Rodweek #31 Haverklapschaats

Terwijl ‘onze’ (als ‘we’ winnen zijn het in Nederland altijd ‘onze’, als ‘ze’ verliezen zijn het in wezen wezen) schaatsers daar in Zuid-Korea de medailles als een kralenketting aaneen rijgen gaan mijn gedachten terug naar 1986. Ik was negen en we gingen met een paar schoolklassen op excursie naar wat toen al het Mekka van de schaatssport was: het Thialfstadion in Heerenveen. Terwijl Sven Kramer in datzelfde Heerenveen in datzelfde jaar zijn eerste bronzen plak in zijn luiers legde reed ik mijn eerste rondje 32 op het heilige ijs. Het waren alleen 32 minuten en geen 32 seconden zoals een beetje goede schaatser dat doet, want ik lag om de haverklapschaats op mijn snuit of op mijn reet en hield me krampachtig vast aan de boardings om niet steeds te vallen. Terwijl iedereen om mij heen met duizelingwekkende vaart langs mij heen suisde en dolle pret had hoopte ik alleen maar dat deze dag in godesnaam heel snel voorbij zou zijn. In elk geval dit rondje rond die onmetelijke baan. De finish was nog lang niet in zicht. Toen ik eindelijk al klapwiekend met mijn armen de finish had bereikt en met een van pijn vertrokken gribusgrimas naar de kant klungelde leek het me een goed idee om mij terug te trekken uit de van plezier kraaiende en soepel schaatsende menigte en de vijf gulden die ik had meegekregen van mijn ouders stuk te slaan in de patatkraam. Nee, ook voor schaatsen was ik, zoals voor vrijwel elke actieve sport waar specifieke vaardigheden voor worden gevraagd, fysiek volledig ongeschikt. De enige schaats die ik in mijn latere leven nog wel eens aanzienlijk beter heb gereden was een scheve schaats, maar dat is weer een ander verhaal.

Gelukkig leven veel Amerikanen nog met de illusie dat elke Nederlander een fantastische schaatser is en dat zal er na deze Olympische Spelen zeker niet minder op zijn geworden. De bewonderende blikken van de Amerikaanse toeristen in Amsterdam naar ons, Nederlanders, spreken voor zich de laatste dagen. Ze zijn op bezoek in Nederland om het met eigen ogen te aanschouwen en dan, wanneer ze terug zijn in hun enorme land zullen ze hun familie en vrienden alles vertellen, want ze hebben het zelf gezien! Dat wonderlijke volkje waar mensen nog eerder kunnen schaatsen dan lopen! Want zo denken ze nu in Amerika over ons. Ze kunnen Nederland nog niet aanwijzen op de kaart als je ze met hun hamburgerhoofden bovenop de kaart drukt en ze denken dat we de hoofdstad van Kopenhagen zijn, maar godverdomme, wat kunnen die Nederlanders toch een potje goed schaatsen! Allemaal! Zelfs mensen die maar één been hebben rijden er wereldrecords op de Amsterdamse grachten, zo wordt gefluisterd in de straten van Manhattan.

Want dat is de reden dat mensen in Nederland allemaal zo goed kunnen schaatsen: Amsterdam! De Amerikaanse TV-commentatrice die tijdens de openingsceremonie op NBC aan het Amerikaanse volk (dat toch alles gelooft, anders hadden ze immers hun huidige president niet gekozen) tijdens haar masterclass ‘Nederlandkunde’ de wijsheid verkondigde dat mensen in een stad als Amsterdam, een stad onder zeeniveau en vol met grachten, de schaatsen als een uitermate belangrijk transportmiddel zien, bijvoorbeeld om naar hun werk te gaan. Welnu, lieve Amerikaantjes, ik zal jullie uit de waan helpen: ik zou willen dat ik kon zeggen dat ik, als postbode, in de winter mijn complete postronde door de Jordaan zwierend en zwaaiend over de grachten schaats en dan zo uit de losse pols een brief dwars door het gleuvie douw, maar het is niet waar. De laatste keer dat er in Amsterdam over de grachten kon worden geschaatst was in 2012. En ik ken best een aantal mensen die dat leuk vinden, maar de meeste van de mensen die ik ken in de stad vinden ‘ijspret’ voornamelijk vervelend en onpraktisch. En we hebben het trouwens gewoon over vies koud ‘kutweer’ als het vriest. En veel mensen die ik ken kunnen ook helemaal niet schaatsen.

Ik ga maar eens boodschappen doen, gewoon te voet.

 

Leave a Comment.