Royal Antwerp FC, de oudste club van België, is voor het eerst sinds 1957 weer kampioen en dat doet mij deugd. Niet dat ik het Belgische voetbal nou zo op de voet volg, maar ik houd het met een schuin oog bij. Daarbij is Antwerpen mijn favoriete Belgische stad, ik kom er jaarlijks altijd wel een keer of twee en ik gun die stad een club die zo kampioenswaardig is als de stad zelf.
Aan het roer van het succesvolle Antwerp staat Marc Overmars. Voordat hij in België het roer in handen nam was hij behoorlijk succesvol bij mijn club Ajax. Zijn probleem in Amsterdam was dat hij niet alleen het roer in handen had maar vaak ook iets anders. En daar nam hij foto’s van en die verstuurde hij naar vrouwelijke medewerkers. Een wat vreemde hobby die er voor zorgde dat hij uit eigen initiatief wel op moest stappen. Het enige logische en juiste besluit, want hij heeft daarmee elementaire fatsoensnormen overtreden, werd dus nergens meer serieus genomen en was dus absoluut niet houdbaar meer bij Ajax. Daarbij heeft hij ook weinig tot geen spijt betuigd. Ja, hij schaamde zich, stotterde hij. Ja, hij schaamde zich dat zijn genante verhaal uit is gekomen.
Toen ik mijn vriendin vroeg wat zij zou doen als een leidinggevende zijn Jodokus zou fotograferen en naar haar zou opsturen antwoordde zij resoluut: ‘’200 x op het kopieerapparaat met die foto en door de personeelskantine en andere openbare ruimtes in de Arena rondhangen zodat iedereen de lul van de baas kan zien. Dan staat ie pas echt voor lul.‘’
Maar door zijn bizarre gedrag verloor Ajax wel de architect van het succes van de afgelopen jaren. Ajax was ineens de lul omdat hij die van hem niet in zijn broek kon houden. Hoe bizar kan het lopen. Ik ben er van overtuigd dat Ajax er niet zo beroerd als nu had voor gestaan als hij z’n gamba binnenboord had gehouden. Lullig, Marc!
Antwerp, de laatste jaren een subtopper in België, hapte een week of zes na zijn zelfverkozen congé gretig toe en strikte het van zijn voetstuk gevallen boegbeeld van Ajax voor een doorstart in een andere omgeving. ‘Dickpic? Nou, dikke pik! Geef ‘m dan maar aan ons!’, dachten ze bij ‘The Great Old’ en met succes dus. Overmars kwam, zag en overwon. Al kreeg hij tijdens het seizoen wel flinke last van hartproblemen, maar ook die overwon hij.
Hoe het ook is, ik gun die ouwe smeerpijp zijn succes wel. Ajax is een gepasseerd station voor hem. Al die mensen die roepen dat hij naar Ajax terug moet komen: nee. Gaat ‘m niet meer worden. Bij Ajax zal hij voor altijd die piemelzwaaier zijn. Geen secretaresse in Amsterdam zal hem ooit vertrouwen of niet op z’n minst argwanend naar hem kijken. In Antwerpen is hij nu de nieuwe koning.
Antwerp heeft met recht een gouden pik in handen met Overmars. ‘Dikke pik, hij is van ons!’, roepen de Sinjoren in koor.
Het motto van Antwerp FC dat op het sjaaltje staat dat ik daar ooit kocht tijdens een wedstrijd is ook van toepassing op onze Gelderse geilneef:
‘’Wij zijn geen ratten, wij komen terug!’’
Yooooo! Lekker stukkie gelezen? Daar is meer van. Ook in boekvorm! Ik heb nog een aantal exemplaren van mijn laatste columnbundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. Als je ‘m komt ophalen is ie voor 15 piek van jou. Als ik ‘m op moet sturen 19,50. Van elk verkocht boek gaat er een euro naar de voedselbank. Interesse? Laat een reactie achter of stuur een mail naar [email protected]
Category Archives: Publicaties
Gepubliceerde verhalen en columns.
Rodweek 172 Corrigerende tik
Op een koude dag, meer dan 20 jaar geleden stapte ik een pub in Oost-Londen binnen. De kroeg heette ‘The Boleyn’ en bleek het domein van de harde kern van West Ham United, de club waar ik die dag een wedstrijd van zou bezoeken. Omdat het zo koud was had ik mijn muts op met daarop het stadswapen van Amsterdam. Dat leidde aanvankelijk tot wat animositeit en geklier mijn kant op, maar gaandeweg werd de sfeer toch nog gezellig, vloeiden de pints met Engels uilenpis rijkelijk en mocht ik ineens zomaar met de grote bolbuikige West Ham-fans mee naar hun vak. Ik was hun nieuwe vriend. Daar moest overigens wel even een steward voor worden omsingeld die heel bijgoochem opmerkte dat ik niet naar het goede vak liep. ‘Choose your battles’, bedacht de steward wijselijk toen er vijf grote dikbuikige en nog amper tanden hebbende Hammers grommend om hem heen kwamen staan. In niet mis te verstaan Cockney Londens werd de plichtsgetrouwe lieverd te verstaan gegeven dat ik bij hen hoorde en dat ie zich er niet mee moest bemoeien. En zo mocht ik met mijn nieuwe vrienden mee het vak op.
Ik heb een werelddag gehad met die mafkezen. Het maakte dat ik vanaf die dag naast Ajacied ook een ‘Hammer’ werd en ben dan ook nog een aantal keren terug geweest. We hebben in Amsterdam ook een clubje, ‘The Amsterhammers.’ Goeie kans dat ik die dag ook ‘Knollsy’ heb ontmoet. Chriss Knoll was tot vorige week gewoon een anonieme 58-jarige elektricien uit Oost-Londen. En diehard Hammer. Maar vorige week werd hij onbedoeld en ongewild ineens een beroemdheid toen hij bij de uitwedstrijd in de Conference League tegen AZ in Alkmaar eigenhandig een paar middelbare school klassen uit oorden als Castricum, Heiloo en Heerhugowaard wegsloeg om de families en vrienden van de spelers te beschermen. Het was aandoenlijk om te zien hoe Knollsy die vinexwijkpubers met hun capuchonnetjes een voor een weghamerde. Het aangeharkte Hoorn Kerssenboogerd is ‘whole different cookie’ dan het rauwe Oost-Londen, jochies. Pick your battles, boys. Straatvechters als Knollsy eten dat soort ventjes voor ontbijt, als een crackertje bij een kopje lauwe thee. Ik was al trots op West Ham, maar nu ook specifiek op ‘Knollsy’. Wat een held.
West Ham beloonde de heldhaftigheid van Knollsy op de enige juiste wijze: door hem tickets te geven voor de zojuist bereikte finale. Knollsy vocht tegen zijn tranen toen hij dat hoorde, maar die tranen waren een stuk sterker dan die hele zooi polderhooligans die hij van zich afmepte.
Ik ben zelf absoluut geen vechter. Nooit geweest ook. Het zit gewoon niet in mijn aard. Als ik drie keer heb geknokt in mijn leven en daarbij heb geslagen of geschopt is het veel. Ik heb in elk geval nog nooit de eerste klap of schop uitgedeeld. De keren dat ik iemand heb geslagen was het uit noodweer.
Ik zal geweld dan ook niet snel goedpraten maar in sommige gevallen wel. Zoals het geval van ‘Knollsy’ (noodweer), maar ook de situatie van Steven Berghuis gisteren, namelijk opkomen voor je teamgenoot. Als het zo is, zoals het verhaal ging, en een of andere lamlul het normaal vindt om Brian Brobbey voor ‘Kankerzwarte’ uit te maken dan geeft dat Berghuis wat mij betreft het volste recht om zo’n idioot even het licht uit de ogen te slaan. Dan ziet zo’n mafkees in elk geval even geen kleurverschil meer. Ik zou exact hetzelfde doen als iemand een van mijn donkere vrienden zo zou uitschelden. Het zou de eerste keer in mijn leven zijn dat ik de eerste beuker uitdeel. Het scheen een jonge jongen geweest te zijn: I don’t give a fuck. Of die racist nou 15 of 45 is maakt me niet uit. Als je grote mannendingen wilt roepen moet je ook grote mannenklappen incasseren. En datzelfde geldt voor die kleuterhoolies uit Alkmaar en omgeving: even een paar corrigerende tikjes van ome Knollsy. En nou weer terug naar school. En ouders: geef je kinderen niet alleen voeding maar ook opvoeding. Als ik in mijn puberjaren zoiets had geflikt dan had ik behalve van Knollsy ook van mijn ouweheer nog een tikkie na gekregen.
En natuurlijk moest Berghuis van Ajax zeggen dat hij dat niet had moeten doen en dat hij een voorbeeldfunctie heeft en dat soort blabla. En een boete en zo. Yeah right. Als Ajax die boete echt geeft dan zou ik die lachend betalen als ik Berghuis was. ‘Hier, sukkels, koop er een ijssie van. Koop een leuke jurk voor je vrouw. Die loopt er de laatste tijd wat armoedig bij, viel me laatst op. Nou, alsjeblieft. En trouwens, bedankt voor jullie steun aan mij.’ Ajax zou, net als West Ham juist moeten opkomen voor Berghuis zoals hij dat deed voor zijn teamgenoot. Hollandse schijterigheid. In een dramatisch Ajax-seizoen zorgde Berghuis na het laatste fluitsignaal toch nog voor de beste Ajax-aanval van het seizoen. Ik begreep alleen wel dat hij jammer genoeg net missloeg. Wat ook wel weer exemplarisch is voor dit seizoen.
Volgende week ga ik West Ham hartstochtelijk toejuichen in de Conference League Finale. Go Hammers! Pak die cup! Vecht als Knollsy!
Yoooo, wil jij ook nog een exemplaar van mijn columnbundel Lockdownsyndroom kopen? Stuur me dan een bericht of laat een reactie achter. 15 piekies ophalen in Amsterdam en voor 19,50 verzend ik ‘m.
Rodweek 133 Steentjes in Amsterdam
Mensen die niet onder ladders durven te lopen, die bang zijn voor zwarte katten, die vrijdag de dertiende vrezen of die in het slipje van hun vriendin voetballen omdat ze denken dat het geluk brengt (echt meegemaakt!): ik lach daar om. Ik geloof niet in zoiets mals als in door de mensheid verzonnen goden en elke vorm van bijgeloof is mij volkomen vreemd. En nee, de aarde is niet plat. Ik ben totaal niet van de complottheorieën en graancirkels en zo en je overtuigt mij eerder met wetenschap dan met een vaag knip- en plakartikeltje van Google of Facebook. Als je ergens een overtuiging van hebt dan kun je overal op het ‘alwetende’ internet de argumenten opzoeken die jouw ‘gelijk’ bewijzen. Vroeger kende ik ook mensen die aan kwakzalverij als Reiki deden. Die waren allemaal zo geschift als een pak yoghurt! En nou lust ik best graag een slokkie, maar wat dat soort zaken betreft sta ik volkomen nuchter in het leven.
Maar een paar maanden geleden werd mijn rotsvaste overtuiging toch ineens een beetje aan het wankelen gebracht. Een Indiase meneer kwam de winkel van mijn vriendin binnen die daar op dat moment aan het werk was. Die man begon honderduit te praten over haar heden en verleden, wist dingen over haar medische situatie en zo nog wat dingen die je eigenlijk alleen zou kunnen weten als je haar kent. Hij had niet alles goed, maar toch een boel wel. En hij voorspelde haar op korte termijn financiële voorspoed. Hij gaf haar een steentje en die moest ze bij zich houden. Nou ja, oké dan. Of ze daar wat voor over had. Mijn vriendin is net als ik, die maak je niet snel gek met zweefteverij. Maar om van zijn geouwehoer af te zijn en omdat ze het toch wel een bijzonder verhaal vond gaf ze de man een tientje.
Thuis vertelde ze het verhaal en we moesten er allebei om lachen, maar we hielden het steentje bij ons. Baat het niet, dan schaadt het niet, zeggen we dan maar. Later die week ging ik op gesprek voor een leuk betaalde baan als copywriter. ‘’Neem dat steentje maar mee!’’, zei mijn vriendin voor de gein. Ik deed dat steentje in m’n portemonnee. Ik kreeg de baan. Een paar dagen later keek ik eens op mijn staatsloterij-abonnement: 100 piek gewonnen! Ik heb nog nooit zoveel gewonnen in de loterij. We begonnen het steentje al bijna magische krachten toe te dichten, maar zoals gezegd: wij zijn nuchtere mensen. Ons maak je niet gek, want dat zijn we al. Ik ging boodschappen doen en vond op straat een anonieme OV-chipkaart. Even checken of er nog saldo opstaat: nog 50 piek! Weer een paar weken daarna, ik had het steentje nog steeds in mijn portemonnee: een leuke nieuwe part-time baan bij mijn Melkweg! Mijn grote liefde aan de Lijnbaansgracht. Terug bij de disfunctionele familie! En de leuke copywriterbaan dus. Perfect te combineren!
Dat Mo zelf niet direct de financiële voorspoed kreeg zoals de Indiase meneer zei, maar ik, maakt niet uit. Wij pleuren al onze inkomsten op een stapel, dus mijn voorspoed valt ook haar ten deel.
Ik vertelde het verhaal aan een vriend en die bood me gelijk 20 euro voor het steentje. Maar nee, onze steen is niet te koop. En natuurlijk zal het allemaal gewoon toeval zijn dat alles zomaar ineens lekker samenviel in een maand tijd, maar toch: we houden die steen toch nog maar even. Al is het alleen maar om het verhaal. En of die voorspoed lang of kort duurt zien we ook wel weer. Ik ben een financiële kameleon: ik weet hoe het is om van niks te leven en ik weet hoe het is om geld te hebben. Toen ik niks had leerde ik soep koken. Dat was makkelijk, voedzaam en goedkoop. Beetje rijst er doorheen en we noemen het een maaltijd. Daardoor houd ik nog steeds heel veel van soep en ken ik er zomaar 25 uit mijn hoofd. Mijn beste investering ooit: een staafmixer van een tientje. Als onze financiële voorspoed eindigt dan stap ik moeiteloos weer over op de soep.
Maar zolang het steentje rolt, rolt ie. Balen trouwens dat de Rolling Stones waren afgelast laatst. Niet voor mij hoor, ik ga geen 180 piek betalen om een band te zien spelen, hoeveel bewondering ik overigens ook voor ze heb. En daarbij heb ik ze al vijf keer gezien. En daar werd ik voor betaald.
Maar goed, stenen dus. Ik ben een fanatieke stadswandelaar. Ik loop elke dag veel. En dat begint ‘s ochtends al. Dan haal ik ontbijt. Vaak doe ik dat bij de supermarkt aan het Rembrandtplein want dan kan ik een mooi rondje om de Amstel lopen. Dat is eigenlijk wel mijn favoriete rondje. Vlakbij de Magere Brug ligt een groen woonbootje. Heel mooi en op een prachtige plek. Het bootje heeft een woonoppervlak van 36 vierkante meter. Dat is ongeveer mijn woonkamer en de keuken bij elkaar. Badkamer en slaapkamer dus nog nog niet meegerekend. Hij staat nu te koop. Interesse? Trek maar even negen ton uit je poeplap! Dan zeg jij als lezer nu: ‘’Rod, je maakt een typo, met je negen ton. Je bedoelde vast drie of vier.’’ Neen. Negen ton voor een drijvend kippenhok op de Amstel. Mensen vragen het en er komt vast ook nog een of andere gek die het betaalt. Net als dat mensen nu idioot veel poen betalen voor krotten waar vroeger niemand wilde wonen.
Steentjes in Amsterdam worden nooit minder waard. Dus hoewel mijn meisie en ik het momenteel echt niet slecht hebben: een woning op een echt mooie plek in Amsterdam kopen is nog een Magere Brug te ver. Die markt moet ooit een keer spatten. Geen normaal verdienend mens kan in deze tijd nog een huis kopen in die stad en dat is zorgelijk. Waar gaan je vuilnisman, je kassadame, je barman, je postbode, je leerkracht of verpleegkundige ooit wonen? Want ook de particuliere huren rijzen al jaren gierend de pan uit. En mensen zoals wij, die in een mooie sociale huurwoning zitten en zo scheef als de Toren van Pisa wonen, gaan er daarom niet zo snel weg. Ergens moet iemand een keer een steen in de vijver gooien. Zolang het maar niet die van ons is!
Rodweek 110 Xenosfobie
Toen ik als kind moest afzwemmen voor mijn B-diploma moest ik van de hoge duikplank springen. Dat was het moment dat ik ontdekte dat ik echt heel erg last van hoogtevrees heb. Tot op de dag van vandaag. Dat ik op 5 hoog woon is op z’n minst ironisch. Maar ik ben dus kruipend die duikplank opgegaan en sprong met mijn ogen dicht het water in. Hoogtevrees was mijn eerste fobie. Een reuzenrad? Mij krijg je er niet in. Fobieën bestaan in talloze vormen. Mensen die bang zijn voor specifieke situaties, dieren of dingen. Mensen die oprecht niet van een roltrap afdurven, hoogtevrees, bang zijn voor spinnen, vliegangst hebben, bang zijn in het donker of mensen zoals ik die echt oprecht, om het met een mooi Amsterdams woord te zeggen, pages zijn voor grote honden. Ik zweer het je, als zo’n beest midden op de weg staat en ik moet er langs? Ik loop nog liever een kilometer om dan dat ik die hond passeer. En dat doe ik dan dus ook. Met geen tien paarden krijg je me langs die hond. Hoe onredelijk dat ook is. Maar angstfobieën zijn dan ook niet voor rede vatbaar.
Er bestaan ook schijnfobieën zoals xenofobie of homofobie. Dat zijn helemaal geen fobieën. Die mensen zijn namelijk helemaal niet bang voor buitenlanders of homo’s. Want het zijn geen fobieën. Xenofoben en homofoben zijn gewoon domme haatdragende klootzakken. Vrij naar de tweet van Morgan Freeman.
Ikzelf heb ook een soort tussenfobie: Xenosfobie. Ik zal het proberen uit te leggen.
Veel mensen hebben zo’n ding waarvan ze liever niet hebben dat andere mensen dat ook weten. Een heimelijk pleziertje of om de hippe term te gebruiken: een guilty pleasure. Nou ben ik 44 jaar en alle schaamte inmiddels echt allang voorbij dus ik zeg het ook maar gewoon: ik kom graag in de Xenos. Het is een winkel waar ik me al zolang als ik leef over verbaas. Een winkel waar ik altijd pijnlijk bang word van alle wansmaak die er wordt geëtaleerd, maar waar ik ook altijd weer blij vandaan kom.
De Xenos is zo’n winkel waar ze de meest afgrijselijk lelijke Boeddhabeelden verkopen. Of affreuze spiegels en lijsten met kitscherige randen. Of lelijke kastjes. En afzichtelijk servies waar je met wansmaak gezegende oma zich nog voor zou schamen. En natuurlijk het meest angstaanjagende in de winkel: de Xenos-spreuken voor aan de muur. Met van die blaartrekkende teksten als ‘’Home is where the heart is’’ of zo. Als ik dat soort Xenos-teksten wel eens lees op muren bij mensen denk ik altijd: ‘’Nee, lieverd, home is waar je zelf je fucking huur of je hypotheek betaalt.’’
Of als ik van die intens treurige truttigheid zie als :’’Happiness is not a destination, it’s a way of life.’’ Dan loopt m’n bloed weg. Ik heb om minder truttige Xenos-wijsheden toiletten tot de rand toe vol gebraakt. De truttigheid druipt in klodders van die spreuken af.
Ik ben altijd bang geweest dat ik met een vrouw zou eindigen die dat soort Xenos-wijsheden bij ons op de muur zou willen zetten. Ik ben ooit badend in het zweet wakker geworden omdat ik droomde dat er in een lelijk lettertype ‘Love’ boven het bed hing en ‘Home’ boven de keukentafel. En het allerergste: in de huiskamer hing zo’n lullig bord waarop stond ‘Forget the mistake, remember the lesson’. Boven de bank, zodat al ons bezoek het ziet. Beschamende lulligheid. Het is goddank nooit zover gekomen dat ik zo’n vrouw heb getroffen, maar wat dat betreft heb ik wel een beetje Xenosfobie.
Maar ik noem het niet voor niets een tussenfobie. Er is natuurlijk ook een reden waarom ik wel graag in de Xenos kom. En dan gaat het niet om een knappe verkoopster (die in mijn Xenos is doorgaans een man in het bezit van de 3 B’s: bril, baard, buik), maar omdat je er soms van die grappige dingen kunt kopen waar je normaal niet aan denkt. Knoflookolie met ook gewoon echt bad ass veel knoflook er in, een zak Snickers voor 2 piek, toiletbrillen, roerbaksauzen, ovenwanten, een grote zak pijnboompitten voor weinig en allemaal geinige troep die je nooit nodig hebt. Zo heb ik mezelf vandaag nog ternauwernood weten te bedwingen, want anders had ik naast alle andere zooi die ik niet nodig had, maar wel heb gekocht, ook nog zomaar een Mini Beer Pong-set en een mini-tafelvoetbalspel gekocht.
De rede nam het gelukkig net op tijd weer van me over en het engeltje op mijn schouder schreeuwde mij luidkeels in mijn linkeroor: ‘’Neeeeeee, Rodney, jij domme sukkel, jij moet juist meer troep weggooien waar je niks meer mee doet en niet zoals jij altijd doet altijd maar nieuwe klerezooi naar binnen slepen, waar je over een week ook niks meer mee doet.’’ En de klootzak had nog gelijk ook.
Maar eerlijk waar, ik loop altijd weer blij de Xenos uit. Ik kan er zomaar jaren niet komen, maar als ik er kom verlaat ik de winkel nooit met lege handen.
Wat ik dan uiteindelijk heb gekocht tijdens mijn laatste bezoek aan de Xenos? Pizzabodems, fietslampjes, een enorme zak pijnboompitten en Jack Daniels Cola BBQ-saus. Acuut nodig allemaal? Welnee! Liep ik weer blij de winkel uit? Ja!
En zo liep ik, tevreden, weer terug naar home, where the heart is.
En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. 15 piekies voor ophalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 stuur ik de postduif naar je toe. Dus bestel maar!
Rodweek 106 Verpleegonkundige
Ken je dat gevoel dat je verliefd op iemand wordt, dat je er helemaal voor gaat en dat je er een paar maanden later achter komt dat je toch niet zo goed bij elkaar past? Nou, dat is ongeveer zoals het met mijn loopbaan in de zorg is gegaan. Ik ben er vol overtuiging ingegaan, maar ik ben helaas tot de conclusie gekomen dat ik geen geboren verpleegkundige ben en dus gestopt ben met de opleiding waar ik in april mee ben begonnen. Ik liep al weken met een knoop in mijn maag en die heb ik vandaag doorgehakt.
De horeca en de zorg hebben veel raakvlakken op het gebied van welzijn: in beide functies worden zorgzaamheid, attentie, behulpzaamheid, gastvrijheid en een flink scala aan sociale vaardigheden gevraagd. Dat heb ik toevallig allemaal in mijn vakkenpakket zitten, maar verpleegkunde is wel een heel andere tak van sport dan horeca. Ik zal niet zeggen dat ik het heb onderschat, maar moeilijk vond ik het wel.
En dan heb ik het niet eens zozeer over de fysieke werkzaamheden zoals mensen wassen en aankleden, maar met name over de mentale zaken. Ik werkte op een gesloten afdeling met ouderen. Dementerende ouderen op een gesloten afdeling. Ze kunnen er dus niet zomaar af. Sommige mensen beseffen prima waarom ze daar zitten. Ze zitten daar niet voor zweetvoeten maar omdat ze echt een gevaar voor zichzelf zijn. Anderen hebben geen idee en proberen constant te ontsnappen. ‘’ Prison Break’’ noemden we het altijd.
Robert en Piet zijn partners in crime. Beide heren kunnen allebei nog prima lopen en willen graag samen naar buiten. Ze zijn echt de hele dag bezig om hun ontsnapping te plannen. Dat is aan de ene kant heel erg grappig om te zien, maar aan de andere kant stemt het me ook intens treurig. Het zijn mannen die vroeger echt niet dom waren. Ik zie de ouwe dames aan de tafel die amper nog iets kunnen. Die ik heb gewassen. Ze huilen om wat ooit geweest is en niet meer terugkomt. De scheldende meneer die uit pure onmacht op alles en iedereen blaft. De Surinaamse meneer met wie ik altijd sigaretjes rookte. Hij praat met bijna niemand maar hij nam mij onder het genot van een rokertje in vertrouwen over allerlei zaken. Man met een heftig levensverhaal. En een ouwe boef ook: ‘’Ik ben al vier keer ontsnapt hier. Laatste keer vonden ze me helemaal bij de RAI.’’ Hij grinnikte erbij. De ouwe Jordanees die nog elke dag z’n borrel wil. De seksueel ontremde meneer die elke ochtend als we ‘m wakker maakten eerst even een momentje voor zichzelf krijgt en die elke verpleegster de charmante vraag stelt of ze met hem willen neuken.
Ik zag de fysieke en mentale beperkingen van de mensen. Het deed meer met me dan ik had verwacht. Als je nog nooit iemand anders hebt gewassen en er ligt een oude mevrouw van 95 naakt op haar bed of een oude man die compleet afhankelijk van jou zijn: mij deed dat veel. Uiteindelijk moet het natuurlijk een mechanische handeling worden: wassen, bovenkant, onderkant, haar kammen, tanden poetsen aankleden en klaar. Zo zag ik het veel ervaren collega’s doen. Flop, flop, flop en klaar. Volgende. Ik had altijd al bewondering voor zorgmedewerkers en dat is, nu ik er een paar maanden in heb gewerkt, alleen maar groter geworden. Het is prachtig, nobel en eervol werk.
Dus ja, met alle vaardigheden die ik heb ben ik een prima horecamedewerker. Ik houd er van om mensen te verzorgen en in de watten te leggen. Helaas bleek dat niet genoeg voor mij om in de verpleegkunde te werken. Daar worden ook andere vaardigheden gevraagd. En natuurlijk zat ik op de opleiding om mezelf die vaardigheden eigen te maken. En de fysieke handelingen had ik best aangeleerd. Dat is gewoon veel vlieguren maken. Het ging voornamelijk om de dingen in mijn koppie. Dat ik me hun verdriet en leed te veel aantrek en het ook mee naar huis neem. Dat ik daarnaast de locatie ook niet zo sfeerverhogend vond en de opleiding een beetje een zooitje was, waren eigenlijk de minst erge problemen. Ik beschik gewoon niet over de professionele distantie die een verpleegkundige nodig heeft. Dat is een essentiële vaardigheid waar ik niet over beschik. ”Je gaat jezelf tegenkomen in dit vak”, dat was één de eerste dingen die ik mij werd gezegd toen ik aan de opleiding begon. Dat is gebleken.
Elke keuze die ik in mijn leven heb gemaakt, heb ik met mijn hart gemaakt. Ik doe alleen maar iets als ik iets leuk, tof of interessant vind. In mijn jeugd heb ik te vaak mensen gezien die klagend en mopperend van hun werk thuis kwamen. Elke dag. ‘Zo mag mijn leven nooit worden’, bedacht ik me al op jonge leeftijd. En daarom heb ik vrijwel alleen maar leuke dingen gedaan. Het leven is te kort om het niet naar je zin te hebben met de dingen die je doet. Als ik het ergens niet naar m’n zin heb ben ik weg.
Gelukkig zat ik met allemaal toppers in mijn klas en zij gaan allemaal fantastische verpleegkundigen worden. En ik? Ik zal weer wat vaker in De Toog te zien zijn en neem ondertussen even de tijd om te kijken wat ik verder wil doen. Ik heb nog geen idee. We zien wel. Met mij komt het altijd wel goed. Ik ben nog nooit een dag werkloos geweest in mijn leven. En dat ben ik nu ook niet, want ik werk nog steeds in De Toog.
Het voelt een beetje als falen, maar als ik eerlijk naar mezelf ben moet ik tot de conclusie komen dat ik helaas geen verpleegkundige maar een verpleegonkundige ben. Maar wel eentje die eerlijk naar de bewoners, klasgenoten, organisatie en niet in de laatste plaats naar zichzelf is geweest.
Rodweek 104 De Tranen van Ome Dick
Vandaag is het 24 mei en dat is voor mij altijd een bijzondere dag. Het is de dag dat Ajax in 1995 in Wenen de Champions League won. Vandaag is het dus alweer 26 jaar geleden dat m’n gabber Jazz en ik het Leidseplein onveilig maakten en na de winst een paar gelukstraantjes plenkten. De beelden van matchwinner Patrick Kluivert die de volgende dag door zijn moeder van Schiphol werd gehaald vergeet ik nooit meer. Hij viel zijn moeder huilend in haar armen: wenen van geluk. Daar zouden ze eens een boek over moeten schrijven! (Pssst… hiero, via bol.com).
En gisteren zag ik de beelden van de huilende Dick Advocaat. Goed, het spel van Feyenoord was dit jaar natuurlijk ook om te janken, maar daar waren de tranen niet om. Ook ome Dick kan van stront nou eenmaal geen boter maken en het is ‘m toch nog gelukt om Europees voetbal te halen met een matig elftal. En hij sloot met zijn laatste kunstje een imposante trainersloopbaan af. Het publiek scandeerde ‘’Dickie bedankt!’’ En meer is er voor Dick Advocaat niet nodig om in huilen uit te barsten en zo snel mogelijk de kleedkamer op te zoeken.
Ik snap dat, want ik ben precies zo. Ik ben een jankepoot eersteklas. Dat kan om verschillende emoties zijn. Laat ik meteen met iets heftigs beginnen: een begrafenis. Ik zal een vergelijking geven. Speel je wel eens mee met de Toto? Je vult een 1, een 2 of een 3 in op je formulier en je zet een paar piekies in. Doe ik af en toe, hartstikke leuk. De wedstrijd van vandaag is Ajax- FC De Manke Reiger. Drie keuzes: 1. Ajax wint: je krijgt slechts je inzet plus een roestig stuivertje terug, want zo bijzonder is het niet dat Ajax die wedstrijd wint. 2. FC de Manke Reiger wint, je krijgt 100 keer je inzet, dus dan ben je plotsklaps een rijke motherfucker. 3. Gelijkspel, je krijgt 75 keer je inzet en dan ben je ook nog best rijk. Optie 2 en 3 zijn dus tamelijk onwaarschijnlijk.
Dezelfde quotering kun je bij mij op begrafenissen inzetten: 1. Rodney huilt als eerste van iedereen 2. Rodney huilt niet. 3. Rodney snottert aan het einde een beetje mee met de mensen die hun traanbuis wel wat beter onder controle hebben. Voor de gokkers, hier is de tip voor je weddenschap: vul gerust een 1 in op je formulier, want ik huil gegarandeerd als eerste op een begrafenis. Ik zie het verdriet van de nabestaanden en voor ik het weet staan alle sluizen wagenwijd open. De relatie tot de overledene maakt niet eens veel uit. Ik was ooit op de begrafenis van de vader van een goede vriend van mij. Ik had de goede man ooit één keer gezien, kende hem verder niet, maar ik ging naar de begrafenis om mijn gabber te ondersteunen. Uiteindelijk stond mijn gabber na de begrafenis mij te troosten omdat ik maar niet kon stoppen met huilen. Het was echt gênant, vond ik.
Mijn tranen kunnen ook om iets moois vloeien. Toen mijn zus trouwde moest ik ook huilen. Nou vind ik trouwen zelf trouwens maar onzingelul. Ik zou het hooguit voor een belastingvoordeel doen. We zijn er in mijn familie over het algemeen ook niet heel erg goed in. Ik heb meer succesvol geslaagde scheidingen dan bruiloften gezien in mijn leven, dus van mij hoeft het niet zo. Maar omdat ik zag hoe mijn zus straalde op haar mooiste dag en hoe zij en haar man genoten van alles schoot ik vol. Dat doet me dan zomaar ineens iets. Zo’n cynische lul ben ik gelukkig ook weer niet. Ik ben overigens wel een goede getuige bij bruiloften. Ik ben op 5 bruiloften getuige geweest en 4 bruidsparen zijn nog bij elkaar. Een strakke 80 %. Nou jij weer.
Maar waar was ik? Oh ja, dat jankgedoe van mij. Toen ik na zes jaar stopte bij Café Bax werd er op mijn laatste dag een feest voor mij georganiseerd. Toeters, bellen en de hele mikmak. Toen ik mijn laatste biertje tapte begon het hele café ‘’Rodney bedankt!’’ te zingen.
Ik wist niet hoe snel ik achter die bar vandaan moest en rende meteen naar achteren om mijn collega te helpen met de kassa op te maken. Want ik moest huilen en ik wilde niet dat mensen dat zagen. Te laat. Al voor dat ik de deur naar de achterruimte had bereikt, toch al gauw 10 meter, stroomde mijn ogen al leeg. Mijn collega stuurde me overigens gelijk weg. ” Kas opmaken? Echt waar Rod? Fok jou, stomme klojo. Sodemieter op en ga zuipen, ouwe gek! Dit is jouw avond, pikkemoos!” Dus dat deed ik dan maar. Maar eerst moest ik even janken op de schouders van mijn collega’s natuurlijk, buiten het zicht van iedereen. Toen de tranen eindelijk opgedroogd waren dronk ik gezellig nog wat bier mee. Maar toen ik even later namens alle collega’s en stamgasten een mooi cadeau ontving en waar iedereen bij stond was het hek weer van de dam. Echt een beschamende vertoning, vond ik. Ik huil zo ongelooflijk makkelijk.
Serieus man, ik huil zo vaak, dat zelfs baby’s in een vliegtuig niet eens naast me willen zitten. Hypothetisch: Stel dat jouw enige taak in het leven is om mij een keer aan het huilen te krijgen, dan kan ik je zeggen: ‘Nou, er zijn moeilijkere taken om te vervullen.’ Voorbeelden? Zet mijn ultieme break-up-nummer ‘’Flink zijn’’ van Robert Long maar op als ik weer eens voor de zoveelste keer door een verkering ben gedumpt. Zet een willekeurige aflevering van ‘’ Spoorloos’’ op waarin mensen elkaar na 40 jaar weer zien en elkaar in de armen vliegen. Of zet de scène van Bambi op waarin de moeder wordt doodgeschoten. Of de Amsterdamse filmklassieker Simon: al meer dan dertig keer gezien en nog steeds houd ik het niet droog op het einde. Laat die twee goals van Siem de Jong in de kampioenswedstrijd van 2011 zien. Echt, je hebt zo’n huilebalk als mij zo te pakken.
Toen Ajax in 2011 kampioen werd, met die twee goals van Siem: tranen met tuiten. Ik kan er echt niks aan doen. Ik ben gewoon een ouwe emokikker. Als iets me raakt dan ben ik compleet kansloos in het gevecht tegen de tranen, wat trouwens eigenlijk niet eens een gevecht is. Zelfs VVV verdedigde zichzelf beter tegen Ajax toen ze met 0-13 op hun reet kregen dan ik in een gevecht tegen mijn tranen. En eigenlijk is daar ook niks mis mee. Ik ben net een mens. En dat is ome Dick ook. Hij heeft nooit een favoriete club van mij getraind, verre van zelfs, maar ik heb groot respect voor zijn loopbaan. Hij heeft dingen gepresteerd, zwaait af, krijgt zijn verdiende applaus. Het is over en het is mooi geweest. Dan mag je best een traantje laten. Gooi die sluizen lekker open. Maar afscheid nemen is kut. Ik houd daar niet van. Ome Dick ook niet. Dick Advocaat en ik zijn samen de slechtste afscheidsnemers van de wereld. En wat dan nog? Ik begrijp je, ome Dick.
En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. 15 piekies voor ophalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 stuur ik de postduif naar je toe. Dus bestel maar!
Niet allemaal tegelijk want anders moet ik weer janken 😉
Rodweek 98 Bloed aan de paal
Waarom het WK voetbal van 2022 ooit aan Qatar is toegewezen? Voor elke liefhebber van de edele voetbalsport is het natuurlijk een raadsel waarom je een WK moet houden in een landje dat ongeveer zo groot is als de Randstad en dat geen enkele maar dan ook geen enkele historische binding met voetbal heeft. Dat zegt de voetballiefhebber in mij. De realist in mij zegt: geld. Qatar heeft dit WK gewoon eerlijk gekocht. Het zegt alles over de perverse macht van het geld. Het gaat de corrupte FIFA er helemaal niet om dat wij als liefhebbers een mooi toernooi zien. Nee, het gaat gewoon ordinair om geld.
En dat ze het in het olie-emiraatje niet zo nauw nemen met de mensenrechten: het mag geen naam hebben, toch? Dat afgelopen week bekend werd dat er bij de bouw van de stadions minimaal 6500 onderbetaalde en ondervoedde gastarbeiders uit landen als India, Nepal en Pakistan zijn omgekomen: dat is wisselgeld. Wat zijn immers 6500 mensen die toch al kansloos geboren zijn op een wereldbevolking van 7 miljard mensen? Winston Churchill zei ooit: ‘’1 miljoen doden is een statistiek, 1 dode is een tragedie.’’ We hebben hier dus minimaal 6500 tragedies. Jonge mannen die families en vrienden achterlaten ten faveure van Koning Voetbal.
KNVB, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond zou zich Koninklijk moeten opstellen en zeggen: ‘’Dit is niet ons feestje, wij doen hier niet aan mee.’’ Al vrees ik dat de hoop ijdel is dat de heren op het pluche de Hollandse leeuw ook daadwerkelijk eens laten brullen. Ze kunnen beter een struisvogel op dat shirt laten zetten in plaats van die leeuw als Nederland daar echt heengaat.
Mijn hoop is dan gevestigd op de internationals. Daar zitten een aantal zeer maatschappelijk betrokken jongens bij. Zoals een Memphis, Wijnaldum of Virgil van Dijk. Jongens die opstaan tegen racisme en discriminatie. Jongens die de Black Lives Matter-beweging een warm hart toedragen. Allemaal prima! Fantastisch zelfs, ik ondersteun die jongens en hun boodschap van harte. Maar moeten de boys zich dan ook niet uitspreken tegen de misstanden in Qatar? Het leven van een slaaf uit Bangladesh die onder erbarmelijke omstandigheden werkt in Qatar doet er toch ook toe? Of moeten we dan ineens sport en politiek gescheiden houden, zoals dat vaak zo laf clichématig in de sportwereld wordt gezegd als er naar één of andere dictatuur moet worden afgereisd.
Behalve met mensenrechten hebben ze in Qatar trouwens ook niet erg veel op met het normaal, menselijk, omgaan vrouwen. Want hoewel de heren daar volgens de laatste mode van een paar duizend jaar geleden allemaal als een stel bebaarde dragqueens in een soepjurk rondlopen hoeven vrouwen daar niet op een fatsoenlijke begroeting te rekenen zoals we laatst konden zien tijdens een ceremonie rond het voetbal. De eerste drie mannelijke scheidsrechters kregen nog een lauwe boks van zo’n jurk, de twee vrouwelijke scheidsrechters die daar achteraankwamen kregen niet zo’n laf boksje, sterker nog: ze werden niet eens aangekeken.
Moeten wij in zo’n achterlijk land waar structureel mensenrechten worden geschonden en waar de stadions, die daarna nog amper zullen worden gebruikt, doordrenkt zijn met bloed van onderbetaalde slaven? Waar vrouwen niks waard zijn en slechts dienen als legbatterijkippen? Echt waar? Willen we daar echt heen? Als Nederland en alle andere grote voetballanden gewoon zeggen dat we niet komen dan wordt het een heel karig feestje daar.
En is er een interviewer die Ronald de Boer eens heel serieus en kritisch kan interviewen over deze kwestie? Ronald verdedigt, als ware WK-wappie, dat toernooi in Qatar. Ronald de Boer heeft in zijn nadagen als voetballer natuurlijk nog wat miljoentjes bij elkaar geharkt in de zandbak en zal dus wellicht wat zakelijke belangen hebben in Qatar. Als redelijk denkend mens valt Qatar natuurlijk niet te verdedigen, dus hij moet wel een zakelijk belang hebben daar. Ronald deed laatst alle misstanden daar af met zo’n alles vernietigende oer-Hollandse dooddoener: ‘’Ach, in Nederland gaat ook wel eens wat mis.’’, aldus het Orakel uit de polder.
Mag hier alsjeblieft een interviewer van het kaliber Wilfried de Jong op worden gezet? Of beter: gewoon Wilfried de Jong? Die zou Ronald de Boer fileren.
Er is een petitie online gaande waarin je je stem tegen deelname van Nederland aan dat WK kunt laten horen. Of het zin heeft weet ik niet, vermoedelijk niet, maar niet geschoten is altijd mis. Dit is de link, klik hiero.
In 1978 hielden Freek de Jonge en Bram Vermeulen de campagne ‘’Bloed aan de Paal’’ om er voor te zorgen dat Oranje niet naar de dictatuur Argentinië zou afreizen. Het heeft destijds niet geholpen. Nederland ging en uiteindelijk hebben we het, als over dat WK gaat, eerder over die bal van Rensenbrink op de paal dan over bloed aan de paal. Pas 25 jaar na dato deed Nederland ineens stoer door die ouwe Zorreguieta te weigeren op de bruiloft van z’n dochter. Nou, nou, nou. Daar schrokken ze toch behoorlijk van daar.
Ik ben altijd meer een Ajax-fan dan een Nederlands Elftal-supporter geweest, maar wat zou ik nu ongelooflijk trots op het Nederlands Elftal en de KNVB zijn als ze een statement naar buiten brengen dat ze daar onder geen voorwaarde willen spelen. Ongeacht de consequenties. Dan maar gediskwalificeerd voor de eerstkomende tien toernooien. Het is nu de tijd om een statement te maken. Als voetballiefhebbers kunnen we dat al doen door van dat WK het NK te maken: Niet Kijken.
’’Bloed aan de paal’’ is weer actueler dan ooit.
En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. Voor €15,- kun je het boek ophalen in Amsterdam-Centrum of voor €19,50 stuur ik de PostNL-duif je kant op.
Rodweek 97 Bril
Ach ja, 1964, dat was nog eens een jaar. Nederlandse jongedames stonden te gillen langs de Amsterdamse grachten toen The Beatles daar, niet in een gele onderzeeër, maar in een rondvaartboot doorheen voeren, en The Rolling Stones, met bandparodist André van Duin in het voorprogramma, braken het Kurhaus af. Ondertussen speelde Ajax zijn slechtste seizoen ooit. De club ontsnapte maar ternauwernood aan degradatie. Dieptepunt was de wedstrijd in de Kuip tegen aartsrivaal Feijenoord (toen nog met ‘ij’ geschreven): Ajax ging er met 9-4 af. In het doel bij Ajax stond Bertus Hoogerman. Bertus zag er bij een aantal treffers op z’n zachtst gezegd niet goed uit. Als een ernstig bijziende perenplukker greep hij de ene na de andere bal mis. Het was nog een (Stevie) Wonder dat de uitslag niet nog groter uitviel.
Sjaak Swart hielp na afloop van de wedstrijd het verhaal de wereld in dat Bertus die ochtend de contactlenzen van zijn schoonmoeder had ingedaan. En hoewel Swart dat dus als geintje bedoelde heeft dat verhaal de arme Hoogerman tot zijn dood achtervolgd en zijn er tot op de dag van vandaag nog mensen die denken dat het een waar gebeurd verhaal is. Neen dus.
Nee, dan André Onana, onze huidige keeper. Die nam dus wel de plaspillen van zijn vrouw in en moet dat vooralsnog bekopen met een lange schorsing. Misschien had Onana even een bril op moeten zetten voor hij een stripje opendrukte. En dat in dezelfde week als dat teamleider Jan Siemerink kennelijk ook zijn bril niet ophad toen hij een vinkje bij de naam van Sébastien Haller moest zetten, dat dus vergat en Ajax zonder zijn duurste spits ooit Europa in moet.
Gelukkig liep het goed af in Lille, al maakte Nico Tagliafico, die wél een bril droeg deze wedstrijd, het nog lastig met die rare terugspeelbal. Hij zag even niet dat er nog een Franse speler tussenzat. Naar verluidt had onze Nico de bril van zijn vrouw op.
Zelf ben ik ook zo bijziend als de pest. Ik moet leven met een handicap van min vijf aan beide ogen. Maar ik draag al een kleine dertig jaar contactlenzen. Brillen staan mij niet. Of ik ben er gewoon te ijdel voor. Mijn visuele handicap kwam voor het eerst aan het licht toen ik een jaar of tien was. Ik kon de sommen en zinnen op het schoolbord steeds moeilijker lezen, maar ik wilde niet toegeven dat ik een bril nodig had. Ik probeerde mijn slechter wordende zicht te maskeren door naar het toilet te gaan en dan, terwijl ik langs het bord liep zoveel mogelijk te onthouden van wat er op het bord stond. Die tactiek werkte uiteraard niet feilloos en hij duurde ook niet lang. Mijn cijfers gingen rap achteruit en dat terwijl ik een goede leerling was. De daling van mijn cijfers was behoorlijk verdacht en dat in combinatie met het feit dat ik steeds dichter bij de TV ging zitten om de ondertitels goed te kunnen lezen, gaf mijn ouders genoeg redenen om mij toch maar eens naar de opticien te sturen. Ik bleek al bijna min twee te hebben en moest aan de bril. Ik kon wel huilen en dat deed ik dan ook. Jongens met brillen waren altijd sukkeltjes en daar wilde ik niet bijhoren.
Daarbij was mijn bril ook nog eens een afschuwelijk lelijk en van elke leuke smaak gespeend ziekenfondsding. Een fantasieloos, gezichtsontsierend onding. Ik schaamde me er kapot voor. Er zijn dan ook weinig jeugdfoto’s van mij met bril te vinden. Ze zijn er wel, maar op de vingers van een door vuurwerk aangetaste hand te tellen. Als er al een foto werd genomen terwijl ik dat ding op had verdween die bril gelijk in het hoesje. Toen ik veertien was ging ik over op contactlenzen en daar ben ik tot op de dag van vandaag nog heel erg gelukkig mee. Al zou ik er wellicht nu toch wel een bril voor ernaast bij willen hebben. Gewoon, voor thuis.
Waar ik wel altijd fan van ben geweest zijn zonnebrillen. Zonnebrillen zijn cool. En gelukkig werden we afgelopen weekend voor het eerst dit jaar gekieteld door de lente, dus dan gaat gelijk die zonnebril op dat hoofd van mij. Vooral zondag was het lekker weer. Mensen zien er meteen vrolijker uit, er wordt weer gelachen, ik zag de eerste rokjes op straat. Zou wijlen Martin Bril afgelopen zonovergoten zondag al tot zijn befaamde ‘rokjesdag’ hebben uitgeroepen?
Geen idee, het is maar door welke bril je het bekijkt.
En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. Voor €15,- kun je het boek ophalen in Amsterdam-Centrum of voor €19,50 stuur ik de PostNL-duif je kant op.
Rodweek 96 Geschiedenis
Afgelopen weekend ben ik voor eerst sinds eind augustus weer eens in de grote gevaarlijke wereld buiten de ring Amsterdam geweest. Goed, Haarlem en Weesp, dat zijn nou niet direct wat je noemt wereldafstanden, maar toch, even die stadsgrens weer over. Het is een klein half jaar, maar het voelde als honderd jaar geleden dat ik de stad was uitgeweest.
Wat niet als honderd jaar geleden voelt maar inmiddels wel al tientallen jaren geleden is: de jaren 90! De jaren 90 was voor mij de tofste tijd van mijn leven, de tijd van alles ontdekken: op jezelf wonen, liefde en lust vieren (die 2 haalde ik nogal eens door elkaar), uitgaan, concerten, drinken, roken, naar voetbalwedstrijden gaan door Nederland en Europa, soms wel geld, soms geen geld, soep leren koken want dat is goedkoop en voedzaam, voor jezelf leren zorgen, op je platte muil gaan, maar bovenal waren de jaren 90 voor mij één groot feest. Goed, af en toe moest er school of werk gedaan worden als hinderlijke onderbreking tussen alle festiviteiten door, maar ik zou die tijd zo weer overdoen. Het uitgaansleven in Amsterdam stond aan de mondiale top en Ajax ook. Ajax won Europacups en de wereldbeker voor clubs. Kluivert en Blind: ik denk nog steeds eerder aan Patrick en Danny dan aan Justin en Daley, hun zonen die nu voetballen.
De jaren 90: Ik waande me de koning van de nacht en de Korsakoff en de Melkweg waren mijn paleizen.
Voor mijn gevoel is het allemaal hooguit een paar jaar geleden. Maar dat gevoel is bedrieglijk. Wij kregen op de HAVO ook geschiedenisles. Als het dan over de jaren 60 of 70 ging dan klonk dat heel ver weg. We zagen zwartwitbeelden en hoorden de Polygoonjournaalstem van Philip Bloemendal. John F. Kennedy dood, Vietnamoorlog, Hippies, Nozems, Dijkers, Pleiners, Nieuwmarktrellen, Woodstock, Jimi Hendrix, Johan Cruijff, Piet Keizer: dat was allemaal voor onze tijd. Ver voor onze tijd. Als onze ouders weer eens vertelden dat ze in hun jeugd een patatje mayo voor twee kwartjes en een pakkie sigaretten voor een gulden kochten keken we verveeld. Sentimenteel ouwelullengeziek.
’’Oh ja joh? Dat was zeker nog in zwart-wit!’’ schamperden wij, als onze ouders weer eens een verhaal uit die stoffige ouwe doos opdisten. Maar nee, lieve generatiegenoten: hun verhalen waren ook maar 20 tot 30 jaar oud. Net als de verhalen die wij nu vertellen aan de jongere generaties.
’’Ja, ja De Meer was veel gezelliger dan de Arena, voetballers voetbalden vroeger op zwarte kicksen en zagen er bijna allemaal uit als Oost-Albanese bouwvakkers.’’ Je ziet de jeugd verveeld kijken, zoals wij verveeld keken als onze vaders of ooms weer begonnen over het Gouden Ajax van de jaren 70 of over het WK74 dat ‘we’ hadden moeten winnen, als je de steeds sterker wordende verhalen mocht geloven. Terecht dat de jeugd ons nu ook ouwe zeikerds vindt. We zijn gewoon dezelfde sentimentele ouwe dwazen als onze ouders geworden.
De definitieve bevestiging dat mijn generatie nu ook officieel oud tot het ”Gilde der Ouwe Fossielen” is toegetreden zag ik vanmorgen op Twitter. Iemand merkte op dat de jaren 90 dit jaar een examenonderwerp is op het HAVO-examen. HAVO? Hey, dat heb ik ook gedaan! Ja, ouwe, 26 jaar geleden in 1995. Mijn puberteit, adolescentie en ultieme feesttijd ligt al veel verder achter me dan ik ooit zal toegeven. Ik zie veel mensen met wie ik in de jaren 90 omging ook nog. Goed, we zijn dus kennelijk allemaal ineens een jaar of 25 a 30 ouder sinds we elkaar leerden kennen en voor sommigen geldt zo’n zelfde toename niet alleen in jaren, maar ook in kilo’s. Sommige mensen zijn grijs geworden. Bij sommigen zijn de lange haren weg. Roken en drinken is vervangen door yoga en hardlopen. Bij het lezen komt er ineens een brilletje tevoorschijn. Ineens hebben sommige mensen kinderen. Sommige van die mensen hebben zelfs al volwassen kinderen. De eerste mensen in mijn vrienden- en kennissenkring die opa of oma zijn voor hun vijftigste hebben zich reeds enkele jaren geleden aangediend.
”Mijn” jaren negentig zijn kennelijk al zo antiek dat het een examenonderwerp is. Ik vind dat bizar.
Ik leerde in 1991 op de HAVO dat het al 22 jaar geleden was dat Neil Armstrong in 1969 als eerste mens op de maan landde. Kinderen die anno 2021 muziekgeschiedenis leren zullen horen dat het legendarische album ‘Nevermind’ van Nirvana in 1991 uitkwam. En ja, dat is zomaar, 3… eh….30 jaar geleden, ouwe!
En die ouwe Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. Voor €15,- kun je het boek ophalen in Amsterdam-Centrum of voor €19,50 stuur ik de PostNL-duif je kant op.
Rodweek 95 Broederschap
Hoewel ik in meer dan een kwart eeuw door heel Nederland en Europa enorm veel concerten heb mogen zien, heb ik Golden Earring slechts één keer zien optreden. En dat is nog niet eens zo gek lang geleden. In 2017, toen het Haagse equivalent van The Rolling Stones al 56 jaar bestonden en reeds 48 jaar in dezelfde samenstelling speelde zag ik ze pas voor het eerst live spelen. Plaats van handeling: een festival in recreatiegebied de Groene Ster te Leeuwarden, de hometown van mijn toenmalige aanstaande ex.
Ik zou ze ooit jaren eerder eens ergens gaan zien, maar dat ging om de een of andere reden niet door. Daarvoor en daarna is het er gek genoeg nooit van gekomen, terwijl de Earring toch echt zo ongeveer in elke uithoek van Nederland heeft gespeeld. Van Sexbierum tot Koeiestront aan den Huyg en alles er tussenin: de Earring speelde overal. Maar ik was er, op die ene keer in Leeuwarden na, nooit bij.
En dat terwijl ik de Earring altijd wel een toffe band heb gevonden. Mijn eerste kennismaking met de heren Hay, Kooymans, Gerritsen en Zuiderwijk was in 1984 met die vreemde clip van When the Lady Smiles. Als zevenjarig jongetje met natte haren op de bank naar Countdown of Toppop kijkend. Golden Earring was niet de eerste band die de muziekfan echt in mij wakker kuste. Dat was Queen, een jaar later op Live Aid. Die overdonderden me echt en maakten van mij definitief een fanatieke muziekfan. Mijn smaak zou later nog vele vertakkingen krijgen. Van hiphop tot Hazes, van soul tot Sepultura, van punk tot klassiek, van Jimi Hendrix tot reggae en van alles daartussen en omheen.
Maar ik vond de Earring als ontluikende muziekliefhebber leuk, sympathiek en ik vond het cool dat ze gewoon uit Nederland kwamen. Ze waren zo on-Nederlands tof. Maar hun echte grootsheid ging ik pas later zien. Ik leerde buiten de grote hits als Radar Love, Twilight Zone en When the Lady Smiles meer van hun oeuvre kennen, ging over ze lezen en besefte me eigenlijk toen pas dat dit hele grote meneren in de internationale muziekwereld waren. Ik denk dat ik me dat pas rond mijn twintigste pas echt begon te realiseren. Ik had dan al een hoop internationale bands gezien in de Melkweg, Paradiso, Tivoli, Patronaat, nog wat zalen in den lande, ik was al op wat festivals geweest en ik had al wereldsterren in de ArenA gezien, maar ik besefte me nog niet welke wereldsterren wij binnen onze landsgrenzen hadden. Die moest ik dus een keer live zien.
Dat moest er gewoon een keer van komen, zo beloofde ik mijzelf. Het zou schandalig zijn als ik Nederlands’ grootste rockband nooit live zou hebben gezien. Ik loste die belofte aan mezelf dus pas op mijn veertigste in. En ik heb duizenden concerten gezien en ik ga nu niet heel schijnheilig zeggen dat dit het beste optreden was dat ik ooit heb gezien, maar ze maakten absoluut indruk op me. Ik zag niet vier oude mannen, maar vier jongens van rond de 70 jaar heel veel plezier hebben met hun bandje. Dat jongensachtige enthousiasme wat ze nog steeds uitstraalden op het podium daar kan menige verveelde rapper die een halfuurtje over een bandje heen ouwehoert of plichtmatig spelend rockbandje een voorbeeld aan nemen.
Ik was dus zeker van plan om de heren dus nog eens te gaan zien. Dat zou toch wel lukken? Sommige bands houden namelijk gewoon nooit op, vandaar mijn vergelijking met de Rolling Stones. Die zijn zelfs nog ouder qua leeftijd. Charlie Watts tikt dit jaar de 80 aan, al zag die er 30 jaar geleden ook al uit als een man van 80. Keith Richards wordt tegen elke natuurwet 78, evenals Mick Jagger en benjamin Ron Wood is de snotneus van de band met z’n bijna 74 jaar. Dan moet Golden Earring toch ook nog een paar meegaan, dacht ik? Of in elk geval met een mooie afscheidstour afzwaaien.
Maar helaas, het heeft niet zo mogen zijn. Gedwongen door de ziekte van oerlid George Kooymans stopt de band. Het was de afspraak tussen de mannen: zodra er eentje van de band omvalt of niet meer kan stopt de band. ‘’Een gitarist is te vervangen, maar een broertje niet’’, zo sprak Barry Hay toen deze week het officiële einde van Nederlands grootste rockband ooit een feit werd. Ze hebben hun eigen afscheid helaas niet mogen regisseren, maar mijn god wat laten ze, gelukkig allemaal nog bij leven, een ongelooflijk grote muzikale erfenis na.
Ik ben blij dat ik ze in elk geval één keer heb zien optreden. Voor nu past slechts een grote buiging voor het broederschap Golden Earring, dank voor alle mooie muziek en heel veel sterkte aan George Kooymans.
En die ome Rodzooi heeft ook een nieuw boek uit: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. Voor €15,- kun je het boek ophalen in Amsterdam-Centrum of voor €19,50 stuur ik de PostNL-duif je kant op.