Rodweek 165 De Tosti-juwelier

Een vriend van mij vertelde eens over zijn opa die een, zeker voor die tijd, nogal dure groentewinkel bestierde in het chique Amsterdam-Zuid. De winkel stond in de buurt dan ook bekend als ‘De Groentejuwelier’. Dat leverde conversaties als deze op:
‘Wat?! Vijf gulden voor een komkommer?! Weet je wat: steek die maar lekker in je reet!’
‘Dat zal niet lukken meneer, want daar zit al een krop sla van een tientje in.’

Dure winkels zijn van alle tijden.

En zo liep ik gisteren, de dato 13 maart 2023, tijdens mijn middagwandeling door de Utrechtsestraat. Een van de mooie overblijfselen van oud Amsterdam is Café Oosterling op de hoek van de Utrechtsestraat en het Frederiksplein. Het café dateert van anno 1877. Het is een mooie ouwe Amsterdamse kroeg die er al sinds mensenheugenis hetzelfde uitziet. Misschien daar even een klein drankje en een tosti doen? Ik kon me Oosterling niet als een overdreven duur café herinneren. Buiten hing een menukaart.
Tosti kaas 8,50. Tosti Ham Kaas 10,-. En een flinke meerprijs voor extra supplementen. Kolere… Ik dacht even dat er iets gruwelijk mis was met mijn lenzen, maar het stond er dus echt.
Ik weet dat het stom en ‘boomer’ is om naar guldens te rekenen, maar ik bezondig me er soms toch aan. Als ik voor mijn favoriete Ham-kaas-tomaat tosti 11,50 moet neerleggen, omgerekend een geeltje (25 piek): daar vind ik wel wat van.


Ik snap prima dat producten duurder zijn geworden, dat vlees niet voor dumpprijzen moet worden verkocht en dat horeca nou eenmaal duur is, maar een joetje voor een standaard tosti: wauw. Dan durf je wel. Ik liep maar even verder. Iets verderop in een ander café betaal je onder de vier euro voor een tosti. Een tosti hoeft voor mij geen raketwetenschap te zijn: gewoon de ouderwetse voetbalkantinetosti. Wit casinobrood, kaas en als je vlees eet, ham erbij. En eventueel tomaat dus. Geen moeilijk spelt of meergranenbrood, quinoa, rucola of andersoortig modern getrut erbij: als ik een tosti bestel, wil ik gewoon een tosti. Geen moeilijk gelul. En als je mij daar een tientje voor vraagt, dan ben ik eigenlijk toch wel heel erg benieuwd wat ik daar dan voor krijg.

De juwelierstosti bleef dus toch in mijn hoofd zitten en vandaag liep ik tijdens de middagwandeling maar weer eens langs Café Oosterling. Ik bestelde een wijntje en hoefde daarvoor het schappelijke bedrag van vijf euro af te rekenen. En het glas was niet zuinig ingeschonken. De barman had geen last van hoogtevrees. De rest van de drankkaart was, naar huidige Mokumse maatstaven, ook redelijk vriendelijk geprijsd. Maar waarom dan zo’n absurd dure tosti?

De barman was een vriendelijke Amsterdamse gozer. Een getapte jongen, zogezegd. Ik durfde het gesprek wel aan met hem. Ik was ook de enige gast in de kroeg op dat moment, dus hij had tijd voor me.

‘Zeg, een beetje een gekke vraag, maar waar waarom kost een tosti hier een tientje? Dat moet dan echt wel een verdomd lekkere tosti zijn!’

Het antwoord liet zich een beetje raden. Duur zuurdesembrood, dure gruyèrekaas en ham van de beste slagerij van Amsterdam. En lekker vullend. Jadadadada. Natuurlijk. Wat moest hij dan zeggen? Bij de kroegen verderop in de straat betaal je rond de 4 euro voor een tosti, vertelde ik hem, totaal overbodig. ‘Maar dan krijg je natuurlijk wel wat anders!’, kreeg ik als logisch antwoord.
Tja, ik kom nog uit de tijd dat elke kroeg voetbalkantinetosti’s serveerde. Twee sneetjes casinowit, jonge kaas en wat je er maar bij wilde. Voor onder de 4 euro.

Maar de aardige barman was het met me eens dat het ‘best aan de prijs was’. En dat hij zich ook weleens schaamt als hij twee kopjes koffie voor te veel geld moet afrekenen met een gast.

‘Ach, mijn vorige werkgever vraagt 4,50 voor een bakkie nootjes. Het kan altijd gekker.’
Daar verslikte de aardige barman zich zowat in zijn kopje koffie.
‘Echt waar?’
‘Ja man. En dat was al voor corona, Oekraïne en alle andere ellende.’

Even later kwamen er oorlogsbeelden binnen uit Libanon op de telefoon van de barman.
‘Zo tering. Heftig hoor daar.’, zei de barman.
‘Tja, en dan zit ik te zeiken over een dure tosti. Zo kut hebben we het ook niet.’

Er kwam nieuwe clientèle binnen. Een mevrouw bestelde een cappuccino en een bordje osseworst.

‘Dat is dan 89,20, alstublieft’, zei de barman met mooi Amsterdams gevoel voor humor. De vrouw hoorde het niet.

Wij moesten er allebei om lachen. Ik bedoelde mijn vraag dan ook helemaal niet om hem of zijn café af te zeiken. Ik namelijk ben gek op Oosterling. Oosterling is echt nog een café dat eruit ziet zoals onze opa’s en oma’s het ook nog hebben gezien. Er is in anderhalve eeuw zo goed als niks aan het interieur veranderd. Ik koester dat soort cafés. Zoveel romantischer dan al die steriele ballententen van deze tijd. Al noem ik Oosterling voortaan wel ‘De Tosti-juwelier’. Ik had gewoon nog nooit ergens een simpele tosti ham kaas voor een tientje op de kaart gezien en ik was gewoon benieuwd hoe dat zat. Meer niet. Ik ben geen zeurende kroegganger en zeur ook nooit over mijn barrekeningen. Kroegbezoek is nou eenmaal een dure hobby en het loopt sneller op dan je denkt. Voor dat wijntje van vijf piek had ik ook een hele fles bij de super kunnen kopen. En voor vier bier in de kroeg kun je ook een krat kopen en thuis opzuipen. Daar zal je me werkelijk nooit over horen. Daarbij weet ik als kind van de horeca zelf veel te goed hoe het is om mensen prijzen uit te moeten leggen die moeilijk uit te leggen zijn.

En voor wie zich afvraagt waar ik me druk om maak: no worries. Ik maak me nergens druk om. Ik vroeg me gewoon simpelweg af waarom een tosti een tientje moest kosten en ik kreeg een voorspelbaar doch keurig antwoord. In mijn volgende column gaat het waarschijnlijk gewoon weer over iets waar heel Nederland zich écht druk over maakt. Rachel Hazes of zo. Ga ik volgende week maar eens langs bij de krokettenjuwelier.

Wil je ook een exemplaar van nieuwste bundel ‘Lockdownsyndroom’ bestellen? Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected] Quanta costa: 15 euro als je het boek in Amsterdam ophaalt of 19,50 als ik het naar je opstuur.

Rodweek 164 Dag, lieve Eva, Engel Van Amsterdam

6.30 Het is woensdag 8 maart 2023, precies 6.30. In de ochtend. Zelfs voor mij is dit vroeg. Normaal begin ik rond 7.00/7.30 met schrijven. Dan is mijn hoofd nog lekker fris. Maar ik kon vanaf 2.30 de slaap niet meer goed vatten. Vandaag, of misschien morgen, wordt de dag waar ik al jaren als een Himalaya tegen op zie. Poes Eva ligt nu nog achter mij, op de bank te slapen. Het zal de laatste keer zijn vandaag, of misschien morgen. We hebben met pijn in ons hart moeten besluiten om de kleine majesteit te laten inslapen. Haar lichaampje is op. Eva is de laatste paar maanden hard achteruit gegaan, maar nu geeft ze het echt op. Ze neemt al dagen geen voedsel meer tot zich, ook haar lievelingsvoedsel raakt ze niet aan en ze drinkt sporadisch wat water. Ze ademt zwaar. Ze moet dagelijks kotsen, maar er komt alleen een beetje gal uit. Ze maakt rare geluiden, waar we naar van worden. De oude diva is bijna 15, maar die gaat ze niet meer aantikken, zoveel is zeker.

Eva kwam bij mij in huis wonen toen ze een half jaar oud was. Ze kon niet aarden bij de andere katten in het huis waar ze vandaan kwam. Eva en ik zijn dik 14 jaar een team geweest. Echt maatjes. Ze heeft alle hoge pieken en diepe dalen in die 14 jaar van mijn leven meegemaakt en wist altijd exact wanneer ik even wat extra kattenliefde nodig had. Godverdomme, Eva. Je hebt geen idee hoe belangrijk je voor me bent geweest.

Waarom Eva Eva heet, vroegen mensen mij weleens. Twee redenen. 1. Haar officiële naam die ze in haar vorige huis had gekregen was ‘Zoetje’. Heel lief, maar ook een beetje truttig. 2. Omdat ze wel echt een ‘wijffie’ is vond ik dat ze ook echt een vrouwelijke naam moest hebben. Ik bedacht Eva, als ode aan de vrouw. Als eerbetoon aan alle geweldige vrouwen in mijn leven. Elegante naam ook. ‘Vanaf vandaag heet jij Eva’, fluisterde ik naar haar terwijl ze in haar kattenmandje op mijn schoot lag, in tram 12 van haar geboortehuis in de Rivierenbuurt naar mijn huis in West. Ze keek me bijdehand aan en spitste haar oortjes. Ze vond Eva natuurlijk zelf ook toffer klinken dan Zoetje. Het was het begin van 14 prachtige jaren.

7.02, zegt de klok. Ik hoor mijn vrouw wakker worden in de slaapkamer en dat is voor mij altijd het teken om koffie voor haar te maken en dat op bed te serveren. Mijn dame krijgt elke dag koffie op bed. Eva is inmiddels ook wakker. Ze spint en begroet mij met een liefdevol en enthousiast miauwtje. Ze kijkt lief als altijd naar me. ‘Is het niet te vroeg om…’, denk ik even. Nee, ik corrigeer mijn eigen gedachte direct. Eva verdient het niet om langer te lijden. Haar een enkeltje naar de eeuwige vogeltjesjachtvelden geven is het meest humane en waardige wat we voor haar kunnen doen. Eva in leven houden zou een egoïstische keuze zijn. Maar ik heb het er maar verdomd moeilijk mee en weet niet goed wat ik met mezelf aan moet.

Als Mo straks haar tweede kopje koffie van me heeft gehad ga ik maar eens een lange wandeling langs de Amstel maken. Ik wandel elke ochtend. Afhankelijk van het weer en waar ik heen wandel verschilt per dag, maar sowieso wandel ik elke ochtend. Vandaag is het een perfecte dag voor ‘een lange Amstel’ zoals ik mijn favoriete lange route noem. Meestal ben ik tijdens die ochtendwandelingen aan het nadenken over de stukken die ik nog moet schrijven. Een brainstormsessie met mezelf. Vast een beetje voorwerk doen in mijn hoofd. Vandaag heb ik alleen Eva in mijn hoofd en vraag ik me af hoe ik in godskolere godesnaam de dag moet doorkomen. De Amstel geeft me op moeilijke momenten ook rust. Ik moet de thuisdierenarts bellen om Eva in te laten slapen. Ik ga Eva op haar sterfdag niet de stress aandoen om naar de dierenarts te reizen en dan op een metalen plaat deze wereld te verlaten. Gewoon lekker thuis aan het Waterlooplein bij ons, dat verdient ze. Ik moet straks bellen. En dat ga ik ook doen. Maar godskolere… Ik heb werkelijk geen idee hoe ik deze dag moet doorkomen. Vooruit met de geit: trainingsbroek aan. Trui aan. Muts op de kop en aan de wandel dan maar.

11.50 Morgen op 9 maart gaat Eva ons verlaten. De dierenarts komt bij ons thuis, om 9.30. Ik kan me nog geen huis zonder haar voorstellen. Maar morgen om deze tijd is het zover. Ik word al gek bij de gedachte.

Donderdag 9 maart 2023, 4.00. Ik word wakker. Ik weet wat er te gebeuren staat. Eva wordt ook wakker en loopt naar de huiskamer. Monique is er al uit en zit in de woonkamer. Die kon niet meer slapen. Ik probeer het nog even, maar het lukt niet. Na wat hazenslaapjes ga ik er om 6.30 ook maar uit. ‘Nog 180 minuten’, denk ik. ‘Dan gaat Eva dood.’ Ik kan en wil me er nog geen voorstelling van maken.

7.00 We hebben geen ontbijt meer in huis en ik moet even lopen. Klein rondje Nieuwmarkt en de Boomslootjes en dan via de Appie op de Jodenbree weer naar huis. Even m’n hoofd leegmaken, maar dat lukt niet echt. Of beter gezegd: echt niet. Ontbijt geregeld, maar ik krijg het maar met moeite weg.

9.20 We stuiteren door het huis. Ik vooral. Geen idee wat ik met mezelf aanmoet. We huilen. Ik vooral. Mo is de sterkste van ons twee. De dierenarts appt dat ze 10 minuten later is. Dat kon er ook nog wel bij. Het zijn de langste tien minuten ooit. Eva probeert te kotsen en naar haar bak te gaan. Maar als er niks inkomt kan er ook niet zoveel uit. Eva maakt geluiden die ons door merg en been gaan. Ze heeft pijn. Ze lijdt. We zien dat we het beste doen. We houden zoveel van haar, maar houden van is ook loslaten. Eva kan niet meer. Ondanks dat ze ons nog lief begroet ‘s ochtends.

9.40 De dierenarts belt aan. Een lieve dame. Nadat ze haar spuiten heeft geprepareerd is het moment daar. Mo haalt Eva op uit de slaapkamer en legt haar bij mij op schoot. Ik kan mijn tranen niet bedwingen, maar probeer sterk te blijven. Ze wordt in slaap gebracht en valt langzaam in een diepe slaap. Ze ademt nog wel, ik voel haar zijkant op en neer bewegen. En dan krijgt ze de finale spuit. Even nadat de oude Zuider de klok van tien heeft geslagen stopt Eva’s hart met kloppen.

Eva is op mijn schoot mijn leven binnengekomen en op mijn schoot verlaat ze ons leven weer. Ze ligt nu in haar mandje, het mandje waar ze zo graag in lag, naast mij, als ik een stukje aan het typen was. Gisteren nog. Af en toe even een pootje uitstekend om aandacht of hinderlijk over mijn toetsenbord lopend, ook om aandacht. Tering, wat ga ik mijn lieve kleine bijdehandte diva missen.

Vanmiddag wordt Eva opgehaald. Dan gaat ze in haar mandje mee naar Noord. Naar het dierencrematorium. Apart gecremeerd. Ten eerste had Eva altijd de tyfus aan andere katten en ten tweede wil ik haar gewoon niet op de grote stapel gooien.

12.10 Lieve Eva, dank je wel voor alles wat je me gebracht hebt. Je bent in die dikke 14 jaar dat je bij me was zoveel belangrijker voor mij geweest dan je ooit beseft hebt. Ik heb tegen beter weten in altijd stiekem gehoopt dat je onsterfelijk was, maar dat was je dus niet. Hoewel. Je bent pas echt dood als je niet meer herinnerd wordt. En Mo, ik en en vele anderen die jou hebben gekend zullen jou nooit vergeten. Dus wat dat betreft ben je er nog wel even.

Rust zacht, lieve kleine diva van me. Engel Van Amsterdam. Ik hou van jou.

Rodweek 163 Krimflatie

Een tijdje terug vroeg iemand het aan tafel bij een etentje: ‘Wie heeft er wel eens wat gejat bij de zelfscan-kassa?’ Aan tafel zaten allemaal mensen met een prima inkomen. Zonder de moraalridder of de gütmensch uit te hangen kon ik de vraag met ‘nee’ beantwoorden. Hoewel: technisch nee. Ik heb alleen een keer een plastic tasje meegenomen en bedacht me toen ik al bijna thuis was pas dat ik dat tasje ook had moeten scannen. Geen bewust jatwerk. Alles wat in die tas zat was keurig betaald. Tot zover mijn stoute gedrag bij de zelfscan.

Ik zou het ook een verschutting vinden als ik zou worden betrapt door iemand die net de CITO-toets heeft gedaan. Ik ben een vent van 45 met een redelijk inkomen en ik doe mijn boodschappen in de buurt waar ik woon, dus ik heb geen zin om voor Malle Eppie te staan tegenover mijn buren. Daarbij ben ik gelukkig ook in de financiële positie dat ik niet hoef te stelen.

Kan ik het me voorstellen dat mensen het doen? Ja. Ik praat het niet goed, maar ik kan me er alles bij voorstellen. Ik heb er verder geen moreel waarde-oordeel over. Ik weet namelijk verdomd goed hoe het is om geen geld te hebben. En boodschappen worden elke week duurder. Het enige dat in de supermarkt nog hetzelfde kost als vorig jaar is het winkelwagentje. Maar producten waar ik nu soms anderhalf keer zoveel voor betaal als verleden jaar, dat voel in je in je poeplap. En zeker als je dan ziet dat er elke week weer een dubbeltje bovenop komt. En dan hebben we nog de oude truc van krimpflatie: de prijs niet verhogen, maar steeds net wat minder inhoud van hetzelfde product in de verpakking doen. Stiekeme prijsverhogingen. Tegenwoordig worden de uit de pan rijzende prijsverhogingen ook wel ‘Krimflatie’ genoemd omdat supermarkten en producenten de verhogingen wijten aan die compleet overbodige oorlog in Oekraïne. Al begrijp ik niet waarom een fles sinas (water, koolzuur, limonade) ineens veel duurder moet zijn, waarom ik voor een pak spaghetti ineens dubbel zoveel geld kwijt ben en wat hebben eieren die in Nederland zijn gelegd met de oorlog daar te maken? Trucs die bedacht zijn door mensen die waarschijnlijk geen idee hebben hoe het is om nog maar een tientje voor een paar dagen te hebben. Als het weer zou moeten weet ik heel creatief met een tientje om te gaan. Mijn liefde voor soep komt uit die tijd. Groente voor weinig kopen op de markt en dan soep maken. Met rijst om het op te vullen. Had ik weer drie dagen eten. Ik weet moeiteloos 25 soepen uit m’n hoofd te maken.

Mijn vriendin en ik hebben het niet slecht, maar je zal maar van een letterlijk hongerloontje of een uitkering moeten rondkomen en dan ook nog eens kinderen moeten voeden. Dan snap ik heel goed dat mensen in de verleiding komen om even wat producten in de tas te laten glijden. Voor andere mensen, die prima geld hebben, is het ook gewoon een spelletje, zo weet ik van de mensen die ook aan die tafel zaten.
Alleen heb je met een spelletje twee opties: je wint of je verliest. Voor mijn tafelgenoten is dat geen probleem: die tikken moeiteloos die 181 euro af die je krijgt voor winkeldiefstal en die doen het dan gewoon niet meer. Of wel, gewoon omdat het kan. Iemand die toch al geen geld heeft en 181 piek moet betalen heeft een keihard probleem.

Zelfscan is de kat op het spek binden. Mensen gaan van nature voor lijfsbehoud en krijgen nu heel makkelijk gelegenheid. En geef ze eens ongelijk dat ze de gok wagen. De kans dat je er mee wegkomt is stukken groter dan dat je gepakt wordt. Alleen: dan moet je ook niet klagen als je dan ook gepakt wordt. Dan heb je gegokt en verloren.

Buiten het feit dat ik dus niet aan de spelletjes bij de zelfscan meedoe vind ik het ook veel gezelliger om bij de good old cassiere af te rekenen. Gewoon bij een mens. En ik ben ook nog zo oldschool dat ik graag met contanten betaal. En dat gaat nou eenmaal niet bij de zelfscan.

Eén van mijn favoriete Nederlandstalige liedjes is dan ook van de onvolprezen Gerrit Dekzeil:

‘’Iiiiiiik ben Gerrit en ik steel als de raaaaaven!
Ben een boef in de ogen der braaaaaaven.
Maaaaar wat moet je nou, als je niks hebt,
In deze weeeeeereld waar je steeds wordt genept.’’

En dan had Gerrit in zijn tijd nog niet eens het gemak van de zelfscan.

Lieve lezers! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom is uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar er voor mij ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht via Facebook of naar [email protected] . Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euroVan elk boek gaat er een euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 162 Jij mag zijn wie jij bent.

‘Ik ben wie ik ben en jij mag zijn wie jij bent.’ Een prima en niet onredelijk antwoord van de toen 14-jarige Frederique uit Amstelveen op de vraag van een jongeheer of Frederique een jongen of een meisje is. Frederique heeft dat antwoord met een paar rake klappen moeten bekopen. We leven dan weliswaar in een moderne tijd, maar het is verbijsterend om te zien aan hoeveel mensen de evolutie geruisloos voorbij lijkt te zijn gegaan, aangezien sommige mensen zich nog steeds als primaten gedragen. De zaak Frederique werd landelijk nieuws en afgelopen week was er dan een uitspraak. De dader werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf en het betalen van een schadevergoeding. Hij bood (al dan niet voor de bühne) zijn excuses aan, Frederique aanvaardde die en schudde zelfs nog de hand van de belager. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik zo groot zou zijn, ik zou misschien wraaklustig zijn en iets naars zeggen of doen, maar Frederique was het wel. En de schadevergoeding wordt geschonken aan een goed doel, dus geld is niet waar het Frederique om te doen is. Frederique sprak de hoop uit dat de dader er van geleerd heeft. Die hele houding maakt dit kind nu al zo groot en tot iemand waar veel mensen veel van kunnen leren.

En er is nog een boel te leren voor veel mensen. Bij Ajax staat Kian Fitz-Jim op het punt van doorbreken. Een talentvolle middenvelder van negentien lentes jong die zich al een paar keer heeft mogen laten zien in het eerste elftal. Hij heeft een tenger postuur, zachte gelaatstrekken en draagt zijn lange haar in een staart. De voorspelbare flauwe grapjes over ‘sinds wanneer meisjes ook mee mogen doen in Ajax 1’ waren niet van de lucht. Op de tribune, in mijn voetbalkroegen en op zeker internet voelen alle toetsenbordhelden zich vrij om alles maar uit te braken. Allemaal van die schijtlollige foute ooms, zoals die in elke familie voorkomen, met grapjes die zo ver over de datum zijn dat zelfs een verlepte bos prei van de markt nog beter te pruimen is. Eikels die zelf het hardst om hun eigen treurige grappen lachen. En diezelfde mannen staan dan over twee jaar keihard te juichen als Kian de winnende scoort in de kampioenswedstrijd. Dan hebben ze het altijd al in hem gezien! En waar blijven dat soort zogenaamde alfamannetjes dan met hun ‘boomer-grapjes’ over voetballende meisjes? Fitz-Jim zelf reageerde trouwens mannelijker en Amsterdamser dan al die zogenaamde mannen bij elkaar: ‘Ik hoor dit soort dingen mijn hele leven al en het maakt me niet uit. Ik zie er uit zoals ik eruit zie. En als iemand dat stom vindt mag diegene het me in mijn gezicht zeggen. En dan zal ik antwoorden dat ik diegene kinderachtig vind.’ Dan ben je voor mij honderd keer meer een echte vent dan de foute ooms met hun grapjes waar een dikke laag stof op ligt.

Verder kwam de Tjechische international Jakub Jankto afgelopen week uit de kast. Dus geen onbekende voetballer uit de zesde divisie of zo, maar een gerespecteerde speler van een grote club in zijn land. Dat het uberhaupt nog nieuws moet zijn is al treurig genoeg, maar het zegt alles over de conservatieve machowereld van het voetbal. Het moet geen flikker uitmaken met wie die jongen het bed deelt en in wie hij een stukje van zichzelf kwijt kan. Iedereen mag zelf uitmaken wat er in zijn of haar slaapkamer gebeurt en hoe men de sponde laat knetteren. Dat deze jongen homo is moet niet eens nieuwswaardig zijn, naar die tijd moeten we toe. Dat zal nog een tijd duren vrees ik, maar deze Tjech baant hiermee wel een pad voor zijn collega’s, want natuurlijk zijn er ook in de voetbalwereld veel meer homo’s dan wij weten. En laat die homofoben op de tribune maar hun domme dingen roepen en er dan achter komen hoe achterlijk ze zijn. Het is 2023, geen 1923. En toen was het trouwens ook al achterlijk om mensen zo te veroordelen, maar laten we het er op houden dat zaken als religie (en vooral de interpretatie daarvan) en onbekendheid nog een veel grotere rol speelden in hoe mensen over dingen dachten. Achter onbekendheid kunnen we ons in deze tijd niet niet meer verschuilen. Dan is het dus gewoon simpele dommigheid of, en dat is misschien nog erger, want aan domheid kan je niet zoveel doen, pure lompheid. Aan lomp gedrag kan je werken.

Frederique, Kian en Jakub: jullie mogen zijn wie jullie zijn. Graag zelfs.

Lieve menson! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom is uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar er voor mij ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht via Facebook of [email protected] . Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euroVan elk boek gaat er een euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 161 Don’t mention the mosterd na de maaltijd

Toen er een jaar of vijf geleden geruchten gingen dat er misschien een vervolg zou komen op de legendarische en tevens mijn favoriete film ‘The Big Lebowski’ sloeg de schrik me om het hart. Een film die zo iconisch is en die zo’n monument van een tijdperk is: daar moet je niet meer aankomen. Een tweede deel van die film is per definitie een slechte nageboorte. Ook omdat het al meer dan twintig jaar na de geboorte van de eerste film zou zijn. Wat ga je nog toevoegen aan een verhaal dat toen al ‘af’ was? Dat is een beetje als je toch al nooit grappige oom op een verjaardag die net iets te lang na een geslaagde grap (van iemand anders) nog even een totaal onnodige aanvulling geeft waar werkelijk niemand op zit te wachten.

De meeste vervolgen op films lijden vaak aan het ‘Jordi Cruijff-syndroom’: ze zijn doorgaans nooit zo goed als het origineel. Uitzondering die de regel bevestigt: The Godfather. Deel twee was nóg beter dan de al fantastische eerste film. Deel twee was ook maar twee jaar daarna geproduceerd, dus de smaak van het eerste deel lag nog vers op de tong. Het derde deel, bijna twintig jaar later was dan weer redelijk overbodig. Niet eens vreselijk slecht, maar het voegde werkelijk niks meer toe aan de twee ijzersterke eerste films. En was bovendien veel te lang daarna.

Blackadder van Rowan Atkinson: waanzinnig goed! Ik heb elke aflevering tientallen keren gezien en ik quote nog steeds vaak uit afleveringen. Als het nu meer dan dertig jaar later weer terug zou komen zou ik dat niet direct toejuichen. De magie van de serie was toen.

Soms passen dingen ook niet meer in het tijdsbeeld: een andere favoriete film van mij is ‘Life of Brian’, waarin het verhaal van Jezus op de hak wordt genomen. Satirische films over religie kunnen niet meer in deze tijd. Maak een soortgelijke film in deze tijd maar eens over de Islam: de kromzwaarden worden geslepen, de internetfora exploderen, toetsenbordhelden staan op, auto’s in de fik, rellen in de grote steden en de filmmakers en acteurs moeten beveiligd en op onderduikadressen wonen. Je moet er maar zin in hebben als filmmaker. Van mij mag humor heel ver gaan, maar zo staat lang niet iedereen er tegenwoordig in.

En zo vrees ik ook met grote vreze voor het vervolg op de legendarische Fawlty Towers-serie, na meer dan veertig jaar. Dat John Cleese ook op z’n 83e nog ontzettend grappig kan zijn wil ik nog best geloven, maar hoe laat je zo’n klucht-achtige comedy die in de jaren zeventig fantastisch werkte in deze veel snellere tijd nog succesvol zijn? En hoe laat je de totaal over de top onhandige, xenofobe en lompe hoteleigenaar Basil Fawlty in deze tijd waarin nogal wat mensen snel beledigd zijn leuk uit de verf komen? De kracht van de serie was juist dat Basil alles en iedereen beledigde. ‘Don’t mention the war!’ en dan alleen maar grappen over de oorlog maken als er Duitsers in het hotel zitten. Heerlijk politiek incorrect, maar dat kan in deze tijd niet meer. Hoeft ook niet meer, het was humor die bij die tijd paste, maar ik zit eerlijk gezegd niet zo te wachten op een zichzelf censurerende light-versie van Basil Fawlty in een eenentwintigste-eeuws wokejasje. Als ik weer eens wil lachen om Fawlty Towers dan warm ik de oude afleveringen wel weer eens op. Don’t mention the… mosterd na de maaltijd.

Yoooooo! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom is uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht via Facebook of [email protected] . Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euro. Van elk boek gaat er een euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 160 Oud zijn

Tijdens mijn kortstondige carrière in verpleeghuizen leerde ik een wijze levensles van een de bewoners: ‘Lieve Rod, iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn. ‘

De mevrouw had een prachtig rijk leven gehad, maar kreeg op haar oude dag met veel pijnen en nare klachten te kampen. Als er al een vogelveertje op haar voet dwarrelde had ze al helse pijnen.

Die mevrouw was begin 80. Een respectabele leeftijd. Ik moet het nog maar zien te halen.

Gisteravond was ik in Paradiso om de 80e verjaardag van mijn vriend ome Jur te vieren. Jur is een levend instituut in de Amsterdamse muziek- en uitgaanswereld. Hij staat nog steeds een paar dagen in de week achter de bar van mijn geliefde Maloe Melo te knallen. Dan ben je voor mij een held.

Jur heeft nooit zo enorm z’n best gedaan om zo oud te worden. Altijd hard werken, drankje en rokertje erbij, leuke mensen om je heen verzamelen, nooit vergeten om naar mooie vrouwen te kijken en de humor en de muziek in het leven houden. Dat zijn de gemeenschappelijke recepten van onze levens. Net als Jur heb ik ook nooit zo erg m’n best gedaan om heel erg oud te worden. Ik heb gewoon genetische mazzel gehad en ik heb tot dusverre ook geen domme of fatale pech gehad.

Ik ben nog lang geen 80 en ik weet ook niet of ik zo’n gezegende leeftijd mag halen. Ik durf er geen tientje op te wedden. Maar mocht ik het per ongeluk wel halen dan zou ik net zo’n verjaardagsfeestje als ome Jur in Paradiso willen! Of in mijn geval, de Melkweg, ik ben een kind van de muziektempel aan de andere kant van het Leidseplein. Maar Jur had een prachtige volle Paradiso! En dat was welverdiend. Hij is een icoon van de stad. Onze eigen Jordanese Keith Richards. Niet kapot te krijgen.

Jur! Op de volgende 80 jaar, mijn lieve vriend. Ik hoop dat ik er dan ook nog ben. Dan ben ik 125 en jij 160. Ik denk eerlijk gezegd niet dat ik het haal.

Bij Jur sluit ik het niet uit, tot het tegendeel bewezen is.

En terwijl opa (ik) al voor middernacht weer in z’n mandje lag, proostte Ome Jur nog maar eens op zijn rijke leven in een met vrienden gevuld Paradiso.

Op die manier wil ik graag oud worden en ook oud zijn.

Yoooooo! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom’ komt komende week uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht. Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euro.

Rodweek 159 Sappig


Laten we nou niet doen alsof juicekanalen waar zoveel mensen zich tegenwoordig zo druk over maken een volkomen nieuw fenomeen zijn. Ze bestaan al decennia lang. Ze zijn alleen meer openbaar, zoals alle media meer openbaar zijn geworden. De ouderwetse juicekanalen dat waren in mijn jaren 80-jeugd roddelbladen als de Privé, Story of Weekend. Noem het analoge juice. Mijn moeder, de vriendinnen van mijn moeder, tantes, mijn oma, de overblijfjuf en zo ongeveer elke vrouw die je bij de kapper zag (toen ging ik nog wel eens naar een kapper) verslonden dat soort pulpblaadjes bij de vleet en kletsten eindeloos met elkaar over de sappige roddels in de blaadjes. De enige verschillen met de jaren 80 zijn eigenlijk dat het toen bijvoorbeeld over de scheidingsperikelen en het gekloot van de ouwe André Hazes ging en tegenwoordig over de schuinsmarcheerderij en het levensgehannes van André Hazes jr.

Yvonne Coldewijer is in wezen niets anders dan een 21e-eeuwse versie van riooljournalisten als Henk van der Meijden of Wilma Nanninga. Die lagen in de bosjes te gluren naar sappig nieuws of die lieten dat hun ondergeschikten doen. Die Coldeweijer heeft overal haar spionnen rondlopen, op zoek naar ‘juice’. Ik zie geen verschil.


Het echte wezenlijke verschil zit ‘m hier in: waar de meninkjes en discussies over de gedragingen van bekende mensen in die tijd nog beperkt bleven tot de straat, huiskamers of cafés daar kan en mag iedereen nu uitgebreid en ongegeneerd alles uitbraken in het open riool dat wij het internet noemen. En het is ook allang niet meer beperkt tot onze moeders, tantes en oma’s: bijna iedereen én z’n moeder vindt iets van de familie Hazes of al die andere hotemetoten die ik zelf niet ken en waar ik ook geen interesse in heb.

‘Laat die mensen lekker,’ denk ik dan. Wat kan mij het schelen wat die lui allemaal uitspoken en wat er in die familie speelt. Het vermoeiende van tegenwoordig is dat de Hazesjes van deze tijd het zelf ook zo heerlijk vinden om de media op te zoeken. En nog erger: dat ze voor elke scheet de rechtszaal opzoeken. Zoals laatst met de mediageile weduwe Hazes en die mevrouw Coldeweijer bij wie de mediageilheid ook uit elke porie druipt. Coldeweijer noemde ‘Raggel’ een ‘gecremeerde kroket’ en dat was dan reden voor een rechtszaak.

En daar vind ik dan dus wel wat van. Wat die familie Hazes allemaal uitvreet en wat een of andere mevrouw of meneer daar voor sappigs over schrijft: dat zal me aan mijn derrière oxideren. Wat me wel mateloos ergert is dat dit soort kleuterachtig gekissebis de normale rechtsgang verstoort. De rechters in Nederland liggen geen straatlengte, maar een Nieuwe Binnenweg-lengte achter met zaken die echt maatschappelijke aandacht en goede rechtspraak verdienen. Ik ben onlangs de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam van begin vlakbij CS tot het einde bij Delfshaven afgelopen en die is tandje lang! Dus ik weet wat ik zeg. Wel, die kostbare tijd die nodeloos aan dit soort zaakjes wordt besteed zijn hard nodig om echt belangrijke cases te beslechten met een vonnis en niet om twee kibbelende mediageile vrouwen uit elkaar te halen en te zeggen dat ze allebei even rustig moeten doen.

Ik zou er als rechter heel snel klaar mee zijn. Zie het rechtssysteem als ouders: in mijn jeugd kregen bij onzinruzies allebei de kibbelende partijen dan gewoon op hun sodemieter. ‘Jij moet stoppen met vervelend doen en jij moet niet gelijk janken! Doe normaal. En nou wegwezen allebei.’ En terecht. Mijn ouders hadden wel meer te doen. Als mijn ouwelui al enige interventie moesten plegen dan moest het wel echt ergens over gaan. Niet om dom gelul.

Laat dit soort dom kleutergekibbel gewoon helemaal achter in de rij van de belangrijke zaken aansluiten. Ik zou ze niet eens naar de rechtszaal laten komen. Zonde van de tijd. Ik zou het houden bij een kort briefje:

‘Mevrouw Hazes, mevrouw Coldeweijer.

Hallo. Mr. Rodzooi hier. Dames, wij hebben hier nog een behoorlijk aantal moordzaken, zedenzaken, geweldsdelicten, oplichtingszaken en andere narigheid op te lossen. We lopen behoorlijk achter, mede door zeurderige non-procedures als die van jullie. Los dit gezeik lekker samen op, stelletje kleuters. Jullie hoeven niet langs te komen. Het is een complete verspilling van onze tijd. Dit is misbruik en belemmering van de rechtsgang. Krab dan elkaars ogen tenminste uit of zo, dan wordt het nog een beetje interessant voor ons rechters. Nog beter: schrijf naar de ‘Rijdende Rechter.’ De confrères aldaar kunnen naast het wekelijkse geklepzeik over erfgrenzen in dorpen als Koog aan de Greppel of Koeijenstront aan den Huyg ook wel eens een andere domme casus gebruiken. Dat zou ik een win-winsituatie noemen: dan komen jullie op TV om jullie aan nymfomanie grenzende mediageilheid te exposeren en wij kunnen verder met échte zaken! Of drink lekker samen een sappie, jullie houden toch zo van sappige dingen? Nou dan. En laat ik jullie niet meer horen, stelletje moeimakers, of er volgt een boete waar een paard de blafhik van krijgt. Mazzeltov, dames.

Met dezelfde mate van achting als waarmee u de rechtsgang behandelt groet ik u beiden,

Mr. Rodzooi.’

Volgende maand komt mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom’ uit. Een columnbundel over de lockdownperiodes en hoe ik daar mee omging. Een periode waarin winkels en horeca gesloten waren, maar waarin voor mij ook juist nieuwe deuren open gingen. Een tijd waarin ik ook veel over mijzelf heb geleerd. Een boek vol (zelf)reflectie maar uiteraard ook met de nodige humor. Ook een boek kopen? Stuur een bericht op Facebook of stuur een mail naar [email protected] Kosten: 15 euro (ex verzendkosten). Verzendkosten besparen? Ophalen of afspreken in Amsterdam kan ookVan elk verkocht boek gaat 1 euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 158 Zegeningen in de chemokar

Mensen tellen soms te weinig hun zegeningen. Sommigen kijken alleen maar naar wat er allemaal mis gaat in hun leven. Mijn vriendin en ik staan daar anders in: wij beseffen ontzettend goed dat wij het goed hebben in veel opzichten, weten dat het niet vanzelfsprekend is en dat spreken we ook regelmatig uit. Wij kennen allebei ook die andere kant van de medaille. Wij weten allebei donders goed hoe het is om niks te hebben en waarderen het dus nu dat we het goed hebben.
En zo zaten we dus eind oktober bij ons in de buurt op het terras. We zaten heerlijk in het zonnetje. De nazomer gaf nog een laatste afscheidskus en die accepteerden we met grote graagte. We keken naar de mooie buurt waarin wij wonen, we dronken een wijntje en genoten van de laatste lekkere zonnestralen van het jaar. Genieten met een grote G. We zaten op een heerlijke wolk. Dat is dan zo’n moment dat wij daar dan weleens bij stilstaan: ‘Het leven behandelt ons goed. Wij hebben liefde, een leuk huis, we doen allebei leuk werk, we hebben geen geldzorgen en veel goede lieve mensen om ons heen. Alles gaat gewoon lekker.’

En het is ook goed dat je je dat soms realiseert, dat je niet alles maar voor lief neemt. Maar er is ook iets anders in dat tamelijk zorgeloze leven dat niet zo vanzelfsprekend is en dat is gezondheid. Enige dagen na de laatste telling van onze zegeningen voelde Mo na het douchen een knobbeltje in haar borst. Twee dagen later de check in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (AvL): diagnose borstkanker.

Ik kan je melden dat je dan even met donderend geraas van die wolk af klettert. Ik was op dat moment in Glasgow op de jaarlijkse voetbaltrip met vrienden en dan hoor je dit. En dan moet het nog gezellig worden in het stadion. Ik probeerde me er zoveel mogelijk voor af te sluiten, maar helemaal lukte het niet. Ajax won. Het was leuk, maar eigenlijk wilde ik in Amsterdam zijn. Ik kon de volgende dag pas weer terug naar Amsterdam.

Sinds 1 november zitten we dus samen in de achtbaan. En ik heb achtbanen toch al nooit leuk gevonden. Nog bizarder was dat ik mijn bloedgabber die ik al meer dan 30 jaar ken inlichtte over het nieuws en dat hij me vertelde dat zijn vrouw een dag daarvoor precies dezelfde diagnose had gekregen. Ik wist dat onze vriendschap diep ging, maar dit gaat wel heel ver! Het is op een gekke manier wel fijn om dit met iemand te kunnen delen: zijn vrouw gaat exact hetzelfde traject door maar dan steeds een paar dagen eerder. Dus we krijgen steeds een sneak preview voor de chemo’s. Maar hoe erg deze shit ook is: de eerste humor over de tumor kwam al snel. We noemen onszelf Knobbel en Bobbel. En Tram 2 naar het AvL noemen we ‘de Chemokar’. We zijn allebei niet vies van wat zwarte humor.

We zijn dus nu iets meer dan twee en een halve maand verder. Ongewild zijn we ineens behoorlijke kenners op dit terrein geworden. De eerste zware chemokuren zitten erin. Het zwaarste gedeelte zit er op. Ik heb mijn meisie bij alles bijgestaan en ben overal mee naartoe geweest. Dat is ook zo’n zegening: ik kan thuis werken. Als copywriter moet je gewoon zorgen dat je werk af is en vanaf waar je dat doet is niet zo belangrijk. Dat maakt dus dat ik mijn vriendin in alles kan ondersteunen en voor haar kan zorgen. Om er maar een cliché uit te gooien: kanker heb je samen.

Ineens hadden we kanker dus als ongenode huisgenoot. En die blijft dit jaar ook nog wel even logeren. Het vervelende aan onze nieuwe huisgenoot is dat we niet weten met wie we te maken hebben en hoe wij die punkmotherfucker de deur uitkrijgen. Nou waren die zware chemo’s bepaald geen wandeling door het park en was en is Mo bij vlagen vreselijk moe, maar het had veel erger gekund. In de tweede week na een chemo is ze dan wel weer redelijk opgeknapt en dan doen we zoveel mogelijk leuke dingen. Een paar daagjes naar Maastricht, naar de bowlingbaan, uit eten of afspreken met vrienden. Dat soort leuke dingen deden we altijd al, maar nu is het ook nog eens op doktersadvies! Mo krijgt daar veel energie van. De volgende dag is ze dan wel gesloopt, maar op dat moment is het gewoon goed en haalt ze daar positieve energie uit. Dan bestaat kanker gewoon even niet. En het is fijn dat we ook in deze mindere tijd zo ontzettend veel lieve mensen om ons heen hebben. We worden van veel kanten gesteund. Gewoon, met kleine dingen die voor ons heel groot zijn. Met lieve woorden, kaartjes, een pannetje soep, een bakkie eten of gewoon simpelweg belangstelling tonen. Ook dat is een zegening.

De komende chemo’s zijn een stuk lichter, minder bijwerkingen, die duren tot mei ongeveer. Dan hebben we even een paar weken kankerpauze en gaan we op vakantie. Daarna volgen de operatie en de bestralingen en dan hopen we in augustus of september dat onze ongenode huisgenoot is opgekankerd en dan gaan we weer verder met waar we afgelopen oktober gebleven waren: het tellen van onze zegeningen. En dan noemen we de chemokar gewoon weer Tram 2.

Volgende maand komt Rodzooi’s nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom’ uit. Een columnbundel over de rare lockdownperiode en hoe schrijver dezes daar doorheen is gekomen. Een periode waarin veel gebeurd is, maar waarin ook nieuwe kansen en mogelijkheden zich aanboden. Een periode waarin de schrijver ook veel over zichzelf heeft geleerd. Een boek vol reflectie maar ook met veel humor. Ook een boek kopen? Stuur een privébericht op Facebook of stuur een mail naar [email protected] Kosten: 15 euro (ex verzendkosten). Verzendkosten besparen? Ophalen of afspreken in Amsterdam kan ook. Van elk verkocht boek gaat 1 euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 157 Lachen met Frank Rijkaard

Mijn vriendin en ik zaten aan de bar bij Café Waterlooplein 77. Even een drankje doen en met eigenaresse en barvrouw Inge ouwehoeren. Inge verzuchtte dat ze problemen heeft met het geluid van haar muziekinstallatie. En Inge kan prachtig Amsterdams ach en wee klagen, dus ze legde in geuren en kleuren uit hoe vreselijk de klantenservice wel niet was. Ik zei tegen haar dat ze misschien een ‘Hidden Sound System’ moest nemen. Inge pakte ‘m niet op, maar achter mij begon een man van ongeveer mijn leeftijd te grinniken. ‘Je bedoelt Hibbem!’ Kijk, een kenner.

Voor wie de term ‘Hidden Sound System’ ook niks zegt hier even kort het verhaal: het komt uit een aflevering van Jiskefet, ergens uit het jaar 1999 of 2000. Het is een serie over reclamebureau Multilul BV. De hoofdrolspelers zijn drie iets te patserige Amsterdamse reclamejongens die hun schorre Amsterdamse accenten met allerlei populair Engels reclamejargon doorspekken, mind you man! Belangrijke bijrollen zijn er voor de secretaresse Marloes van wie de jongens standaard de naam kwijt zijn (‘’Hey, ik ben effe je naam kwijt, hoe is het?”) en de geluidstechnicus Fritsie die al kettingrokend in het kantoor met van alles bezig is. In die aflevering heeft Fritsie een nieuw geluidssysteem bedacht en dat heet ‘HSS’ (‘Eetsj Es Es!’): Hidden Sound System, een systeem dat reageert op geluiden en er voor zorgt dat je automatisch en in je onderbewustzijn dingen gaat doen, zoals bier drinken om tien uur ‘s ochtends. De mannen zijn razend enthousiast over het systeem, al kunnen ze de naam van het systeem niet uitspreken. ‘Hibbem’, noemen ze het.

Tot zover dat verhaal. Je kunt de aflevering bekijken op Youtube en dat kan ik je zeer aanraden. Die afleveringen werden destijds opgenomen in de Watertorenstudio in Amsterdam-Westerpark en wie zat er bij deze opname in het publiek: exact, de man van wie je nu dit stukje zit te lezen. Samen met goede vriend Hans. Wij gingen in die tijd wel vaker naar TV-opnames. Dat kon vaak gratis of voor weinig. Jack Spijkerman, Jiskefet, Paul Haenen, All Stars en vast nog wel wat van die programma’s. Dus heel bijzonder was het ook niet dat Hans en ik bij deze aflevering van Jiskefet op de tribune zaten. Iemand in het publiek die wel bijzonder was, was Frank Rijkaard! Frank Rijkaard, mijn vroegere voetbalidool en op dat moment bondscoach van het Nederlands Elftal zat bulderend van het lachen achter ons. Dus bedenk als je dat filmpje kijkt dat aan dat koor van schaterlachende mensen ook een van de meest sierlijke middenvelders aller tijden meehielp, mind you man! Frank Rijkaard was sowieso een voetballer die gezegend was met een culturele smaak die helemaal niet aansloot bij de niet al te verfijnde smaak van de gemiddelde voetballer. Veel voetballers hadden en hebben een redelijk platte smaak. Rijkaard houdt van de humor van Jiskefet en Van Kooten en De Bie. En Rijkaard luisterde niet naar allerlei Top 40-rommel, maar was toen al een liefhebber van het betere gitaarwerk uit de jaren 80 en 90, zoals The Pixies, The Breeders, Sonic Youth en Living Colour.

In de hoedanigheid van muziekliefhebber ben ik Frank Rijkaard een paar jaar voor ik hem bij Jiskefet zag ook tegengekomen. In Paradiso, bij The Pixies, of bij een andere band van Frank Black. Rijkaard stond daar verpletterend gewoon te wezen. Sigaret, biertje, spijkerbroek, T-shirt en ouwehoerend met zijn vrienden. Gewoon een gozer zoals wij. In niks lijkend op de wereldwijd geprezen veldmaarschalk die hij in alle grote stadions ter wereld was in dienst van Ajax, AC Milan en Oranje. Gewoon Frankie die een bandje ging kijken. Na het concert, ik liep wat door Paradiso te dwalen, liep ik in al mijn onhandigheid Frank Rijkaard letterlijk tegen het massieve lijf. Ik keek gewoon even niet uit met mijn klunzige hoofd, liep net iets te snel en botste vol tegen de meervoudig Europacupwinnaar op. Daar had ik meer last van dan hij. Ik was toen een mager scharminkel van iets boven de 60 kilo, stuiterde een stukje achteruit na de nogal eenzijdige botsing en kletterde op de harde concertvloer van Paradiso. De man was nog steeds één brok graniet, zo ondervond ik aan den lijve. Rijkaard informeerde vriendelijk lachend naar mijn welzijn. Ik stak al opkrabbelend m’n duim op zei ‘Sorry man, mijn fout.’ ‘Geeft niks.’, zei Rijkaard en hij ging weer door met bier drinken en roken met zijn vrienden.

De volgende ochtend werd ik wakker met een gemene blauwe plek op mijn elleboog. Die voelde ik nog even. Lachen met die Rijkaard!

Klik hiero voor de Hidden Sound System-scene uit Jiskefet

Rodweek 156 Fit For Free

Het is begin januari en bij de sportscholen in mijn buurt is het in die eerste maand van het jaar wat drukker dan gebruikelijk. Dat is meestal zo in januari. Mensen voelen zich genoodzaakt om wat aan hun conditie te doen. Sommigen doen dat gewoon om wat fitter te worden en anderen gaat het echt om hun gewicht. En er zijn vast mannen die zich bij het niet meer visueel kunnen waarnemen van hun jongeheer van bovenaf hebben voorgenomen om in het nieuwe jaar toch maar eens wat af te slanken. Die hebben dus in een enthousiaste bui een sportschoolabonnement afgesloten. Zij liever dan ik. Van alle dingen die ik me de laatste jaren weleens heb voorgenomen om een betere versie van mezelf te maken in het nieuwe jaar is het lid worden van een sportschool er niet eentje van.

Ik ben vroeger ooit wel lid geweest van een sportschool, een jaar of twintig geleden. Omdat ik bij de Universiteit van Amsterdam werkte mocht ik tegen gereduceerd tarief sporten bij het Universitair Sportcentrum. Samen met een collega werkte ik me een paar maanden lang één of twee keer in de week in het zweet. Om vervolgens, na gedane activiteiten, buiten gelijk weer een sigaret op te steken en mij in de nachtelijke uren weer vol overgave in het Amsterdamse nachtleven te storten. Maar daar gaat het niet om: ik deed het wel. Mijn conditie was toen en is nog steeds niet slecht. Met de piepjes-test eindigde ik altijd wel in de kopgroep. En ik ben zo competitief als de kolere. Ik wil, als ik weet dat ik gewaagd ben aan iemand, altijd winnen van diegene. Of het nou om een simpel spelletje, een weddenschap of wat dan ook gaat: ik speel altijd voor de winst. Bij voorkeur moet er ook een prijsje te winnen zijn. Al gaat het maar om 5 euro of om een drankje. Als mijn collega een X aantal push-ups deed of zoveel keer kon bankdrukken dan wilde ik minimaal datzelfde plus één halen. Lukte niet altijd, maar ik ging er wel keihard voor en hij ook. Zo haalden we elkaars niveau omhoog.

Toen de collega na een paar maanden voor een langere tijd naar het buitenland vertrok smolt mijn interesse om naar het USC te gaan sneller dan een Calippo Cola in de Sahara. Ik ben nog één of misschien zelfs twee keer gegaan en toen was ik er wel weer klaar mee. Ik vind sportscholen gewoon niet gezellig en al helemaal niet in m’n eentje.

Ik heb ook nooit echt een slechte conditie gehad. Goed, geen Olympische medaille-materiaal, maar ook zeker niet de conditie van een dood paard. Redelijk goed uithoudingsvermogen. Ik heb heel lang veel lopend en fysiek werk in de horeca gedaan en dat hield me ook wel fit. Ga maar eens een vol Amsterdams terras rocken in de zomer. De hele tijd met volle dienbladen heen en weer lopen: dat red je niet met de conditie van een stervende gnoe. En je loopt je kilo’s er dus aardig af. Daarbij heb ik lopen nooit erg gevonden. Vanuit Amsterdam-West naar mijn werk in de Melkweg lopen was iets meer dan een half uurtje. Ik vond dat nooit zo vervelend om te lopen. Zeker als het lekker weer was. Ik ben ook nog twee jaar postbode geweest. Vond ik geweldig werk om te doen. Twee keer in de week een mooie lange wandeling door de Jordaan en onderweg die brievenbussen volgooien. Prima werk en ik viel in die tijd ook veel af. Ik noemde het ook wel ‘mijn betaalde sportschool’, al was het maar een habbekrats wat ik daar verdiende. Ik vond het gewoon leuk om te doen en ik viel dus af. Van bijna 90 kilo naar een strakke 75 kilo en soms zelfs wat minder. Toen was ik bijna even bang dat ik bij een verkeerde windvlaag zo de Prinsengracht in zou wapperen.

Tijdens de Corona-tijd omarmde ik wandelen als mijn nieuwe sport. Ik moest, zoals iedereen, tenslotte toch iets doen om de tijd door te komen. En dan niet alleen maar even naar de supermarkt heen en weer, maar gewoon drie of vier uur op een dag, de hele stad door. En toen de horeca weer openging liep ik de ongeveer veertig minuten van het Waterlooplein naar Oud West en weer terug ook vaak.

Nu mijn horecaloopbaan na al die jaren op de waakvlam staat en mijn werk voornamelijk bestaat uit op mijn reet zitten om stukjes te typen, merk ik wel dat er wat kilo’s bijkomen, maar vooralsnog niet dusdanig zorgwekkend dat ik een sportschoolabonnement bij Fit For Free, Sportcity, of hoe al die loopbandtoko’s ook maar mogen heten, overweeg om overwicht tegen te gaan. Zolang ik nog niet op Barbapappa lijk en nog niet de tong op mijn schoenen heb hangen van de 68 traptreden die ik dagelijks een paar keer op en af loop om van en naar mijn huis te komen gaat alles goed. En ik kan m’n jongeheer ook nog steeds van bovenaf zien. Dus geen ernstig overgewicht.

Het BMI (gewicht gedeeld door je lengte in het kwadraat) is voorlopig nog ongeveer wat het zijn moet (op of rond de 25 is gezond), al mag er wel wat af. Daarom ga ik zo maar weer eens lekker aan de wandel. En die mooie wandeling door de mooiste stad van de wereld is gewoon gratis. Dat noem ik pas Fit For Free!