Op een mooie zonovergoten lentedag in 2006 had ik een afspraak op de Overtoom, aan het einde, al vlakbij het Surinameplein. Ik moest van de andere kant van de stad komen en had geen fiets bij me, dus ik pakte de tram. Vlakbij het Leidseplein kreeg de tram panne en het was niet bekend of en wanneer de tram verder kon rijden. Vervelend, maar de zon scheen, dus dat laatste stuk wandelen zou ook geen straf zijn. Dan maar iets te laat op de afspraak. Ik stapte de tram uit, stak het Leidseplein over en begon aan de schier oneindig lijkende Overtoomwandeling die traag door Oud West gaat, vrij naar Hendrik Marsman, kent uw klassiekers. Maar toen ik de Eerste Constantijn Huijgensstraat naderde zag ik ineens die tram weer aankomen! Hij reed weer. Dat was een mazzeltje! Kon ik die laatste drie haltes toch nog meepakken. Het zonnige weer maakt ook dat mijn humeur vaak erg zonnig is, dus ik stapte in en begroette de conducteur die een beetje op Samuel L. Jackson leek met een vrolijk ‘Hey, ben ik weer!’
Bij de Overtoomse Sluis moest ik eruit, dus ik drukte op de stopknop. Ik groette de conducteur nog vriendelijk, maar ik kreeg een vernietigende ‘Samuel L. Jackson in Pulp Fiction-waardige’ blik en een venijnige opmerking. terug
‘Dat zeg jij nooit meer tegen mij’
Ik was even verbaasd en vroeg wat hij bedoelde.
‘Jij zei net ‘Hey nigger’ tegen me.’
Ik stond even aan de grond genageld, maar ik herpakte me snel en legde uit dat ik dat absoluut niet had gezegd of dat het zelfs ooit maar in mijn hoofd op zou komen om zoiets te zeggen. Ik weet dat ik soms best een beetje binnensmonds kan praten en dat je me dan wel eens verkeerd kan verstaan, maar hoe je van ‘Hey, ben ik weer’ ‘Hey nigger’ kan maken vond ik toch wel erg bijzonder. Ik werd voor lul gezet voor de hele bevolking van de tram. Alsof iemand een pot inkt over je witte overhemd gooit. Krijg het maar schoon. Als de conducteur ten overstaan van alle aanwezigen toetert dat ik iets racistisch heb geroepen: verdedig je daar maar eens tegen. Alle ogen waren op mij gericht. Meer dan het misverstand uitleggen kon ik niet doen dus ik liep kokend van woede en verdriet de tram uit.
Ik werd gewoon voor racist uitgemaakt. Het maakte me eerder verdrietig dan boos nog trouwens. Ik vond het echt heel erg. Ik, off all people. Saillant detail: ik was in die tijd werkzaam bij het Meldpunt Discriminatie Internet. Digitale racisten opsporen was mijn baan! Kon die man ook niet weten, maar als iemand die zich juist altijd heeft ingezet tegen racisme en discriminatie voelde dat heel pijnlijk. En nog als ik het er over heb. Maanden later kwam ik die conducteur eens ergens tegen in een café. We herkenden elkaar meteen en hebben de situatie nog eens uitgepraat en definitief naar een andere wereld geholpen. Als we elkaar weleens tegenkomen zeg ik ook altijd: ‘Hey! Ben ik weer!’ en dan krijg ik nu wel een lach terug.
Weet je wat ook een andere wereld is en waar ze ook Nederlands spreken? Suriname. Daar was ik in 2010. Als ik ergens onversneden racisme heb gehoord waar zelfs een liefdesbaby van Geert Wilders, Thierry Baudet en Hans Janmaat rode oortjes van krijgt: Suriname. Niet alleen van de gekleurde bevolking naar de blanke medemens, maar ook onder elkaar. De Inheemsen die in de bossen wonen, de Creolen uit de stad, de Marrons, de Hindoes, de Javanen: ze vinden allemaal iets van elkaar en daar maken ze van hun hart bepaald geen moordkuil, om het voorzichtig uit te drukken. Ze praten over elkaar op een manier waar de Ku Klux Klan de rillingen van krijgt. En mind you: er wonen in heel Suriname minder mensen dan in Amsterdam, dus veel mensen kennen elkaar. Alles komt aan. Mijn gabber die daar toen een tijdje woonde en werkte kende daar een Surinaamse dame die ons vaak mee op sjouw nam. Zij was geboren in Suriname, opgegroeid in Nederland en sinds een aantal jaren weer terug in Suriname. Een donkerbruine dame. Een dame die gewend is aan de Nederlandse punctualiteit en zich ergert als een afspraak wat te laat komt, wat niet heel ongewoon is in Suriname. Die vrouw schreeuwde dingen tegen mensen waar de honden geen brood van lusten. En in Su heb je veel honden! Toen haar tuinman tien minuten te laat kwam (dat is in Suriname gewoon behoorlijk op tijd) kreeg die man opmerkingen naar zijn hoofd die jouw foute blanke PVV-stemmende oom niet zou durven maken.
Of ze zei toen wij ergens op een festival moesten werken: ‘Rod, koop lekker een fles wijn, ga lekker op de tribune zitten en laat die negers maar werken. Doen ze ook eens wat, want ze zijn allemaal lui.’ Dat zei deze diepdonkere mevrouw dus echt tegen mij. Ze maakte ook geen grap, ze meende het echt. Ik vond dat zo verbijsterend dat ik maar niet eens heb geantwoord en doorliep. Zij was niet pro-black, ze was een probleem.
Racisme is geen eenrichtingsverkeer. Als ik dat ergens heb geleerd is het in Suriname. Daar is het zelfs een achtbaansweg. Heen en terug. En wie het verkeer in Suriname kent weet dat het dan vaak verkeerd gaat. Als ik ergens een paar bijna dood ervaringen heb gehad was het daar. Want niemand weet of ie links of rechts moet rijden.
Dan pak ik liever de tram.
Category Archives: Rodweek
Rodweek 218 Shitshow
Aankomende zondag ga ik met met mijn bloedgabber Jazz, al 35 jaar mijn broeder van een andere moeder, naar de wedstrijd tussen de legendes van Ajax en die van Real Madrid. Mooi affiche en er doen aan beide kanten mooie namen uit het lichtere of donkergrijzere verleden mee. Maar om het nou ‘de wedstrijd van de eeuw’ te noemen voert wat ver. De 86-jarige Ajax-legende Sjaak Swart die denkt dat hij nog moeiteloos in Ajax 1 kan meekomen zit ook in de selectie, evenals andere iets jongere heren die ik ken uit de tijd dat ik bij Ajax werkte. En die zijn er, zoals wij allen, niet jonger op geworden. Gewoon een leuke show-wedstrijd. Meer niet. Daarom moest ik nogal lachen toen ik de aankomende bokswedstrijd tussen een influencer die z’n prikkertje graag in een Leerdammertje steekt en een bejaarde bokser als ‘de bokswedstrijd van de eeuw’ werd aangekondigd. Voor wie de heren niet kent: de 27-jarige Jake Paul tegen de 58-jarige Mike Tyson. Een robbertje knokken waar de heren allebei niet armer van worden. Al laat die ouwe zich in elkaar rossen door die 27-jarige koter: dan houdt hij er nog tussen de 13 en de 20 miljoen dollar aan over. Er zijn dagen dat ik het niet op mijn rekening heb staan. En dan gaf die ouwe bij die malle staredown even een klein klapje op het gezicht van die Youtuber: het zal wel. Shitshow. Veel plezier. Ik lees wel wie er gewonnen heeft. Het is nou niet bepaald Mohammed Ali tegen Joe Frazier die in hun tijd wel het gevecht van de eeuw uitvochten.
In het echte leven zijn er serieuzere gevechten aan de hand. Het gedoe in Rusland en de Oekraïne en het eeuwige gezanik in Israël en Palestina. Ik trek vrijwel nooit partij in dat soort conflicten waar mijn omgeving en ik geen deel van uitmaken. Het is niet mijn oorlog, zoals geen enkele dat eigenlijk is. Ik vind het voor alle inwoners van die gebieden allemaal even verschrikkelijk. Ik zit niet naar een voetbalwedstrijd te kijken waar ik een voorkeur voor een ploeg heb. ‘Voetbal is oorlog’, is een legendarische uitspraak van Rinus Michels. Ik ben het daar nooit mee eens geweest. Een voetbalwedstrijd heeft slechts drie uitkomsten: de thuisploeg wint, de uitploeg wint of het wordt een gelijkspel. Meer smaken zijn er niet. Een oorlog kent alleen maar verliezers. Oorlogen gaan over de lijken van mensen die geen flikker te maken hebben met wat de hoge piefen bepalen. Mensen die huis en haard verliezen of hun land moeten ontvluchten om de eigenpijperij van de macht. En die mensen worden dan ‘gelukszoekers’ genoemd. Geluk is toch wat we allemaal zoeken?
Iedere burger op aarde wil gewoon een rustig leven zonder al te veel gezeik aan z’n kop. Als land A ineens besluit om land B binnen te vallen dan worden er nogal wat levens op hun kop gezet door machtswellustelingen die vinden dat het anders moet. Maar die staan zelf niet aan het front. De soldaten zijn kanonnenvoer voor de pervertelingen die vanuit hun pluche stoelen maar even bepalen wat er moet gebeuren. Jongens van 19 die net haar op hun zak hebben, die net hun eerste schreden op het liefdespad hebben gezet, die net weten hoe een koud pilsje smaakt, die net…. Alles aan het ontdekken zijn. En die moeten dan sterven voor hun moederneukende vaderland. Dat is te afzichtelijk voor woorden.
Ik was er dan ook vrij duidelijk in tijdens mijn militaire dienstkeuring op 15 maart 1995 in Amsterdam op basis Kattenburg, ik was achttien jaar en drie dagen oud: ik had er totaal niet de minste interesse in om mijn vaderland op die manier te dienen. Ik had wel wat beters te doen. En dat liet ik ook in woord en gebaar blijken door zo ongeïnteresseerd en verveeld mogelijk te doen teneinde de hoge heren te overtuigen dat ze aan mij niet zo veel zouden hebben. Ik deed (en was) chagrijnig. Ik had helemaal geen zin in dit gekutklooi aan m’n hoofd. Dat ze maar niet dachten een gemotiveerde soldaat te krijgen. Desalniettemin werd ik goedgekeurd. Ik voldeed aan alle fysieke en mentale eisen. En ik had drie borden nasi goreng en rendang op. De lunch was uitstekend voor een Indo, dus mijn humeur was al een stuk beter. Ik werd na afloop van dat hele gedoe op het kantoor geroepen: ‘Rijsdijk, wil jij eigenlijk wel in militaire dienst?’ Kennelijk was mijn complete apathie toch een beetje overgekomen. Ik vertelde de pief van dienst in alle serieusheid dat die hele shizzle voor mij niet zo hoefde. Ik vang een kogel voor mijn meisie, mijn familie en mijn vrienden, maar niet voor het hele land. Ik groeide in mijn betoog en vertelde dat ik ook niet zou kunnen schieten op iemand van mijn leeftijd die zijn uniform toevallig in een ander land heeft gehad. Iemand die onder andere omstandigheden misschien wel een vriend van mij had kunnen zijn. Vrede voor de natie, maar ik ben geen nazi ouwe! Dat ‘ouwe’ zei ik er dan weer niet bij, maar dat staat leuk in het verhaal, toch?
Gelukkig had ik de tijd mee. In 1995 stond de dienstplicht op de helling, dus iedereen die niet per se wilde hoefde ook niet per se met de hele shitshow mee te doen.
‘U kunt gaan Rijsdijk, u hoort nog.’
Ik kreeg inderdaad een tijdje later nog een brief. Dat ik in geval van nood alsnog ingezet zou kunnen worden. Nou kende ik een aantal jongens, net iets ouder dan mijzelve, die net over de grens in het Duitse Seedorf waren ingezet om hun militaire dienstplicht te vervullen. En die zeiden allemaal: ‘Nou als die Moffen ergens de grens over hadden kunnen gaan was het bij ons!’ Die zaten alleen maar te zuipen en te roken. Dat deed ik ook, maar dan gewoon lekker thuis in Amsterdam. Dat vond ik een stuk relaxter. Volgens mij was ik tot mijn 45e nog oproepbaar, maar die leeftijd ben ik ook al gepasseerd, dus sorry Nederland: ik ga nu officieel geen kogels meer voor jullie terugkoppen! Voor zover ik dat al van plan was.
En nu zijn er dus constant oorlogen op micro-, meso- en macroniveau. Dus tussen individuen, groepen en op hoger niveau. Nou ben ik niet zo’n ruziemaker, maar als ik al ruzie heb dan beperk ik me tot microniveau. Aan ruzies tussen groepen heb ik nooit meegedaan. Vechtpartijen van mijn club Ajax met een rivaliserende club? Werd ik gebeld om bij Diemen of in de Bijlmer fans van Feyenoord of ADO op te vangen. Fuck off. Zoek het uit, maar niet met mij erbij. Daar heb ik echt nooit aan meegedaan.
Mijn mond is de lont en mijn pen is de bom. Gewelddadiger wordt het niet in mijn leven. Mensen die niet kunnen praten en/of schrijven gaan vechten. Dat is prima op een schoolplein (microniveau), maar met groepjes tegen elkaar vechten (meso) of in het ergste geval oorlog voeren (macro) wordt het al een stuk vervelender. Weet je, zoek het uit. Ik ga zondag dus met mijn broer van een andere moer naar die gekke showwedstrijd. We zitten op de F-Side. En daar gaan we van alles vergieten, maar geen bloed. Wij genieten van voetbal en onze vriendschap. En dan zijn we even heel ver weg van de shitshow die de wereld momenteel is.
Rodweek 217 Brillenhoofd
Eén van mijn favoriete columnisten was altijd Martin Bril. Hoewel Martin nooit vaak een bril droeg, hooguit een leesbrilletje als hij moest voordragen, vond ik hem wel echt een brillenhoofd hebben. Meer mensen hebben dat. Als mijn vrienden Marcel en Jesse hun bril even niet op hebben dan zien ze er vreemd uit voor mij. Die bril op hun hoofden hoort in mijn beeld volkomen onlosmakelijk bij hun uitstraling en persoonlijkheid. Ik heb absoluut geen brillenhoofd, vind ik zelf. Dat kan ook gewoon ijdelheid zijn, sterker nog, dat is het ook. Toch heb ik al bijna heel mijn leven slechte ogen. Mijn handicap is min vijf. Dat betekent dat als ik zonder mijn lenzen in wakker word dat ik de klok van de Zuidertoren niet of heel moeizaam met samengeknepen ogen kan lezen vanuit mijn bed. Terwijl het toch geen kleine cijfers en wijzers zijn. Zo’n paar keer per jaar denk ik dat mijn ogen wonderbaarlijk genezen ben. Dan word ik wakker en kan ik de klok duidelijk plotseling lezen. Maar een seconde later besef ik me dan dat ik tijdens het lezen in bed gewoon in slaap ben gedonderd en dat ik mijn lenzen nog uit moet doen.
Mijn visuele problemen kwamen aan het licht toen ik een jaar of elf was. Ik was best een goede leerling, maar op een gegeven moment kelderden mijn cijfers harder dan de aandelen van de Blokker momenteel. Reden: ik kon de sommen en zinnen op het bord niet meer goed lezen. Omdat te verbloemen vroeg ik even of ik naar de WC mocht en dan probeerde ik op de heen- en terugweg zoveel mogelijk te onthouden en er zo maar doorheen te meanderen. Dat ging soms goed. Maar steeds vaker niet. Dus dat ging opvallen. Ik kon ook de ondertitels van Miami Vice en The A-Team steeds moeizamer lezen, al kon ik dat nog maskeren omdat mijn Engels toen al goed genoeg was om geen ondertitels nodig te hebben.
Ik wilde gewoon absoluut geen bril. Ik vond dat totaal ontsierend voor mijn gezicht dus ik deed er alles aan om die mist voor mijn netvlies te niet op te laten vallen. Waarschijnlijk hoopte ik dat het tijdelijk was en dat het zich wel zou oplossen. Ik hoopte tegen elke realiteitszin in dat mijn wazige zicht zou oplossen als mist in de ochtend. Maar nee. Natuurlijk niet. Ik moest mijn strijd staken, het onvermijdelijke moest er een keer van komen. Al een misdadiger die naar het schavot werd geleid, teneinde zijn kop er af te laten hakken, zo liet ik mij meevoeren naar de opticien alwaar werd geconstateerd dat ik een handicap van min anderhalf had, dus daar moet ik al een aardige tijd mee rond hebben gelopen. Die sterkte is best een stevige instap voor een kind van elf. Dus ik moest aan de bril. Ik kon wel janken. Dus dat deed ik dan ook. Die bril deed ik slechts op wanneer het hoognodig was. Dus in de klas en bij het TV kijken. Op straat zeker niet. Als mensen aan de overkant van de straat naar mij zwaaiden zwaaide ik op goed geluk maar terug. Geen idee naar wie ik dan mijn hand opstak, maar het zou wel goed zijn.
Eigenlijk was het een soort rouwproces waar ik doorheen ging: in eerste instantie de ontkenning dat ik slechte ogen had, het probleem proberen te verdoezelen, daarna de woede en het verdriet en dan uiteindelijk de aanvaarding.
Toen ik begon te puberen en zelf wat geld begon te verdienen besteedde ik zo ongeveer mijn eerste centen aan contactlenzen. Mijn ogen waren doordat ik mijn bril slechts in de hoognodige gevallen droeg inmiddels al achteruit gegaan naar min vier. De eerste keren dat ik ze in moest doen: het was de hel. Nou heb ik al geen verfijnde ooghand-coördinatie, dus dat gepriegel met die lenzen viel me lelijk tegen. Ik stond een half uur eerder op om ze in te krijgen. Later plopte ik die lenzen binnen tien seconden op mijn oogbol, maar in het begin was dat bepaald geen sinecure. Maar toen ik er aan gewend was ging er een wereld voor me open. Ik heb nooit meer anders gewild.
Eigenlijk heeft bijna iedereen van mijn leeftijd inmiddels wel lenzen, een bril of op z’n minst een leesbril, zo dacht ik. Tot ik afgelopen woensdag met Menno (49) en Maarten (48), dus beiden net iets ouder dan ik voetbal ging kijken. Geen idee hoe we er op kwamen, maar ineens ging het over visuele beperkingen. En tot mijn verbijstering (en lichte jaloezie) bleken beide heren nog geen enkele last te hebben van ook maar enigszins beperkt zicht. Niet eens een leesbrilletje! Dat hoor (en zie!) ik nog maar zelden van mijn generatiegenoten.
Ik ben altijd blij geweest met mijn lenzen. Maar ik merk nu wel dat het voor mijn ogen wat rustiger zou zijn om bijvoorbeeld thuis af en toe een bril te dragen. Dus na een kleine vijfendertig jaar ga ik mezelf toch maar eens af en toe een brillenhoofd proberen aan te meten. Die overdreven ijdelheid ben ik inmiddels wel voorbij en tegenwoordig zijn de brillen een stuk flatteuser en modieuzer dan in de jaren tachtig, al hoef ik ook geen moeilijke Prins Bernhard jr-bril. Het paradoxale aan mij is wel dat ik zonnebrillen dan altijd wel mooi en cool heb gevonden. Als er één streep zon in die stad schijnt heb ik die Ray-Ban gelijk op m’n porem.
Samen met de brilloze Maarten en Menno zag ik, de valsspeler met lenzen, Ajax in de Kuip winnen met 0-2. Dik verdiend. Wij zagen dat het goed was. Maar dat had ik zonder lenzen ook nog wel gezien!
Rodweek 216 Koude douche
Er zijn oneindig veel redenen waarom ik nooit van kamperen heb gehouden. Kramperen noem ik het altijd. Ik woon in een huis dat van alle gemakken is voorzien, dus dan ga ik niet betalen om naar de plee te lopen met een rol schijtlint onder de arm, te slapen in een ongemakkelijke caravan, of nog erger: op een matje in een tentje. Ik ken genoeg mensen die erbij zweren maar die sensaties zijn aan mij allemaal nooit besteed geweest. Het allerergste van alles: koude douches. Ik heb het lang geleden geprobeerd, maar nee. Nou klinkt het misschien verwend, maar ik hoef echt geen vijfsterrenhotel, ik ben gewoon een bescheiden arbeidersjongen, maar een lekker bed en een goede douche behoren absoluut tot mijn basiseisenpakket.
Zoals gezegd: ik leef met mijn dame in een uitermate comfortabel huis. Lekker de ruimte. Goed bed. Fijne badkamer. Nou moesten er dus onlangs wat reparaties gebeuren in ons huis. De rookgasafvoer en de CV-ketel moesten worden vervangen. Onze onvolprezen woningbouwvereniging Ymere zou het hele pand in een ochtend fiksen. Helemaal picobello, want als die rookgasafvoer niet vervangen zou worden zouden we ons Waterloo aan het Waterlooplein weleens kunnen vinden. Willen we nog niet, dus de shit moet gebeuren.
Dikke prima. Blijven we voor thuis. Nou ben ik op zijn vriendelijkst gezegd niet de handigste. Eerder een klunser dan een klusser. Als ik een spijker in de muur sla zit half Amsterdam zonder stroom. Dus alles wat ik niet kan (en dat is best veel) laat ik over aan mensen die daar beter in zijn. Zo meander ik mijzelf al bijna een halve eeuw door het leven. Maar helaas bleek onze onvolprezen huisverhuurder een stel beunhazen te hebben aangenomen voor deze klus die vermoedelijk zijn voortgekomen uit een groepsorgie tussen Picobello BV, Buurman en Buurman en de Firma Biereco uit de Familie Doorzon.
Op dag één kwamen de jongens goed geluimd binnen om 8.00 en begonnen ijverig te werken. Maar ze bleken verkeerde gereedschappen bij zich te hebben. Dat kon op die dag niet meer geregeld worden en het warme water was inmiddels afgesloten. Geen warme douche dus! En onze buren ook niet, maar goed. Dat zou dan de volgende dag geregeld worden. De volgende dag liep ik mijn gebruikelijke ochtendwandeling. Toen ik thuiskwam met de boodschappen, mezelf reeds verkneukelend op een lekkere warme douche keek mijn dame mij al bezorgd aan en gaf mij de koude douche: nog steeds geen douche en verwarming. Dit begon inmiddels toch verdacht veel op kamperen te lijken.
De jongens, waarvan er een aantal niet zouden misstaan in ‘Help mijn man is klusser’, bleken allemaal voor verschillende bedrijven te werken en hadden ruzie met elkaar gekregen. Gevolg: ze liepen kwaad de deur uit! Op één man na die in zijn eentje overbleef, maar niet alles in zijn eentje kon en die dus de boodschapper moest zijn. Nou moet je dus nooit op de boodschapper schieten, dus wij waren mild voor hem, maar onze veel fellere onderbuurvrouw is ongetwijfeld tegen die gozer uit haar dak gegaan. Dus het werd weer uitgesteld.
Dag drie: er kwamen weer andere jongens. Weer gehannes. Natuurlijk. En ze wisten ook niet zeker of het op deze dag dan weer wel zou lukken. Ik slaakte een diepe zucht. Het begon bijna op Jiskefet te lijken. Maar toen kwam onze verlosser: zo’n ouwe Amsterdamse kluskrijger die gelijk precies zag wat er aan de hand was en wist wat er moest gebeuren. Hatseklats en gefikst. We konden in elk geval douchen, dus mijn blijdschap grensde al aan hondsdolheid!
Er moet nog wat stucwerk gebeuren en dan is alles als het goed is geregeld. Kijken welke Picobello-afstammeling ze nu weer sturen en wanneer. Maar beter sturen ze die ouwe kluskrijger. De warme douche heeft nog nooit zo lekker gevoeld.
Rodweek 215 Ronselen
Ach vroeger in de buurt, vroeger. Dat waren nog eens tijden. De schepen waren nog van hout en de kerels van ijzer. Tegenwoordig is het omgekeerd. Die quote heb ik even gepikt van wijlen Bobby Haarms, ‘de goede beul van Ajax.’ Maar nog ver voor Bobby Haarms zijn tijd had Amsterdam een haven van waaruit de scheepsbemanning werd geronseld in de kroegen op de Zeedijk. Onder invloed van veel bier en grote beloftes vertrokken de mannen, uitgezwaaid door hun huilende vrouwen en kinderen vanaf de Schreierstoren naar verre oorden.
En zo ging het anno 2024 ook zo’n beetje, maar dan met de techniek van nu en zonder jankende partners. Ik kom weleens in Café Zilt op de Zeedijk. En wie daar ook komt is Isabelle, een Amsterdamse dame die stadstours en evenementen organiseert. Een echte organisatrice. Die kun je om een boodschap sturen. En zo werd Isabelle gevraagd of ze niet wat figuranten wist voor op een boot. Dus Isabelle ronselde in de groepsapp van Zilt en jawel, ze viste en had spoedig beet. Ik hapte ook.
Amsterdamned 2! Dat moest het wel zijn, want de opnames voor die film, het vervolg op de kaskraker uit de jaren 80: daar moest ik natuurlijk bij zijn. Enkele andere leuke mensen uit het café hadden ook hun medewerking toegezegd, dus ik had er helemaal zin in! Financiële vergoeding: nul euro, maar wel buffet en drankjes: helemaal prima. Amsterdamned 2! Natuurlijk! Elke trotse inwoner van de stad wil daaraan meedoen toch?
In de ochtend van de opnamedag appte Isabelle me dat er een afzegging was en of ik nog snel iemand wist. Even denken. Vrouwlief kon niet, die moest werken, dus mijn idee: ik post een ronselende Facebookpost en dan hap ik vast wel iemand binnen. Ik heb een groot netwerk. Verzameladres in het centrum van Amsterdam erbij, komt helemaal goed, zo stelde ik Isabelle gerust. Mijn tactiek werkte. Er waren alleen wat kleine misverstanden.
Ten eerste was er maar één figurant nodig, maar de tweede was nog erger: het ging dus helemaal niet om de opnames van Amsterdamned 2!! Ik had dat om de een of andere reden aangenomen omdat de opnames voor die film toevallig in die week ook in onze buurt zouden zijn.
Het ging om een kerstfotoshoot voor een rondvaartrederij! Ik vond het al gek dat we kerstkleding mee moesten nemen voor Amsterdamned 2. Zou de kerstman worden vermoord in de film? Moord op het kerstdiner met het mooie decor van de grachtengordel als achtergrond? Ik had het allemaal al bedacht. Maar niks van dat alles dus.
Kortom: teleurgestelde mensen die zich meldden bij dat kantoor en die voor Amsterdamned 2 kwamen (op Louise na!). Dus toen ik bij dat kantoor aankwam (‘Dus jij bent Rodney’) werd ik even hartelijk bedankt voor mijn ronselende post op Facebook, maar werd mij ook vriendelijk doch dringend verzocht of ik het bericht even als de sodeflikker wilde verwijderen voor er nog meer mensen kwamen! Ik had het weer eens totaal verkeerd begrepen.
Na al deze consternatie gingen wij met vijf chique geklede personen aan boord van een prachtige houten rondvaartboot. En wat de bedoeling was: wijn drinken, hapjes eten en mooi wezen! Nou, dat kun je aan vijf goed getrainde horecatijgers goed overlaten! We hebben de hele middag gevaren n genoten van prachtige wijnen en exquise eten. En daar moesten we af en toe een beetje leuk bij kijken voor de foto’s. Er zijn slechtere manieren om je duffe dooie maandagmiddag te besteden!
Ik dacht eigenlijk aan sperziebonen, karbonade en een slobberwijntje voor het avondeten, maar we kwamen rondom gevuld de boot af. We hadden zeker geen scheurbuik, zoals ze dat vroeger op de schepen hadden. Dit was even andere koek!
Met een gezellige slok op meerden we weer aan van waar onze vaartocht over de majesteuze Amsterdamse grachten begon. En we hadden dan wel een aardig wijntje op, maar we spugen allemaal niet op een extra slok op de borrel, dus we zakten nog nog even af in wat nabijgelegen horeca voor een afzakker. Houten schepen, maar ijzeren levers! Het was een hilarische dag. Voor dit soort boottochten mogen ze me vaker ronselen!
Rodweek 214 Buikloop tot pleeloop
Mo en ik gaan eigenlijk niet zo vaak uit eten. En afhalen of bestellen doen we ook niet heel veel. De exorbitante prijzen in veel horeca zijn eigenlijk niet eens de belangrijkste reden dat we dat niet vaak doen. Wij hebben het niet zo slecht. De hoofdreden is eigenlijk dat wij veel van de gerechten die wij lekker vinden zelf beter en lekkerder kunnen maken. Wij vinden kokkerellen allebei ook echt leuk om te doen.
Dus waarom zou ik ergens voor twaalf euro een uitsmijter eten terwijl ik zelf ooit van ome Aart de perfecte uitsmijter heb leren bakken? Mo maakt de lekkerste pasta carbonara (en andere pasta’s) die ik ooit heb gegeten. Dat zijn altijd tienen. Daarvoor hoeven wij echt niet naar een restaurant. Mijn rendang is fameus in mijn vriendenkring, daar hoef ik niet voor naar de toko. Voor de Surinaamse bami van Mo kun je me wakker maken. Ik kan zelf een betere biefstuk bakken dan die ik voor dertig piek in een restaurant geserveerd krijg en mosselen kunnen we allebei fantastisch zelf maken. En daarnaast hebben wij het thuis ook prima naar onze zin. Voor de gezelligheid hoeven we echt niet per se de deur uit.
Af en toe eten we bij ons in de buurt in ‘t Gasthuys. Een gezellig pretentieloos restaurantje zonder poespas of hippe gerechten en waar je voor een prima prijs leuk kunt eten. Daar voel je je in elk geval niet bekocht, zoals in veel horeca.
Maar hoe goed wij ook voor ons zelf koken: soms moet je je meerdere erkennen. In Agia Galini is Babis onovertroffen in alles wat hij maakt. Die man is een tovenaar die ergens in een uithoek op Kreta verstopt zit. En Onar maakt daar de beste vis klaar. Beter dan dat we dat zelf kunnen. En in Amsterdam-West zit al jaren mijn favoriete Surinaamse afhaaltent. Ik heb bijna mijn halve leven in die buurt gewoond en ik kwam daar een tijdlang vrijwel wekelijks. Haar nasi met garnalen is bizar lekker. Toen ik Mo introduceerde met haar eten was ze ook meteen om. Ik woon al zeven jaar niet meer in West maar zodra ik voorzichtig aankondig dat ik daar in de buurt moet zijn dan MOET ik daar eten meenemen. Geen ontsnappen mogelijk.
En zo ook afgelopen woensdag. Even weer naar m’n ouwe buurt en een lekkere roti garnalen voor Mo en een flinke bak nasi garnalen voor mij. Bakabana’s met satésaus erbij. Blijer kun je ons niet maken. De eigenares is een gulle kok, dus van haar vriendelijk geprijsde gerechten kun je als gemiddelde eter makkelijk twee dagen eten. Dat doen we dus ook altijd.
Zoals gewoonlijk smulden we weer van ons favoriete Surinaamse eten. Ik kom er nog maar een paar keer per jaar en het is altijd weer een feest op een bordje. De volgende dag keken we dus al reikhalzend uit om de rest op te eten en aldus geschiedde. Nog zo’n culinair orgasme! En toen ging het, de volgende dag voor het eerst in jaren volkomen mis. En niet alleen bij Mo of alleen bij mij: we waren allebei hondsberoerd. Ik durf niet met honderd procent zekerheid te stellen dat er iets mis was met Gieta’s verrukkelijke eten, maar we waren wel allebei tegelijk ziek. Buikloop galore! Ik zal u de verdere details besparen. En allebei zo suf als een uitgewrongen dweil. We zitten nu op dag drie en we beginnen allebei langzaam weer bij te trekken, al zijn we er nog niet.
Dit is overigens geen anti-reclame voor mijn favoriete Suritent want de volgende keer haal ik er gewoon weer mijn gebruikelijke nasi garnalen en ik kan het ook zeker aanraden want haar eten is gewoon heerlijk en ik heb er in al die jaren nog nooit problemen mee gehad. Misschien is er wat anders die dag niet goed gevallen. Al zou ik niet zo goed weten wat.
Een dag of twee hebben we eigenlijk amper gegeten en dat is voor smulpapen zoals wij redelijk uitzonderlijk. Gelukkig begint de trek in eten vandaag weer op gang te komen en ging er zelfs weer een goed ontbijt in en hadden we het vanmorgen alweer over het avondeten. Dus we beginnen weer op gang te komen.
Wat ook op gang komt is de Dam tot Dam-loop zag ik vanmorgen bij het boodschappen doen. Een jaarlijkse tocht waarin mensen hardlopend, wandelend of fietsend de zestien kilometer van de Dam in Amsterdam naar de Dam in Zaandam afleggen.
Ik wens ze veel succes. Ze hebben lekker weer. Wij houden het nog even bij de ‘buikloop tot plee-loop.’ We hebben al wat kilometers gemaakt de afgelopen dagen, maar de finish is in zicht!
Rodweek 213 Strandavia
Altijd voorzichtig wezen met wat je wenst, dat is een wijze les die ik ooit leerde. Maar soms gaat het dus toch weleens mis. Zo zei ik toen we twee weken geleden weer eens naar Agia Galini gingen tegen Mo: ‘Goh, misschien is het leuk om eens een dagje Heraklion te doen, of anders op de dag dat we terugvliegen, want we vliegen toch laat’. Uiteraard kwam dat er niet van. Wie de voorgaande columns heeft gelezen over onze ‘klootzakkendagen’ weet dat wij de meest luie vakantie ooit hebben gehad. We hebben elf dagen als twee lethargische slakken geleefd en dat was heerlijk. Waren we allebei erg aan toe.
Maar toch kwam mijn wens dus uit, maar dan niet op de manier zoals ik het vooraf had bedacht. Onze vlucht van Transavia zou op woensdagavond 4 september om 21.40 vertrekken. Onze vaste zwijgzame chauffeur Kostas zorgde er voor dat we ruim op tijd op het vliegveld waren. Even sigaretten kopen omdat die in Griekenland nog wel betaalbaar zijn, koffer inchecken en door de douane. So far so good. We hadden nog genoeg tijd dus die tijd hielpen wij vakkundig om zeep met potjes yathzee, wijn en een broodje. Heraklion Airport is een dodelijk saai vliegveld waar niks te doen is, dus we moesten ons even vermaken. En dat kunnen wij heel goed.
Toen kwam de melding dat de vlucht vertraagd was. En even later kwam de volgende melding dat de vlucht nog iets meer vertraagd was. Kan gebeuren. Nog maar een potje yathzee en nog maar wat meer van die kleine flesjes wijn erbij halen dan. Wachten is niet erg, maar je moet er wel wat te drinken bij hebben, ja toch?
We hadden goed zicht op de rij wachtenden bij de gate en inderdaad, op een goed moment kwam er beweging in de menselijke rups. Wij hoeven nooit zo als eerste te boarden dus we lieten de massa lekker lopen om enkele minuten later als de laatsten der Mo(!)-hikanen aan te sluiten. En toen zagen we de mensen die al tijd in de rij hadden gestaan ineens weer terugkeren. Wat was hier aan de hand?
De vlucht bleek dus harder gecanceld te zijn dan de gemiddelde BN-er van tegenwoordig. Technisch mankement, zo gonsde het door de rij. De informatievoorziening van Transavia was om het zuinig te zeggen nogal zuinigjes. Terug naar de bagageband om weer een eeuwigheid te wachten op onze koffer. Nou vind ik wachten op elk vliegveld al een hel (ik heb op mijn geboortedag bepaald niet vooraan gestaan toen ze het pakket geduld uitdeelden) maar op Heraklion lijkt het echt alsof de klok achteruit loopt. Ik kan daar slecht tegen.
Daar waren de koffers dan eindelijk, maar wat nu? De nacht begon inmiddels al te puberen, dus het werd vervelend. Alle passagiers werden vervoerd naar een hotel in de buurt van het vliegveld waar ze dus kennelijk plaats hadden voor zo’n 200 gestrande reizigers. Dat kon niet veel zijn dat hotel, zo dachten wij iets te voorbarig, maar dat viel dus allezins mee. Het was zelfs een behoorlijk goed hotel in Gornes Gouvon, een plaats die feitelijk niet meer is dan de snelweg tussen Chersonissos en Malia en waar toevallig een hotel neergeplempt is. We konden er nog een kleine vier uur slapen en ontbijten en om 8.30 werden we weer opgehaald. De nieuwe vlucht zou ons namelijk om 11.00 weer terug naar Amsterdam brengen. Niet zeuren. Het was nou eenmaal niet anders.
Met kleine oogjes de bus weer in, op naar het vliegveld. Eenmaal daar bleek ook die vlucht dus niet door te gaan. Navraag bij de servicebalie leerde dat er nog tien plekken op de avondvlucht naar Amsterdam over waren, maar dat we wel zelf moesten bellen. Hartstikke leuk, maar we waren natuurlijk niet enigen. Dus toen Mo na een goede tien minuten eindelijk door de wachtrij heen was gekomen waren die tien plaatsen al foetsie natuurlijk.
Volgende optie? Vrijdag 5 september 2024. Wederom om 21.40. Vingers gekruisd. Maar we moesten dus nog snel een goede plek dichtbij regelen. Agia Galini was net iets te ver weg en zo boekten wij een appartement in het centrum van Heraklion, dus ja hoor, de wens was uitgekomen.
Heraklion is geen wonderschone stad. Je kunt het moeilijk het Kretenzer Kroonjuweel noemen. Maar we hadden tenminste onderdak met een mooi uitzicht over de haven. Maar hoe hard we ons best ook deden: we konden er maar moeilijk van genieten. We waren simpelweg te moe. Dus in plaats van des avonds copieus op kosten van Transavia uit eten te gaan kookten we zelf een eenvoudig maaltje in ons appartement en om 21.00 lagen we er compleet af en vielen we in een comateuze slaap.
Om 10.00 de volgende ochtend moesten we ons tijdelijke onderkomen alweer verlaten en hadden we dus nog een uurtje of acht om Heraklion beter te leren kennen. En inderdaad, dat beviel een stuk beter. Net als in elke andere grote stad moet je ook hier niet in de grote straten zijn, maar in de charmante steegjes en zijstraatjes en dan kun je er zomaar een leuke dag hebben en heerlijk en betaalbaar eten en drinken. Maar om er een week op vakantie gaan: nou nee.
Eind van de middag weer terug naar het aftandse vliegveld. Wijntje. Yathzee en goed uitgerust. En zowaar. Onze vlucht ging. We krijgen dus nog een standaardsom geld terug voor de vertraging en hopelijk ook het grootste gedeelte van onze gemaakte kosten en gederfde inkomsten.
Maar ik heb m’n dagje Heraklion, twee zelfs, gehad. Met dank aan het onvolprezen Strandavia.
Kretenzer Klootzakkendagen (3)
3306, 5398, 4378, 4477, 3817, 4406 en 6868: het zijn de magere cijfers van mijn stappenteller van de afgelopen zeven dagen. Als de stappenteller een Olympische discipline was zou ik met de cijfers van de afgelopen dagen niet in de buurt van een gouden plak komen. Thuis in Amsterdam is het absolute minimum op een luie dag 10.000 stappen en op een topdag tippel ik zomaar rond de 20.000 stappen door de stad. 10.000 stappen is ongeveer 7 kilometer. Vanaf Chateau Waterloo loop ik de Amstel rond, loop ik soms naar De Pijp om boodschappen te doen, loop ik naar de Jordaan om osseworst bij Louman te halen of naar Oud West om te werken of naar de markt te gaan. Dan lopen je stappen aardig op. En sowieso begin ik de dag altijd met een wandeling.
Als je 20.000 stappen in Agia Galini zet dan heb je het hele dorp minimaal zes keer rondgelopen. Ik begin ook hier met een ochtendwandeling. Boodschappen halen bij de supermarkt in de haven dan de berg weer op naar het appartement en dan begint het grote lethargische niks doen. Het is ook veel te warm om iets te doen. Het kwik tikt elke dag tegen de 35 graden aan en zonder enige vorm van inspanning biggelen de zweetdruppels over onze lijven.
Onze grootste inspanningen bestaan uit yathzee spelen, een wijntje drinken en aan het eind van de middag bedenken waar we gaan eten. Daar lopen we dan naartoe om te eten en dan gaan we weer terug die berg op. En dat ritueel herhaalt zich elke dag.
‘’Maar een beetje wijn zuipen en spelletjes doen dat kan je toch in Amsterdam toch ook?’’
Jazeker, maar met dit verschil dat we in Amsterdam altijd meteen ‘aan staan’ als we wakker worden. Er moet altijd wel iets. Werk, privé, whatever. Hier moet niks. We staan hier niet de hele dag aan. Hoogstens op een waakvlammetje. En dat is fijn. Hier kunnen we gewoon lekker klootzakken.
Aankomende maandag gaan we iets doen wat op een activiteit lijkt. We gaan midgetgolfen met onze vrienden Vicky en George. Met die achttien holes die we moeten aflopen probeer ik mijn abominabele stappentellergemiddelde van deze week nog enigszins op te krikken.
En nou loop ik deze vakantie voor mijn doen al extreem weinig: Mo loopt nog veel minder. De enige stappen die zij maakt is als ze van het balkon naar de koelkast loopt om wijn voor ons in te schenken. En om in de avond ergens te gaan eten. Dat is niet om haar belachelijk te maken: ze houdt gewoon niet van wandelen. Ik kan haar vrijwel nooit verleiden tot een lekkere wandeling. En in de ochtend al helemaal niet. In de middag met een eventuele stop op een terras is kansrijker. Mo loopt al genoeg op haar werk. En daar is wat voor te zeggen. Ik loop ook veel tijdens mijn horecawerk, maar ik vind wandelen in mijn vrije tijd heerlijk en ontspannend. En dan kan ik ook lekker nadenken over de stukken die ik wil schrijven of over andere zaken. Dat heeft niet iedereen.
Vandaar dat ik laatst zowat een tia kreeg toen mijn liefste tijdens het eten ineens zei: ‘Zullen we van de week eens de pier af lopen? Dan kunnen we ook nog een stukje naar boven klimmen.’
Ik wist niet wat ik hoorde! Even dacht ik dat mijn liefste door de hitte bevangen was, maar ze meende het echt!
Ik zal vandaag toch maar eens vragen of ze het echt meent. Ik zal mijn stappenteller aanzetten. En ondertussen klootzakken we lekker door.
Rodweek 211 Kretenzer Klootzakkendagen (2)
Gisteren op dag 2 gingen we even langsklootzakken bij onze vrienden Babis en Nektaria, die een camping en een restaurant bestieren aan de rand van het dorp. Even de bush bush door en je bent er. Babis’ motto is ‘never trust a skinny cook’ en hij doet zijn motto eer aan. Babis is ook een bijzonder genereuze kok. Wie bij Babis met honger de deur uitgaat moet een koe zijn, iemand met vier magen. Het eten is er belachelijk lekker. En belachelijk veel. Nektaria bestiert de bar en zij schenkt de lekkerste raki in town. Die raki krijgen we altijd na afloop en ze drinkt graag een glaasje mee met ons. Nektaria gelooft ook heilig dat raki overal goed voor is. Ziek? Raki. Wond? Raki. Poot gebroken? Raki. Ze zijn onze favoriete Griekse ‘moordenaars’ omdat we daar altijd zo vol van alles weglopen dat het lijkt of ze een moordaanslag op ons hebben beraamd.
Vandaag is de derde dag van de vakantie en even als de twee dagen daarvoor viert de lethargie hoogtij in ons kleine appartement. We zijn zo lui als onze katten. Ik heb slakken gezien die er een hoger leeftempo op nahouden dan wij. Wij behoren qua leeftijd tot de jongeren in dit ouwe lullen-oord, maar ik denk dat de meeste grijskopjes een stuk actiever zijn dan wij. Ook vannacht hebben we weer tien uur geslapen. Iets waar we in Amsterdam nooit aan toe komen. We hebben het kennelijk echt even nodig.
Eenmaal wakker en bereid om op te staan gooi ik een staart in mijn immer ontplofte ochtendkapsel, doe een petje achterstevoren op mijn hoofd, schiet in een basketbalshirtje, een korte broek en een paar slippers en dan ga ik aan de wandel. Luchtje op en gaan. Ontbijt hadden we nog liggen, dus ik hoefde alleen cola, fanta en water om koffie en thee mee te maken te kopen. En wijn natuurlijk. Even een rondje door het dorp, hier en daar even gedag zeggen en met de zojuist aangeschafte liquide middelen weer het trappetje de berg op. 82 ongelijke treden. Ik heb ze geteld. En dan nog 17 treden naar ons appartement. Ach, we zijn wat gewend: wij wonen in Amsterdam op vijf hoog zonder lift: 68 treden. Wij vergeten dus niks als we boodschappen moeten doen. Bovendien is het trappenlopen even geen sinecure voor mij omdat ik vorige week een knieblessure heb opgelopen. Dus ik vergeet echt niks.
Na het ontbijt, een croissant met onze zelf meegebrachte Tynjetalerkaas (onze favoriete kaas, absolute aanrader, we nemen het ook mee voor onze Griekse vrienden: sterker nog, we komen het dorp niet eens meer in zonder!) maar weer even op bed liggen. Mo las de nieuwe Linda en ik die van de vorige maand. Luister piemelepoges die daar om lacht: ik ben 47 en alle schaamte allang voorbij. Ik lees de Linda, OK? Gewoon een mooi blad, Mo is een abonnee. Mo wil haar Linda’s soms wel eens weggeven, maar dan moet ik er soms even voor gaan liggen omdat ik de laatste nog niet gelezen heb.
Na het lezen der Linda’s een paar potjes Yathzee . We spelen altijd het hele blaadje, dus alle zes kolommen tegelijk. Een uurtje per potje. Paar glaasjes wijn erbij en het is zomaar ineens 16.00.
Het is inmiddels 17.00. We zijn allebei net gedoucht. We klootzakken de dag dus weer aardig door. Normaal heeft een van ons altijd wel een soort van stellig idee over wat we willen eten in de avond, maar we hebben nu eigenlijk allebei nog geen idee.
We gaan zo naar het strand waar onze amigo Jorgos in een strandtent werkt. Nog steeds geen idee wat we gaan eten, maar dan klootzakken we daar lekker verder.
Rodweek 210 Kretenzer Klootzakkendagen (1)
Als mijn vriendin en ik na een paar dagen achter elkaar hard werken eindelijk eens samen vrij zijn dan hebben wij ‘klootzakkendag’. Op klootzakkendag mogen we alles en moeten we niks. Dat kan ook inhouden dat we dan ook de gehele dag zo goed als niks doen. Potje yathzee, wijn drinken, ouwe lullen-slapie doen in de middag, lezen of gewoon lekker TV kijken. Kortom: gewoon lekker een beetje de dag door klootzakken.
Klootzakkendag hoeven we overigens niet per se samen te doen. Als ik lekker lang wil wandelen of Mo wil iets voor zichzelf doen: ook goed. Wij zijn niet zo’n stel dat alles altijd maar samen moet doen. Wij kunnen het gelukkig ook uitstekend met onszelf vinden.
En nu hebben we tien klootzakkendagen op Kreta, in ons Agia Galini waar we elk jaar altijd wel één of twee keer per jaar komen. Agia Galini is de perfecte locatie voor klootzakkendagen: er is gewoon niet heel veel te doen. Beetje lezen, spelletje doen en dan in de middag lekker terrashoppen, in de avond eten: meer doen we niet. Je zult ons niet op surfplanken, op jeepsafari’s, abseilen of tijdens een ellenlange klimtocht in de bergen aantreffen. Wij zijn allebei tamelijk luie vakantiegangers die lekker de dag door klootzakken. Wij hebben nietsdoen tot kunst verheven. Ook omdat we het in Amsterdam altijd al druk genoeg hebben. Daar hebben we in het slaperige dorpje geen last van. Niemand hoeft hier iets van ons. We hebben hier vrienden en die zien we dan even en als ze tijd hebben klootzakken ze even mee. Maar over het algemeen hebben die het ook druk met hun eigen werk. De mensen die hier wonen moeten wel gewoon hard werken natuurlijk.
We zijn hier sinds gisteren. We hadden een vroege ochtendvlucht om 6.20, wat betekende dat we om 1.30 al uit de veren moesten. Hoewel ik twee loodzware werkdagen achter de rug had met weinig slaap besloot ik om niet te gaan slapen. Ik slaap liever niet dan maar twee uurtjes, want dan voel ik me nog vermoeider, dus dan trek ik de dag liever door. Mo pakte nog wel wat uurtjes. Ik nog even rustig de tas inpakken en bolletjes met gebakken ei maken. Ik ben niet gierig, maar als ik op een vliegveld minimaal een tientje moet betalen voor iets dat ik zelf veel lekkerder en veel goedkoper kan maken dan kies ik daarvoor.
Stiefdochter en schoonzoon brachten ons om 3.00 naar Schiphol, of zoals ik het altijd noem, ‘Schiphel’. Ik heb een bloedhekel aan vliegvelden. Voor m’n gevoel loopt de klok daar altijd achteruit. Dat wachten duurt een eeuwigheid. Dan eindelijk dat vliegtuig in en daar sloeg de vermoeidheid toe. Ik viel in een diepe slaap en werd wakker toen we al een uur in de lucht hingen. En dan waren we ook nog eens veertig minuten te laat vertrokken, zo vertelde mijn betere helft mij. Het is volstrekt buiten mij om gegaan, wat ik wel prettig vond, want vliegen, en dan vooral opstijgen, is bepaald geen hobby van mij. Gelukkig werd ik precies op tijd wakker voor de catering en na wat gegeten te hebben viel ik wederom in slaap om vlak voor de landing pas weer wakker te worden. Kortom, ik heb die hele vlucht amper meegemaakt en lekker een paar uur geslapen.
Op het vliegveld van Heraklion stond onze vaste taxichauffeur Kostas op ons te wachten om ons door de bergen naar Agia Galini te brengen, een rit van een dik uur. De temperaturen zijn dik boven de dertig graden hier, dus Kostas had twee koude flesjes water voor ons gekocht. Kostas is, laten we zeggen, niet de meest spraakzame. Als hij in een uur twee zinnen tegen ons uitspreekt dan ouwehoert ie al veel. Waarschijnlijk omdat zijn Engels niet geweldig is. Maar hij doet zijn werk prima en dat is voor ons het belangrijkste.
Nadat we onze spullen in ons eenvoudige appartementje hadden gedropt en even hadden omgekleed even onze vriend Ioannis gedag gezegd in zijn bar. En nu we er toch waren gelijk moesten we er ook nog maar even wat wijn drinken en wat kleins eten. En afspreken dat we Ajax kunnen kijken op donderdag en zondag. Dat wordt altijd geregeld, want Ioannis is ook een Ajacied.
Des avonds vis gegeten bij ons favoriete visrestaurant Onar en omdat vis moet zwemmen ook nog maar wat witte wijn. Omdat de jongens van Onar ons goed kennen moest er ook nog afgeblust worden met een plonsje raki, maar om 20.00 lagen we er wel af. Nog even thuis een beetje klootzakken met een potje yathzee en een glaasje wijn, maar om 21.30 sloeg de klootzak met de hamer genadeloos toe. Naar bed en inderdaad, binnen niet al te lange tijd waren we van Griekenland naar dromenland verhuisd. Om vervolgens allebei een kleine elf uur te slapen, dus we hadden het nodig.
Wat we vandaag gaan doen zien we wel. Gewoon lekker klootzakken denk ik.