Rodweek 168 Meldplicht voor mongolen

Afgelopen zondag hield de dood even flink huis in verzorgingstehuis De Klinker in Oud West. Mijn bonus-opa Frits overleed er en op diezelfde avond overleed ook Claudia. Claudia zat op de afdeling waar ik in de coronatijd een half jaar als vrijwilliger werkte. Claudia, die mij steevast ‘mafkees’ noemde was een downie, of populair gezegd: een mongool. Ze is zestig jaar geworden, wat tegenwoordig een redelijk gemiddelde levensverwachting is voor mensen met het downsyndroom.

Toch houd ik nooit zo van de term ‘mongool’ om mensen met het Syndroom van Down te duiden, het wordt meer gebruikt als scheldwoord voor zogenaamde ‘normale’ mensen die in de ogen van andere mensen iets achterlijks doen. Zoals bijvoorbeeld die gozer bij Feyenoord-Ajax gisteren die Davy Klaassen een aansteker op z’n knar gooide. Hoewel dat aan de heftig bloedende wond te zien geen lullig BIC-aanstekertje moet zijn geweest, maar minstens een flinke Zippo. Misschien moeten we onze shirtsponsornaam maar van Ziggo naar Zippo veranderen.

Deze ‘normale’ meneer uit Roelofarendsveen, of all places, vindt het dus kennelijk normaal om spelers van de tegenpartij te bekogelen met risico ze te verwonden. Het is voor zijn eigen veiligheid maar goed geweest dat hij geen speler van zijn eigen partij heeft geraakt, want anders was hij het vak waarschijnlijk niet eens levend uitgekomen. Gelukkig voor hem kon hij goed op ‘de vijand’ die Davy Klaassen kennelijk voor hem is, mikken. Maar hoe haal je het in je krankzinnige kanis om überhaupt zoiets te doen? Nou heb ik een foto van het desbetreffende heerschap gezien: hij lijkt me, vriendelijk gezegd, niet het koudste biertje in de koelkast. Zo’n hoofd waar je naar kijkt en dat je dan gelijk denkt: ‘Kut. Deze klaphark heeft ook stemrecht.’ Al zal die eikel vermoedelijk nog net genoeg hersencellen hebben om het ‘Mark Rutte-tje’ te gebruiken dat elke crimineel tegenwoordig gebruikt: ‘Ik heb er geen actieve herinnering aan’. Iedereen die tegenwoordig iets achterlijks doet kan het zich ineens niet meer herinneren. En dan alcohol en/of drugs als verzachtende omstandigheid gebruiken.

Het gaat er in dezen helemaal niet om dat die gozer voor Feyenoord is. Ook bij mijn club en bij elke andere willekeurige club loopt dit soort eencellig ongedierte rond. Mensen die uit zogenaamde clubliefde hun club meer schaden dan steunen. Hoewel ik er van uitga dat deze lamlul een pittig lang en landelijk stadionverbod krijgt, een aangifte van Ajax en Davy aan zijn stinkende hol krijgt en mag opdraaien voor de financiële douw die zijn club uiteraard krijgt is er echt maar één oplossing en dat is een meldplicht en een gebiedsverbod. Voor de wedstrijd en in de rust. En deze hersenloze amoebe mag zich dan dus wekelijks twee keer in fucking Roelofarendsveen melden. En een ‘supporter’ die wel in de buurt van het stadion woont die meldt zich maar 50 kilometer verderop of zo, zodat ie ook echt geen mogelijkheid heeft om de wedstrijd te bezoeken. Maak je er een leuk dagje uit van! Voor de komende twintig jaar of zo. Niet op komen dagen? Boete. En niet honderd euro of zo, maar eentje die een gemiddeld mens ook echt flink in de portemonnee voelt. Ik zou beginnen met vijfhonderd en bij elk verzuim de boete laten oplopen en bij herhaling gewoon een jaar stadionverbod erbij.

Claudia, mijn lieve downie die is overleden zou ik nooit een mongool noemen omdat ik dat dus een scheldnaam vind die ik meer vind passen bij mensen die mijn favoriete sport en passie verklootjanussen. Die voetbaldagen voor de echte liefhebbers verpesten. Die er voor hebben gezorgd dat ik niet meer normaal een Klassieker kan bezoeken. Die er voor hebben gezorgd dat mijn vriend Ray gisteravond voor het eerst in jaren boos en verdrietig ons voetbalcafé verliet omdat hij helemaal strontziek van was van deze ellende. Die kinderen hebben getraumatiseerd. Het zal je eerste klassieker wezen en dan verpest zo’n griezel het. Die racistische en homofobe spreekkoren scanderen. Die het veld bestormen en spelers aanvallen. Die voor een nare sfeer op de tribunes zorgen. Dat soort ellendelingen, die als een kwaadaardig gezwel in het lichaam van elke club zitten en die dan ook nog claimen dat zij ‘de echte’ supporters zijn: daar moeten we vanaf. Claudia had een flinke verstandelijke beperking, maar die had de wereld zoveel meer te bieden dan dit soort agressieve idioten. Claudia en alle andere downies die ik ooit heb gekend hebben of hadden namelijk ontstellend veel liefde in zich en geen domme blinde tribale haat. Veel zogenaamde ‘normale’ mensen kunnen zo ontstellend veel leren van downies, al ben ik bang dat het voor het echte klotetuig al te laat is.

Ik zeg meldplicht voor dat soort sfeerverlagende mongolen in het stadion. Hoe eerder hoe beter, wat mij betreft.

Pssssst! Boekie kopen van nieuwste columnbundel ‘Lockdownsynsdroom’? Laat een berichtje achter , stuur me een bericht op Facebook of mail mij op [email protected] . Kosten: €15,- bij afspreken in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur.

Rodweek 103 Bejaardenblog 7: Van De Klinker naar De Klencke

Vorige week, op 30 april, zat het avontuur bij Verpleeghuis De Klinker er op voor mij. Een klein half jaar ben ik daar met veel plezier en liefde gastheer geweest voor de bewoners van een afdeling. Het was een uitvloeisel van de tweede lockdown. De horeca ging weer dicht en zo werd het project #horecahelptdezorg in het leven geroepen. Ik had geen zin om weer een paar maanden alleen maar thuis te zitten en me bij tijd en wijle stierlijk te vervelen, dus ik dacht: ‘OK, waarom ook niet? ‘Als het niks voor me is ben ik zo weer weg en ga ik weer lekker thuis op m’n kont wachten tot m’n salaris binnenkomt of ik verzin wat anders’, zo redeneerde ik.

Maar nee, ik bleek het werken in een verpleeghuis serieus leuk te vinden. Ontbijt, lunch of diner voor de mensen maken, thee met ze drinken of een spelletje met ze doen: ik vond het allemaal gezellig om te doen. Ik ben er geen dag met tegenzin naartoe gegaan. Mijn afdeling bestond uit zeven bewoners. De één is wat beter in staat tot communiceren dan de ander, maar ik had ze allemaal even lief. Zelfs Leo met z’n eeuwige gezeur, z’n commanderende manier van praten en dan ook nog eens ontzettend onverstaanbaar. Ik had gehoopt dat ik zijn manier van spreken na een half jaar wel door zou hebben, maar vaak begreep ik nog steeds niks van wat hij zei. ‘’Leo, ik heb geen flauw idee wat je zegt, maar het antwoord is nee.’’, zei ik dan als hij twee minuten na mijn binnenkomst al 5 commando’s naar me had gebrabbeld. Of ik zei: ‘’Is goed Leo! Ik zeg 2-0!’’. Want hoewel hij een compleet gehospitaliseerde en ook nog eens aartsluie man is kon ik altijd wel gezellig met hem over Ajax praten, voor zover ik er wat van verstond. Daar weet hij alles van en hij volgt ook echt alles.

Daar heb ik hem ook nog wel eens mee geholpen. Toen mocht hij van een verpleegster geen Ajax kijken omdat we zaten te eten. Ik zag dat hij dat heel erg vond. Zoveel leed kon ik niet aanzien, dus dat heb ik overruled en heb hem met zijn bord eten in zijn rolstoel voor de TV gezet en ben samen met hem gaan kijken. Zoveel heeft die man al niet meer, dus dan moet je ‘m ook niet nog eens z’n wedstrijd afpakken. Dat zouden ze mij ook niet aan moeten doen en dat is hoe ik ook naar een zorgvrager kijk. Hoe zou ik op die leeftijd zelf behandeld willen worden? Het ging dan nu om Ajax, mijn ding, maar hetzelfde had ik ook gedaan als ie een ander favoriet programma had willen zien. Maar ik kon ook streng voor ‘m zijn. Moest ook want anders walst ie met rolstoel en al over je heen.

Ramona was mijn Indo-maatje, een gevoelige en lieve vrouw. Lekker over Indonesisch eten praten, samen quizzen spelen en rummikubben. En ze was mijn grote saladefan. Ik vond het eten wat ik daar moest maken niet altijd even spannend, dus dan zocht ik spullen bij elkaar om er een lekkere salade bij te maken. Ik kon haar geen groter plezier doen dan een lekkere salade bij het eten te maken. Ze is gek op groente.  

Met Ingeborg kon ik altijd fijn over het oude Amsterdam praten. Ze heeft op 43 verschillende plekken in de stad gewoond, waaronder ook in de buurt waar ik nu woon. Ze is 86, nu en dan warrig, maar bij vlagen ook nog verpletterend scherp en humoristisch. Ik kan echt in een deuk liggen om haar.
Ingeborg is ook een lekkerbek, houdt van verfijnd en mooi eten. Ze vond het eten vaak saai en dat begreep ik ook wel. Het menu is daar gewoon niet altijd even spannend, al proberen sommige mensen er nog wat van te maken. Dus bij een salade probeerde ik voor haar bijvoorbeeld wat extra feta of olijfjes te regelen. Of het eten anderszins wat leuker voor haar te maken. Lukte niet altijd, want we hadden vaak niet alles in huis, maar ik heb m’n best voor haar gedaan en ik weet dat ze me waardeerde.

Met Klara, de downie van de afdeling had ik een leuke band. Haar onnavolgbare manier van domino spelen (alle steentjes willekeurig achter elkaar leggen) en haar manier van koffie drinken (in één a twee teugen naar binnen, ook als het loeiheet is, de zogeheten ‘looien pijp’) zal ik nooit vergeten. Klara is ook altijd vrolijk en ze noemt mij altijd standaard ‘’mafkees’’. Als mensen aan haar vragen wie ik ben zegt ze gelijk ‘’Mafkees!’’ Maar ik kon haar ook charmeren. Want ze is een mannengek. Dan kregen de verpleegsters haar niet of moeizaam uit haar stoel, want dan wilde ze nog niet naar bed of zo en dan zei ik: ‘’Klara, gaan we samen uit? Gaan we naar de film? Geef me een arm!’’ En dan hing ze al aan m’n arm en liep ik zo met haar naar haar kamer.

Karel was altijd een beetje verliefd op mij, maar dat kon hij ook zomaar op andere mensen worden. Hem hielp ik altijd elke dag met eten. Door zijn hersenbloeding is zijn spraak- en denkvermogen heel erg achteruit gegaan, maar soms dan flapt hij er ineens een paar waanzinnig mooie volzinnen uit waaraan je kunt horen dat hij vroeger echt een man van flinke statuur was. Hij weet dat hij van alles mankeert, daar is hij zich soms ook ineens heel erg van bewust en uit machteloosheid gaat hij dan soms ineens keihard schreeuwen. Vaak tot radeloosheid van Ramona die naast hem aan tafel zit en dan niet snapt waarom Karel zo schreeuwt. Ik heb af en toe wel met haar te doen. Zij zit daar elke dag naast en ik zie dat ze het daar moeilijk mee heeft.

De twee die mijn afdeling completeren zijn Noortje en Eduard. En dat zijn ook de twee met wie ik het minste contact kon krijgen omdat ze communicatief nou eenmaal het minst kunnen. Daar is geen echt gesprek meer mee mogelijk. Hoewel Noortje altijd wel haar mooiste lach naar me lachte. Ze heeft een prachtige lach op haar gezicht. Haar hielp ik ook vaak met eten.

Verpleegkundige handelingen heb ik daar nooit gedaan. Want daar was ik niet voor opgeleid. Maar dat ga ik nu dus allemaal leren in Verpleeghuis De Vreugdehof in Amsterdam-Buitenveldert. De straat heet De Klencke, dus ik ga van de Klinker naar De Klencke.

Buitenveldert is niet de meest spannende buurt van Amsterdam, om niet te zeggen: doodsaai. Maar ik kom daar ook niet om gezellig de toerist uit te hangen. Ik ben in Buitenveldert gewoon om het vak leren en als ik de opleiding hopelijk over zo’n twee en een half jaar heb afgerond kom ik weer met gierende banden terug naar Oud West om weer in de Klinker te werken, als ze me willen. Weer terug van De Klencke naar de Klinker.

Ik moest op mijn laatste dag nog even afsluiten met een grap en had een taart gekocht met zo’n 35%-sticker er op. ‘’Die ouwe taart loopt een beetje tegen de datum, net als jullie, stelletje ouwe taarten!’’ In De Klinker kun je zulke geintjes maken, het is een lekker Amsterdams verpleeghuis waar de Mokumse humor nog hoogtij viert. Ik hou daar van.

Daarom heb ik ook geen afscheid genomen maar ‘tot ziens!’ gezegd. Na de opleiding kom ik, als De Klinker dat wil, gelijk weer terug om te werken in het leukste verpleeghuis van de stad. En tussendoor zoek ik m’n oudjes van daar af en toe even op, als ik in Oud West ben, dat is bij dezen beloofd.

Op mijn laatste dag kreeg ik een hoop bedankjes en een paar cadeaus als dank voor bewezen diensten en dat vond ik lief. Ik deed gewoon alleen maar m’n werk. Ik wil juist de bewoners, al het personeel, de mantelzorgers, de vrijwilligers en wie er ook maar iets met De Klinker te maken heeft bedanken voor alles wat zij voor mij hebben gedaan in het afgelopen half jaar. En dat zij mij hebben laten inzien hoe mooi het zorgberoep is. Jullie waren goud. Iedereen heeft mij altijd een gevoel gegeven dat ze het fijn en belangrijk vonden dat ik er was. Ik heb de waardering echt gevoeld en daarbij heb ik de sfeer in het tehuis en met de collega’s onderling als heel prettig ervaren. Ik ben daar heel gevoelig voor.

Jullie zijn allemaal toppers. Ik ben een medeklinker geworden, dus jullie zijn nog niet van me af, stelletje mafkezen! Tot gauw, vrienden.  

PS: De namen van de bewoners zijn in het kader van de privacy allemaal gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

Voor Bejaardenblog 5: Klik dan maar weer hiero

Voor Bejaardenblog 6: Klik dan maar weer daaro

En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 6 Vossenjacht

Op de valreep van het godvergeten 2020 las ik het bericht dat er momenteel roedels op seks beluste vossen door de binnenstad van Amsterdam ronddwalen. Vossen van het mannelijk geslacht die op jacht zijn naar vrouwtjesvossen. En zo hebben we in ‘het rode lichtjes district’ waar ik woon geen last meer van dronken toeristen die op zoek zijn naar vrouwen die ze tegen betaling mogen bestijgen, maar van vossen die op vossenjacht zijn. Kennelijk. Want ik heb ze nog niet gezien. De rosse buurt is tegenwoordig dus de vosse buurt.

Ik ging maar weer eens naar mijn eigen oude vossen in het verpleeghuis. Het lijkt soms wel alsof ze elkaar een beetje aansteken in hun gedrag. Zo kunnen ze ineens allemaal tegelijk heel lief zijn of juist zomaar ineens collectief strontvervelend. Alsof ze het afspreken. En zo hadden mijn oude vossen vorige week ineens een dag dat ze allemaal tegelijk moe waren. Het ontbijt en de lunch is altijd gezamenlijk, maar drie van de zeven bewoners verkozen om op hun kamer te blijven en de andere vier zaten alleen maar te knikkenbollen of gewoon te pitten. Misschien hadden ze de feestdagen nog niet helemaal verteerd.

Karel zat er wel, maar was duidelijk nog niet scherp. Karel is doorgaans nogal gecharmeerd van mij, maar nu herkende hij me niet eens en vroeg hij wie ik was.
‘’Ik ben het, Karel: Rodney. Normaal vind je me altijd zo’n mooie man, wat is dat nou?’’
‘’ Oh… Nou… Je lijkt me wel een aardige jongeman inderdaad.’’

Ik hielp hem met eten en thee drinken en daarna viel hij aan tafel in slaap. Ingeborg die vaak op haar praatstoel zit sliep ook veel en Leo is doorgaans weliswaar aartslui maar hij is altijd wakker genoeg om het personeel allerlei opdrachten te geven. Je kan niet langs hem lopen zonder dat hij een opdracht voor je heeft. Dan moet je ook nog vijf keer vragen wat hij wil, want hij is nogal moeilijk verstaanbaar. Dat kan behoorlijk irritant zijn. Nu dus niet, die lag ook aan tafel te slapen. Klara de eeuwig vrolijke downie was ook moe, lag ook te pitten en dat is ook niks voor haar. Dus daar stond ik dan. Drie bewoners nog in bed en de vier in de eetkeuken lagen allemaal te pitten. Dan duurt de ochtend ineens lang. Ik begon zelfs de onverstaanbare commando’s van Leo te missen. Nou ja, bijna dan. Zoals je een wortelkanaalbehandeling mist, zeg maar. Gelukkig delen we onze gemeenschappelijke liefde voor Ajax waardoor we toch wel een leuke band hebben.

Rond lunchtijd begon iedereen weer wat wakkerder te worden en waren ook de uitslapers inmiddels aangeschoven op hun vaste plek. Er kwam weer wat leven in de brouwerij. Ingeborg en Ramona begonnen weer te kibbelen als twee kleine meisjes, Eduard wilde weer lekker veel eten, Klara zat weer lekker te lachen en Leo dacht weer eens dat de hele wereld om hem draaide en begon zoals ik dat van hem gewend ben met onverstaanbare commando’s te vuren die ik dan weer kon pareren. Heerlijk. De dag was eindelijk begonnen. Al duurde dat behoorlijk lang die dag. Het leek wel of de klok achteruit liep.

Noortje werd ook wakker. Zij slaapt sowieso veel. Ik kreeg in het begin heel erg moeilijk contact met haar. Haar spraakvermogen is heel erg moeizaam. Ze praat geen lange zinnen en dan ook nog op fluistertoon. Ze lacht wel altijd heel lief. Ik hielp haar met eten en zei dat ze een mooie lach had en dat haar haren mooi gekamd waren. Ze lachte haar mooie lach weer naar me.
‘’Hey ben jij daar, Robbie?’’
‘’Ja, ik ben het, Noortje. Neem je een hapje voor me?’’
 “Ja….’’
‘’Moet je wel even je mond open doen hè?’’
‘’Oh ja…’’
‘’Zeg eens AAAAA…’’
En zo help ik haar dan met eten. Slokje thee tussendoor.  

En ook Karel was inmiddels weer wakker geworden. Hij begon Sinterklaasliedjes te zingen. Op zijn galmende volume.
‘’Karel, je weet dat het net kerst is geweest hè?’’
‘’Ja, dat weet ik wel, maar ik vind Sinterklaasliedjes leuker!’’
Karel kan af en toe nog bijzonder scherp uit de hoek komen.

Hij herkende mij ook ineens weer als ‘’de mooie man’’. Ik hielp hem met z’n eten.
‘’Ah, dank je wel, mooie man!’’
‘’Smaakt het lekker, Karel?’’
‘’Heel lekker! Verrukkelijk zelfs!’’
‘’Mooi zo!’’
‘’Net als jij, want jij bent mijn lekkertje!’’

Yep, Karel was weer wakker en er op zijn manier weer helemaal bij. Zo zie je maar: de vos verliest wel z’n haren, maar niet z’n streken.   

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

Voor Bejaardenblog 5: Klik dan maar weer hiero

En die ome Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.


 
  

Bejaardenblog 5 Ach Kind

Nee, de ambitie om samen met iemand kinderen op de wereld te zetten heb ik nooit gehad. Het proces van kindjes maken daarentegen heeft wel altijd mijn bijzondere interesse gehad, maar zelf kinderen hebben en daar voor zorgen en opvoeden: nee dank je. Ik heb het al druk genoeg met m’n eigen leven en daarbij is die aardbol toch al te vol, dus dan hoeven we er ook niet nog eentje van mij erbij. Maar nu, sinds 9 november heb ik op mijn 43e ineens zeven ‘kinderen’: ze variëren in leeftijd van 57 tot 86 jaar.

Ik maak lunch en ontbijt voor ze, ik speel spelletjes met ze, help ze met eten en drinken en ondersteun het zorgpersoneel door de bewoners te helpen met kleine dingen die ze zelf niet meer zo goed kunnen. We hebben best veel lol samen. Soms zijn ze echt om op te vreten, maar er zijn ook dagen dat ik denk: ‘’had ik dat maar gedaan’’. Eigenlijk praat ik soms net zo over ze zoals ik echte ouders weleens over hun kinderen hoor praten.    

Mijn jongste ‘kind’ is de 57-jarige Klara, die het Syndroom van Down heeft. Haar woordenschat is zeer beperkt, maar wel duidelijk en bij tijd en wijle geestig. Ik ben voor haar die  ‘mafkees’ of ‘sodemieter’, maar vaak zegt ze ook ‘dag schat’ en soms krijg ik een kus op mijn hand van haar.  Als ik een broodje voor haar neerzet zegt ze standaard: ‘Ja lekker!’ Na het eten drinkt ze graag koffie en dat woord kent ze ook. En Klara zegt tegen iedereen, of ze nou 20 jaar of 80 jaar zijn, ‘’ach kind.’’

Ik noem ze dan wel gekscherend mijn kinderen, maar het zijn natuurlijk mensen die ruimschoots volwassen zijn, of dat in elk geval zo veel mogelijk zouden moeten zijn, voor zover hun toestand dat toelaat. Maar dat valt niet altijd mee. Afgelopen week, ik weet niet wat ze hadden, maar toen moest ik echt even de kleuteroppas spelen en ze hier en daar bestraffend of ouderlijk toespreken.

Het begon met Leo die chocolaatjes uit zijn kamer wilde. Ik pakte de doos chocolaatjes. Leo begon te eten en deelde niks met de anderen, want ‘het is mijn chocola!’. Waarop Ingeborg kwaad werd en zei dat de chocola niet van hem, maar voor de hele afdeling was en dat hij de chocolaatjes had gepikt. Na mijn tussenkomst hield Leo vol dat de chocolaatjes van hem zijn en hij dus niets hoeft te delen.

Vervolgens kreeg mijn veelvraat Eduard honger. Hij zegt meestal niet veel meer dan dingen als  ‘’Mag ik een broodje?’’, ‘’Thee’’ en ‘’Ik heb het koud, sjaal’’. Prima, alleen is hij soms wat ongeduldig als het serveren van zijn bestelling hem te lang duurt, omdat ook ik maar in het bezit van twee handen ben, en dan gaat hij heel irritant op de tafel tikken met zijn vingers. En dan herhaalt hij zijn bestelling nog maar eens. Een keer of drie. Dat was dus ook die dag.

Tegelijk begonnen Ramona en Ingeborg te kibbelen over niks. Dan zijn het net twee kleine meisjes. Dat doen ze wel vaker en dan haal ik altijd het oude stokpaardje van mijn moeder van stal, wat ze altijd zei als ik ruzie had met mijn vriendjes of mijn zus: ‘’Hey, wel lief zijn voor elkaar!’’ Alleen waren wij toen acht en zijn zij op vergevorderde leeftijd.

Ramona heeft even later in haar broek gepoept en moet verschoond worden door de zuster. Het  leven van veel mensen begint in een luier en eindigt in een luier. Die gedachte stemt me best wel eens somber.  

Het over en weer gekissebis over die chocolaatjes ging de hele dag maar door en ondertussen gooide Klara lachend haar koffie op de grond. Dat doet ze vaker als ze even niet de aandacht heeft. Ze weet dan dat ze eigenlijk een ‘time out’ krijgt. Dan moet ze voor straf even een kwartiertje afkoelen op haar kamer waarna ze belooft dat ze het nooit meer zal doen en dat ze lief zal zijn. Maar ik had ook geen tijd om dat te doen, want ik moest allemaal brandjes blussen. Ondertussen begon Karel ook weer te schreeuwen en liedjes te zingen die hij tot vervelens toe herhaalde en Noortje wilde niet eten en kliederde met haar melk.

Het was gewoon even zo’n dag waar geen einde aan leek te komen. Ze waren allemaal tegelijk in hun klierbui. Ik was doodmoe aan het einde van mijn dienst en blij dat ik naar huis kon. Desalniettemin kijk ik er weer naar uit om morgen ‘mijn kinderen’ te zien. Ik ben in die anderhalve maand dat ik dit werk doe best behoorlijk gehecht geraakt aan de bewoners van mijn afdeling. Als er eentje De Pijp (of in dit geval Oud West) uitgaat zou ik dat serieus erg vinden. Maar als Klara morgen dan weer lachend ‘’Ach kind’’ tegen me zegt, dan is mijn dag al snel weer goed.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

Voor Bejaardenblog 4: Klik weer andere daaro

En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 4 Rijkdom

Vrijwel dagelijks passeer ik, net als op een Monopolybord, de Kalverstraat, maar 20.000 euro krijgen als je daarna Start passeert zit er dan weer niet in. Ik woon er vlak bij, maar de beroemdste winkelstraat van het land inlopen doe ik vrijwel nooit. Goed beschouwd is het een straat die van dezelfde truttige saaiheid is als elke andere winkelstraat in Nederland. Alleen is de Kalverstraat groter en bekender. Het enige dat wat mij betreft ooit van belang is geweest aan de Kalverstraat is dat Ajax er op 18 maart 1900 is opgericht. Voor de rest heb ik niks met die straat.

Door het Coronagedoe is het er al vrijwel heel 2020 rustig, maar afgelopen vrijdag vond de overheid kennelijk dat we als volk wel weer eens een uitje hadden verdiend in deze zware tijd. We zijn tenslotte allemaal al een tijdje niet naar voetbal, de kroeg of naar een concert geweest en dus mocht Black Friday gewoon een heel weekend doorgaan. Dus we hebben allemaal geld over nu, toch? Dus het volk mocht los en zich als een kudde uitgehongerde beesten op de aanbiedingen storten. Black Friday Matters, zullen we dan maar zeggen. De hele Kalverstraat was weer ouderwets druk bezaaid met koopjesjagers. Wat je in een treurgoot als de Kalverstraat moet kopen op een Black Friday, ik zou het niet weten, dus ik fietste maar snel door naar huis. 

Thuis aangekomen keek ik eens op Funda. Eens kijken of de huizenmarkt ook aan zwarte vrijdag deed. Dat onze nationale huisjesmelker Prins Bernhard jr. bijvoorbeeld twee woningen voor de prijs van één verkoopt of zo. Of een grachtenpand met een stuntkorting van 90%. Maar nee. Dat was niet het geval. Een woning in Amsterdam kopen heb ik sowieso allang uit mijn hoofd gezet. Tenzij de loterijballen een keer lekker vallen word ik toch nooit rijk.

Althans, niet in materieel opzicht. Ik verdien genoeg om te kunnen leven zoals ik dat wil. En veel meer heb ik niet nodig. Geld is makkelijk, maar het interesseert me te weinig. Ik zou m’n laatste joetje nog weggeven. Daarbij heb ik ook het zakelijk instinct van een tosti-ijzer, dus dat helpt ook niet mee met rijk worden. De echte rijkdom zit ‘m in gezondheid. Dat is zo cliché als een bord koude babi pangang, maar clichés zijn cliché omdat ze waar zijn.

Ik besef me die rijkdom steeds meer sinds ik in het verzorgingstehuis werk. Ingeborg, de oudste van de afdeling en behept met een smaak die een materieel rijk verleden verraadt heb ik al in één van de eerdere verhalen gememoreerd. Maar ook Karel, die elke dag tegenover haar zit heeft ooit een zeer welgesteld leven geleid. Hij was directeur bij een bedrijf. En ik zie hem ook wel voor me, een jaar of vijftien jonger, in een mooi pak, goed gecoiffeerd, kekke schoenen en met zijn kenmerkende stem leiding gevend aan een team van werknemers. En dan in de avond dineren in mooie restaurants en thuiskomen in een duur huis.

Dat was zijn leven. Zijn leven is nu, na een ongeluk en een daarbij opgelopen hersenbeschadiging, dat hij in een rolstoel op een gesloten afdeling in een verzorgingshuis woont. Ik hoor hem elke dag schreeuwen van de pijn als de zusters hem uit bed halen. Hij draagt geen mooie pakken meer, maar een trainingsbroek en een trui. Echt praten lukt niet meer, al kan hij in een goede bui nog wel wat korte zinnen formuleren. Zinnen waaraan je kunt horen dat hij een mooi taalgebruik had. Als ik hem iets vraag of hem help met het voeren van zijn eten registreert hij mijn vraag de ene keer gelijk, soms pas een halve minuut later of soms ook helemaal niet. En hij is nog niet eens heel oud hè? Karel is begin zestig. Ik ken verschillende mensen die ouder dan hij zijn en het grote geluk hebben dat ze er nog een uiterst vitaal leven kunnen nahouden. Die rijkdom heeft Karel dus niet.

Karel is van de herenliefde en hij schroomt niet om mannen die hij aantrekkelijk vindt uitgebreid te complimenteren. Zo noemt hij Henk, de grijsharige vrijwilliger en broer van Klara, altijd ‘mijn blonde God’ en tegen mij zegt hij continu dat hij mij zo’n ontzettend mooie man vindt en dat hij heel veel mij houdt. Zo af en toe begint hij ineens uit volle borst te zingen en te schreeuwen. En dan herhaalt hij het liedje ook meerdere keren. We hebben in mijn eerste twee weken ontelbaar vaak naar zijn uitvoering van ‘Row your boat gently down the stream’ moeten luisteren, tegenwoordig klinkt, in de repeatstand, het lied over ‘Dudeljoo’’ uit zijn zoetgevooisde keel. Soms begint hij ineens in het Engels te praten want daar heeft hij ook gewoond. Karel houdt er ook wel van om wat aandacht te trekken.

Maar afgelopen week kwam er zomaar ineens even een breuk in zijn liefde voor mij. Zijn rolstoel moest even verplaatst worden en toen ik hem terugzette op zijn plaats kwam hij heel lichtjes in aanraking met de tafel. Ik schampte hem amper. Nou kan ik zijn pijn natuurlijk niet voelen, maar Karel ontstak in blinde woede. En als Karel pijn heeft wordt zijn taalgebruik ineens een stuk minder parlementair. Ineens was ik een ‘LUL!’ en een ‘KLOOTZAK!’ en haatte hij me. De liefde was in één keer over. ‘’Eerst vond ik jou aardig! Maar nu vind ik jou een ZAK! IK HAAT JE!! GODVERDOMME! KUT!!! IK HAAT ALLES! IK WIL DOOD!’’

Ik probeerde hem nog te kalmeren, maar ik had het compleet verbruid. Hij ging in één seconde van nul naar honderd. Woest was ie. En zo ging het nog even door. Na zijn tirade viel Karel in slaap. Rust in de tent. Een uur later was de lunch en ik maakte Karel voorzichtig wakker voor zijn broodje. Ik hielp hem met voeren en thee drinken. Ik ging het er toch maar even over hebben met hem.
‘’Hey Karel, je moet niet meer zo boos doen en tegen mij schelden hoor, dat vind ik namelijk echt niet leuk. Ik dacht wij vrienden waren. ’’
‘’Ik zou nooit op jou schelden, mooie man.’’
‘’Dus we zijn weer vrienden?’’
‘’Wij zijn altijd vrienden! Ik hou van jou!’’
‘’Daarnet vond je me nog een lul.’’
‘’Dat zou ik nooit zeggen tegen jou, lieve schat.’’

Tja. Hoe kwam ik er inderdaad bij? Mijn oren suisden nog na van zijn gebulder en hij wist het niet eens meer. Dat houdt het leven wel lekker overzichtelijk. Dat dan weer wel.

De zeven bewoners op mijn afdeling zijn allemaal van verschillende komaf, maar hier zijn ze allemaal gelijk. Sommigen hebben een leven met relatief veel welvaart gehad, anderen minder. Uiteindelijk wonen ze nu allemaal op dezelfde gesloten afdeling, eten ze allemaal hetzelfde eten, hebben ze allemaal hun kwalen en moeten ze allemaal geholpen worden met douchen en toiletbezoek. Dan heb je weinig meer aan materiële rijkdom. En wie denkt dat een leven met heel veel geld en roem gelukkig maakt moet de documentaire over Diego Maradona maar eens kijken. Die man werd driekwart van zijn zestigjarige leven volkomen geleefd en is daar hartstikke aan kapot gegaan.

Dan ben ik liever blij met een goede geestelijke en lichamelijke gezondheid, goede mensen om me heen en een prima dak boven mijn hoofd. Dat ik dan af en toe eens na moet denken of ik ergens wel genoeg geld voor heb houdt me met beide benen op de grond. Dat is voor mij genoeg rijkdom. En dan besef ik me dat ik elke dag dat ik gezond ben na de Kalverstraat langs Start rijd.

PS: De namen van bewoners en medewerkers zijn in het kader van de privacy gefingeerd.

Voor Bejaardenblog 1: klik hiero

Voor Bejaardenblog 2: klik daaro

Voor Bejaardenblog 3: klik andere daaro

En die ouwe Rodzooi komt komende maand ook met z’n nieuwe boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Bejaardenblog 2 MAFKEES

Bejaardenblog 2 MAFKEES

Je hebt van die mensen die zodra ze wakker zijn ook meteen echt op stand ‘AAN’ staan. Die gelijk beginnen te ouwehoeren dat het een aard heeft en gelijk helemaal scherp en gefocust zijn op wat er op de nieuwe dag allemaal moet gebeuren. Ik niet. Ik heb altijd even tijd nodig om in de dag te komen. Mijn tijdelijke nieuwe ritme in het verzorgingstehuis is een compleet andere dan dat ik gewend ben. Om 9.00 moet ik aanwezig en ‘AAN’ zijn. Op zich kan ik om 8.15 opstaan, snel onder de douche springen, een broodje en thee naar binnen knallen en om 8.40 op de fiets zitten en dan precies op tijd op het werk zijn. Maar ik hou niet van gehaast. Ik sta tussen 6.30 en 7.00 op, maak rustig ontbijt, lees het nieuws, douche rustig en dan fiets ik rond 8.30 relaxed richting De Klinker. Tien minuten voor ik begin maak ik dan even een kopje thee voor mezelf en dan wacht ik tot mijn club van zeven de ontbijtzaal binnendruppelt.

Dan ben ik dus al zo’n twee uur wakker en dan begin het lampje redelijk op ‘AAN’ te staan bij mij. Moet ook wel. Klara, mijn downie die nooit down is, wordt als eerste de huiskamer ingeloodst. En Klara is altijd vrolijk, lacht altijd, dus ik wens haar vrolijk goedemorgen. Haar begeleidster wijst naar me en zegt tegen Klara: ‘’Hey wat leuk! Die ken je toch wel? Hoe heet hij ook alweer?’’ Waarop Klara lachend naar mij wijst en roept: ‘’MAFKEES!’’  

Blijf dan nog maar eens in je laatste restje duffe ochtendchagrijn hangen. Ik word daar gelijk net zo vrolijk als Klara van. ”Je bent zelf een mafkees!”, zeg ik dan en dan moeten we allebei lachen.

De rest van de goegemeente komt ook binnen en ondertussen maak ik voor iedereen ontbijt. Karel is altijd blij om mij te zien en zegt zodra hij binnenkomt: ‘’Ach, daar is die mooie man weer!’’ En dat herhaalt ie nog een keer of vijftig gedurende mijn shift. Met Leo neem ik nog even snel het voetbal van het weekend door.

Ingeborg is wat later. Ik hoor haar schreeuwen vanuit haar kamer. Schreeuwen van de pijn. Ze is een chique dame, maar als ze pijn heeft kan ze vloeken als een vrachtwagenchauffeur. Het gaat me door merg en been. Als ze even later binnenzit vraag ik wat ze precies mankeert en waarom ze zo’n pijn heeft. Ze heeft neuropathie en dan de extreem pijnlijke variant daarvan. Ik weet niet wat neuropathie is maar ze legt me uit dat het een neurologische stoornis is die leidt tot hele heftige chronische pijn in haar voeten. Letterlijk zo heftig dat als ze een slechte dag heeft een neerdwarrelend veertje op haar voeten al helse pijnen kan veroorzaken.

Ze kijkt treurig. ‘’Weet je, Ronnie: oud worden is een zegen, maar oud zijn valt best tegen.’’ Ik merk dat ik dat best naar vind om te horen. Ik zou niets liever willen dan zo’n gezegende leeftijd als Ingeborg halen, maar als je elke dag schreeuwend van de pijn wakker wordt en je ook niet meer zelfstandig naar buiten mag: het lijkt mij heel heftig. Niet iedereen op mijn afdeling is geestelijk even goed meer bij, maar Ingeborg is dat wel. Zij kan soms hooguit wat versuft zijn door de medicatie, maar met haar kun je echt wel een gesprek op niveau voeren.

Ingeborg noemt mij dus ‘Ronnie’. Ramona noemt me ‘Rocky’. Leo noemt me ‘Robbie’. Noortje en Eduard zijn communicatief niet meer zo vaardig, dus bij die twee hou ik zelf in de gaten wat ze nodig hebben. Karel noemt me altijd ‘lieverd’, ‘schattebout’ of ‘die mooie man’ en Klara houdt het gewoon bij ‘’MAFKEES!’’ Ik luister naar alles. Ik had in de jaren negentig in Bos en Lommer twee hoogbejaarde onderburen. Als ze nog zouden leven zouden ze minstens 115 zijn. Die hebben me in de twee jaar dat we in hetzelfde portiek woonden letterlijk elke naam beginnend met een ‘R’ genoemd, behalve Rodney. Het zal een moeilijke naam zijn voor ouderen, ik vind het prima.

Behalve ontbijt en lunch bereiden voor mijn club van zeven, helpen met voeren, monden afvegen,  ouwehoeren en spelletjes spelen heb ik er ook een nieuwe taak bij gekregen: roken. Een bewoner van een andere gang, ik noem ‘m Humphrey, wil twee keer roken, maar degene die hem normaal begeleidt naar de rookruimte is bezig om te stoppen met roken. Dus of ik mee wil met hem. Nou ben ik nooit echt een ochtendroker geweest en zelfs ’s middags moet ik er vaak nog niet eens aan denken, maar vooruit, dan rook ik maar wat eerder voor de goede zaak, want dat vindt Humphrey gezellig. Humphrey houdt gelukkig ook van voetbal dus tijdens onze rooksessies praten we daarover. Hij speelde in Suriname voor een van de grote clubs daar en kende ook de vaders van Gullit en Rijkaard nog.  

Terug op de afdeling meldt Karel mij dat ik zijn dikke vriend ben en ik reageer daarop: ‘’Wat zeg jij nou Karel? Zeg je nou gewoon dat ik dik ben? Dan zijn we geen vrienden meer!’’ Bij Karel duurt het wat langer voor hij een boodschap of grapje heeft geregistreerd maar omdat hij ziet dat iedereen om hem heen lacht, lacht hij ook mee en zegt hij nog maar eens voor de vijftigste keer dat hij mij een mooie man vindt. Klara hoort het gelach ook en lacht ook mee.

Mijn shift zit er op. Ik ga naar huis. Ik zeg iedereen gedag en zeg dat ik er vrijdag weer ben.

‘’Dag mooie man!’’, zegt Karel nu voor de eenenvijftigste keer.

Klara kijkt me vragend aan als ze me in mijn jas ziet staan.

‘’Doei, Klara tot vrijdag!’’

‘’DAAAAAAAAG!!!! MAFKEES!!!’’

PS 1: De namen van alle bewoners en personeel heb ik in het kader van de privacy gefingeerd. Eerste deel van de Bejaardenblog lezen? Klik hiero .

PS 2: Mijn nieuwe boek ”Het nut van een gebreide condoom” komt binnenkort uit. Bestellen? Mail naar [email protected] of via Facebook een PB naar Rodney Rijsdijk.





   
 

Vieze Corrie

Kleine verhalen uit een grotestadskroeg

Rodney RijsdijkDe touringcar vol bejaarden rijdt de Ten Katestraat in. Het is de vroege avond en de oudjes uit het tegenover ons gelegen verzorgingstehuis zijn een dagje op stap geweest.

Een klein krom vrouwtje zwaait van uit de bus naar ons op het terras.

We zwaaien terug. ‘Kijk, daar heb je Vieze Corrie,’ zeggen we tegen elkaar. Lees verder