Nou is dansen op zijn vriendelijkst gezegd niet mijn sterkste kant, maar in het ontspringen van dansen ben ik toch wel behoorlijk bedreven. Als ik eens in de twee of drie jaar ziek ben is het veel. De meeste van die epidemieën gaan geruisloos aan mij voorbij. En dan ben ik ook altijd maar twee of drie dagen ziek en dan is het wat mij betreft wel weer genoeg geweest. Mijn voormalige werkgevers kunnen veel van mij zeggen, maar ik heb me vrijwel nooit ziek gemeld. Zeker niet voor een klein griepje. De laatste keer dat ik tussen de klamme lappen lag was in 2022, de Coronatijd. En die hield me toen een week onder zeil, dus dat was wat mij betreft geen normaal griepje.
Maar aan deze griepepidemie kon zelfs deze jongen niet ontsnappen. Ik was de Sjaak. Maandag al niet helemaal chocotoff, dinsdag nog iets minder en gisteren, woensdag was ik echt hondsberoerd, blafnieste ik ook als een ouwe hond en heb ik voor het eerst in tijden weer eens lang op bed geresideerd. Niet te lang, want dat werkt op mijn zenuwen, maar ik had het wel nodig.
Gelukkig had m‘n meisie voor een heerlijke kippensoep en lekkere bami gezorgd, maar mijn eetlust had, net als mijn energie, ook even vrijaf genomen zonder mij in te lichten. Nou komt ziek zijn nooit lekker uit, maar deze kwam wel erg ongelegen want ik had een afspraak waar ik deze donderdagochtend absoluut naar toe moest. Die kon ik niet uitstellen.
Dus maar een zo goed mogelijk toonbare versie van mezelf opgetuigd, Citrosan, paracetamol en verse jus in mijn zieke lijf gegooid en mezelf naar de andere kant van de stad gesleept. En hopen dat ik niet weer zo’n bulderende niesaanval zou krijgen. Want als ik nies en zeker een paar keer achter elkaar dan vliegen de sponningen uit de ramen en kun je mij Snotney noemen. Dat was gelukkig onder controle. Alles bleef heel, mijn gesprekspartner zat niet onder het snot, alle sponningen bleven zitten waar ze zaten en het gesprek ging zoals ik hoopte.
Mijn favoriete verpleegkundige moet vandaag de hele dag werken met mensen die haar een stuk harder nodig hebben dan ik (en waar ze natuurlijk ook een stuk beter betaald wordt. Van mijn liefde kunnen we helaas de huur niet betalen). Ik heb dus maar weer plaatsgenomen in bed, warm gehouden door de twee katten alwaar ik hier nu dit stukje lig te typen. Dat is voor mij de beste medicatie. Citrosan, verse jus en rust. Dat is mijn medicijn.
‘Ja het heerst he?’, zeggen mensen dan altijd heel begrijpend als je ziek bent. En enkeling vraagt of je naar een dokter bent geweest. Op dat moment krijg een diepe frons. Ik snap, tenzij er echt heftige bijwerkingen zijn, totaal niet waarom mensen naar de dokter gaan voor een griepje. Ik kan me niet herinneren dat ik in bijna 48 jaar ooit naar een dokter ben geweest voor een griepje. Daarom val ik ook altijd buiten dit soort statistieken. Ik ken volgens mij ook niemand die daarvoor naar de dokter gaat. Dus bij deze, gij vervelende epidemie die momenteel over ons land heerst: tel er nog maar eentje bij op.
Op weg naar de tram nieste ik toch nog even met orkaankracht. Amsterdam-West trilde op zijn grondvesten. Een zwerm vogels maakte zich snel uit de vleugels en mensen zochten gauw een veilig heenkomen. Een ouwe Amsterdammer informeerde of ik niks gebroken had. Kolere…. Dat gesprek had geen twee minuten langer moeten duren.
Tag Archives: rodweek
Rodweek 222 Over vaders en zonen
Wanneer mijn meisie allang de sneltrein naar dromenland heeft genomen maar die van mij nog meer vertraging heeft dan de NS, dan probeer ik de slaap te omhelzen door middel van lijstjes. Je kunt het schaapjes tellen noemen, maar zodra er één schaap over de Dam is staat ie op het Rokin. Dat weten we allemaal. Dus ik verzin steeds wat nieuws. Voorbeelden: in welke hoofdsteden ben ik allemaal geweest in alfabetische volgorde? Bedenk alle stadions in Nederland en Europa waar je ooit bent geweest in alfabetische volgorde. Hoeveel mislukte Ajax-spitsen heb je gezien in je lange supportersloopbaan en wie zijn het en in welk seizoen? Bedenk op alfabetische volgorde een land en hoe de vlag eruit ziet. You name it. Ik heb honderden van dat soort slaaplijstjes in mijn hoofd. Als ik net zo veel geld als feitjes in mijn hoofd had zou ik nooit meer hoeven werken.
Vaak werkt die truc wel bij mij en dan ben ik ongeveer rond de letter F of G eindelijk ingestapt in de intercity richting het land vol mooie, lieve, enge, compleet surrealistische en stoute dromen. Vannacht had ik ineens een nieuw lijstje bedacht. Van welke voetballers heb ik zowel de vader als de zoon in het stadion zien spelen? Ik ben op een zekere leeftijd dat ik een redelijke selectie kan samenstellen. Ik heb het elftal net niet helemaal kunnen samenstellen. Ik begon bij de keepers, toen de verdedigers en de middenvelders, maar ik vermoed dat toen ik bij de spitsen kwam ik langzaam maar zeker de dromenlandexpress werd ingetrokken, zoals een krokodil zijn prooi onder water sleept. Dan ben ik ineens weg. Maar ik ben vanmorgen verder gegaan. Dus daar komt de selectie. Met wissels en de aankomende generatie. En met de clubs waar ze voor spelen of speelden toen ik ze zag.
Keeper: Ronald Koeman Jr (Telstar), de zoon van de bondscoach (Ajax/PSV/Barcelona/Feyenoord)
Achter: Daley Blind (Ajax), de spruit van Danny (Ajax)
Centraal achter: Justin Hoogma (Heracles), zoon van Nico-Jan (herinnert u zich deze nog… nog.. )
Achter: Daley Sinkgraven (Heerenveen/Ajax), zoon van Harry van FC Groningen en Heerenveen.
Verdedigende middenvelder: Nigel de Jong (Ajax) en Jerry de Jong (PSV/MVV)
Middenveld: Steven Berghuis (Feyenoord/Ajax), vader Frank ‘Pico’ Berghuis (Volendam)
Middenveld: Sem Steijn (FC Twente), papa Maurice speelde bij ADO.
Middenveld: Ricky Kruys (FC Utrecht), net als zijn vader Gert in een ver verleden.
Aanval: Justin Kluivert (Ajax), zoon van de man die Ajax zijn laatste Europacup schonk
Aanval: Ruben van Bommel (AZ), de zoon van Mark (Fortuna Sittard en PSV)
Aanval: Sydney van Hooijdonk (NAC/Heerenveen) en Pi-Air (NAC/Feyenoord)
Wissels
Keeper: Ennio van der Gouw (VVV), beoefent hetzelfde vak als zijn vader Raimond (Vitesse)
Middenveld: Tom van de Looi (FC Groningen), zoon van Erwin (Vitesse/NAC)
Aanval: Robbin Kieft (FC Groningen), zoon van Wim (destijds helaas PSV, voor zijn Ajax-tijd was ik te jong)
Aankomende talenten, dus nog tribuneplaatsen, maar die hoop ik ook nog te zien:
Middenveld
Damian van der Vaart (Ajax), net als z’n ouweheer Rafael
Shaqueel van Persie (Feyenoord), zoon van Robin die ik bij Feyenoord en Arsenal zag
Skye Vink (Ajax), zoon van Marciano (Ajax/PSV)
Aanval
Lucas Vennegoor of Hesselink (FC Twente), centrumspits net als papa Jan (FC Twente/PSV)
Jordi Cruijff viel helaas buiten de selectie hoewel ik zowel hem (FC Barcelona) als zijn beroemde vader Johan, de grootste kleine Amsterdammer, allebei heb zien voetballen. Alleen heb ik Jordi in serieus clubverband zien voetballen en Johan alleen maar tijdens feestwedstrijden zoals het afscheid van Dennis Bergkamp of het 100-jaar finales spektakel bij Ajax. Toen was de legendarische nummer 14 al geen professionele voetballer meer. En ik zou ook Ronald en Erwin Koeman kunnen noemen, maar ik heb hun vader Martin nooit live zien spelen, want voor mijn tijd. Dus ik moest streng zijn in mijn selectiebeleid. Ruud Gullit heeft ook een zoon, Maxim, maar die heeft geen grootse voetballoopbaan en heb ik nooit gezien en het zoontje van Marco van Basten had helaas het voetbaltalent van zijn moeder, zo begreep ik ooit uit een verhaal van Hugo Borst.
Ik zal er nog talloze vergeten zijn, dus vul gerust aan als je er ook nog een paar hebt. Criterium: je moet ze allebei live hebben zien voetballen. Deze zijn echt uit het blote slaperige koppie. Dus geen jongens die ik op TV heb gezien, maar in het echt.
En zo viel ik met al mijn voetbal-autisme toch nog in een vredige slaap.
Rodweek 221 Bert Visscher
Humor is als eten. Smaken verschillen, zo is het nou eenmaal en in sommige smaken zijn er nou eenmaal geen compromissen mogelijk. Neem koriander. Je vindt het heerlijk en smaakverrijkend of je vindt het totaal niet te hachelen. Ik ken mensen die al over hun nek gaan als er ook maar een nanogram koriander door de maaltijd zit. Ze vinden het naar zeep smaken. Dat schijnt genetisch bepaald te zijn. Ik ben van team koriander, voorzitter van de fanclub. Je kunt mij begraven in koriander. Vandaar dat ik het in Thailand op culinair gebied uitstekend naar mijn zin had. En over Thailand gesproken: de hoofdstad Bangkok. Of je vindt het een groot stinkend overbevolkt mierennest met veel te veel toeristen of je vindt het geweldig. Daar zitten weinig grijstinten tussen. Ik behoor als cityboy tot de groep van Bangkok-lovers en heb zelfs wel eens overwogen om er een maand of drie te gaan wonen, al zie ik dat niet meer zo snel gebeuren.
En van Bangkok naar Bert Visscher is het natuurlijk maar een kleine stap. Ook voor deze cabaretier geldt de zwart-witte gedachtegang dat je hem ongelooflijk grappig vindt of dat je niet naar hem kan kijken zonder je kapot te ergeren aan hem. Ik behoor tot de tweede categorie. Zodra ik ook maar een glimp van hem op TV zie schakel ik in blinde paniek naar elke andere willekeurige zender over. Als ik hem maar niet hoef te zien. Ik vind hem een veel te drukke gekkebekkentrekker en ik kan me niet herinneren dat ik ooit om een grap van hem heb gelachen. Misschien zal de beste man heus eens een leuke grap hebben gemaakt, maar zoals een overdosis aan pepers in een maaltijd voor mij de smaak bederft, zo overheerst de ergernis om zijn drukke performance bij mij en dan kan ik ook om geen enkele grap van hem nog lachen. Vergelijkbaar met die Amerikaanse acteur, Jim Carey, ook zo’n vreselijke gekkebekkentrekker die mij de mondhoeken vrijwel nooit ook maar een beetje naar boven doet krullen. De enige die in mijn bijzijn ongelimiteerd gekke bekken mag trekken en die ik dan ook echt grappig vindt is mijn goede vriendin Mutriba.
Maar ik ken dus ook hele volksstammen die bijkans maagkrampen van het lachen krijgen zodra de heer Visscher alleen al het podium betreedt. En met één lid van die volksstammen woon ik dus samen. Mijn meisie vindt hem echt onbedaarlijk grappig. Zo grappig dat ze zelfs vanavond naar Carré gaat om zijn show te zien. En nou heb ik veel voor mijn Mootje over, ik loop desnoods naar de andere kant van de stad om haar favoriete noedelsoepje te kopen als de liefste daar trek in heeft, maar ze krijgt me werkelijk met geen tien paarden mee naar Bert Visscher, dus ze gaat in haar eentje en ik weet zeker dat ze het ontzettend naar haar zin gaat hebben en straks weer schuddebuikend van het lachen thuiskomt. Een van de weinige vormen van humor waarin onze smaken verschillen, want doorgaans lachen we om dezelfde humor. Misschien ligt het aan mij dat ik Bert Visscher niet grappig vind. Of het is genetisch bepaald. Dat kan natuurlijk ook.
Vrouw dus nu in Carré, ik gaf haar net een kus en wenste haar veel plezier. Ik ga vanavond lekker koken. Misschien wel iets met koriander.
Rodweek 215 Ronselen
Ach vroeger in de buurt, vroeger. Dat waren nog eens tijden. De schepen waren nog van hout en de kerels van ijzer. Tegenwoordig is het omgekeerd. Die quote heb ik even gepikt van wijlen Bobby Haarms, ‘de goede beul van Ajax.’ Maar nog ver voor Bobby Haarms zijn tijd had Amsterdam een haven van waaruit de scheepsbemanning werd geronseld in de kroegen op de Zeedijk. Onder invloed van veel bier en grote beloftes vertrokken de mannen, uitgezwaaid door hun huilende vrouwen en kinderen vanaf de Schreierstoren naar verre oorden.
En zo ging het anno 2024 ook zo’n beetje, maar dan met de techniek van nu en zonder jankende partners. Ik kom weleens in Café Zilt op de Zeedijk. En wie daar ook komt is Isabelle, een Amsterdamse dame die stadstours en evenementen organiseert. Een echte organisatrice. Die kun je om een boodschap sturen. En zo werd Isabelle gevraagd of ze niet wat figuranten wist voor op een boot. Dus Isabelle ronselde in de groepsapp van Zilt en jawel, ze viste en had spoedig beet. Ik hapte ook.
Amsterdamned 2! Dat moest het wel zijn, want de opnames voor die film, het vervolg op de kaskraker uit de jaren 80: daar moest ik natuurlijk bij zijn. Enkele andere leuke mensen uit het café hadden ook hun medewerking toegezegd, dus ik had er helemaal zin in! Financiële vergoeding: nul euro, maar wel buffet en drankjes: helemaal prima. Amsterdamned 2! Natuurlijk! Elke trotse inwoner van de stad wil daaraan meedoen toch?
In de ochtend van de opnamedag appte Isabelle me dat er een afzegging was en of ik nog snel iemand wist. Even denken. Vrouwlief kon niet, die moest werken, dus mijn idee: ik post een ronselende Facebookpost en dan hap ik vast wel iemand binnen. Ik heb een groot netwerk. Verzameladres in het centrum van Amsterdam erbij, komt helemaal goed, zo stelde ik Isabelle gerust. Mijn tactiek werkte. Er waren alleen wat kleine misverstanden.
Ten eerste was er maar één figurant nodig, maar de tweede was nog erger: het ging dus helemaal niet om de opnames van Amsterdamned 2!! Ik had dat om de een of andere reden aangenomen omdat de opnames voor die film toevallig in die week ook in onze buurt zouden zijn.
Het ging om een kerstfotoshoot voor een rondvaartrederij! Ik vond het al gek dat we kerstkleding mee moesten nemen voor Amsterdamned 2. Zou de kerstman worden vermoord in de film? Moord op het kerstdiner met het mooie decor van de grachtengordel als achtergrond? Ik had het allemaal al bedacht. Maar niks van dat alles dus.
Kortom: teleurgestelde mensen die zich meldden bij dat kantoor en die voor Amsterdamned 2 kwamen (op Louise na!). Dus toen ik bij dat kantoor aankwam (‘Dus jij bent Rodney’) werd ik even hartelijk bedankt voor mijn ronselende post op Facebook, maar werd mij ook vriendelijk doch dringend verzocht of ik het bericht even als de sodeflikker wilde verwijderen voor er nog meer mensen kwamen! Ik had het weer eens totaal verkeerd begrepen.
Na al deze consternatie gingen wij met vijf chique geklede personen aan boord van een prachtige houten rondvaartboot. En wat de bedoeling was: wijn drinken, hapjes eten en mooi wezen! Nou, dat kun je aan vijf goed getrainde horecatijgers goed overlaten! We hebben de hele middag gevaren n genoten van prachtige wijnen en exquise eten. En daar moesten we af en toe een beetje leuk bij kijken voor de foto’s. Er zijn slechtere manieren om je duffe dooie maandagmiddag te besteden!
Ik dacht eigenlijk aan sperziebonen, karbonade en een slobberwijntje voor het avondeten, maar we kwamen rondom gevuld de boot af. We hadden zeker geen scheurbuik, zoals ze dat vroeger op de schepen hadden. Dit was even andere koek!
Met een gezellige slok op meerden we weer aan van waar onze vaartocht over de majesteuze Amsterdamse grachten begon. En we hadden dan wel een aardig wijntje op, maar we spugen allemaal niet op een extra slok op de borrel, dus we zakten nog nog even af in wat nabijgelegen horeca voor een afzakker. Houten schepen, maar ijzeren levers! Het was een hilarische dag. Voor dit soort boottochten mogen ze me vaker ronselen!
Rodweek 199 Je lul bij de kiloknaller
Als je een team horecamedewerkers vergelijkt met een voetbalteam dan is een kok je keeper. Ze zijn anders gekleed dan de andere teamgenoten, ze hebben een specialisme binnen het team en ze zijn door de regel genomen knettergek, een tikje zonderling of op z’n minst net een beetje anders dan de rest. Na een goeie twee decennia horeca-ervaring en een bonte stoet aan koks die ik voorbij heb zien komen mag ik die conclusie wel trekken.
Een van de gekste in zijn soort was dan toch wel Aart, de bulderende broodjeskok van Café Bax waar ik tussen 2007 en 2013 werkte. Aart was een geniale gek, zoals veel koks. Die was beroemd en berucht in Oud West. Beroemd omdat hij vreselijk goed was in zijn werk. Ik keek wel eens met hem mee hoe hij zijn broodjes maakte en daar heb ik tot de dag van vandaag profijt van. Van Aart heb ik echt de perfecte uitsmijter leren bakken. Met roomboter op laag vuur zodat je er een mooi bruin randje omheen krijgt. Mensen kwamen van heinde en verre voor een uitsmijter van die ouwe.
Maar hij was dus ook berucht omdat hij een bek als een roestig koksmes kon hebben. Als Aart je aardig vond dan kon hij grappig, vriendelijk, attent en gul zijn. En hij gaf daklozen gewoon vaak zomaar een tientje als hij zag dat ze honger hadden. Maar als ie je echt niet mocht was hij lomp, hard en vals en dan kwam het ook niet snel meer goed. Ik zat gelukkig in het eerste kamp. Of Aart je mocht dat hing ook een beetje samen met hoe je zijn wodka inschonk die hij na zijn werk als personeelsdrankje kreeg. Degene die zijn drankje te zuinig inschonk moest hard zijn of haar best doen om weer bij Aart in genade te vallen. ‘Die klootzak maakt godverdomme de bodem amper nat. Rod, als jij zo een biertje pakt, schenk me dan even fatsoenlijk bij’, bromde hij dan. Tegen de vrouw die zijn tonijnsalade te zuur vond: ‘Dan moet ze in de spiegel kijken, dan zal ze zien wat zuur is!’ schreeuwde hij dan uit de keuken. Hard genoeg zodat de mevrouw in kwestie het ook op het terras kon horen. Tegen een vervelende gast: ‘Als je nou niet oprot dan geef ik je zo’n klap op je bek dat je neus op achterhoofd staat!’ Tegen ongeduldige zeurders die vonden dat ze te lang op hun broodje moesten wachten: ”Die is nog bang dat ie te laat op z’n eigen begrafenis komt! Nou, ik zal ‘m helpen!” En nog een Aart-klassieker: ”Jij wordt nooit zo oud als je eruit ziet!”
Hij was ook altijd spullen kwijt. Liep hij weer vloekend en tierend door z’n keuken en dan kwam ik binnen:
‘Aart, dat mes hangt daar.’ En dan was Aarts gevleugelde uitspraak: ‘Ah, dank je wel. Eerst vloeken, dan zoeken’ of ‘Eerst zeiken, dan kijken.’
Als Aart in deze tijd had gewerkt zou hij waarschijnlijk een ‘Matthijs van Nieuwkerkje’ krijgen, hoewel het in horeca niet abnormaal is om even tegen elkaar te schreeuwen als er iets misgaat. Je werkt nou eenmaal onder een bepaalde druk en de ene kan daar beter mee omgaan dan de ander. Al ben ik zelf niet snel schreeuwerig (maar wel duidelijk) en raak ik ook niet snel in paniek van een vol terras. Het zijn maar mensen en dan wachten ze maar even. Als ze niet zien dat het druk is gaan ze maar lekker weg. Aart kon weleens flippen, want die zag al die bonnetjes met bestellingen binnenkomen, maar na het werk dronken we weer een biertje samen en waren we het allebei allang weer vergeten. ‘Lekker gewerkt?’ ‘Ja hoor!’
De dagelijkse opmerkingen, beledigingen en scheldpartijen van Aart vielen natuurlijk niet bij iedereen in goede aarde, maar gek genoeg kwamen sommige mensen er echt voor om hem te horen tieren of om zelf een belediging te ontvangen. Sommige gasten leken welhaast masochistisch daarin. Die waren teleurgesteld als ze niet door Aart waren beledigd. Maar dan namen Robin en ik samen soms de honneurs waar.
Toch vond Aart zichzelf geen kok. ‘Ik ben een beunhaas’, zei hij altijd. Hij had er nooit een opleiding voor gedaan. Er werd hem ooit gevraagd of hij broodjes kon smeren. ‘Zeker’, antwoordde Aart en toen had hij een baan.
Als Aart en ik na het werk samen op het terras zaten, hij met z’n wodka en ik met m’n biertje dan mocht Aart ook graag naar voorbijtrekkend vrouwelijk schoon kijken. Dan zag hij een mooie dame achter een kinderwagen lopen en dan was het: ‘Nou, ik zou niet de vader maar wel de dader willen zijn!’ Maar als er dan een vrouw passeerde die aanmerkelijk minder in de smaak viel dan was zijn legendarische uitdrukking: ‘Als m’n lul daarop reageert dan breng ik ‘m naar de Kema!’ De Kema is de goedkope kiloknalslagerij aan de overkant op de Kinkerstraat.
Wat allesbehalve een kiloknalslagerij is is Slagerij Louman in de Jordaan. De beste slagerij van Amsterdam. Daar haalde Aart altijd die verrukkelijke osseworst. Osseworst zonder ‘n’ inderdaad. Mooi broodje, dikke plakken osseworst rode ui, zout, peper en zuur erbij: het is nog steeds een van m’n favoriete broodjes en eens in de zoveel tijd haal ik dan ook even een lekker stuk osseworst bij Louman. De slager op de Goudsbloemstraat waar je echt nog onvervalst Jordaans hoort.
Maar tot mijn grote schrik las ik onlangs dat Louman de deuren ging sluiten! De schrik sloeg me om het hart, waar moet ik nou mijn favoriete osseworst halen? Ik heb best een paar goede slagerijen bij mij in de buurt, maar Louman is echt mijn favoriet. Daar loop of fiets ik echt voor om.
Met paniek in mijn ogen, wat pips rond de neus en met licht trillende stem bestelde ik voor de zekerheid maar twee stukken osseworst en vroeg ik of het echt waar was dat de slagerij per 1 maart zou sluiten. ‘Nee hoor Rod, het gaat om de winkel in Landsmeer. Wij blijven gewoon. Maar je bent niet de eerste die het vraagt, want de hele buurt was in paniek!’
Het nieuws bleek op een nogal verwarrende manier te zijn gebracht. De hele Jordaan plus ik waren in rep roer! Maar gelukkig bleek het loos alarm. En zo kan ik mijn favoriete broodje voor mijn meisje (die inmiddels ook verslaafd is aan specifiek die osseworst) en mij blijven maken.
Aart ben ik al een jaar of acht compleet uit het oog verloren, net als veel mensen. Ik weet eerlijk gezegd niet eens of hij nog wel leeft. Hij lijkt van de Aartbodem verdwenen (ba-dum-tss!!) maar ik denk nog vaak aan hem. ‘Eerst vloeken dan zoeken’, zit nog steeds in mijn repertoire als ik weer eens iets kwijt ben, vloekend door het huis loop en het ding dan op een volkomen normale plek vind. En ik denk vaak aan Aart als ik een broodje osseworst, een broodje zalm met avocado of natuurlijk een uitsmijter maak. En als ik langs de Kema loop moet ik altijd even glimlachen.
Rodweek 195 Echte Mannen
The Big Lebowski: ‘What makes a man, Mr. Lebowski?’
The Dude: ‘Uhh… I don’t know Sir.’
The Big Lebowski: ‘Is it being prepared to do the right thing, whatever the cost? Isn’t that what makes a man?’
The Dude: ‘Hmmm… Sure, that and a pair of testicles.’
Bovenstaand een fragment uit mijn favoriete film, The Big Lebowski. Het is een vraag die mij ook wel eens bezig houdt: wat is nou een echte man? En ben ik er één?
Aan het basiskenmerk zoals The Dude het omschrijft, het hebben van testikels, voldoe ik.
Maar verder? Wat is nou een echte man? Ik leg mezelf even langs de mannelijke meetlat.
Als ik naast mijn vriend Lex aan de bar zit en hij begint te praten over motoren, brommers, Formule 1, klussen en allerlei technische zaken, dan ben ik hem al snel kwijt. Lex is handig. Hij is timmerman, klusjesman en kan dingen repareren: dat zijn echt van die mannenskills die niet in mijn basispakket zitten. En die ik ook nooit geleerd heb. Als ik een spijker in de muur sla zit heel Amsterdam zonder stroom. Al was dat overigens niet de reden van de stroomstoring die er laatst was! Ik kijk wel beter uit.
Ik heb een handige vader, ik heb ook altijd handige schoonvaders gehad en ik heb genoeg handige vrienden om me heen. Dus de klusjes waar handigheid en een goede motoriek voor zijn vereist laat ik graag aan anderen over. Mijn talent is dan weer wel om handige mensen om me heen te verzamelen. Het is met klussen in huis gewoon beter en leuker voor iedereen dat ik de catering verzorg. Daar ben ik dan weer goed in. Ik ben een zorgzame man die mensen graag in de watten legt. Dat maakt mij dan ook uitermate geschikt voor horeca. Ik maak het mensen graag naar de zin. De jaarlijkse vergaderingen in ons pand zijn ook altijd bij ons. Dan is er voor iedereen genoeg te te eten en te drinken. Helaas waren mijn verzorgende skills niet genoeg om verpleegkundige te worden, wat ik ook nog een blauwe maandag heb geprobeerd. Dat was helaas niet mijn pad.
Auto’s! Je hebt toch wel iets met auto’s? Nog zo’n ‘mannenman’-dingen waar ik niks mee heb: ik heb nog nooit enig gemotoriseerd voertuig bestuurd. Ik nooit ook zelfs maar de lichtste ambitie gevoeld om een rijbewijs te halen, een motor te hebben of zelfs maar om een een brommer of een scooter te besturen. Met jongens die vroeger aan brommers en auto’s liepen te sleutelen in het fietsenhok had ik nooit zoveel gespreksonderwerpen. Dat was hun ding. Ik liep liever aan meisjes te sleutelen.
Computertechniek dan? Hou op met me! Ik weet nog net hoe dat ding aan en uit moet en hoe ik mijn columns kan posten. Voor de rest weet ik er helemaal niks van.
OK: sportief dan? Je kan toch wel iets mannelijks? Nee. Ik kijk heel graag naar sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Ik praat en schrijf er veel over. Ik weet er ook veel van. Mensen betalen mij soms voor mijn voetbalschrijfsels en zijn benieuwd naar mijn meningen over wedstrijden, maar ik heb zelf nul komma nul balgevoel en de motoriek en de souplesse van een blok beton. Mijn beste positie is aan de zijlijn van het veld of op de tribune.
Ik ben dan wel weer heel competitief in spelletjes. Ik wil altijd winnen als ik weet dat ik minimaal gelijkwaardig ben in het spelletje.
Muziek dan? Zelfde verhaal als met voetbal. Ik weet er van alles vanaf. Ik presenteer muziekquizzen, schrijf er soms over, maar ik kan niet zingen, ik heb nul ritmegevoel en ik kan ook geen instrument bespelen. Een elektrische triangel misschien als ik m’n best doe.
OK. Niet technisch, weet niks van computers, is slecht in sport en kan ook geen instrument spelen.
Godsamme, wees toch eens ergens een vent in! Rod, je bent een kroegtijger. Altijd al geweest. Drinken, roken en vrouwen! Daar hou je van. Maar ook weleens een beetje vechten? Lekker beuken tegen andere testosteronbommen? Hard schreeuwen tegen andere mannen? Ook al niet. Ik ben totaal niet agressief aangelegd. Ook niet met een stoot drank in mijn mik. Van de paar keer dat ik, met wisselend succes, heb gevochten heb ik nooit de eerste klap uitgedeeld en was ik sowieso niet de agressor. Het zit er simpelweg niet in. Als het dreigend wordt loop ik liever weg dan dat ik het tot een fysieke confrontatie laat komen. Ik heb daar gewoon nooit zo’n zin in.
Goed, verder op de mannenschaal: ooit gedacht om een gezin te stichten?
Gezin, met kinderen maken en zo? Dat stond nooit hoog op mijn prioriteitenlijst. Ik vind het proces van kindjes maken bijzonder leuk, maar daar houdt het wel bij op. Ik hoef ze niet per se als onderdeel van mijn gezin te hebben. Wat overigens niet betekent dat ik een zure kinderhater ben. Ik vind het hartstikke leuk om op te passen, er mee door te stad te lopen en om met ze te ouwehoeren. De meeste kinderen zijn cool. Maar ik moet ze wel snel terug kunnen geven aan de rechtmatige ouders. Daarbij heeft mijn meisie er al eentje van 23 die op zichzelf woont, dus die is af. Daar hoeven we niks meer aan te doen.
OK Rod, dan moet je toch op z’n minst een huis hebben gekocht? Wel, dat is er nooit van gekomen en tenzij de loterijballetjes een keer leuk vallen of ik een enorme bestseller ga schrijven zie ik het er ook niet meer van komen. En al helemaal niet in mijn onbetaalbare stad. Daarbij woon ik al op de mooiste plek van mijn favoriete stad voor een betaalbare huur en dat is me bijzonder veel waard. Daardoor kan ik werken om te leven en leef ik niet om te werken.
Godver, ook al geen eigen koophuis. Wat kan jij nou wel als man? Jagen, ouwe, jagen! Toch? Er zit toch wel iets van een man in je? Welnu, het enige jachtinstinct dat in mij zat was op het jagen van rokken in het hoofdstedelijke nachtleven. Ik was altijd op jacht als een nachtluipaard. Sluipend en loerend op een vrouwelijke prooi. En daar was ik dan ook redelijk bedreven in. Dat is toch wel een goeie mannenskill? Maar na een lange en intensieve safari als nachtluipaard ben ik inmiddels alweer een paar jaar onder de pannen bij de vrouw van mijn dromen. En over pannen gesproken: daar ben ik dan ook wel weer handig mee. Ik kan goed koken. En daar wordt mijn meisie ook blij van.
De vrouw die de motorisch gestoorde, onhandige, atechnische, asportieve, aritmische, competitieve, geweldloze, kinderloze, rijbewijsloze nachtvlinder die schrijver dezes is toch maar mooi in haar armen heeft gesloten. Ze zal er altijd voor me zijn. En ik zal er altijd voor haar zijn en voor haar zorgen, koste wat kost en onvoorwaardelijk, zoals ik er ook tijdens haar ziekte altijd voor haar was. Misschien maakt dat me een echte man, Mr. Lebowski? Uhh.. Ja, dat. Oh ja, en de testikels.
Rodweek 190 Circus Pff…
‘Oh nee, Rod, doe het niet, doe het alsjeblieft niet, hou je in, hou nooouuuuu iiihhiiiin, lieve ome Rod, ouwe dibbes! Dit wordt alleen maar gezeeeiiiiheeeik en geklooooohoooot!’, dacht ik nog voor het schrijven van deze column. Maar ik doe het toch: een column schrijven over politiek. Ik probeer me op mijn socials doorgaans zo ver mogelijk van politieke onderwerpen te houden. De reden is dat het, zeker als je een uitgebreide contactenlijst op die socials hebt, met mensen van diverse politieke pluimage (ik sluit niemand om politieke voorkeuren uit, tenzij het echt radicale gekken zijn) te maken hebt. En daar zitten dan ook altijd net iets te fanatieke internetschreeuwers tussen die hun meninkje er door willen persen. Die via hun toetsenbord gaan blèren tegen mensen die ze in het echte leven niet kennen. De zogenaamde toetsenbordhelden, u kent ze wel. Ik ook helaas. En daarom prefereer ik om mijn socials gewoon zoveel mogelijk te vullen met leuke en gezellige onderwerpen. Poezenplaatjes, columns, aptoniemen, foto’s of leuke columnquotes uitproberen. Ik heb wel meer te doen dan semantische discussies aan te gaan met mensen met wie ik het toch nooit eens word en ik heb ook geen tijd en geen zin om domme fitties tussen mensen op mijn tijdlijn te modereren.
Maar vandaag wil ik het dus even wel over ‘de polletiek’ hebben. Ik werd vanmorgen, net als iedere andere Nederlander wakker in een land waarin de PVV de grootste partij is. Dat is bizar. Dat ik het nog mee moet maken. 2023 is een raar jaar. Ajax heeft laatste gestaan en de PVV heeft ineens de grootste lul: hoe dan?!
In het geval van Ajax is het simpel: wanbeleid en de lul van Marc Overmars. In willekeurige volgorde. De PVV de grootste: wanbeleid van de VVD. Dertien jaar ‘kutte onder Rutte’ die grote onvrede onder de bevolking tot gevolg hebben gehad. Dat de PVV gisteravond de grootste partij is geworden is zoals je dat in het Engels mooi zegt: ‘An accident waiting to happen.’ Rutte heeft het verkut, veel mooie praatjes, lekker alles weglachen, maar ondertussen kunnen veel mensen amper hun boodschappen betalen en kan vrijwel niemand meer een woning vinden. En die lieve Dilan Yesilgöz met haar brugklasstem doet ook alleen maar loze beloftes waar niemand iets voor koopt. Mensen zijn klaar met dit soort gelul en ik snap het. De oude politiek had de macht en die hebben ze door hun eigen salonfähigheid zelf uit hun poten laten kletteren. De arrogantie van de macht. Het heeft zich nu tegen zich gekeerd. En dan kan ik als linkse stemmer heel hard gaan huilen dat het allemaal zo gemeen is en boehoehoe, maar de uitslag van gisteren kon je van minimaal tien kilometer zien aankomen. En hij was nog harder dan iedereen kon denken.
De PVV is een monster en dat monster voedt zich met onvrede. En laat die onvrede nou toevallig net in overvloed aanwezig zijn in ons landje. Het monster vreet z’n buikje rond. En dat hebben de gevestigde partijen aan zichzelf te danken. Je kunt PVV-stemmers niet zomaar als domme xenofobische boeren wegzetten. Het is gewoon de teleurgestelde arbeidersklasse die zich niet meer kan vinden in de oude linkse politiek. En hoe win je deze mensen weer terug? Bijvoorbeeld door minder in oude links/rechts-dogma’s te blijven hangen.
Ik zal van mijn leven nooit PVV stemmen. En ook geen VVD. Ik ben ook een gozer uit de arbeidersklasse en iemand die het beste voorheeft met iedereen, dat laatste mis ik nogal eens bij rechtse partijen. Die zitten er vooral voor zichzelf. Pluchepakkers. Kom je dus al snel uit bij de linkervleugel. Groen Links/SP, dat is mijn hoek, hoewel ook niet in alles. PvdA is al jaren VVD-light. En uitgerekend die gingen samen met Groen Links. Daar had ik in het begin nog wel wat verwachtingen van maar toen Frans Timmermans aan het roer kwam wist ik genoeg. Frans Timmermans is de ultieme salonsocialist, met z’n enorme 17 kamer-huis, z’n dikke pens, z’n royale salaris, bonussen, wachtgeld en de privéjet waarin hij graag met vriend Diederik in vliegt. Links lullen, rechts zakkenvullen en geen idee hoe arbeiders leven en sappelen. Joop den Uyl zou zich in zijn graf omdraaien. En toch heb ik op die fusiepartij gestemd. Niet op hem, natuurlijk niet, maar op een Groen-Linkse mevrouw uit die partij. Ik heb met frisse tegenzin op die partij gestemd, Alsof je verplicht een hapje uit de kattenbak moest eten. SP is te klein en ik wilde per se niet dat Wilders het zou worden. Ik ben dus gewoon zo’n lul die strategisch heeft gestemd. Mijn hart zegt SP.
Ik heb de debatten gevolgd. Omzigt hield zich staande maar is iets teveel een christelijke schoolmeester die te ver van het volk afstaat, Dilan vertelde vooral graag hoe ontzettend klaar ze er voor is en strooide met wat loze beloftes net als haar voorganger en Frans Timmermans was de hopeloze verliezer met z’n gegoochel over cijfers en z’n klimaatstokpaardje. Maar wie liep er na elk debat lachend en als glansrijke winnaar de studio uit: Geert Wilders. Wat je ook van de man vindt: hij is een geweldige debater en altijd goed voor een mooie one-liner. Zo moest ik best wel lachen toen hij de bolbuikige Timmermans in het VI-debat voor joker zette: ‘U kunt wachten tot u een ons weegt, mijnheer Timmermans. Maar dat kan in uw geval wel even duren.’ En hij sloeg ze allemaal links en rechts om de oren met hun eigen uitspraken. Hij won die debatten fluitend. Daar heeft hij geweldig mee gescoord in het land.
Mijn bezwaar tegen Wilders is dat ik nooit zou stemmen op iemand die mensen uitsluit (in zijn geval met name de Moslimgemeenschap) en discrimineert. Iemand die woorden als ‘kopvoddentax’ in de mond neemt. Iemand die polariseert in plaats van verbindend is. Dat is niet mijn volk.
Wie wel mijn volk is is mijn gabber Mounir die ik al bijna dertig jaar ken. Mounir is geboren in Marokko, opgegroeid in Amsterdam-Oost en net zo Nederlands en Amsterdams als ik, maakt net zulke platte grappen als ik, maar vergeet nooit zijn Marokkaanse roots. En hoewel hij moslim is drinkt hij ook graag een biertje met mij. Dan kijkt Allah maar even niet. ‘Hutspot met couscous’ noemde ik hem laatst toen ik hem sprak in zijn nieuwe woonplaats Amersfoort. Mounir schrijft ook en op een hele leuke verbindende wijze. Ik moet altijd erg lachen om zijn geschreven dialogen tussen Mounir en zijn Nederlandse tokkiebuurman Arie. Arie spreekt Mounir steevast aan met ‘Ali Baba’ of ‘Kameel’, maar ondertussen hebben ze tijdens hun gesprekken ook lol met elkaar en zien ze elkaars positieve kanten en respecteren ze elkaars cultuur. Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar.
Mounir vertelde over zijn helaas overleden vader die bij de eerste lichting Marokkaanse gastarbeiders hoorde (‘toen vonden ze ons nog leuk’, lachte Mounir bitterzoet). ‘Mijn vader had een pleurishekel aan die Marokkaanse straatcrimineeltjes die de boel liepen te verzieken in de buurt. Die jochies maken alles stuk wat wij hebben opgebouwd. Ze hebben geen idee hoe goed ze het hier hebben.’ En dat is waar de oude politiek veel op heeft verloren.
Dat verbindende wat Mounir heeft heeft Wilders niet en dat gaat ie ook niet meer krijgen op z’n oude dag.
Daarnaast ís PVV Geert Wilders. En niemand anders. Net als dat de LPF alleen Pim Fortuyn was en FvD alleen maar Thierry Baudet is (inmiddels een marginaal splinterpartijtje). Toen Fortuyn door een extremistische idioot werd vermoord werd pijnlijk duidelijk dat er onder hem alleen maar kneuzen zaten (weet je nog, sukkels als Mat Herben en Herman Heinsbroek) en in de PVV zitten types als Fleur Agema, die engerd Dion Graus en nog een stapeltje brandhout. Mocht Wilders onverhoopt iets overkomen dan is die partij dus overgeleverd aan mensen die hem totaal, maar dan ook totaal niet kunnen vervangen.
Onder de zetel van Wilders zitten alleen maar clowns. Ik heb clowns nooit leuk gevonden. Weet je wat het is, je kunt de clowns wel naar het Torentje brengen, maar dat maakt ze geen regeerders. Het maakt van het Torentje een circus. Het doodvermoeiende Circus Pff…
Rodweek 180 In de buurt van Amersfoort
Jaren geleden kwam ik eens een Amerikaanse man tegen in de kroeg die er nogal verbaasd over was dat mijn vrienden en ik niet nu en dan eens naar Parijs gingen voor een avondje uit. Want dat is maar vier uur rijden. En wat zijn nou vier uurtjes voor een leuk avondje uit? Ik legde hem uit dat Nederlanders in het algemeen en Amsterdammers in het bijzonder afstanden al snel ver vinden. Zeg tegen een Amsterdammer dat er een feestje is in Amstelveen of in Haarlem en de Amsterdammer zal moeilijk kijken en verzuchten dat het wel leuk is, maar dat het ook wel een takkeneind weg is. Je zal het verdomme moeten kruipen, met je dichtbij! Zo redeneert de Amsterdammer. Laat staan als de Amsterdammer nóg verder van de natuurlijke habitat van beton en grachten moet reizen. Alles buiten de ring A10 wordt gezien als onmenselijk ver weg.
Mijn Amerikaanse gesprekspartner vond het bizar. Amerikanen kijken compleet anders naar afstanden. De Amerikaan kwam uit de buurt van New York, zo zei hij. Gaande het gesprek kwam naar voren dat het naar de stad New York nog zeker twee uur rijden was voor hem. Dat noemt een Amerikaan dus ‘in de buurt van’. Een Nederlander uit Groningen zal niet zeggen dat hij uit de buurt van Maastricht of Utrecht komt. Maar Nederland is klein. Ons landje zou in Amerika een kleine staat zijn. Volgens mij is alleen Maryland qua oppervlakte enigszins vergelijkbaar. De andere staten zijn allemaal veel groter.
Ik moest weer aan dit verhaal denken toen ik afgelopen week de show van Paulien Cornelisse zag. Iemand vroeg haar of ze in de buurt van Amersfoort woonde. Nou nee, in Amsterdam, antwoordde zij. Dat ligt er toch wel een dik half uur vandaan.
Als je Nederland als dartbord ziet en je gooit in de roos, dan raak je Amersfoort. Amersfoort is precies het kadastrale middelpunt van Nederland. Zo ongeveer elke plek op het vasteland in Nederland ligt op maximaal rond de twee uur rijden van Amersfoort. Als we de definitie van die Amerikaan volgen komen wij dus allemaal uit de buurt van Amersfoort.
Ik ben ook zo iemand die slechts bij uitzondering de wereld buiten de ring A10 verlaat. Maar daar is dus nu verandering in gekomen. Voor Uitjesbureau bezoek ik elke week een andere stad en daar maak ik dan een leuk verhaal over. Ik ga op zoek naar stadsgeheimen. Uitjesbureau organiseert personeelsuitjes en die heb ik voor verschillende steden uitgeschreven. Sommige steden kende ik alleen niet zo goed en om een idee te hebben over welke stad ik schreef ging ik dan naar zo’n stad toe, zoals bijvoorbeeld Maastricht, Enschede en jawel… Amersfoort. Ik was dus in mijn hele 46-jarige bestaan echt nog nooit in Amersfoort geweest!
Ik kwam er steeds meer achter dat ik Nederland eigenlijk helemaal niet zo goed ken. Ik weet door al mijn reizen prima de weg in pak ‘m beet Budapest, Londen, Antwerpen, Barcelona, Madrid, Parijs, Vancouver, Napels, Paramaribo, Bangkok en Agia Galini (OK, Galini heeft maar vijf straten), maar ik was dus nog nooit in Amersfoort geweest, op een half uur van Amsterdam. Dat is eigenlijk best raar. Ik ben met mijn vriendin naar Amersfoort geweest en ik vond het geweldig. Wat een plaatje van een stad. Niet om de verbaasde blasé Randstedeling uit te hangen die een keer uit z’n bubbel komt en ontdekt dat er ook buiten de A10 leven is, want ik wist wel dat Amersfoort een mooie oude stad is, maar het deed me wel realiseren dat ik behalve al mijn reizen buiten Nederland ook binnen Nederland nog genoeg te ontdekken heb.
Nadat mijn opdracht voor Uitjesbureau, het beschrijven van al die personeelsuitjes, erop zat baalde ik een beetje. Ik was van ‘mijn’ steden gaan houden. En toen bedachten we ineens het volgende: laat mij als ‘De Reizende Rijsdijk’ gewoon elke week naar een andere stad reizen, laat mij daar dingen ontdekken, daarover schrijven en dat gebruiken als aanvulling op de sites van Uitjesbureau. Een geweldige vrije opdracht die tof en uitdagend is om te doen en waarbij ik als bonus voor mijzelf Nederland eindelijk beter leer kennen.
Ik ben inmiddels naar Nijmegen (nooit écht geweest), Utrecht (wel vaak geweest) en Den Bosch (nooit geweest) geweest. En vorige week had ik een thuiswedstrijd in Amsterdam. Het is geweldig om te doen. Ik heb de leukste baan van Nederland. Morgen ga ik op stap in Zwolle. Een jaar of vijfentwintig geleden ben ik er weleens geweest, maar daarna ook nooit meer, dus ook Zwolle is een redelijk blanco vel voor me. Waar Zwolle ligt? Ergens in de buurt van Amersfoort toch?
Yoooo, hebbie nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]
Rodweek 175 Oorlog bij de flessenautomaat
Toen er behalve op flessen ook statiegeld op blikjes werd ingevoerd zag ik daar in eerste instantie alleen maar de voordelen van. Mensen zullen eerder geneigd zijn om hun blikjes en flesjes op te ruimen en niet meer op straat achter te laten, want ze krijgen er geld voor terug. En door de luie vieskezen die hun blikjes toch laten liggen ontstaat er een nieuw soort schaduweconomie: mensen die het statiegeld goed kunnen gebruiken als bijdrage voor hun boodschappen zullen de blikjes en flesjes oprapen en het inleveren. Het levert schonere straten en een extra centje op voor mensen die het nodig hebben. Win-Win-situatie!
En inderdaad, als ik nu na een mooie zomerdag mijn vroege ochtendwandeling langs de Amstel maak liggen er weinig tot geen blikjes en flesjes meer op de steiger meer terwijl ze vorig jaar nog bezaaid lagen met troep omdat veel mensen nou eenmaal te bescheten zijn om hun eigen zooi op te ruimen. Tot zoverre is mijn tevredenheid over het statiegeld dus volkomen gerechtvaardigd.
Omdat ik graag de zonnige kant van dingen zie had ik niet stilgestaan bij de schaduwzijde van het fantastische plan. Toen ik laatst mijn 3 Spa-flessen, een paar fruitsapflesjes en wat blikjes in wilde leveren bij mijn vaste Albert Heijn aan de Jodenbreestraat stond er een meneer met zes volle vuilniszakken vol blikjes bij de automaat. Hij had geen horloge maar wel de tijd. Hij deed rustig aan. Tot grote ergernis van de meneer achter hem die ook een aanzienlijke buit had gescoord en kennelijk wat minder ruim in zijn tijd zat. En daarachter dus ik en nog wat mensen die een paar huishoudelijke flesjes wilde inleveren. Dat ging nog een lang verhaal worden. De automaat accepteerde niet alle blikjes in één keer of gewoon niet, dus de statiegeldjager probeerde het dan weer opnieuw, soms een paar keer. De man achter hem werd steeds bozer en een ruzie kon dan ook niet uitblijven, het werd zelfs fysiek. De achterste man sloeg de voorste man met een lege colafles op z’n hoofd, om hem aan te sporen er wat tempo in te gooien, waarop er een boel geschreeuw en geduw volgde en waarop de beveiliging erbij kwam.
Ik zag het tafereel met verbijstering aan. Dit is Nederland anno 2023, waar de economie zo kut is dat mensen met elkaar op de vuist (of op de fles) gaan bij de flessenautomaat voor een paar piekies. Wat een armoe en wat een intense treurnis. Steeds als ik denk dat het niet gekker kan in dit land dan komt er weer wat nieuws.
Ik besloot niet langer meer te wachten. Ik heb meer te doen dan te wachten op 1,75 en nam mijn paar flessen en blikjes maar weer mee. En dat was al de derde keer die week. De wat oudere kassadame achter de servicebalie luchtte haar hart aan de mevrouw die voor mij stond. Ze foeterde er in prachtig ouderwets Amsterdams op los: ‘’Ik werk hier al twintig jaar in dit filiaal, er komen hier een boel gekken, dat is nou eenmaal de buurt, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Zo zout heb ik het nooit gevreten. Het is godverdomme één grote ellende hier in de winkel sinds dat statiegeld op die blikjes zit. Elke dag oorlog bij die automaat, ze gooien er halfvolle blikjes in zodat de automaat vastloopt, of ze gooien het blikje leeg op de grond waardoor de hele vloer plakt en elke dag moet er een monteur komen. En mensen zoals u kunnen niet eens meer die paar flessen inleveren omdat zo’n aso een uur staat te klootviolen voor een paar rotcenten. Ik word er krankjorem van.’’
In de middag moest ik nog even een boodschap halen en ik liep dit keer naar de Appie in de Utrechtsestraat, met mijn tasje statiegeld. Ook hier schreeuwende en tierende mensen met volgeladen tassen bij de automaat. Ik nam mijn 1,75 maar weer onverrichter zake terug naar huis. Onderweg kwam ik drie opengebroken vuilnisbakken tegen waar de fanatieke statiegeldjagers op zoek waren geweest naar een paar duppies. Het geld ligt tegenwoordig op straat en dat is alleen maar goed. Maar de troep uit de gesloopte vuilbakken helaas ook, dat vind ik dan weer minder.
De Albert Heijn op de Jodenbree heeft de automaat nu al een paar dagen dichtgegooid. Stuk, zo staat er te lezen op een geprint A4-tje. Monteur is onderweg. Een totale lulsmoes natuurlijk. Het winkelpersoneel is er gewoon even klaar mee.
Ondertussen groeit ook bij ons thuis de statiegeldberg gestaag door. Ik hoop niet dat ze me bij mijn supermarkt lelijk aankijken als ik eindelijk m’n flessen en blikjes weer eens in kan leveren en met een volle tas aankom.
Yoooo, boekie kopen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn columnbundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam of 19,50 als ik ‘m moet verzenden. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]
Rodweek 167 1 april
Als ik soms nieuwsberichten lees dan denk ik weleens: ‘Gut, 1 april valt vroeg dit jaar’. Of juist laat. Zo bracht AT5 op 6 maart 2014 eens het bericht dat onderzoek van de gemeente had uitgewezen dat er meer mensen op het terras zitten als de zon schijnt dan wanneer het regent. En dat er dan ook meer geluid is. Voor wie het niet gelooft: ik neem je niet in de maling op deze 1 april, lees hier maar. Dus dat doen ze bij mijn overburen van de Stopera met onze gemeentebelastingcenten: nutteloze onderzoeken doen.
Al blinkt onze gemeente wel vaker uit in Bananasplit-waardige beslissingen. Onlangs werd de Kinkerstraat weer geopend voor tramverkeer, hiep hiep hoera! Maar de indeling van de haltes is wel anders geworden: de tramhalte bij de Ten Katemarkt is weg! Van alle haltes die je op de Kinkerstraat kunt missen halen ze de belangrijkste weg. Dé halte die de oudjes uit het verpleeghuis en het marktpubliek het hardste nodig hebben. Vroege 1 april grap? Nee hoor, bloedserieus.
Net zo serieus als de huisjesmelker in Zuid die zijn huurders wil uitkopen met 30.000 euro zodat hij zijn hokken leeg kan verkopen. En nee, de huurders trapten niet in deze vroege 1 aprilgrap die geen grap was. Want wat moet je met dertig ruggen als je geen nieuw huis hebt? Zeker in een stad waar betaalbare woningen zo schaars zijn pinguïns in de Sahara. Met dertig ruggen slapen onder bruggen? Ga je gauw, Swiebertje.
En ja, er worden wel huizen gebouwd, maar die zijn zo onbetaalbaar voor de gemiddelde burger dat daar niet zoveel interesse meer in is. En dat de bouwconcerns dat maar gek vinden. Die staan daar als een verbaasd klein kind achter hun oren te krabben hoe het toch in godsnaam mogelijk is, want iedereen wil toch in Amsterdam wonen? Ja, heel gek dat mensen in een tijd van economische crisis geen onbetaalbaar appartementje in Amsterdam meer kunnen of willen kopen. Misschien moeten we Onderzoeksbureau Schanulleke er maar eens een diepgravend onderzoek naar laten doen.
Nee, als ik grappen wil horen dan luister ik wel naar een komiek. Naar Jandino Asporaat bijvoorbeeld, hoewel ik er geen actieve herinnering aan heb dat de beste man me ooit ook maar een glimlachje heeft ontlokt. Al is dat natuurlijk een kwestie van smaak. Enfin, Jandino verkondigde onlangs dat hij niet in 11 september, de maanlanding en coronavaccins gelooft. Jandino is namelijk niet zo van de wetenschap. Jandino gelooft wel heel erg in God. Het bestaan daarvan is ook nooit wetenschappelijk bewezen, dus hij is in elk geval consequent in zijn onzin. Misschien moeten we Jandino ook maar eens vertellen dat de aarde rond is. Niet vandaag, anders denkt hij dat het een 1 april-grapje is.
Ik ben zelf overigens nooit goed geweest in 1 april-grappen. Mijn vrienden van de Osdorp Posse waren dat wel. Die haalden bijna jaarlijks wel een leuke grap uit, dus de echte diehard-fans waren rond eind maart al wat alerter en tuinden er niet meer in. Maar er was er altijd wel eentje natuurlijk. De leukste die ik me kan herinneren was dat ze rond 29 maart een bericht de wereld in hadden geslingerd dat ze de originele master CD van hun album ‘Afslag Osdorp’ kwijt waren. En het serienummer stond op een CD die zou ooit per ongeluk verkocht zijn en die hadden de jongens heel hard nodig. En ja hoor, er kwam inderdaad één fan het kantoor van de O.P. binnengestormd: ‘Ik heb ‘m! Ik heb ‘m!’ Maar dat serienummer stond op elke CD. En toen kwam de fan, die geloof ik helemaal uit Limburg naar Amsterdam was gereden erachter dat hij vol in de 1 april-grap was getrapt. Al hebben de heren dat uiteraard goed gemaakt met hem.
Voor de rokers onder ons: sigaretten zijn vanaf vandaag flink duurder geworden. Rond de 1,30 per pakje. En nee, ik zei het al, ik ben niet goed in 1 april-grappen, deze is echt waar.
Wil je ook een exemplaar van mijn nieuwste bundel ‘Lockdownsyndroom’ bestellen? Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]. Quanta costa: 15 euro als je het boek in Amsterdam ophaalt of 19,50 als ik het naar je opstuur.