam of 19,50 als ik ‘m moet verzenden. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]

Rodweek 167 1 april

Als ik soms nieuwsberichten lees dan denk ik weleens: ‘Gut, 1 april valt vroeg dit jaar’. Of juist laat. Zo bracht AT5 op 6 maart 2014 eens het bericht dat onderzoek van de gemeente had uitgewezen dat er meer mensen op het terras zitten als de zon schijnt dan wanneer het regent. En dat er dan ook meer geluid is. Voor wie het niet gelooft: ik neem je niet in de maling op deze 1 april, lees hier maar. Dus dat doen ze bij mijn overburen van de Stopera met onze gemeentebelastingcenten: nutteloze onderzoeken doen.

Al blinkt onze gemeente wel vaker uit in Bananasplit-waardige beslissingen. Onlangs werd de Kinkerstraat weer geopend voor tramverkeer, hiep hiep hoera! Maar de indeling van de haltes is wel anders geworden: de tramhalte bij de Ten Katemarkt is weg! Van alle haltes die je op de Kinkerstraat kunt missen halen ze de belangrijkste weg. Dé halte die de oudjes uit het verpleeghuis en het marktpubliek het hardste nodig hebben. Vroege 1 april grap? Nee hoor, bloedserieus.

Net zo serieus als de huisjesmelker in Zuid die zijn huurders wil uitkopen met 30.000 euro zodat hij zijn hokken leeg kan verkopen. En nee, de huurders trapten niet in deze vroege 1 aprilgrap die geen grap was. Want wat moet je met dertig ruggen als je geen nieuw huis hebt? Zeker in een stad waar betaalbare woningen zo schaars zijn pinguïns in de Sahara. Met dertig ruggen slapen onder bruggen? Ga je gauw, Swiebertje.

En ja, er worden wel huizen gebouwd, maar die zijn zo onbetaalbaar voor de gemiddelde burger dat daar niet zoveel interesse meer in is. En dat de bouwconcerns dat maar gek vinden. Die staan daar als een verbaasd klein kind achter hun oren te krabben hoe het toch in godsnaam mogelijk is, want iedereen wil toch in Amsterdam wonen? Ja, heel gek dat mensen in een tijd van economische crisis geen onbetaalbaar appartementje in Amsterdam meer kunnen of willen kopen. Misschien moeten we Onderzoeksbureau Schanulleke er maar eens een diepgravend onderzoek naar laten doen.

Nee, als ik grappen wil horen dan luister ik wel naar een komiek. Naar Jandino Asporaat bijvoorbeeld, hoewel ik er geen actieve herinnering aan heb dat de beste man me ooit ook maar een glimlachje heeft ontlokt. Al is dat natuurlijk een kwestie van smaak. Enfin, Jandino verkondigde onlangs dat hij niet in 11 september, de maanlanding en coronavaccins gelooft. Jandino is namelijk niet zo van de wetenschap. Jandino gelooft wel heel erg in God. Het bestaan daarvan is ook nooit wetenschappelijk bewezen, dus hij is in elk geval consequent in zijn onzin. Misschien moeten we Jandino ook maar eens vertellen dat de aarde rond is. Niet vandaag, anders denkt hij dat het een 1 april-grapje is.

Ik ben zelf overigens nooit goed geweest in 1 april-grappen. Mijn vrienden van de Osdorp Posse waren dat wel. Die haalden bijna jaarlijks wel een leuke grap uit, dus de echte diehard-fans waren rond eind maart al wat alerter en tuinden er niet meer in. Maar er was er altijd wel eentje natuurlijk. De leukste die ik me kan herinneren was dat ze rond 29 maart een bericht de wereld in hadden geslingerd dat ze de originele master CD van hun album ‘Afslag Osdorp’ kwijt waren. En het serienummer stond op een CD die zou ooit per ongeluk verkocht zijn en die hadden de jongens heel hard nodig. En ja hoor, er kwam inderdaad één fan het kantoor van de O.P. binnengestormd: ‘Ik heb ‘m! Ik heb ‘m!’ Maar dat serienummer stond op elke CD. En toen kwam de fan, die geloof ik helemaal uit Limburg naar Amsterdam was gereden erachter dat hij vol in de 1 april-grap was getrapt. Al hebben de heren dat uiteraard goed gemaakt met hem.

Voor de rokers onder ons: sigaretten zijn vanaf vandaag flink duurder geworden. Rond de 1,30 per pakje. En nee, ik zei het al, ik ben niet goed in 1 april-grappen, deze is echt waar.

Wil je ook een exemplaar van mijn nieuwste bundel ‘Lockdownsyndroom’ bestellen? Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]. Quanta costa: 15 euro als je het boek in Amsterdam ophaalt of 19,50 als ik het naar je opstuur.

Rodweek 161 Don’t mention the mosterd na de maaltijd

Toen er een jaar of vijf geleden geruchten gingen dat er misschien een vervolg zou komen op de legendarische en tevens mijn favoriete film ‘The Big Lebowski’ sloeg de schrik me om het hart. Een film die zo iconisch is en die zo’n monument van een tijdperk is: daar moet je niet meer aankomen. Een tweede deel van die film is per definitie een slechte nageboorte. Ook omdat het al meer dan twintig jaar na de geboorte van de eerste film zou zijn. Wat ga je nog toevoegen aan een verhaal dat toen al ‘af’ was? Dat is een beetje als je toch al nooit grappige oom op een verjaardag die net iets te lang na een geslaagde grap (van iemand anders) nog even een totaal onnodige aanvulling geeft waar werkelijk niemand op zit te wachten.

De meeste vervolgen op films lijden vaak aan het ‘Jordi Cruijff-syndroom’: ze zijn doorgaans nooit zo goed als het origineel. Uitzondering die de regel bevestigt: The Godfather. Deel twee was nóg beter dan de al fantastische eerste film. Deel twee was ook maar twee jaar daarna geproduceerd, dus de smaak van het eerste deel lag nog vers op de tong. Het derde deel, bijna twintig jaar later was dan weer redelijk overbodig. Niet eens vreselijk slecht, maar het voegde werkelijk niks meer toe aan de twee ijzersterke eerste films. En was bovendien veel te lang daarna.

Blackadder van Rowan Atkinson: waanzinnig goed! Ik heb elke aflevering tientallen keren gezien en ik quote nog steeds vaak uit afleveringen. Als het nu meer dan dertig jaar later weer terug zou komen zou ik dat niet direct toejuichen. De magie van de serie was toen.

Soms passen dingen ook niet meer in het tijdsbeeld: een andere favoriete film van mij is ‘Life of Brian’, waarin het verhaal van Jezus op de hak wordt genomen. Satirische films over religie kunnen niet meer in deze tijd. Maak een soortgelijke film in deze tijd maar eens over de Islam: de kromzwaarden worden geslepen, de internetfora exploderen, toetsenbordhelden staan op, auto’s in de fik, rellen in de grote steden en de filmmakers en acteurs moeten beveiligd en op onderduikadressen wonen. Je moet er maar zin in hebben als filmmaker. Van mij mag humor heel ver gaan, maar zo staat lang niet iedereen er tegenwoordig in.

En zo vrees ik ook met grote vreze voor het vervolg op de legendarische Fawlty Towers-serie, na meer dan veertig jaar. Dat John Cleese ook op z’n 83e nog ontzettend grappig kan zijn wil ik nog best geloven, maar hoe laat je zo’n klucht-achtige comedy die in de jaren zeventig fantastisch werkte in deze veel snellere tijd nog succesvol zijn? En hoe laat je de totaal over de top onhandige, xenofobe en lompe hoteleigenaar Basil Fawlty in deze tijd waarin nogal wat mensen snel beledigd zijn leuk uit de verf komen? De kracht van de serie was juist dat Basil alles en iedereen beledigde. ‘Don’t mention the war!’ en dan alleen maar grappen over de oorlog maken als er Duitsers in het hotel zitten. Heerlijk politiek incorrect, maar dat kan in deze tijd niet meer. Hoeft ook niet meer, het was humor die bij die tijd paste, maar ik zit eerlijk gezegd niet zo te wachten op een zichzelf censurerende light-versie van Basil Fawlty in een eenentwintigste-eeuws wokejasje. Als ik weer eens wil lachen om Fawlty Towers dan warm ik de oude afleveringen wel weer eens op. Don’t mention the… mosterd na de maaltijd.

Yoooooo! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom is uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht via Facebook of [email protected] . Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euro. Van elk boek gaat er een euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 157 Lachen met Frank Rijkaard

Mijn vriendin en ik zaten aan de bar bij Café Waterlooplein 77. Even een drankje doen en met eigenaresse en barvrouw Inge ouwehoeren. Inge verzuchtte dat ze problemen heeft met het geluid van haar muziekinstallatie. En Inge kan prachtig Amsterdams ach en wee klagen, dus ze legde in geuren en kleuren uit hoe vreselijk de klantenservice wel niet was. Ik zei tegen haar dat ze misschien een ‘Hidden Sound System’ moest nemen. Inge pakte ‘m niet op, maar achter mij begon een man van ongeveer mijn leeftijd te grinniken. ‘Je bedoelt Hibbem!’ Kijk, een kenner.

Voor wie de term ‘Hidden Sound System’ ook niks zegt hier even kort het verhaal: het komt uit een aflevering van Jiskefet, ergens uit het jaar 1999 of 2000. Het is een serie over reclamebureau Multilul BV. De hoofdrolspelers zijn drie iets te patserige Amsterdamse reclamejongens die hun schorre Amsterdamse accenten met allerlei populair Engels reclamejargon doorspekken, mind you man! Belangrijke bijrollen zijn er voor de secretaresse Marloes van wie de jongens standaard de naam kwijt zijn (‘’Hey, ik ben effe je naam kwijt, hoe is het?”) en de geluidstechnicus Fritsie die al kettingrokend in het kantoor met van alles bezig is. In die aflevering heeft Fritsie een nieuw geluidssysteem bedacht en dat heet ‘HSS’ (‘Eetsj Es Es!’): Hidden Sound System, een systeem dat reageert op geluiden en er voor zorgt dat je automatisch en in je onderbewustzijn dingen gaat doen, zoals bier drinken om tien uur ‘s ochtends. De mannen zijn razend enthousiast over het systeem, al kunnen ze de naam van het systeem niet uitspreken. ‘Hibbem’, noemen ze het.

Tot zover dat verhaal. Je kunt de aflevering bekijken op Youtube en dat kan ik je zeer aanraden. Die afleveringen werden destijds opgenomen in de Watertorenstudio in Amsterdam-Westerpark en wie zat er bij deze opname in het publiek: exact, de man van wie je nu dit stukje zit te lezen. Samen met goede vriend Hans. Wij gingen in die tijd wel vaker naar TV-opnames. Dat kon vaak gratis of voor weinig. Jack Spijkerman, Jiskefet, Paul Haenen, All Stars en vast nog wel wat van die programma’s. Dus heel bijzonder was het ook niet dat Hans en ik bij deze aflevering van Jiskefet op de tribune zaten. Iemand in het publiek die wel bijzonder was, was Frank Rijkaard! Frank Rijkaard, mijn vroegere voetbalidool en op dat moment bondscoach van het Nederlands Elftal zat bulderend van het lachen achter ons. Dus bedenk als je dat filmpje kijkt dat aan dat koor van schaterlachende mensen ook een van de meest sierlijke middenvelders aller tijden meehielp, mind you man! Frank Rijkaard was sowieso een voetballer die gezegend was met een culturele smaak die helemaal niet aansloot bij de niet al te verfijnde smaak van de gemiddelde voetballer. Veel voetballers hadden en hebben een redelijk platte smaak. Rijkaard houdt van de humor van Jiskefet en Van Kooten en De Bie. En Rijkaard luisterde niet naar allerlei Top 40-rommel, maar was toen al een liefhebber van het betere gitaarwerk uit de jaren 80 en 90, zoals The Pixies, The Breeders, Sonic Youth en Living Colour.

In de hoedanigheid van muziekliefhebber ben ik Frank Rijkaard een paar jaar voor ik hem bij Jiskefet zag ook tegengekomen. In Paradiso, bij The Pixies, of bij een andere band van Frank Black. Rijkaard stond daar verpletterend gewoon te wezen. Sigaret, biertje, spijkerbroek, T-shirt en ouwehoerend met zijn vrienden. Gewoon een gozer zoals wij. In niks lijkend op de wereldwijd geprezen veldmaarschalk die hij in alle grote stadions ter wereld was in dienst van Ajax, AC Milan en Oranje. Gewoon Frankie die een bandje ging kijken. Na het concert, ik liep wat door Paradiso te dwalen, liep ik in al mijn onhandigheid Frank Rijkaard letterlijk tegen het massieve lijf. Ik keek gewoon even niet uit met mijn klunzige hoofd, liep net iets te snel en botste vol tegen de meervoudig Europacupwinnaar op. Daar had ik meer last van dan hij. Ik was toen een mager scharminkel van iets boven de 60 kilo, stuiterde een stukje achteruit na de nogal eenzijdige botsing en kletterde op de harde concertvloer van Paradiso. De man was nog steeds één brok graniet, zo ondervond ik aan den lijve. Rijkaard informeerde vriendelijk lachend naar mijn welzijn. Ik stak al opkrabbelend m’n duim op zei ‘Sorry man, mijn fout.’ ‘Geeft niks.’, zei Rijkaard en hij ging weer door met bier drinken en roken met zijn vrienden.

De volgende ochtend werd ik wakker met een gemene blauwe plek op mijn elleboog. Die voelde ik nog even. Lachen met die Rijkaard!

Klik hiero voor de Hidden Sound System-scene uit Jiskefet

Rodweek 139 Bierenbeulen

Noem mij ouderwets opgevoed, maar ik heb altijd geleerd dat je bier of wat voor drank dan ook, moet opdrinken en niet zomaar weggooien. Dat niet iedereen zo is opgevoed weet ik al een tijdje. Ergens in de jaren negentig ontmoette ik een leuk meisje in Amsterdam. Ze was op stap met vrienden uit haar dorp. De avond eindigde met een beetje tongworstelen en telefoonnummers uitwisselen en na enkele dagen hing de jongedame inderdaad aan de telefoon. Zij vroeg of ik langs wilde komen naar de boerenkermis in haar dorp.

En zo bevond ik mij een weekend later in de bus naar een dorp waarvan ik de naam niet eens meer weet. Mijn scharrel van de week daarvoor was met een grote vriendengroep uit haar dorp op stap. Ik besloot maar meteen om een goede beurt te maken (ook in de hoop op een goede beurt later) en bestelde een tray bier voor haar en haar vriendengroep. Ik deelde het bier keurig uit en nam een slok. Niet veel later vlogen de eerste biertjes door de lucht. En weer iets later zag ik mensen hele bladen bier door de lucht gooien! Ik had nog nooit zoiets gezien. Altijd netjes je bier opdrinken had ik altijd geleerd, maar dat bleek hier een totaal onbekende gedachtegang. In dit dorp spaarden de mensen letterlijk het hele jaar voor de kermis en om met bier te gooien! Ik begreep er geen klote van. Ik was al blij als ik met mijn spaarzaam verdiende centjes op stap kon gaan en dan mijn biertjes kon opdrinken. Daar op die boerenkermis vloog het bier met honderden guldens tegelijk de tent door. Ik wist niet wat ik zag en vond het ook eerlijk gezegd zonde om van mijn zuurverdiende geld nog bier voor deze mensen te kopen. Het meisje dat ik een week daarvoor dus nog wel zag zitten bleek eenmaal in haar eigen dorp ook in een bierenbeul te zijn veranderd en gooide vrolijk lachend mee. Om een uur of 20.00 had ik het wel gehad met deze onzin en besloot ik weer terug te gaan naar Amsterdam. Dit was niet mijn feestje. Ik ging gewoon weer naar mijn stamkroeg om daar gewoon bier te drinken met andere mensen die ook gewoon bier dronken.

En ondanks de economische crisis is het kennelijk dus nog steeds hot and happening om met bier te gooien op dit soort festijnen. De laatste tijd komt het steeds vaker in het nieuws dat er gericht gegooid wordt op artiesten ‘want dat is traditie’. Tja, Nederlanders en hun tradities… Ik begrijp de artiesten die tegenwoordig gewoon van het podium stappen na een bierdouche volledig. Wat je ook van die artiesten vindt. Ik ben bepaald geen fan van artiesten als Mart Hoogkamer of Lil’Kleine maar ik snap dat ze dat barbaarse gedrag naar hen toe gewoon niet meer pikken. Naast de respectloosheid kan er ook apparatuur beschadigd raken of is een DJ al zijn muziek en data kwijt omdat een of andere randdebiel bier over z’n laptop heeft gegooid. De organisatie die hard z’n best heeft gedaan om voor veel geld een bekende artiest te contracteren is z’n geld kwijt en de mensen die wel voor de show komen zien hun favoriete artiest niet optreden.

Zoals veel van die gezellige Nederlandse tradities nou eenmaal terecht een keer eindig zijn mag deze zogenaamde traditie van mij ook stoppen. Gewoon omdat het idioot en respectloos is naar de artiesten, organisatie en het welwillende publiek toe. En daarbij is bier toch gewoon veel lekkerder om te drinken? Stelletje bierenbeulen!

Rodweek 126 Rubbertegel-ouders

Een van de redenen waarom ik ooit ben gaan schrijven laat zich vangen in één simpel woord: verbazing. Ik kan met verbazing kijken naar de wereld en wat er allemaal gebeurt. Waarom doen mensen wat ze doen? En dus is het voor mij als columnist in deze tijden smullen geblazen, als ik alleen al naar Nederland kijk.

Hangende de onderzoeken:

Waarom zit een beroemde zanger aan veel te jonge meisjes? Waarom mishandelt een beroemde rapper zijn vriendin? Waarom maakt een beroemde directeur van Ajax foto’s van zijn Jodokus en stuurt hij die door naar jongedames die onder zijn gezag werken? Waarom gaat een beroemde zangeres met een knokploeg naar een supermarkt in de Jordaan om personeel te mishandelen terwijl haar zoontje het nodig vond om een elektronische sigaret aan te steken in diezelfde supermarkt? Waarom zit een andere beroemde rapper aan jonge vrouwen die kandidaat zijn in het programma waar hij aan meewerkt? En zoveel meer nog!

Het jaar is nog geen twee maanden ver en ik zit alweer vol met vragen. Dit zijn mensen die alles hebben. Waarom doen ze dit? Of zouden ze dit gedaan hebben, als alles echt zo is gegaan als we allemaal hebben kunnen lezen?

Als het allemaal waar is, goed ik ben niet zo groot, maar al was ik 3 meter 12: ik kan er met mijn pet niet bij. Waarom? Het gaat hier om mensen die alles hebben en dus ook veel te verliezen hebben. Zou roem en macht dan echt perverteren? Ik weet het niet. Ik ben nooit beroemd geweest. Een hele enkele keer word ik door een onbekende die mijn columns leest aangesproken in de stad. En dat vind ik dan al gek.
De eerste keer dat ik iets van mijn zogenaamde ‘beroemdheid’ merkte was een jaar of zeven terug in Volendam. Mijn vrienden en ik waren naar een wedstrijd van de plaatselijke FC geweest en we hadden ons rijkelijk gelaafd aan kibbeling en bier. Vooral bier. Kibbeling moet namelijk zwemmen. Terwijl ik zwalkend over de even beroemde als beruchte Dijk liep kwam er een gozer een café uitgestormd. ‘’JIJ BENT RODNEY RIJSDIJK!!!’’ schreeuwde hij mij toe. ‘’IK LEES ALTIJD ALLES VAN JOU!’’ Ik stamelde beduusd (en een tikje dronken) dat ik inderdaad Rodney Rijsdijk ben. Mijn fan was gelijk woest enthousiast, pakte me stevig vast, sloeg een arm over mijn schouder, hield me in een beklemmende greep en nam gelijk een selfie met mij, zonder mij daar verder om toestemming voor te vragen. ‘’FANTASTISCH! DANK JE WEL!!!’’ En hij sloeg mij nog even een paar keer triomfantelijk op mijn schouders en rende terug naar het café waar hij de foto aan al zijn maten liet zien. Ik vond dat raar. Zo vaak gebeuren dit soort dingen me niet. Een enkele keer word ik wel eens herkend, maar doorgaans niet.

De echt beroemde mensen die ik hierboven noemde, die hebben daar in honderdduizendvoud mee te maken. En alles ligt bij hen onder een vergrootglas. En ze zijn gewend dat iedereen alles geweldig vindt wat ze doen. Veel jaknikkers om zich heen. Ze worden allang niet meer gecorrigeerd door hun entourage. Als ik een keer iets stoms doe dan tikken er altijd wel wat mensen in mijn omgeving me op mijn vingers: ‘’Rijsdijk, kappen nou en niet zo dom doen.’’ En daar ben ik ook blij mee. Dat is wat deze mensen, denk ik, inmiddels een beetje missen. Zonder hier overigens de amateurpsycholoog uit te willen hangen. Ik ben gewoon een barman die schrijft, of omgekeerd, wat je wilt. Geen haptonoom, maar een taptonoom.

Maar ik blijf me verbazen over de wereld en al die gekke mensen. En waar ik me ook over verbaas: hoe truttig we zijn geworden. Vroeger na het voetballen douchen? Gewoon in je blote hol. Lachen om elkaars lul. Niet douchen met een onderbroek aan zoals je tegenwoordig vaak hoort, hou op. Dames zonnend op het strand? Gewoon topless. En steeds als ik denk dat we niet truttiger kunnen worden met z’n allen: afgelopen week waren er een paar ouders die aanstoot namen aan Mr. Bean. Serieus? Vroeger had je Charlie Chaplin of Laurel & Hardy. Slapstick. Charlie gleed uit over een banaan en stuiterde op z’n reet. De dikke gaf de dunne een klap en die laatste viel dan met z’n harses in een taart. Of zoiets. Niet per se mijn humor, maar als de rest van de wereld dat geweldige humor vindt: prima. Ik zoek er niks achter. Mr. Bean was een beetje nieuwerwetse slapstick, uit de jaren 90. Vaak ontstellend flauw, maar soms ook best grappig. Maar gewelddadig of grensoverschrijdend? Hou op met me. Dan slaan we dus heel ernstig door. ‘’Rubbertegel-ouders’’ noemt een vriend van mij dat soort trut-ouders altijd. Van die overbeschermende ouders die hun koters maar tegen alles willen beschermen en van de echte wereld willen afsluiten. Maar die ondertussen wel de hele tijd met hun snuit in hun telefoon hangen en geen aandacht voor die koters hebben. En maar janken als die kinderen iets heftigs zien. Je moest eens weten naar wat voor vreselijke dingen wij vroeger keken! The A-Team: die gasten schoten hele mitrailleurs leeg. Bloedbad, zou je denken. Resultaat: 98 afleveringen, 1 dooie. En dan was die ene dooie waarschijnlijk per ongeluk gevallen. Nochtans ben ik daar redelijk onbeschadigd uitgekomen, uit al die gewelddadige beelden. Maar goed, de tijden zijn veranderd. Zo stoer als in de jaren 70 worden kinderen kennelijk niet meer gemaakt. Al ligt dat meer aan de ouders dan aan die kids.

Advies: dan kunnen we SBS Shownieuws beter ook maar van de buis halen of naar een veel later tijdstip verplaatsen, zodat de overgevoelige kinderzieltjes dat maar niet zien. Want op dat Shownieuws krijgen de kindertjes de laatste tijd veel ergere dingen tegen hun fragiele koppies gesmeten. Daar helpt geen rubberen tegeltje meer tegen.