Ons huis is niet het meest populaire huis voor bezorgdiensten. Zodra de Appie-bezorger ons adres op de rol ziet staan baalt-ie waarschijnlijk al. Bedrijven als Post NL en DHL die zetten alles in de gang neer, maar de bezorger van de Appie moet de door ons bestelde zooi naar boven sjouwen. Of wat te denken van mensen die echt zware shit als een wasmachine en een koelkast naar onze crib hebben gesleept. En zelf heb ik met twee vrienden nog eens een loeizwaar matras naar boven gesleept (waar we nog steeds plezier van hebben, dus het waren de zweetdruppels waard) en in m’n eentje nog vele andere zware zaken als vrouwlief de Zalando weer eens heeft geplunderd. Het is bepaald geen sinecure om ons huis te bevoorraden, naar vijf hoog, 68 treden zonder lift. De bezorger heeft dan meteen z’n cardiotraining gehad. Dat dan weer wel!
De bezorger die onlangs langskwam had het zichzelf per ongeluk iets te zwaar gemaakt. Met de tong op zijn schoenen kwam hij met een grote krat boodschappen aan. Mo lag nog in bed dus ik pakte die krat aan, bedankte de bezorger en begon met het uitpakken en inruimen van de spullen. Alles wat we hadden besteld zat er in, maar toen ik die eenmaal had ingeruimd zag ik dat er nog een grote plastic tas in de krat stond waar allemaal blauwe zakken in zaten. Ik pakte er een zak uit. Aviko diepvries röstirondjes met bacon en ui. Goh, apart, dacht ik nog. Het is nou niet bepaald een product dat normaal gesproken hoog op onze boodschappenlijstjes prijkt. Het staat er überhaupt nooit op. Ik keek verder in de zak. Hey, nog zo’n zak. En nog één en nog één en nog… nog… nog… Lang verhaal kort: we zaten ineens met acht diepvrieszakken röstirondjes bacon ui opgescheept. Rösti. Ik kan me die dingen nog vaag herinneren uit de jaren 80 of 90. Toen heb ik het weleens gegeten, maar ook niet echt vaak volgens mij. Daarna zijn er decennia voorbijgegaan dat ik niet meer aan rösti heb gedacht. Even nagezocht wat het ook alweer precies was: geraspte aardappel met krokant laagje eventueel aan te vullen met bijvoorbeeld bacon en ui, het gerecht heeft z’n oorsprong in de Zwitserse keuken. OK, weer wat geleerd.
Ik vroeg de liefste of ze een acute röstiverslaving had opgelopen en of ik me zorgen moest maken, maar dat bleek niet het geval. Mo zou niet eens één zak rösti bestellen. We hadden gelukkig nog precies genoeg plek in de vriezer om de zakken in elk geval even tijdelijk te huisvesten. De rösti-noodopvang. Ik belde met de klantenservice van de Zaanse grootröstigrutter en legde de situatie uit. Misschien zit er wel een heel röstiek bejaardentehuis te wachten op acht zakken rösti voor voor de grote maandelijkse ‘Wij worden zo zat als een Zwitser’-avond. Dan kunnen ze het ophalen of ik zou het zelfs nog langs kunnen brengen als het een beetje in de buurt is. Zo ben ik dan ook wel weer. Of misschien was het wel een bestelling voor Rösti Rostelli. Het vriendelijke klantenservicemeisje deed navraag en kwam weer terug aan de lijn met de mededeling dat de overdaad aan rösti inderdaad verkeerd was bezorgd, maar dat we de zakken mochten houden. Ze wenste ons nog smakelijk eten. Dus, daar zaten we dan met een vriezer, röftend van de rösti. Een app in de groepsapp van ons pand met de vraag of de buren wellicht trek hadden in rösti verloste ons in elk geval al van vijf zakken. De röst in onze vrieslade is wedergekeerd. We hebben nog drie zakken. We houden er eentje zelf. Dus als iemand die andere twee zakken wil hebben: kom maar halen.
Vanmiddag ga ik naar het voetballen. Nog een biertje toe in het clubhuis en daarna naar huis. Eten maken. Ik denk dat ik al weet wat er vanavond in de airfryer gaat. Hoef ik daar ook niet meer over na te denken. En dan op tijd naar m’n nest. Vrouw is aan het werk en komt laat thuis. Ik boekie lezen. Dat wordt een lekker röstig avondje.
Tag Archives: Rodzooi
Rodweek 222 Over vaders en zonen
Wanneer mijn meisie allang de sneltrein naar dromenland heeft genomen maar die van mij nog meer vertraging heeft dan de NS, dan probeer ik de slaap te omhelzen door middel van lijstjes. Je kunt het schaapjes tellen noemen, maar zodra er één schaap over de Dam is staat ie op het Rokin. Dat weten we allemaal. Dus ik verzin steeds wat nieuws. Voorbeelden: in welke hoofdsteden ben ik allemaal geweest in alfabetische volgorde? Bedenk alle stadions in Nederland en Europa waar je ooit bent geweest in alfabetische volgorde. Hoeveel mislukte Ajax-spitsen heb je gezien in je lange supportersloopbaan en wie zijn het en in welk seizoen? Bedenk op alfabetische volgorde een land en hoe de vlag eruit ziet. You name it. Ik heb honderden van dat soort slaaplijstjes in mijn hoofd. Als ik net zo veel geld als feitjes in mijn hoofd had zou ik nooit meer hoeven werken.
Vaak werkt die truc wel bij mij en dan ben ik ongeveer rond de letter F of G eindelijk ingestapt in de intercity richting het land vol mooie, lieve, enge, compleet surrealistische en stoute dromen. Vannacht had ik ineens een nieuw lijstje bedacht. Van welke voetballers heb ik zowel de vader als de zoon in het stadion zien spelen? Ik ben op een zekere leeftijd dat ik een redelijke selectie kan samenstellen. Ik heb het elftal net niet helemaal kunnen samenstellen. Ik begon bij de keepers, toen de verdedigers en de middenvelders, maar ik vermoed dat toen ik bij de spitsen kwam ik langzaam maar zeker de dromenlandexpress werd ingetrokken, zoals een krokodil zijn prooi onder water sleept. Dan ben ik ineens weg. Maar ik ben vanmorgen verder gegaan. Dus daar komt de selectie. Met wissels en de aankomende generatie. En met de clubs waar ze voor spelen of speelden toen ik ze zag.
Keeper: Ronald Koeman Jr (Telstar), de zoon van de bondscoach (Ajax/PSV/Barcelona/Feyenoord)
Achter: Daley Blind (Ajax), de spruit van Danny (Ajax)
Centraal achter: Justin Hoogma (Heracles), zoon van Nico-Jan (herinnert u zich deze nog… nog.. )
Achter: Daley Sinkgraven (Heerenveen/Ajax), zoon van Harry van FC Groningen en Heerenveen.
Verdedigende middenvelder: Nigel de Jong (Ajax) en Jerry de Jong (PSV/MVV)
Middenveld: Steven Berghuis (Feyenoord/Ajax), vader Frank ‘Pico’ Berghuis (Volendam)
Middenveld: Sem Steijn (FC Twente), papa Maurice speelde bij ADO.
Middenveld: Ricky Kruys (FC Utrecht), net als zijn vader Gert in een ver verleden.
Aanval: Justin Kluivert (Ajax), zoon van de man die Ajax zijn laatste Europacup schonk
Aanval: Ruben van Bommel (AZ), de zoon van Mark (Fortuna Sittard en PSV)
Aanval: Sydney van Hooijdonk (NAC/Heerenveen) en Pi-Air (NAC/Feyenoord)
Wissels
Keeper: Ennio van der Gouw (VVV), beoefent hetzelfde vak als zijn vader Raimond (Vitesse)
Middenveld: Tom van de Looi (FC Groningen), zoon van Erwin (Vitesse/NAC)
Aanval: Robbin Kieft (FC Groningen), zoon van Wim (destijds helaas PSV, voor zijn Ajax-tijd was ik te jong)
Aankomende talenten, dus nog tribuneplaatsen, maar die hoop ik ook nog te zien:
Middenveld
Damian van der Vaart (Ajax), net als z’n ouweheer Rafael
Shaqueel van Persie (Feyenoord), zoon van Robin die ik bij Feyenoord en Arsenal zag
Skye Vink (Ajax), zoon van Marciano (Ajax/PSV)
Aanval
Lucas Vennegoor of Hesselink (FC Twente), centrumspits net als papa Jan (FC Twente/PSV)
Jordi Cruijff viel helaas buiten de selectie hoewel ik zowel hem (FC Barcelona) als zijn beroemde vader Johan, de grootste kleine Amsterdammer, allebei heb zien voetballen. Alleen heb ik Jordi in serieus clubverband zien voetballen en Johan alleen maar tijdens feestwedstrijden zoals het afscheid van Dennis Bergkamp of het 100-jaar finales spektakel bij Ajax. Toen was de legendarische nummer 14 al geen professionele voetballer meer. En ik zou ook Ronald en Erwin Koeman kunnen noemen, maar ik heb hun vader Martin nooit live zien spelen, want voor mijn tijd. Dus ik moest streng zijn in mijn selectiebeleid. Ruud Gullit heeft ook een zoon, Maxim, maar die heeft geen grootse voetballoopbaan en heb ik nooit gezien en het zoontje van Marco van Basten had helaas het voetbaltalent van zijn moeder, zo begreep ik ooit uit een verhaal van Hugo Borst.
Ik zal er nog talloze vergeten zijn, dus vul gerust aan als je er ook nog een paar hebt. Criterium: je moet ze allebei live hebben zien voetballen. Deze zijn echt uit het blote slaperige koppie. Dus geen jongens die ik op TV heb gezien, maar in het echt.
En zo viel ik met al mijn voetbal-autisme toch nog in een vredige slaap.
Rodweek 221 Bert Visscher
Humor is als eten. Smaken verschillen, zo is het nou eenmaal en in sommige smaken zijn er nou eenmaal geen compromissen mogelijk. Neem koriander. Je vindt het heerlijk en smaakverrijkend of je vindt het totaal niet te hachelen. Ik ken mensen die al over hun nek gaan als er ook maar een nanogram koriander door de maaltijd zit. Ze vinden het naar zeep smaken. Dat schijnt genetisch bepaald te zijn. Ik ben van team koriander, voorzitter van de fanclub. Je kunt mij begraven in koriander. Vandaar dat ik het in Thailand op culinair gebied uitstekend naar mijn zin had. En over Thailand gesproken: de hoofdstad Bangkok. Of je vindt het een groot stinkend overbevolkt mierennest met veel te veel toeristen of je vindt het geweldig. Daar zitten weinig grijstinten tussen. Ik behoor als cityboy tot de groep van Bangkok-lovers en heb zelfs wel eens overwogen om er een maand of drie te gaan wonen, al zie ik dat niet meer zo snel gebeuren.
En van Bangkok naar Bert Visscher is het natuurlijk maar een kleine stap. Ook voor deze cabaretier geldt de zwart-witte gedachtegang dat je hem ongelooflijk grappig vindt of dat je niet naar hem kan kijken zonder je kapot te ergeren aan hem. Ik behoor tot de tweede categorie. Zodra ik ook maar een glimp van hem op TV zie schakel ik in blinde paniek naar elke andere willekeurige zender over. Als ik hem maar niet hoef te zien. Ik vind hem een veel te drukke gekkebekkentrekker en ik kan me niet herinneren dat ik ooit om een grap van hem heb gelachen. Misschien zal de beste man heus eens een leuke grap hebben gemaakt, maar zoals een overdosis aan pepers in een maaltijd voor mij de smaak bederft, zo overheerst de ergernis om zijn drukke performance bij mij en dan kan ik ook om geen enkele grap van hem nog lachen. Vergelijkbaar met die Amerikaanse acteur, Jim Carey, ook zo’n vreselijke gekkebekkentrekker die mij de mondhoeken vrijwel nooit ook maar een beetje naar boven doet krullen. De enige die in mijn bijzijn ongelimiteerd gekke bekken mag trekken en die ik dan ook echt grappig vindt is mijn goede vriendin Mutriba.
Maar ik ken dus ook hele volksstammen die bijkans maagkrampen van het lachen krijgen zodra de heer Visscher alleen al het podium betreedt. En met één lid van die volksstammen woon ik dus samen. Mijn meisie vindt hem echt onbedaarlijk grappig. Zo grappig dat ze zelfs vanavond naar Carré gaat om zijn show te zien. En nou heb ik veel voor mijn Mootje over, ik loop desnoods naar de andere kant van de stad om haar favoriete noedelsoepje te kopen als de liefste daar trek in heeft, maar ze krijgt me werkelijk met geen tien paarden mee naar Bert Visscher, dus ze gaat in haar eentje en ik weet zeker dat ze het ontzettend naar haar zin gaat hebben en straks weer schuddebuikend van het lachen thuiskomt. Een van de weinige vormen van humor waarin onze smaken verschillen, want doorgaans lachen we om dezelfde humor. Misschien ligt het aan mij dat ik Bert Visscher niet grappig vind. Of het is genetisch bepaald. Dat kan natuurlijk ook.
Vrouw dus nu in Carré, ik gaf haar net een kus en wenste haar veel plezier. Ik ga vanavond lekker koken. Misschien wel iets met koriander.
Rodweek 220 De Gastenlijst
Iedereen die in muziek-, theater- of sowieso in het nachtleven werkt of heeft gewerkt kent het fenomeen gastenlijst. Ik heb een kleine twintig jaar in de Melkweg gewerkt en werd wekelijks bestookt met berichtjes of telefoontjes: ‘’ Hey Rod, zeg kerel, hoe is het nou met je? Lang niet gesproken! Alles goed, jongen?! Jeetje, waar blijft de tijd hè?’
Vervolgens ontspon zich dan een veel te lang gesprek over koetjes en kalfjes en dan kwam het hoge woord eruit waarvoor ik eigenlijk werd gebeld: ‘Zeg, binnenkort treden (ik noem maar wat) MC Flamoez en The Cunters op. Zou jij niet toevallig een gastenlijst kunnen regelen? Oh ja en mijn meisje wil ook mee, kan het met een plus één?’
Dit soort gesprekjes voerde ik meerdere keren per week. En als het om grote artiesten ging haalde ik makkelijk de dubbele cijfers. Bij Queens of the Stoneage en Snoop Dogg heb ik op en un momento dado zelfs mijn telefoon uitgezet omdat lui op de meest onmogelijke tijdstippen belden. Ineens hingen er mensen aan de lijn die ik bij wijze van spreken sinds de brugklas niet meer had gesproken. ‘Ja, hoi, lang geleden, alles goed? Mooi. Zeg, ik heb een beetje een gekke vraag, maar zou jij….’
Toen ik in het nachtleven begon te werken was ik 21. En in het begin gaf ik vrijwel altijd wel aan toe aan alle verzoeken. Of ik deed er in elk geval m’n best voor. Later werd ik wat strenger in mijn gastenlijstbeleid.
1. Alleen voor mensen die ik minimaal redelijk goed ken en die ik ook nog aardig vind of iets gun
2. Voor mensen die me ook weleens bellen om gezellig af te spreken
3. Niet voor vage vriendjes van kennissen
4. Voor mensen van andere poppodia die mij bij hun tent vaak op de lijst zetten. In veel tenten had ik wel iemand lopen met wie ik zo’n deal had gesloten. Meestal maakten zij veel meer gebruik van mij dan ik van hun generositeit, maar die één of twee keer per jaar dat ik bijvoorbeeld naar Tivoli Utrecht of Patronaat Haarlem wilde had ik dan sowieso gecoverd, dus dat vond ik een prima deal.
Onderstaand, even met fictieve naam:
‘Hey Rod, je spreekt met Klaas! Ken je me nog?’
‘Euuuh nee.’
Ik bleek met die Klaas op school gezeten te hebben en hij was was op de een of andere manier aan mijn telefoonnummer gekomen.
Na enig nadenken kwam ik er achter dat die Klaas een ontstellende lul was die ik vroeger al niet mocht en hij mij ook niet. Kan gebeuren, dat je elkaar niet zo ligt, maar ga me dan niet twintig jaar later om een gunst vragen. Hij wilde naar een concert waar ik best nog wel een gastenlijstplek of twee voor over had, maar die wilde ik niet aan hem geven. Ik deed even drie seconden of ik er over nadacht en zei: ‘Hmm, nee sorry Klaas, gaat ‘m niet worden. Helemaal vol die lijst. En trouwens, waarom bel jij mij? We waren vroeger toch nooit zulke goede vrienden? Toch? Nou dan. Dag Klaas.’
Klaas hing op. Nooit meer gehoord. Gelukkig.
Voor mijn echte vrienden of zelfs nog wel die in de periferie van vrienden, oftewel kennissen, stonden deed ik wel moeite. Als mijn eigen gastenlijstplekken bezet waren dan zette ik ze die op die van een collega die toch niks met die plekken deed. Zo had ik Surinaamse collega’s die niet echt vrienden in de punkwereld hadden en had ik weinig vrienden die van nieuwerwetse hiphop hielden, dus dan mochten zij mijn lijst gebruiken. Zo hielpen we elkaar. Vond ik, voor mensen die ik echt kende nooit zo’n probleem om dat te regelen. Kleine moeite. En veel van die mensen trakteerden mij, als ik er ook was, op een drankje. Hoeft niet, maar ze deden dat gewoon, omdat ze het waardeerden dat ik een vet concert voor ze had geregeld.
Met al het gruis die ik uit een ver verleden kende had ik op den duur dus afgerekend. Daar deed ik niks meer voor. Je keek vroeger niet naar me om en toen ik in de Melkweg ging werken was ik ineens die toffe gast voor de gastenlijst. Zelfde als met die gozer die ik al wel lang kende en met enige regelmaat op de lijst zette en niet eens netjes ‘dank je wel’ tegen me zei als ie me zag. En die me ook nooit een drankje gaf. Of mensen die ik een graag gewilde gastenlijstplek gaf maar niet op kwamen dagen. Die vond ik nog irritanter: stond zo’n sukkel, die niet eens de moeite nam om af te bellen op de lijst, terwijl er een echte fan balend thuis zat. Met dat soort figuren was ik op den duur ook helemaal klaar.
En zo hield ik op den duur een select (maar nog steeds groot) gezelschap aan mensen over voor wie ik concerten regelde. Gewoon, omdat dat mensen zijn met wie ik vaak sprak of nog steeds spreek. Maar voor de eerste de beste flapdrol die ik nog van dertig jaar geleden kende deed ik later niks meer. Ik zou het zelf nog al beschamend vinden om iemand te bellen die ik vroeger amper sprak te bellen. Waarom zou je dat doen?
De periferie, de buitenring van vrienden, die belden eigenlijk het meest. De echte vrienden belden mij ook omdat ze mij aardig vonden en vroegen mij dan ook om eens lekker samen wat te eten of andere gezelligheid. Die mensen mochten en mogen altijd alles aan me vragen. De periferie, ach, het lag er een beetje aan wie het was en of ik ze echt mocht.
Mijn telefoon heeft twintig jaar lang wekelijks zoveel gerinkeld dat ie schor werd. Ik werd er bij tijd en wijle knetterend gek van. Ik was een soort eenmanscallcenter voor goedkope concertkaartjes. Tegenwoordig schrik ik bijna als de telefoon gaat. Maar dan weet ik in elk geval dat het mijn echte vrienden of mijn familie zijn die me me bellen. Mensen die mij echt willen spreken in plaats van dat ze iets van me willen.
Dat zijn de mensen die altijd op de gastenlijst van mijn leven staan. En als ze verkering hebben: dan zet ik er ook nog een plus één erbij.
Rodweek 219 Hey nigger
Op een mooie zonovergoten lentedag in 2006 had ik een afspraak op de Overtoom, aan het einde, al vlakbij het Surinameplein. Ik moest van de andere kant van de stad komen en had geen fiets bij me, dus ik pakte de tram. Vlakbij het Leidseplein kreeg de tram panne en het was niet bekend of en wanneer de tram verder kon rijden. Vervelend, maar de zon scheen, dus dat laatste stuk wandelen zou ook geen straf zijn. Dan maar iets te laat op de afspraak. Ik stapte de tram uit, stak het Leidseplein over en begon aan de schier oneindig lijkende Overtoomwandeling die traag door Oud West gaat, vrij naar Hendrik Marsman, kent uw klassiekers. Maar toen ik de Eerste Constantijn Huijgensstraat naderde zag ik ineens die tram weer aankomen! Hij reed weer. Dat was een mazzeltje! Kon ik die laatste drie haltes toch nog meepakken. Het zonnige weer maakt ook dat mijn humeur vaak erg zonnig is, dus ik stapte in en begroette de conducteur die een beetje op Samuel L. Jackson leek met een vrolijk ‘Hey, ben ik weer!’
Bij de Overtoomse Sluis moest ik eruit, dus ik drukte op de stopknop. Ik groette de conducteur nog vriendelijk, maar ik kreeg een vernietigende ‘Samuel L. Jackson in Pulp Fiction-waardige’ blik en een venijnige opmerking. terug
‘Dat zeg jij nooit meer tegen mij’
Ik was even verbaasd en vroeg wat hij bedoelde.
‘Jij zei net ‘Hey nigger’ tegen me.’
Ik stond even aan de grond genageld, maar ik herpakte me snel en legde uit dat ik dat absoluut niet had gezegd of dat het zelfs ooit maar in mijn hoofd op zou komen om zoiets te zeggen. Ik weet dat ik soms best een beetje binnensmonds kan praten en dat je me dan wel eens verkeerd kan verstaan, maar hoe je van ‘Hey, ben ik weer’ ‘Hey nigger’ kan maken vond ik toch wel erg bijzonder. Ik werd voor lul gezet voor de hele bevolking van de tram. Alsof iemand een pot inkt over je witte overhemd gooit. Krijg het maar schoon. Als de conducteur ten overstaan van alle aanwezigen toetert dat ik iets racistisch heb geroepen: verdedig je daar maar eens tegen. Alle ogen waren op mij gericht. Meer dan het misverstand uitleggen kon ik niet doen dus ik liep kokend van woede en verdriet de tram uit.
Ik werd gewoon voor racist uitgemaakt. Het maakte me eerder verdrietig dan boos nog trouwens. Ik vond het echt heel erg. Ik, off all people. Saillant detail: ik was in die tijd werkzaam bij het Meldpunt Discriminatie Internet. Digitale racisten opsporen was mijn baan! Kon die man ook niet weten, maar als iemand die zich juist altijd heeft ingezet tegen racisme en discriminatie voelde dat heel pijnlijk. En nog als ik het er over heb. Maanden later kwam ik die conducteur eens ergens tegen in een café. We herkenden elkaar meteen en hebben de situatie nog eens uitgepraat en definitief naar een andere wereld geholpen. Als we elkaar weleens tegenkomen zeg ik ook altijd: ‘Hey! Ben ik weer!’ en dan krijg ik nu wel een lach terug.
Weet je wat ook een andere wereld is en waar ze ook Nederlands spreken? Suriname. Daar was ik in 2010. Als ik ergens onversneden racisme heb gehoord waar zelfs een liefdesbaby van Geert Wilders, Thierry Baudet en Hans Janmaat rode oortjes van krijgt: Suriname. Niet alleen van de gekleurde bevolking naar de blanke medemens, maar ook onder elkaar. De Inheemsen die in de bossen wonen, de Creolen uit de stad, de Marrons, de Hindoes, de Javanen: ze vinden allemaal iets van elkaar en daar maken ze van hun hart bepaald geen moordkuil, om het voorzichtig uit te drukken. Ze praten over elkaar op een manier waar de Ku Klux Klan de rillingen van krijgt. En mind you: er wonen in heel Suriname minder mensen dan in Amsterdam, dus veel mensen kennen elkaar. Alles komt aan. Mijn gabber die daar toen een tijdje woonde en werkte kende daar een Surinaamse dame die ons vaak mee op sjouw nam. Zij was geboren in Suriname, opgegroeid in Nederland en sinds een aantal jaren weer terug in Suriname. Een donkerbruine dame. Een dame die gewend is aan de Nederlandse punctualiteit en zich ergert als een afspraak wat te laat komt, wat niet heel ongewoon is in Suriname. Die vrouw schreeuwde dingen tegen mensen waar de honden geen brood van lusten. En in Su heb je veel honden! Toen haar tuinman tien minuten te laat kwam (dat is in Suriname gewoon behoorlijk op tijd) kreeg die man opmerkingen naar zijn hoofd die jouw foute blanke PVV-stemmende oom niet zou durven maken.
Of ze zei toen wij ergens op een festival moesten werken: ‘Rod, koop lekker een fles wijn, ga lekker op de tribune zitten en laat die negers maar werken. Doen ze ook eens wat, want ze zijn allemaal lui.’ Dat zei deze diepdonkere mevrouw dus echt tegen mij. Ze maakte ook geen grap, ze meende het echt. Ik vond dat zo verbijsterend dat ik maar niet eens heb geantwoord en doorliep. Zij was niet pro-black, ze was een probleem.
Racisme is geen eenrichtingsverkeer. Als ik dat ergens heb geleerd is het in Suriname. Daar is het zelfs een achtbaansweg. Heen en terug. En wie het verkeer in Suriname kent weet dat het dan vaak verkeerd gaat. Als ik ergens een paar bijna dood ervaringen heb gehad was het daar. Want niemand weet of ie links of rechts moet rijden.
Dan pak ik liever de tram.
Rodweek 216 Koude douche
Er zijn oneindig veel redenen waarom ik nooit van kamperen heb gehouden. Kramperen noem ik het altijd. Ik woon in een huis dat van alle gemakken is voorzien, dus dan ga ik niet betalen om naar de plee te lopen met een rol schijtlint onder de arm, te slapen in een ongemakkelijke caravan, of nog erger: op een matje in een tentje. Ik ken genoeg mensen die erbij zweren maar die sensaties zijn aan mij allemaal nooit besteed geweest. Het allerergste van alles: koude douches. Ik heb het lang geleden geprobeerd, maar nee. Nou klinkt het misschien verwend, maar ik hoef echt geen vijfsterrenhotel, ik ben gewoon een bescheiden arbeidersjongen, maar een lekker bed en een goede douche behoren absoluut tot mijn basiseisenpakket.
Zoals gezegd: ik leef met mijn dame in een uitermate comfortabel huis. Lekker de ruimte. Goed bed. Fijne badkamer. Nou moesten er dus onlangs wat reparaties gebeuren in ons huis. De rookgasafvoer en de CV-ketel moesten worden vervangen. Onze onvolprezen woningbouwvereniging Ymere zou het hele pand in een ochtend fiksen. Helemaal picobello, want als die rookgasafvoer niet vervangen zou worden zouden we ons Waterloo aan het Waterlooplein weleens kunnen vinden. Willen we nog niet, dus de shit moet gebeuren.
Dikke prima. Blijven we voor thuis. Nou ben ik op zijn vriendelijkst gezegd niet de handigste. Eerder een klunser dan een klusser. Als ik een spijker in de muur sla zit half Amsterdam zonder stroom. Dus alles wat ik niet kan (en dat is best veel) laat ik over aan mensen die daar beter in zijn. Zo meander ik mijzelf al bijna een halve eeuw door het leven. Maar helaas bleek onze onvolprezen huisverhuurder een stel beunhazen te hebben aangenomen voor deze klus die vermoedelijk zijn voortgekomen uit een groepsorgie tussen Picobello BV, Buurman en Buurman en de Firma Biereco uit de Familie Doorzon.
Op dag één kwamen de jongens goed geluimd binnen om 8.00 en begonnen ijverig te werken. Maar ze bleken verkeerde gereedschappen bij zich te hebben. Dat kon op die dag niet meer geregeld worden en het warme water was inmiddels afgesloten. Geen warme douche dus! En onze buren ook niet, maar goed. Dat zou dan de volgende dag geregeld worden. De volgende dag liep ik mijn gebruikelijke ochtendwandeling. Toen ik thuiskwam met de boodschappen, mezelf reeds verkneukelend op een lekkere warme douche keek mijn dame mij al bezorgd aan en gaf mij de koude douche: nog steeds geen douche en verwarming. Dit begon inmiddels toch verdacht veel op kamperen te lijken.
De jongens, waarvan er een aantal niet zouden misstaan in ‘Help mijn man is klusser’, bleken allemaal voor verschillende bedrijven te werken en hadden ruzie met elkaar gekregen. Gevolg: ze liepen kwaad de deur uit! Op één man na die in zijn eentje overbleef, maar niet alles in zijn eentje kon en die dus de boodschapper moest zijn. Nou moet je dus nooit op de boodschapper schieten, dus wij waren mild voor hem, maar onze veel fellere onderbuurvrouw is ongetwijfeld tegen die gozer uit haar dak gegaan. Dus het werd weer uitgesteld.
Dag drie: er kwamen weer andere jongens. Weer gehannes. Natuurlijk. En ze wisten ook niet zeker of het op deze dag dan weer wel zou lukken. Ik slaakte een diepe zucht. Het begon bijna op Jiskefet te lijken. Maar toen kwam onze verlosser: zo’n ouwe Amsterdamse kluskrijger die gelijk precies zag wat er aan de hand was en wist wat er moest gebeuren. Hatseklats en gefikst. We konden in elk geval douchen, dus mijn blijdschap grensde al aan hondsdolheid!
Er moet nog wat stucwerk gebeuren en dan is alles als het goed is geregeld. Kijken welke Picobello-afstammeling ze nu weer sturen en wanneer. Maar beter sturen ze die ouwe kluskrijger. De warme douche heeft nog nooit zo lekker gevoeld.
Rodweek 215 Ronselen
Ach vroeger in de buurt, vroeger. Dat waren nog eens tijden. De schepen waren nog van hout en de kerels van ijzer. Tegenwoordig is het omgekeerd. Die quote heb ik even gepikt van wijlen Bobby Haarms, ‘de goede beul van Ajax.’ Maar nog ver voor Bobby Haarms zijn tijd had Amsterdam een haven van waaruit de scheepsbemanning werd geronseld in de kroegen op de Zeedijk. Onder invloed van veel bier en grote beloftes vertrokken de mannen, uitgezwaaid door hun huilende vrouwen en kinderen vanaf de Schreierstoren naar verre oorden.
En zo ging het anno 2024 ook zo’n beetje, maar dan met de techniek van nu en zonder jankende partners. Ik kom weleens in Café Zilt op de Zeedijk. En wie daar ook komt is Isabelle, een Amsterdamse dame die stadstours en evenementen organiseert. Een echte organisatrice. Die kun je om een boodschap sturen. En zo werd Isabelle gevraagd of ze niet wat figuranten wist voor op een boot. Dus Isabelle ronselde in de groepsapp van Zilt en jawel, ze viste en had spoedig beet. Ik hapte ook.
Amsterdamned 2! Dat moest het wel zijn, want de opnames voor die film, het vervolg op de kaskraker uit de jaren 80: daar moest ik natuurlijk bij zijn. Enkele andere leuke mensen uit het café hadden ook hun medewerking toegezegd, dus ik had er helemaal zin in! Financiële vergoeding: nul euro, maar wel buffet en drankjes: helemaal prima. Amsterdamned 2! Natuurlijk! Elke trotse inwoner van de stad wil daaraan meedoen toch?
In de ochtend van de opnamedag appte Isabelle me dat er een afzegging was en of ik nog snel iemand wist. Even denken. Vrouwlief kon niet, die moest werken, dus mijn idee: ik post een ronselende Facebookpost en dan hap ik vast wel iemand binnen. Ik heb een groot netwerk. Verzameladres in het centrum van Amsterdam erbij, komt helemaal goed, zo stelde ik Isabelle gerust. Mijn tactiek werkte. Er waren alleen wat kleine misverstanden.
Ten eerste was er maar één figurant nodig, maar de tweede was nog erger: het ging dus helemaal niet om de opnames van Amsterdamned 2!! Ik had dat om de een of andere reden aangenomen omdat de opnames voor die film toevallig in die week ook in onze buurt zouden zijn.
Het ging om een kerstfotoshoot voor een rondvaartrederij! Ik vond het al gek dat we kerstkleding mee moesten nemen voor Amsterdamned 2. Zou de kerstman worden vermoord in de film? Moord op het kerstdiner met het mooie decor van de grachtengordel als achtergrond? Ik had het allemaal al bedacht. Maar niks van dat alles dus.
Kortom: teleurgestelde mensen die zich meldden bij dat kantoor en die voor Amsterdamned 2 kwamen (op Louise na!). Dus toen ik bij dat kantoor aankwam (‘Dus jij bent Rodney’) werd ik even hartelijk bedankt voor mijn ronselende post op Facebook, maar werd mij ook vriendelijk doch dringend verzocht of ik het bericht even als de sodeflikker wilde verwijderen voor er nog meer mensen kwamen! Ik had het weer eens totaal verkeerd begrepen.
Na al deze consternatie gingen wij met vijf chique geklede personen aan boord van een prachtige houten rondvaartboot. En wat de bedoeling was: wijn drinken, hapjes eten en mooi wezen! Nou, dat kun je aan vijf goed getrainde horecatijgers goed overlaten! We hebben de hele middag gevaren n genoten van prachtige wijnen en exquise eten. En daar moesten we af en toe een beetje leuk bij kijken voor de foto’s. Er zijn slechtere manieren om je duffe dooie maandagmiddag te besteden!
Ik dacht eigenlijk aan sperziebonen, karbonade en een slobberwijntje voor het avondeten, maar we kwamen rondom gevuld de boot af. We hadden zeker geen scheurbuik, zoals ze dat vroeger op de schepen hadden. Dit was even andere koek!
Met een gezellige slok op meerden we weer aan van waar onze vaartocht over de majesteuze Amsterdamse grachten begon. En we hadden dan wel een aardig wijntje op, maar we spugen allemaal niet op een extra slok op de borrel, dus we zakten nog nog even af in wat nabijgelegen horeca voor een afzakker. Houten schepen, maar ijzeren levers! Het was een hilarische dag. Voor dit soort boottochten mogen ze me vaker ronselen!
Rodweek 213 Strandavia
Altijd voorzichtig wezen met wat je wenst, dat is een wijze les die ik ooit leerde. Maar soms gaat het dus toch weleens mis. Zo zei ik toen we twee weken geleden weer eens naar Agia Galini gingen tegen Mo: ‘Goh, misschien is het leuk om eens een dagje Heraklion te doen, of anders op de dag dat we terugvliegen, want we vliegen toch laat’. Uiteraard kwam dat er niet van. Wie de voorgaande columns heeft gelezen over onze ‘klootzakkendagen’ weet dat wij de meest luie vakantie ooit hebben gehad. We hebben elf dagen als twee lethargische slakken geleefd en dat was heerlijk. Waren we allebei erg aan toe.
Maar toch kwam mijn wens dus uit, maar dan niet op de manier zoals ik het vooraf had bedacht. Onze vlucht van Transavia zou op woensdagavond 4 september om 21.40 vertrekken. Onze vaste zwijgzame chauffeur Kostas zorgde er voor dat we ruim op tijd op het vliegveld waren. Even sigaretten kopen omdat die in Griekenland nog wel betaalbaar zijn, koffer inchecken en door de douane. So far so good. We hadden nog genoeg tijd dus die tijd hielpen wij vakkundig om zeep met potjes yathzee, wijn en een broodje. Heraklion Airport is een dodelijk saai vliegveld waar niks te doen is, dus we moesten ons even vermaken. En dat kunnen wij heel goed.
Toen kwam de melding dat de vlucht vertraagd was. En even later kwam de volgende melding dat de vlucht nog iets meer vertraagd was. Kan gebeuren. Nog maar een potje yathzee en nog maar wat meer van die kleine flesjes wijn erbij halen dan. Wachten is niet erg, maar je moet er wel wat te drinken bij hebben, ja toch?
We hadden goed zicht op de rij wachtenden bij de gate en inderdaad, op een goed moment kwam er beweging in de menselijke rups. Wij hoeven nooit zo als eerste te boarden dus we lieten de massa lekker lopen om enkele minuten later als de laatsten der Mo(!)-hikanen aan te sluiten. En toen zagen we de mensen die al tijd in de rij hadden gestaan ineens weer terugkeren. Wat was hier aan de hand?
De vlucht bleek dus harder gecanceld te zijn dan de gemiddelde BN-er van tegenwoordig. Technisch mankement, zo gonsde het door de rij. De informatievoorziening van Transavia was om het zuinig te zeggen nogal zuinigjes. Terug naar de bagageband om weer een eeuwigheid te wachten op onze koffer. Nou vind ik wachten op elk vliegveld al een hel (ik heb op mijn geboortedag bepaald niet vooraan gestaan toen ze het pakket geduld uitdeelden) maar op Heraklion lijkt het echt alsof de klok achteruit loopt. Ik kan daar slecht tegen.
Daar waren de koffers dan eindelijk, maar wat nu? De nacht begon inmiddels al te puberen, dus het werd vervelend. Alle passagiers werden vervoerd naar een hotel in de buurt van het vliegveld waar ze dus kennelijk plaats hadden voor zo’n 200 gestrande reizigers. Dat kon niet veel zijn dat hotel, zo dachten wij iets te voorbarig, maar dat viel dus allezins mee. Het was zelfs een behoorlijk goed hotel in Gornes Gouvon, een plaats die feitelijk niet meer is dan de snelweg tussen Chersonissos en Malia en waar toevallig een hotel neergeplempt is. We konden er nog een kleine vier uur slapen en ontbijten en om 8.30 werden we weer opgehaald. De nieuwe vlucht zou ons namelijk om 11.00 weer terug naar Amsterdam brengen. Niet zeuren. Het was nou eenmaal niet anders.
Met kleine oogjes de bus weer in, op naar het vliegveld. Eenmaal daar bleek ook die vlucht dus niet door te gaan. Navraag bij de servicebalie leerde dat er nog tien plekken op de avondvlucht naar Amsterdam over waren, maar dat we wel zelf moesten bellen. Hartstikke leuk, maar we waren natuurlijk niet enigen. Dus toen Mo na een goede tien minuten eindelijk door de wachtrij heen was gekomen waren die tien plaatsen al foetsie natuurlijk.
Volgende optie? Vrijdag 5 september 2024. Wederom om 21.40. Vingers gekruisd. Maar we moesten dus nog snel een goede plek dichtbij regelen. Agia Galini was net iets te ver weg en zo boekten wij een appartement in het centrum van Heraklion, dus ja hoor, de wens was uitgekomen.
Heraklion is geen wonderschone stad. Je kunt het moeilijk het Kretenzer Kroonjuweel noemen. Maar we hadden tenminste onderdak met een mooi uitzicht over de haven. Maar hoe hard we ons best ook deden: we konden er maar moeilijk van genieten. We waren simpelweg te moe. Dus in plaats van des avonds copieus op kosten van Transavia uit eten te gaan kookten we zelf een eenvoudig maaltje in ons appartement en om 21.00 lagen we er compleet af en vielen we in een comateuze slaap.
Om 10.00 de volgende ochtend moesten we ons tijdelijke onderkomen alweer verlaten en hadden we dus nog een uurtje of acht om Heraklion beter te leren kennen. En inderdaad, dat beviel een stuk beter. Net als in elke andere grote stad moet je ook hier niet in de grote straten zijn, maar in de charmante steegjes en zijstraatjes en dan kun je er zomaar een leuke dag hebben en heerlijk en betaalbaar eten en drinken. Maar om er een week op vakantie gaan: nou nee.
Eind van de middag weer terug naar het aftandse vliegveld. Wijntje. Yathzee en goed uitgerust. En zowaar. Onze vlucht ging. We krijgen dus nog een standaardsom geld terug voor de vertraging en hopelijk ook het grootste gedeelte van onze gemaakte kosten en gederfde inkomsten.
Maar ik heb m’n dagje Heraklion, twee zelfs, gehad. Met dank aan het onvolprezen Strandavia.
Kretenzer Klootzakkendagen (3)
3306, 5398, 4378, 4477, 3817, 4406 en 6868: het zijn de magere cijfers van mijn stappenteller van de afgelopen zeven dagen. Als de stappenteller een Olympische discipline was zou ik met de cijfers van de afgelopen dagen niet in de buurt van een gouden plak komen. Thuis in Amsterdam is het absolute minimum op een luie dag 10.000 stappen en op een topdag tippel ik zomaar rond de 20.000 stappen door de stad. 10.000 stappen is ongeveer 7 kilometer. Vanaf Chateau Waterloo loop ik de Amstel rond, loop ik soms naar De Pijp om boodschappen te doen, loop ik naar de Jordaan om osseworst bij Louman te halen of naar Oud West om te werken of naar de markt te gaan. Dan lopen je stappen aardig op. En sowieso begin ik de dag altijd met een wandeling.
Als je 20.000 stappen in Agia Galini zet dan heb je het hele dorp minimaal zes keer rondgelopen. Ik begin ook hier met een ochtendwandeling. Boodschappen halen bij de supermarkt in de haven dan de berg weer op naar het appartement en dan begint het grote lethargische niks doen. Het is ook veel te warm om iets te doen. Het kwik tikt elke dag tegen de 35 graden aan en zonder enige vorm van inspanning biggelen de zweetdruppels over onze lijven.
Onze grootste inspanningen bestaan uit yathzee spelen, een wijntje drinken en aan het eind van de middag bedenken waar we gaan eten. Daar lopen we dan naartoe om te eten en dan gaan we weer terug die berg op. En dat ritueel herhaalt zich elke dag.
‘’Maar een beetje wijn zuipen en spelletjes doen dat kan je toch in Amsterdam toch ook?’’
Jazeker, maar met dit verschil dat we in Amsterdam altijd meteen ‘aan staan’ als we wakker worden. Er moet altijd wel iets. Werk, privé, whatever. Hier moet niks. We staan hier niet de hele dag aan. Hoogstens op een waakvlammetje. En dat is fijn. Hier kunnen we gewoon lekker klootzakken.
Aankomende maandag gaan we iets doen wat op een activiteit lijkt. We gaan midgetgolfen met onze vrienden Vicky en George. Met die achttien holes die we moeten aflopen probeer ik mijn abominabele stappentellergemiddelde van deze week nog enigszins op te krikken.
En nou loop ik deze vakantie voor mijn doen al extreem weinig: Mo loopt nog veel minder. De enige stappen die zij maakt is als ze van het balkon naar de koelkast loopt om wijn voor ons in te schenken. En om in de avond ergens te gaan eten. Dat is niet om haar belachelijk te maken: ze houdt gewoon niet van wandelen. Ik kan haar vrijwel nooit verleiden tot een lekkere wandeling. En in de ochtend al helemaal niet. In de middag met een eventuele stop op een terras is kansrijker. Mo loopt al genoeg op haar werk. En daar is wat voor te zeggen. Ik loop ook veel tijdens mijn horecawerk, maar ik vind wandelen in mijn vrije tijd heerlijk en ontspannend. En dan kan ik ook lekker nadenken over de stukken die ik wil schrijven of over andere zaken. Dat heeft niet iedereen.
Vandaar dat ik laatst zowat een tia kreeg toen mijn liefste tijdens het eten ineens zei: ‘Zullen we van de week eens de pier af lopen? Dan kunnen we ook nog een stukje naar boven klimmen.’
Ik wist niet wat ik hoorde! Even dacht ik dat mijn liefste door de hitte bevangen was, maar ze meende het echt!
Ik zal vandaag toch maar eens vragen of ze het echt meent. Ik zal mijn stappenteller aanzetten. En ondertussen klootzakken we lekker door.
Rodweek 211 Kretenzer Klootzakkendagen (2)
Gisteren op dag 2 gingen we even langsklootzakken bij onze vrienden Babis en Nektaria, die een camping en een restaurant bestieren aan de rand van het dorp. Even de bush bush door en je bent er. Babis’ motto is ‘never trust a skinny cook’ en hij doet zijn motto eer aan. Babis is ook een bijzonder genereuze kok. Wie bij Babis met honger de deur uitgaat moet een koe zijn, iemand met vier magen. Het eten is er belachelijk lekker. En belachelijk veel. Nektaria bestiert de bar en zij schenkt de lekkerste raki in town. Die raki krijgen we altijd na afloop en ze drinkt graag een glaasje mee met ons. Nektaria gelooft ook heilig dat raki overal goed voor is. Ziek? Raki. Wond? Raki. Poot gebroken? Raki. Ze zijn onze favoriete Griekse ‘moordenaars’ omdat we daar altijd zo vol van alles weglopen dat het lijkt of ze een moordaanslag op ons hebben beraamd.
Vandaag is de derde dag van de vakantie en even als de twee dagen daarvoor viert de lethargie hoogtij in ons kleine appartement. We zijn zo lui als onze katten. Ik heb slakken gezien die er een hoger leeftempo op nahouden dan wij. Wij behoren qua leeftijd tot de jongeren in dit ouwe lullen-oord, maar ik denk dat de meeste grijskopjes een stuk actiever zijn dan wij. Ook vannacht hebben we weer tien uur geslapen. Iets waar we in Amsterdam nooit aan toe komen. We hebben het kennelijk echt even nodig.
Eenmaal wakker en bereid om op te staan gooi ik een staart in mijn immer ontplofte ochtendkapsel, doe een petje achterstevoren op mijn hoofd, schiet in een basketbalshirtje, een korte broek en een paar slippers en dan ga ik aan de wandel. Luchtje op en gaan. Ontbijt hadden we nog liggen, dus ik hoefde alleen cola, fanta en water om koffie en thee mee te maken te kopen. En wijn natuurlijk. Even een rondje door het dorp, hier en daar even gedag zeggen en met de zojuist aangeschafte liquide middelen weer het trappetje de berg op. 82 ongelijke treden. Ik heb ze geteld. En dan nog 17 treden naar ons appartement. Ach, we zijn wat gewend: wij wonen in Amsterdam op vijf hoog zonder lift: 68 treden. Wij vergeten dus niks als we boodschappen moeten doen. Bovendien is het trappenlopen even geen sinecure voor mij omdat ik vorige week een knieblessure heb opgelopen. Dus ik vergeet echt niks.
Na het ontbijt, een croissant met onze zelf meegebrachte Tynjetalerkaas (onze favoriete kaas, absolute aanrader, we nemen het ook mee voor onze Griekse vrienden: sterker nog, we komen het dorp niet eens meer in zonder!) maar weer even op bed liggen. Mo las de nieuwe Linda en ik die van de vorige maand. Luister piemelepoges die daar om lacht: ik ben 47 en alle schaamte allang voorbij. Ik lees de Linda, OK? Gewoon een mooi blad, Mo is een abonnee. Mo wil haar Linda’s soms wel eens weggeven, maar dan moet ik er soms even voor gaan liggen omdat ik de laatste nog niet gelezen heb.
Na het lezen der Linda’s een paar potjes Yathzee . We spelen altijd het hele blaadje, dus alle zes kolommen tegelijk. Een uurtje per potje. Paar glaasjes wijn erbij en het is zomaar ineens 16.00.
Het is inmiddels 17.00. We zijn allebei net gedoucht. We klootzakken de dag dus weer aardig door. Normaal heeft een van ons altijd wel een soort van stellig idee over wat we willen eten in de avond, maar we hebben nu eigenlijk allebei nog geen idee.
We gaan zo naar het strand waar onze amigo Jorgos in een strandtent werkt. Nog steeds geen idee wat we gaan eten, maar dan klootzakken we daar lekker verder.