Rodweek 219 Hey nigger



Op een mooie zonovergoten lentedag in 2006 had ik een afspraak op de Overtoom, aan het einde, al vlakbij het Surinameplein. Ik moest van de andere kant van de stad komen en had geen fiets bij me, dus ik pakte de tram. Vlakbij het Leidseplein kreeg de tram panne en het was niet bekend of en wanneer de tram verder kon rijden. Vervelend, maar de zon scheen, dus dat laatste stuk wandelen zou ook geen straf zijn. Dan maar iets te laat op de afspraak. Ik stapte de tram uit, stak het Leidseplein over en begon aan de schier oneindig lijkende Overtoomwandeling die traag door Oud West gaat, vrij naar Hendrik Marsman, kent uw klassiekers. Maar toen ik de Eerste Constantijn Huijgensstraat naderde zag ik ineens die tram weer aankomen! Hij reed weer. Dat was een mazzeltje! Kon ik die laatste drie haltes toch nog meepakken. Het zonnige weer maakt ook dat mijn humeur vaak erg zonnig is, dus ik stapte in en begroette de conducteur die een beetje op Samuel L. Jackson leek met een vrolijk ‘Hey, ben ik weer!’

Bij de Overtoomse Sluis moest ik eruit, dus ik drukte op de stopknop. Ik groette de conducteur nog vriendelijk, maar ik kreeg een vernietigende ‘Samuel L. Jackson in Pulp Fiction-waardige’ blik en een venijnige opmerking. terug

‘Dat zeg jij nooit meer tegen mij’

Ik was even verbaasd en vroeg wat hij bedoelde.

‘Jij zei net ‘Hey nigger’ tegen me.’

Ik stond even aan de grond genageld, maar ik herpakte me snel en legde uit dat ik dat absoluut niet had gezegd of dat het zelfs ooit maar in mijn hoofd op zou komen om zoiets te zeggen. Ik weet dat ik soms best een beetje binnensmonds kan praten en dat je me dan wel eens verkeerd kan verstaan, maar hoe je van ‘Hey, ben ik weer’ ‘Hey nigger’ kan maken vond ik toch wel erg bijzonder. Ik werd voor lul gezet voor de hele bevolking van de tram. Alsof iemand een pot inkt over je witte overhemd gooit. Krijg het maar schoon. Als de conducteur ten overstaan van alle aanwezigen toetert dat ik iets racistisch heb geroepen: verdedig je daar maar eens tegen. Alle ogen waren op mij gericht. Meer dan het misverstand uitleggen kon ik niet doen dus ik liep kokend van woede en verdriet de tram uit.

Ik werd gewoon voor racist uitgemaakt. Het maakte me eerder verdrietig dan boos nog trouwens. Ik vond het echt heel erg. Ik, off all people. Saillant detail: ik was in die tijd werkzaam bij het Meldpunt Discriminatie Internet. Digitale racisten opsporen was mijn baan! Kon die man ook niet weten, maar als iemand die zich juist altijd heeft ingezet tegen racisme en discriminatie voelde dat heel pijnlijk. En nog als ik het er over heb. Maanden later kwam ik die conducteur eens ergens tegen in een café. We herkenden elkaar meteen en hebben de situatie nog eens uitgepraat en definitief naar een andere wereld geholpen. Als we elkaar weleens tegenkomen zeg ik ook altijd: ‘Hey! Ben ik weer!’ en dan krijg ik nu wel een lach terug.

Weet je wat ook een andere wereld is en waar ze ook Nederlands spreken? Suriname. Daar was ik in 2010. Als ik ergens onversneden racisme heb gehoord waar zelfs een liefdesbaby van Geert Wilders, Thierry Baudet en Hans Janmaat rode oortjes van krijgt: Suriname. Niet alleen van de gekleurde bevolking naar de blanke medemens, maar ook onder elkaar. De Inheemsen die in de bossen wonen, de Creolen uit de stad, de Marrons, de Hindoes, de Javanen: ze vinden allemaal iets van elkaar en daar maken ze van hun hart bepaald geen moordkuil, om het voorzichtig uit te drukken. Ze praten over elkaar op een manier waar de Ku Klux Klan de rillingen van krijgt. En mind you: er wonen in heel Suriname minder mensen dan in Amsterdam, dus veel mensen kennen elkaar. Alles komt aan. Mijn gabber die daar toen een tijdje woonde en werkte kende daar een Surinaamse dame die ons vaak mee op sjouw nam. Zij was geboren in Suriname, opgegroeid in Nederland en sinds een aantal jaren weer terug in Suriname. Een donkerbruine dame. Een dame die gewend is aan de Nederlandse punctualiteit en zich ergert als een afspraak wat te laat komt, wat niet heel ongewoon is in Suriname. Die vrouw schreeuwde dingen tegen mensen waar de honden geen brood van lusten. En in Su heb je veel honden! Toen haar tuinman tien minuten te laat kwam (dat is in Suriname gewoon behoorlijk op tijd) kreeg die man opmerkingen naar zijn hoofd die jouw foute blanke PVV-stemmende oom niet zou durven maken.

Of ze zei toen wij ergens op een festival moesten werken: ‘Rod, koop lekker een fles wijn, ga lekker op de tribune zitten en laat die negers maar werken. Doen ze ook eens wat, want ze zijn allemaal lui.’ Dat zei deze diepdonkere mevrouw dus echt tegen mij. Ze maakte ook geen grap, ze meende het echt. Ik vond dat zo verbijsterend dat ik maar niet eens heb geantwoord en doorliep. Zij was niet pro-black, ze was een probleem.

Racisme is geen eenrichtingsverkeer. Als ik dat ergens heb geleerd is het in Suriname. Daar is het zelfs een achtbaansweg. Heen en terug. En wie het verkeer in Suriname kent weet dat het dan vaak verkeerd gaat. Als ik ergens een paar bijna dood ervaringen heb gehad was het daar. Want niemand weet of ie links of rechts moet rijden.

Dan pak ik liever de tram.

Rodweek 216 Koude douche


Er zijn oneindig veel redenen waarom ik nooit van kamperen heb gehouden. Kramperen noem ik het altijd. Ik woon in een huis dat van alle gemakken is voorzien, dus dan ga ik niet betalen om naar de plee te lopen met een rol schijtlint onder de arm, te slapen in een ongemakkelijke caravan, of nog erger: op een matje in een tentje. Ik ken genoeg mensen die erbij zweren maar die sensaties zijn aan mij allemaal nooit besteed geweest. Het allerergste van alles: koude douches. Ik heb het lang geleden geprobeerd, maar nee. Nou klinkt het misschien verwend, maar ik hoef echt geen vijfsterrenhotel, ik ben gewoon een bescheiden arbeidersjongen, maar een lekker bed en een goede douche behoren absoluut tot mijn basiseisenpakket.

Zoals gezegd: ik leef met mijn dame in een uitermate comfortabel huis. Lekker de ruimte. Goed bed. Fijne badkamer. Nou moesten er dus onlangs wat reparaties gebeuren in ons huis. De rookgasafvoer en de CV-ketel moesten worden vervangen. Onze onvolprezen woningbouwvereniging Ymere zou het hele pand in een ochtend fiksen. Helemaal picobello, want als die rookgasafvoer niet vervangen zou worden zouden we ons Waterloo aan het Waterlooplein weleens kunnen vinden. Willen we nog niet, dus de shit moet gebeuren.

Dikke prima. Blijven we voor thuis. Nou ben ik op zijn vriendelijkst gezegd niet de handigste. Eerder een klunser dan een klusser. Als ik een spijker in de muur sla zit half Amsterdam zonder stroom. Dus alles wat ik niet kan (en dat is best veel) laat ik over aan mensen die daar beter in zijn. Zo meander ik mijzelf al bijna een halve eeuw door het leven. Maar helaas bleek onze onvolprezen huisverhuurder een stel beunhazen te hebben aangenomen voor deze klus die vermoedelijk zijn voortgekomen uit een groepsorgie tussen Picobello BV, Buurman en Buurman en de Firma Biereco uit de Familie Doorzon.

Op dag één kwamen de jongens goed geluimd binnen om 8.00 en begonnen ijverig te werken. Maar ze bleken verkeerde gereedschappen bij zich te hebben. Dat kon op die dag niet meer geregeld worden en het warme water was inmiddels afgesloten. Geen warme douche dus! En onze buren ook niet, maar goed. Dat zou dan de volgende dag geregeld worden. De volgende dag liep ik mijn gebruikelijke ochtendwandeling. Toen ik thuiskwam met de boodschappen, mezelf reeds verkneukelend op een lekkere warme douche keek mijn dame mij al bezorgd aan en gaf mij de koude douche: nog steeds geen douche en verwarming. Dit begon inmiddels toch verdacht veel op kamperen te lijken.

De jongens, waarvan er een aantal niet zouden misstaan in ‘Help mijn man is klusser’, bleken allemaal voor verschillende bedrijven te werken en hadden ruzie met elkaar gekregen. Gevolg: ze liepen kwaad de deur uit! Op één man na die in zijn eentje overbleef, maar niet alles in zijn eentje kon en die dus de boodschapper moest zijn. Nou moet je dus nooit op de boodschapper schieten, dus wij waren mild voor hem, maar onze veel fellere onderbuurvrouw is ongetwijfeld tegen die gozer uit haar dak gegaan. Dus het werd weer uitgesteld.

Dag drie: er kwamen weer andere jongens. Weer gehannes. Natuurlijk. En ze wisten ook niet zeker of het op deze dag dan weer wel zou lukken. Ik slaakte een diepe zucht. Het begon bijna op Jiskefet te lijken. Maar toen kwam onze verlosser: zo’n ouwe Amsterdamse kluskrijger die gelijk precies zag wat er aan de hand was en wist wat er moest gebeuren. Hatseklats en gefikst. We konden in elk geval douchen, dus mijn blijdschap grensde al aan hondsdolheid!

Er moet nog wat stucwerk gebeuren en dan is alles als het goed is geregeld. Kijken welke Picobello-afstammeling ze nu weer sturen en wanneer. Maar beter sturen ze die ouwe kluskrijger. De warme douche heeft nog nooit zo lekker gevoeld.


Rodweek 215 Ronselen



Ach vroeger in de buurt, vroeger. Dat waren nog eens tijden. De schepen waren nog van hout en de kerels van ijzer. Tegenwoordig is het omgekeerd. Die quote heb ik even gepikt van wijlen Bobby Haarms, ‘de goede beul van Ajax.’ Maar nog ver voor Bobby Haarms zijn tijd had Amsterdam een haven van waaruit de scheepsbemanning werd geronseld in de kroegen op de Zeedijk. Onder invloed van veel bier en grote beloftes vertrokken de mannen, uitgezwaaid door hun huilende vrouwen en kinderen vanaf de Schreierstoren naar verre oorden.

En zo ging het anno 2024 ook zo’n beetje, maar dan met de techniek van nu en zonder jankende partners. Ik kom weleens in Café Zilt op de Zeedijk. En wie daar ook komt is Isabelle, een Amsterdamse dame die stadstours en evenementen organiseert. Een echte organisatrice. Die kun je om een boodschap sturen. En zo werd Isabelle gevraagd of ze niet wat figuranten wist voor op een boot. Dus Isabelle ronselde in de groepsapp van Zilt en jawel, ze viste en had spoedig beet. Ik hapte ook.

Amsterdamned 2! Dat moest het wel zijn, want de opnames voor die film, het vervolg op de kaskraker uit de jaren 80: daar moest ik natuurlijk bij zijn. Enkele andere leuke mensen uit het café hadden ook hun medewerking toegezegd, dus ik had er helemaal zin in! Financiële vergoeding: nul euro, maar wel buffet en drankjes: helemaal prima. Amsterdamned 2! Natuurlijk! Elke trotse inwoner van de stad wil daaraan meedoen toch?

In de ochtend van de opnamedag appte Isabelle me dat er een afzegging was en of ik nog snel iemand wist. Even denken. Vrouwlief kon niet, die moest werken, dus mijn idee: ik post een ronselende Facebookpost en dan hap ik vast wel iemand binnen. Ik heb een groot netwerk. Verzameladres in het centrum van Amsterdam erbij, komt helemaal goed, zo stelde ik Isabelle gerust. Mijn tactiek werkte. Er waren alleen wat kleine misverstanden.
Ten eerste was er maar één figurant nodig, maar de tweede was nog erger: het ging dus helemaal niet om de opnames van Amsterdamned 2!! Ik had dat om de een of andere reden aangenomen omdat de opnames voor die film toevallig in die week ook in onze buurt zouden zijn.

Het ging om een kerstfotoshoot voor een rondvaartrederij! Ik vond het al gek dat we kerstkleding mee moesten nemen voor Amsterdamned 2. Zou de kerstman worden vermoord in de film? Moord op het kerstdiner met het mooie decor van de grachtengordel als achtergrond? Ik had het allemaal al bedacht. Maar niks van dat alles dus.

Kortom: teleurgestelde mensen die zich meldden bij dat kantoor en die voor Amsterdamned 2 kwamen (op Louise na!). Dus toen ik bij dat kantoor aankwam (‘Dus jij bent Rodney’) werd ik even hartelijk bedankt voor mijn ronselende post op Facebook, maar werd mij ook vriendelijk doch dringend verzocht of ik het bericht even als de sodeflikker wilde verwijderen voor er nog meer mensen kwamen! Ik had het weer eens totaal verkeerd begrepen.

Na al deze consternatie gingen wij met vijf chique geklede personen aan boord van een prachtige houten rondvaartboot. En wat de bedoeling was: wijn drinken, hapjes eten en mooi wezen! Nou, dat kun je aan vijf goed getrainde horecatijgers goed overlaten! We hebben de hele middag gevaren n genoten van prachtige wijnen en exquise eten. En daar moesten we af en toe een beetje leuk bij kijken voor de foto’s. Er zijn slechtere manieren om je duffe dooie maandagmiddag te besteden!

Ik dacht eigenlijk aan sperziebonen, karbonade en een slobberwijntje voor het avondeten, maar we kwamen rondom gevuld de boot af. We hadden zeker geen scheurbuik, zoals ze dat vroeger op de schepen hadden. Dit was even andere koek!

Met een gezellige slok op meerden we weer aan van waar onze vaartocht over de majesteuze Amsterdamse grachten begon. En we hadden dan wel een aardig wijntje op, maar we spugen allemaal niet op een extra slok op de borrel, dus we zakten nog nog even af in wat nabijgelegen horeca voor een afzakker. Houten schepen, maar ijzeren levers! Het was een hilarische dag. Voor dit soort boottochten mogen ze me vaker ronselen!

Rodweek 213 Strandavia

Altijd voorzichtig wezen met wat je wenst, dat is een wijze les die ik ooit leerde. Maar soms gaat het dus toch weleens mis. Zo zei ik toen we twee weken geleden weer eens naar Agia Galini gingen tegen Mo: ‘Goh, misschien is het leuk om eens een dagje Heraklion te doen, of anders op de dag dat we terugvliegen, want we vliegen toch laat’. Uiteraard kwam dat er niet van. Wie de voorgaande columns heeft gelezen over onze ‘klootzakkendagen’ weet dat wij de meest luie vakantie ooit hebben gehad. We hebben elf dagen als twee lethargische slakken geleefd en dat was heerlijk. Waren we allebei erg aan toe.

Maar toch kwam mijn wens dus uit, maar dan niet op de manier zoals ik het vooraf had bedacht. Onze vlucht van Transavia zou op woensdagavond 4 september om 21.40 vertrekken. Onze vaste zwijgzame chauffeur Kostas zorgde er voor dat we ruim op tijd op het vliegveld waren. Even sigaretten kopen omdat die in Griekenland nog wel betaalbaar zijn, koffer inchecken en door de douane. So far so good. We hadden nog genoeg tijd dus die tijd hielpen wij vakkundig om zeep met potjes yathzee, wijn en een broodje. Heraklion Airport is een dodelijk saai vliegveld waar niks te doen is, dus we moesten ons even vermaken. En dat kunnen wij heel goed.

Toen kwam de melding dat de vlucht vertraagd was. En even later kwam de volgende melding dat de vlucht nog iets meer vertraagd was. Kan gebeuren. Nog maar een potje yathzee en nog maar wat meer van die kleine flesjes wijn erbij halen dan. Wachten is niet erg, maar je moet er wel wat te drinken bij hebben, ja toch?

We hadden goed zicht op de rij wachtenden bij de gate en inderdaad, op een goed moment kwam er beweging in de menselijke rups. Wij hoeven nooit zo als eerste te boarden dus we lieten de massa lekker lopen om enkele minuten later als de laatsten der Mo(!)-hikanen aan te sluiten. En toen zagen we de mensen die al tijd in de rij hadden gestaan ineens weer terugkeren. Wat was hier aan de hand?
De vlucht bleek dus harder gecanceld te zijn dan de gemiddelde BN-er van tegenwoordig. Technisch mankement, zo gonsde het door de rij. De informatievoorziening van Transavia was om het zuinig te zeggen nogal zuinigjes. Terug naar de bagageband om weer een eeuwigheid te wachten op onze koffer. Nou vind ik wachten op elk vliegveld al een hel (ik heb op mijn geboortedag bepaald niet vooraan gestaan toen ze het pakket geduld uitdeelden) maar op Heraklion lijkt het echt alsof de klok achteruit loopt. Ik kan daar slecht tegen.

Daar waren de koffers dan eindelijk, maar wat nu? De nacht begon inmiddels al te puberen, dus het werd vervelend. Alle passagiers werden vervoerd naar een hotel in de buurt van het vliegveld waar ze dus kennelijk plaats hadden voor zo’n 200 gestrande reizigers. Dat kon niet veel zijn dat hotel, zo dachten wij iets te voorbarig, maar dat viel dus allezins mee. Het was zelfs een behoorlijk goed hotel in Gornes Gouvon, een plaats die feitelijk niet meer is dan de snelweg tussen Chersonissos en Malia en waar toevallig een hotel neergeplempt is. We konden er nog een kleine vier uur slapen en ontbijten en om 8.30 werden we weer opgehaald. De nieuwe vlucht zou ons namelijk om 11.00 weer terug naar Amsterdam brengen. Niet zeuren. Het was nou eenmaal niet anders.

Met kleine oogjes de bus weer in, op naar het vliegveld. Eenmaal daar bleek ook die vlucht dus niet door te gaan. Navraag bij de servicebalie leerde dat er nog tien plekken op de avondvlucht naar Amsterdam over waren, maar dat we wel zelf moesten bellen. Hartstikke leuk, maar we waren natuurlijk niet enigen. Dus toen Mo na een goede tien minuten eindelijk door de wachtrij heen was gekomen waren die tien plaatsen al foetsie natuurlijk.

Volgende optie? Vrijdag 5 september 2024. Wederom om 21.40. Vingers gekruisd. Maar we moesten dus nog snel een goede plek dichtbij regelen. Agia Galini was net iets te ver weg en zo boekten wij een appartement in het centrum van Heraklion, dus ja hoor, de wens was uitgekomen.

Heraklion is geen wonderschone stad. Je kunt het moeilijk het Kretenzer Kroonjuweel noemen. Maar we hadden tenminste onderdak met een mooi uitzicht over de haven. Maar hoe hard we ons best ook deden: we konden er maar moeilijk van genieten. We waren simpelweg te moe. Dus in plaats van des avonds copieus op kosten van Transavia uit eten te gaan kookten we zelf een eenvoudig maaltje in ons appartement en om 21.00 lagen we er compleet af en vielen we in een comateuze slaap.

Om 10.00 de volgende ochtend moesten we ons tijdelijke onderkomen alweer verlaten en hadden we dus nog een uurtje of acht om Heraklion beter te leren kennen. En inderdaad, dat beviel een stuk beter. Net als in elke andere grote stad moet je ook hier niet in de grote straten zijn, maar in de charmante steegjes en zijstraatjes en dan kun je er zomaar een leuke dag hebben en heerlijk en betaalbaar eten en drinken. Maar om er een week op vakantie gaan: nou nee.

Eind van de middag weer terug naar het aftandse vliegveld. Wijntje. Yathzee en goed uitgerust. En zowaar. Onze vlucht ging. We krijgen dus nog een standaardsom geld terug voor de vertraging en hopelijk ook het grootste gedeelte van onze gemaakte kosten en gederfde inkomsten.

Maar ik heb m’n dagje Heraklion, twee zelfs, gehad. Met dank aan het onvolprezen Strandavia.

Kretenzer Klootzakkendagen (3)



3306, 5398, 4378, 4477, 3817, 4406 en 6868: het zijn de magere cijfers van mijn stappenteller van de afgelopen zeven dagen. Als de stappenteller een Olympische discipline was zou ik met de cijfers van de afgelopen dagen niet in de buurt van een gouden plak komen. Thuis in Amsterdam is het absolute minimum op een luie dag 10.000 stappen en op een topdag tippel ik zomaar rond de 20.000 stappen door de stad. 10.000 stappen is ongeveer 7 kilometer. Vanaf Chateau Waterloo loop ik de Amstel rond, loop ik soms naar De Pijp om boodschappen te doen, loop ik naar de Jordaan om osseworst bij Louman te halen of naar Oud West om te werken of naar de markt te gaan. Dan lopen je stappen aardig op. En sowieso begin ik de dag altijd met een wandeling.

Als je 20.000 stappen in Agia Galini zet dan heb je het hele dorp minimaal zes keer rondgelopen. Ik begin ook hier met een ochtendwandeling. Boodschappen halen bij de supermarkt in de haven dan de berg weer op naar het appartement en dan begint het grote lethargische niks doen. Het is ook veel te warm om iets te doen. Het kwik tikt elke dag tegen de 35 graden aan en zonder enige vorm van inspanning biggelen de zweetdruppels over onze lijven.

Onze grootste inspanningen bestaan uit yathzee spelen, een wijntje drinken en aan het eind van de middag bedenken waar we gaan eten. Daar lopen we dan naartoe om te eten en dan gaan we weer terug die berg op. En dat ritueel herhaalt zich elke dag.

‘’Maar een beetje wijn zuipen en spelletjes doen dat kan je toch in Amsterdam toch ook?’’

Jazeker, maar met dit verschil dat we in Amsterdam altijd meteen ‘aan staan’ als we wakker worden. Er moet altijd wel iets. Werk, privé, whatever. Hier moet niks. We staan hier niet de hele dag aan. Hoogstens op een waakvlammetje. En dat is fijn. Hier kunnen we gewoon lekker klootzakken.

Aankomende maandag gaan we iets doen wat op een activiteit lijkt. We gaan midgetgolfen met onze vrienden Vicky en George. Met die achttien holes die we moeten aflopen probeer ik mijn abominabele stappentellergemiddelde van deze week nog enigszins op te krikken.

En nou loop ik deze vakantie voor mijn doen al extreem weinig: Mo loopt nog veel minder. De enige stappen die zij maakt is als ze van het balkon naar de koelkast loopt om wijn voor ons in te schenken. En om in de avond ergens te gaan eten. Dat is niet om haar belachelijk te maken: ze houdt gewoon niet van wandelen. Ik kan haar vrijwel nooit verleiden tot een lekkere wandeling. En in de ochtend al helemaal niet. In de middag met een eventuele stop op een terras is kansrijker. Mo loopt al genoeg op haar werk. En daar is wat voor te zeggen. Ik loop ook veel tijdens mijn horecawerk, maar ik vind wandelen in mijn vrije tijd heerlijk en ontspannend. En dan kan ik ook lekker nadenken over de stukken die ik wil schrijven of over andere zaken. Dat heeft niet iedereen.

Vandaar dat ik laatst zowat een tia kreeg toen mijn liefste tijdens het eten ineens zei: ‘Zullen we van de week eens de pier af lopen? Dan kunnen we ook nog een stukje naar boven klimmen.’

Ik wist niet wat ik hoorde! Even dacht ik dat mijn liefste door de hitte bevangen was, maar ze meende het echt!

Ik zal vandaag toch maar eens vragen of ze het echt meent. Ik zal mijn stappenteller aanzetten. En ondertussen klootzakken we lekker door.

Rodweek 211 Kretenzer Klootzakkendagen (2)


Gisteren op dag 2 gingen we even langsklootzakken bij onze vrienden Babis en Nektaria, die een camping en een restaurant bestieren aan de rand van het dorp. Even de bush bush door en je bent er. Babis’ motto is ‘never trust a skinny cook’ en hij doet zijn motto eer aan. Babis is ook een bijzonder genereuze kok. Wie bij Babis met honger de deur uitgaat moet een koe zijn, iemand met vier magen. Het eten is er belachelijk lekker. En belachelijk veel. Nektaria bestiert de bar en zij schenkt de lekkerste raki in town. Die raki krijgen we altijd na afloop en ze drinkt graag een glaasje mee met ons. Nektaria gelooft ook heilig dat raki overal goed voor is. Ziek? Raki. Wond? Raki. Poot gebroken? Raki. Ze zijn onze favoriete Griekse ‘moordenaars’ omdat we daar altijd zo vol van alles weglopen dat het lijkt of ze een moordaanslag op ons hebben beraamd.

Vandaag is de derde dag van de vakantie en even als de twee dagen daarvoor viert de lethargie hoogtij in ons kleine appartement. We zijn zo lui als onze katten. Ik heb slakken gezien die er een hoger leeftempo op nahouden dan wij. Wij behoren qua leeftijd tot de jongeren in dit ouwe lullen-oord, maar ik denk dat de meeste grijskopjes een stuk actiever zijn dan wij. Ook vannacht hebben we weer tien uur geslapen. Iets waar we in Amsterdam nooit aan toe komen. We hebben het kennelijk echt even nodig.

Eenmaal wakker en bereid om op te staan gooi ik een staart in mijn immer ontplofte ochtendkapsel, doe een petje achterstevoren op mijn hoofd, schiet in een basketbalshirtje, een korte broek en een paar slippers en dan ga ik aan de wandel. Luchtje op en gaan. Ontbijt hadden we nog liggen, dus ik hoefde alleen cola, fanta en water om koffie en thee mee te maken te kopen. En wijn natuurlijk. Even een rondje door het dorp, hier en daar even gedag zeggen en met de zojuist aangeschafte liquide middelen weer het trappetje de berg op. 82 ongelijke treden. Ik heb ze geteld. En dan nog 17 treden naar ons appartement. Ach, we zijn wat gewend: wij wonen in Amsterdam op vijf hoog zonder lift: 68 treden. Wij vergeten dus niks als we boodschappen moeten doen. Bovendien is het trappenlopen even geen sinecure voor mij omdat ik vorige week een knieblessure heb opgelopen. Dus ik vergeet echt niks.

Na het ontbijt, een croissant met onze zelf meegebrachte Tynjetalerkaas (onze favoriete kaas, absolute aanrader, we nemen het ook mee voor onze Griekse vrienden: sterker nog, we komen het dorp niet eens meer in zonder!) maar weer even op bed liggen. Mo las de nieuwe Linda en ik die van de vorige maand. Luister piemelepoges die daar om lacht: ik ben 47 en alle schaamte allang voorbij. Ik lees de Linda, OK? Gewoon een mooi blad, Mo is een abonnee. Mo wil haar Linda’s soms wel eens weggeven, maar dan moet ik er soms even voor gaan liggen omdat ik de laatste nog niet gelezen heb.

Na het lezen der Linda’s een paar potjes Yathzee . We spelen altijd het hele blaadje, dus alle zes kolommen tegelijk. Een uurtje per potje. Paar glaasjes wijn erbij en het is zomaar ineens 16.00.
Het is inmiddels 17.00. We zijn allebei net gedoucht. We klootzakken de dag dus weer aardig door. Normaal heeft een van ons altijd wel een soort van stellig idee over wat we willen eten in de avond, maar we hebben nu eigenlijk allebei nog geen idee.

We gaan zo naar het strand waar onze amigo Jorgos in een strandtent werkt. Nog steeds geen idee wat we gaan eten, maar dan klootzakken we daar lekker verder.

Rodweek 210 Kretenzer Klootzakkendagen (1)


Als mijn vriendin en ik na een paar dagen achter elkaar hard werken eindelijk eens samen vrij zijn dan hebben wij ‘klootzakkendag’. Op klootzakkendag mogen we alles en moeten we niks. Dat kan ook inhouden dat we dan ook de gehele dag zo goed als niks doen. Potje yathzee, wijn drinken, ouwe lullen-slapie doen in de middag, lezen of gewoon lekker TV kijken. Kortom: gewoon lekker een beetje de dag door klootzakken.

Klootzakkendag hoeven we overigens niet per se samen te doen. Als ik lekker lang wil wandelen of Mo wil iets voor zichzelf doen: ook goed. Wij zijn niet zo’n stel dat alles altijd maar samen moet doen. Wij kunnen het gelukkig ook uitstekend met onszelf vinden.

En nu hebben we tien klootzakkendagen op Kreta, in ons Agia Galini waar we elk jaar altijd wel één of twee keer per jaar komen. Agia Galini is de perfecte locatie voor klootzakkendagen: er is gewoon niet heel veel te doen. Beetje lezen, spelletje doen en dan in de middag lekker terrashoppen, in de avond eten: meer doen we niet. Je zult ons niet op surfplanken, op jeepsafari’s, abseilen of tijdens een ellenlange klimtocht in de bergen aantreffen. Wij zijn allebei tamelijk luie vakantiegangers die lekker de dag door klootzakken. Wij hebben nietsdoen tot kunst verheven. Ook omdat we het in Amsterdam altijd al druk genoeg hebben. Daar hebben we in het slaperige dorpje geen last van. Niemand hoeft hier iets van ons. We hebben hier vrienden en die zien we dan even en als ze tijd hebben klootzakken ze even mee. Maar over het algemeen hebben die het ook druk met hun eigen werk. De mensen die hier wonen moeten wel gewoon hard werken natuurlijk.

We zijn hier sinds gisteren. We hadden een vroege ochtendvlucht om 6.20, wat betekende dat we om 1.30 al uit de veren moesten. Hoewel ik twee loodzware werkdagen achter de rug had met weinig slaap besloot ik om niet te gaan slapen. Ik slaap liever niet dan maar twee uurtjes, want dan voel ik me nog vermoeider, dus dan trek ik de dag liever door. Mo pakte nog wel wat uurtjes. Ik nog even rustig de tas inpakken en bolletjes met gebakken ei maken. Ik ben niet gierig, maar als ik op een vliegveld minimaal een tientje moet betalen voor iets dat ik zelf veel lekkerder en veel goedkoper kan maken dan kies ik daarvoor.

Stiefdochter en schoonzoon brachten ons om 3.00 naar Schiphol, of zoals ik het altijd noem, ‘Schiphel’. Ik heb een bloedhekel aan vliegvelden. Voor m’n gevoel loopt de klok daar altijd achteruit. Dat wachten duurt een eeuwigheid. Dan eindelijk dat vliegtuig in en daar sloeg de vermoeidheid toe. Ik viel in een diepe slaap en werd wakker toen we al een uur in de lucht hingen. En dan waren we ook nog eens veertig minuten te laat vertrokken, zo vertelde mijn betere helft mij. Het is volstrekt buiten mij om gegaan, wat ik wel prettig vond, want vliegen, en dan vooral opstijgen, is bepaald geen hobby van mij. Gelukkig werd ik precies op tijd wakker voor de catering en na wat gegeten te hebben viel ik wederom in slaap om vlak voor de landing pas weer wakker te worden. Kortom, ik heb die hele vlucht amper meegemaakt en lekker een paar uur geslapen.

Op het vliegveld van Heraklion stond onze vaste taxichauffeur Kostas op ons te wachten om ons door de bergen naar Agia Galini te brengen, een rit van een dik uur. De temperaturen zijn dik boven de dertig graden hier, dus Kostas had twee koude flesjes water voor ons gekocht. Kostas is, laten we zeggen, niet de meest spraakzame. Als hij in een uur twee zinnen tegen ons uitspreekt dan ouwehoert ie al veel. Waarschijnlijk omdat zijn Engels niet geweldig is. Maar hij doet zijn werk prima en dat is voor ons het belangrijkste.

Nadat we onze spullen in ons eenvoudige appartementje hadden gedropt en even hadden omgekleed even onze vriend Ioannis gedag gezegd in zijn bar. En nu we er toch waren gelijk moesten we er ook nog maar even wat wijn drinken en wat kleins eten. En afspreken dat we Ajax kunnen kijken op donderdag en zondag. Dat wordt altijd geregeld, want Ioannis is ook een Ajacied.

Des avonds vis gegeten bij ons favoriete visrestaurant Onar en omdat vis moet zwemmen ook nog maar wat witte wijn. Omdat de jongens van Onar ons goed kennen moest er ook nog afgeblust worden met een plonsje raki, maar om 20.00 lagen we er wel af. Nog even thuis een beetje klootzakken met een potje yathzee en een glaasje wijn, maar om 21.30 sloeg de klootzak met de hamer genadeloos toe. Naar bed en inderdaad, binnen niet al te lange tijd waren we van Griekenland naar dromenland verhuisd. Om vervolgens allebei een kleine elf uur te slapen, dus we hadden het nodig.

Wat we vandaag gaan doen zien we wel. Gewoon lekker klootzakken denk ik.

Rodweek 209 Nomen est ome

In Café de Toog en in De Gouden Florijn word ik weleens aangesproken als ‘Ome Rod’. Die aanspreekvorm is eigenlijk een soort officieuze eretitel die je als mannelijke stamgast in je Mokumse kroeg kunt krijgen. Je wordt niet zomaar aangesproken met ‘ome’, daar moet je de nodige tijd in hebben geïnvesteerd. Je moet ‘m verdienen. Er moet enige senioriteit zijn, een jongeheer van achttien is namelijk nooit een ‘ome’ in het café. Er moeten wat kilometers zijn gemaakt in de kroeg en er moeten wat kiloliters door de keel zijn gegleden. Aan al deze criteria voldoe ik al jaren ruimschoots.

Maar het is dus een officieuze doch eervolle titel. De enige twee mensen op de wereld die mij officieel oom of ome mogen noemen (niet dat ik dat ooit van ze zal verwachten) zijn mijn twee neefjes, twee beginnende pubers die wellicht over een paar jaar ook de ‘ome’-status in hun stamkroeg bereiken. Van de kant van mijn zus ben ik hun favoriete oom. Niet dat ze een keuze hebben, want van die kant ben ik hun enige oom, dus dat is makkelijk.

Ik had daarin wat meer keuze. Mijn moeder heeft vier broers. Allemaal aardige kerels maar ik heb altijd een favoriete oom gehad en die heet Franklin, roepnaam Frenk. Met hem heb ik gewoon altijd het meest gemeen gehad. Met hem heb ik echt een klik. Mijn ome Frenk is elf jaar ouder dan ik. Wij hebben allebei op onze eigen manier een vergelijkbaar leven geleid: Naar Ajax, gestudeerd, de kroeg, goed eten en we hebben allebei een spoor van ravage op het liefdespad achtergelaten. Dat schept een band.

Ik heb een bonte stoet aan vrouwen voorbij zien komen in zijn leven. En dat waren voor zover ik ze heb gekend allemaal geen weggooiers. Frenk heeft altijd een goede smaak gehad. De eerste vriendin van hem die ik leerde kennen was Antoinette, een lieve blonde dame. Zij zal een jaar of achttien zijn geweest, Frenk twintig en ik een jaar een jaar of negen.

Frenk was geabonneerd op de Voetbal International. En als ik dan bij mijn opa en oma kwam toen Frenk nog thuis woonde kreeg ik van hem de VI’s die hij uit had mee. En dan nog even babbelen. Gezellig! Op een dag kwam ik weer eens langs en ik klopte beleefd op zijn slaapkamerdeur. Ik hoorde geluiden die ik nog niet helemaal kon thuisbrengen en ik hoorde Antoinette zeggen: ‘’Shit, dat is je neefje!’’ Vervolgens Frenk: ‘’Rodney, wacht even!’’ Geritsel van kleren. Even later ging de deur open. Frenk zijn haar zat wat door de war en het rook er anders dan normaal. Frenk drukte mij een stapel voetbalboekjes in mijn handen en een Ajax-sjaaltje. Mijn allereerste Ajax-sjaaltje. Maar hij had niet echt tijd voor een babbeltje. Ik vond het een beetje vreemd, maar niet veel later begreep ik uiteraard waarom ik weer snel naar buiten werd gedirigeerd.

Wat Frenk en ik ook gemeen hebben is dat we allebei beroerd zijn in contact houden. Allebei ons eigen leven en gedoe. En zo heeft er heel wat water door de Amstel gestroomd sinds we elkaar hadden gesproken. Geen ruzie of gezeik, gewoon allebei druk. Tot hij mij laatst eens belde. Afgesproken op de Nieuwmarkt, lekker eten daarna en even wat mooie verhalen uitgewisseld. Alsof ik hem niet een paar jaar geleden maar vorige maand nog had gesproken.

Ik vertelde hem dus onder andere over het Ajax-sjaaltje. En ik heb ‘m nog! Ik heb in de kleine veertig jaar nog heel veel voetbalsjaals verzameld, maar deze eerste blijft een bijzondere. En inmiddels ben ik zelf al een kleine dertig jaar lid van de VI, dus ik hoef mijn ome Frenk er niet meer mee lastig te vallen! En hij had na bijna veertig jaar het sjaaltje wat hij mij destijds vluchtig toestopte weer in zijn handen.


Rodweek 208 Sjabbie Loods

Café Bax is een prachtig café aan de korte kant van de Ten Kate Markt in Amsterdam Oud West. Ik heb daar zes jaar met zeer veel plezier gewerkt, van 2007 tot 2013 en als ik er nog weleens in de buurt kom mag ik daar nog graag een drankje drinken, ingeschonken door mijn opvolgers. Het café herbergde in mijn tijd een bonte verzameling mensen. Niet alleen aan de bar maar ook achter de bar. En zeker in de keuken. Op zaterdagen, overdag, stond ik vaak met Robin achter de bar. Robin was een beetje de negen jaar jongere versie van mij. Mijn broertje van een ander moertje. Uiterlijk leken we op elkaar en ook qua humor voelden en vulden we elkaar perfect aan. We kregen al snel bijnamen als ‘de staartjes’ (allebei dezelfde coiffure), ‘de broertjes’, ‘Beavis en Butt-head’, ‘Duo Brak en Brakker’ en ‘Quik en Flupke’. En de eerste jaren werkte Mirco er als onze mentor en om ons in het gareel te houden ook vaak bij.

In de keuken stond de nog chagrijnigere versie van Meneer Aart, namelijk Aart. De even beroemde als beruchte bulderende broodjeskok van de buurt. Aart en de staartjes. En dankzij Aart kan ik nog steeds de beste uitsmijter van Amsterdam maken. Aart, geen idee waar en of je er nog bent, je bent bij iedereen compleet uit beeld geraakt na die tijd, maar daar ben ik je nog steeds dankbaar voor! Thanks ouwe!

Robin of Mirco, Aart en ik openden de tent op zaterdag vaak om 9.30. Dan hadden we een standaard ontbijt met een tosti, een verse jus, spa rood en twee paracetamol. Dan konden we er weer even tegen.

Iets later kwam José dan binnen. José was onze Braziliaanse afwasser en hulp. Een man van middelbare leeftijd. Volgens mij had hij ongeveer de leeftijd die ik nu heb, al zag hij er wat ouder uit. Hij sprak geen Nederlands en ook geen Engels en wij geen Portugees, dus de communicatie was nogal houwtje-touwtje. José lachte vooral veel. Zeker als Robin en ik weer samen als twee puberjongens liepen te kloten, te zingen en grappen uithaalden achter die bar.

Onze voorraad stond buiten het café, een paar deuren verderop in een loods. Als José daar dan wat moest halen vroeg hij altijd om ‘Sjabbie Loods’. Sjabbie betekende sleutel in het Braziliaans Portugees. Althans: het geschreven woord is ‘chave’, maar in een bepaald Braziliaans dialect spreek je dat uit als ‘Sjabbie’, zo legde mijn gabber die met een Braziliaanse getrouwd is mij uit.

Op een zaterdag was José te laat. Veel te laat. De zon scheen uitbundig en het beloofde een drukke dag te worden. Dan is het niet fijn als je geen afwasser hebt. Voor wie nooit in de horeca heeft gewerkt: die twee afwashandjes zijn dan echt meer dan nodig! Vergis je niet in de noodzaak van een afwasser op een drukke zaterdag. Net op het moment dat we hem toch maar eens wilden bellen zwaaide de deur met een knal open. Daar kwam José binnen gezwalkt. Zo dronken als een hoerentoeter. Helemaal van het padje. Nog uitbundiger lachend dan normaal.

Nou konden we hem in nuchtere toestand al amper verstaan of begrijpen, maar in zijn ladderzatte toestand was dat nog veel lastiger. Wat bleek, nadat we met veel moeite hadden ontcijferd waar zijn liederlijke toestand vandaan kwam: José was ergens wezen gokken, had daar heel veel geld mee verdiend en had meteen een enkele reis naar Brazilië geboekt. En dat had hij dus ook nog uitgebreid gevierd in de kroegen. De man was poepeloerus dronken.

Hij kwam de sjabbie loods nog even inleveren. Nog harder lachend dan we hem al kenden, dronken als een maleier, maar zo helder was ie nog net wel. José gaf ons nog een knuffel en ging helemaal holladijee en gierend lachend de tent weer uit. We dachten nog even dat ie terug zou komen. Maar nee. José bleef weg en kwam nooit meer terug.

We hebben die ouwe gek nooit meer gezien. Achter zijn aanstekelijke lach blonk een dikke traan. Hij wilde hier op zijn leeftijd niet meer zijn als afwasser, maar hij zat hier vast. Hij had geen geld of wat dan ook hier. Hij was niet naar Europa gekomen om een matig betaalde afwasser te zijn en in een klein kamertje te wonen. En toen won ie zomaar ineens de jackpot en pakte de kuierlatten. Wij waren natuurlijk even verbaasd, maar we vonden dat achteraf zo tof voor hem! Dan maar even wat harder werken die dag, maar José had al zijn poet op rood of zwart gezet, won en vloog zijn geluk achterna. Het was hem gegund.

De sleutel van de loods bleef, zolang als Robin en ik er werkten dan ook altijd ‘Sjabbie Loods’ heten.

Ik liep er laatst langs en ik moest heel even aan José denken. Ik hoop dat hij het goed heeft en dat hij soms nog weleens aan ‘Sjabbie Loods’ denkt en dan zijn mooie lach deelt daar in Brazilië.

Rodweek 207 Vriends-schappelijk

Afgelopen week noemde René van der Gijp (U weet wel, het hinnekende orakel van Vandaag Inside) Virgil van Dijk, Memphis Depay, Steven Bergwijn en Georginho Wijnaldum dom. Althans, dat deed hij niet letterlijk, maar hij formuleerde het wel letterlijk als volgt:

“Als ik naar Van Dijk, Wijnaldum, Bergwijn en Memphis kijk overheerst bij mij één gevoel: één hersencel. Ik zeg niet dat dat ook echt waar is, maar zo komen ze wel op mij over.”

Ik vind dat nogal een boude uitspraak van een man die zodra hij aan de tafel niet goed kan meepraten over een onderwerp waar hij het fijne niet van weet (bijvoorbeeld politiek en economie) flauwe grapjes gaat maken en dan gelijk in een overdreven hysterische gierlach uitbarst om zijn eigen flauwe grapjes. Tja Gijp, het is nou niet zo dat homerisch schaterlachen om onwetendheid te verbloemen heel intelligent overkomt. Als je andere mensen zo de maat neemt over een vermeend gebrek aan intelligentie dan verwacht ik op zijn minst dat je zelf dan ook wat snuggerder overkomt.

Ik hou er sowieso niet van om mensen zomaar als ‘dom’ af te serveren. Iedereen heeft z’n kwaliteiten. Als ik iemand al als dom bestempel dan heb ik daar een verdomd (!) goede reden voor. Een puntje voor Gijp: veel interviews met voetballers zijn vaak zaaddodend saai. Of ze hebben teveel mediatraining gehad of ze zijn inderdaad bepaald geen materiaal om mee te doen aan een programma als ‘De Slimste Mens’, waar ik altijd graag naar mag kijken.

En dat brengt mij dan weer bij Bart Vriends. Bart Vriends is een modale eredivisievoetballer die jarenlang voetbalde voor mijn (na Ajax natuurlijk) twee favoriete eredivisieclubs Go Ahead Eagles en Sparta. Twee historierijke clubs met de twee mooiste stadions van de eredivisie: De Adelaarshorst en het Kasteel. Maar Bart Vriends was geen materiaal voor de top van de eredivisie of het Nederlands elftal. Gewoon een prima verdediger voor de subtop/middenmoot van het vaderlandse voetbal. Maar toch viel Vriends altijd op door zijn welbespraaktheid in interviews en een wereldbeeld dat zich verder strekt dan de lijnen van een voetbalveld. Dat is natuurlijk op zich al wonderlijk dat veel mensen zich later eerder de welbespraakte intelligente Bart Vriends weten te herinneren dan de bekende voetballer.

Als ik mensen niet ken en ze min of meer beoordeel leg ik ze onder mijn persoonlijke meetlat: zou ik een avond met diegene in de kroeg kunnen zitten? Dat durf ik in het geval van Bart Vriends wel te bevestigen. Als ik Vriends zou kennen zou ik zomaar een vriendschappelijke band met hem kunnen hebben. Hij komt over als een aimabel mens. We hebben sowieso een overeenkomst: wij hebben dezelfde nerdy topografische kennis. Hij vertelde in een interview eens dat hij van elk land in de wereld de hoofdstad wist te noemen. De interviewer testte hem en noemde vijf willekeurige landen op en Bart wist feilloos te vertellen wat de hoofdsteden zijn. Bij de laatste wankelde hij even. Madagaskar… ‘Eh… ja… ik weet ‘m hoor… wacht even… Antananarivo!’ Hij redde zich net op tijd. Als klein jongetje wist ik ook al die hoofdsteden. En ik denk dat ik nu ook nog wel tot 95 % kom. Ik wist ook alle vlaggen. Andere 8-jarigen lazen Pinkeltje of de Donald Duck, maar mijn favoriete boek was De Grote Bosatlas. Ik kon uren landkaarten bestuderen. Ik heb me zelfs ooit nog voor ‘Wedden Dat’ opgegeven, maar Jos Brink en consorten vonden een 8-jarige die alle landen, vlaggen en hoofdsteden feilloos uit z’n hoofd kende niet bijzonder genoeg dus ik kreeg een keurige standaard afwijzing. Helaas, de roem, de eer, de chickies, een kus van Sandra Reemer en de Wedden Dat-trofee gingen aan mijn neus voorbij.

Maar Bart Vriends mocht dus meedoen aan De Slimste Mens en daar deed hij het nog vrij aardig ook. En ook in voetbalouwehoerprogramma’s vind ik hem altijd een leuke gast, echt een verademing. Ik hoop echt dat hij daar na zijn voetballoopbaan meer mee gaat doen.

Het nieuwe seizoen komt er weer aan: het gemiddelde salaris in de Eredivisie stijgt weer maar het gemiddelde IQ daalt een beetje want de vriendelijke Vriends maakt een mooie avontuurlijke transfer naar Australië. Naar Adelaide. Het is hem gegund in de de nadagen van zijn voetballoopbaan. Adelaide ligt in het zuiden van Australië. Vriends en ik weten dat omdat we allebei een goede topografische kennis hebben. Van der Gijp, die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nog nooit van Adelaide heeft gehoord, zou dan keihard gaan lachen en iets zeggen als ‘Waar gaat ie spelen? To get laid?! Nou dat mag ie hopen, die Vriends! Whahahahahahahihihihihihihohohohiiiiiiiiiii!!!!!’

Ja. Dus. Hoeveel hersencellen heb je daarvoor nodig, Gijp?