Rodweek 149 Overwinningscontroleurs

Mijn Brabantse vriend Gert-Jan, hartstochtelijk supporter van NAC Breda, moest er gisteravond smakelijk om lachen toen bij een 0-3 tussenstand bij Ajax-Liverpool de eerste rijen supporters de Johan Cruijff Arena verlieten. Als fan van NAC is Gert-Jan in zijn leven niet met al te veel successen verwend, laat staan met mooi voetbal.
‘’Als ik telkens dat NAC slecht speelt voortijdig het stadion uit zou lopen dan zit ik elke wedstrijd na een half uur alweer in Café de Pint.‘’

Die opmerking raakt de kern van het verschil tussen een supporter van een grote club of van een kleinere club zijn. Als Ajacied ben ik een supportersleven lang al gewend om mijn favorieten veel vaker te zien winnen dan verliezen. Een gelijkspel doet bij een Ajacied al pijn. Bij NAC is dat doorgaans geen slecht resultaat als ze in de Eredivisie spelen. Een Ajacied heeft een baalseizoen als Ajax tweede wordt. Alles daaronder valt per definitie in de categorie ‘regelrecht rampseizoen’. In Breda stroomt de Grote Markt al vol als NAC er in blijft. Ik ben een aantal keren met Gert-Jan en zijn makkers mee geweest naar NAC. Het is altijd bloedgezellig daar. Maar hij en zijn vrienden beleven een wedstrijd totaal anders dan dat ik bij Ajax gewend ben. Als het bij Ajax na een uur nog 0-0 staat wordt het publiek nerveus en dan begint het gemor. Is dat dat een kwartier later nog steeds zo dan slaat de stemming al gauw om naar paniek. Dat is niet de wereld van NAC. Bij NAC slaat de paniek pas toe als de bierpomp leeg is. De paniek zal in elk geval zeker nooit komen door het resultaat van de wedstrijd.

Eerlijk is eerlijk: we zijn als Ajax-supporters gewoon verwende klerelijers. En dat kan, want het verwachtingspatroon is gewoon anders, maar er is wat mij betreft één gouden regel: je verlaat nooit voortijdig het stadion. Of je moet er een verdomd goede reden voor hebben, maar niet omdat Ajax achterstaat of omdat, want dat gebeurt ook, dat Ajax al met 6-0 voorstaat en omdat mensen het dan wel geloven. Driewerf neen! Dat doe je niet. Je blijft je ploeg tot het laatste fluitsignaal steunen! Mensen die, omdat het resultaat ze niet aanstaat, eerder vertrekken hoeven wat mij betreft ook helemaal niet meer terug te komen. Laat die kaartjes dan maar aan mensen die Ajax echt willen supporten. Laat die successupporters die bij een kampioenschap het hoogste woord hebben lekker thuisblijven. Onnodige stadionvulling.

Bij kleinere clubs, die vaak ook meer een achterban uit de eigen regio hebben, vind ik de ‘echtheid’ onder de supporters vaak groter. Voor hen gaat het ook om de eer van de stad of de regio. Ajax, waar amper 10 procent van de seizoenkaarthouders in Amsterdam woont, trekt als club met landelijke uitstraling naast echte supporters ook veel meer dagjesmensen en successupporters. Dat is een gegeven bij alle top 3-clubs. Alleen bij ons misschien nog iets meer omdat Ajax de meeste successen heeft, maar bij Feyenoord en PSV zitten ze ook.

Zo dacht mijn ome Rob, een Feyenoorder, dat hij mij wel even kon tackelen met de eeuwige dooddoener over dat zogenaamde ‘hondstrouwe legioen’ van zijn Feyenoord. Mijn oom is kennelijk al een tijdje niet in de Kuip geweest dus als hij daarover leest gelooft hij dat. Heel schattig dat hij daarin gelooft zoals een kind in Sinterklaas gelooft, maar het is onzin van de bovenste en onderste plank. Ik heb hem vriendelijk uitgelegd dat het een mythe, een sprookje oftewel compleet gelul is. En die mythe wordt in stand gehouden door mensen die zelden tot nooit in De Kuip zitten.

Ik heb zeventien klassiekers bezocht in De Kuip, een stadion dat me zeer dierbaar is. De Kuip kan echt trillen als het spannend wordt, dat maakt het zo tof daar. Als het daar loopt kan het spoken als in geen ander stadion in Nederland, eerlijk waar. En wat ik ook zo tof aan die oude mecanodoos vind: ik heb Ajax er nog nooit zien verliezen. Het slechtste resultaat dat Ajax in mijn bijzijn uit de Kuip heeft meegenomen is een gelijkspel. Maar dit terzijde. Mijn oom trok dus die belachelijke ‘hondstrouwe legioen’-kaart. Hij was er bijvoorbeeld in 2006 dus niet bij toen Ajax daar met 0-4 won. Ik wel, want ik stond in het uitvak op GG. Die 0-4 stond na een dik uur al op het bord, daarna miste Ajax nog ongelooflijk veel kansen. 0-10 in Rotterdam was mogelijk geweest die wedstrijd.

Ik heb die oude roestbak aan de Maas nooit meer sneller leeg zien stromen als op die dag. Als er bij het eindsignaal nog 15.000 mensen op de tribune zaten is het veel. De rest zat z’n verdriet al bij Café Bennie Beer, vlakbij De Kuip, weg te zuipen of met een zak over de kop in de tram. Hou toch op je ‘hondstrouwe legioen.’ Dat legioen is al heel lang met pensioen. Ook bij Feyenoord lopen er veel mensen weg als het bagger gaat. Dus mijn ome Rob heeft ook weer wat geleerd.

Mijn ergste moment in de Arena was Ajax-PSV in 2005. Ajax werd overhoop gespeeld. Ook hier stond het na een dik uur 0-4. Drie goals van die vreselijke Mark van Bommel waar we toen allemaal een hekel aan hadden. Een wedstrijd die voelde als een wortelkanaalbehandeling. Om ons heen allemaal mensen die weggingen. Ik heb dat geen seconde overwogen en had me als Ajacied kapot geschaamd als ik dat wel had gedaan. Het bleef gelukkig bij 0-4. Ajax was rijp voor de slacht, PSV was genadig. En onlangs, ik zat niet in het stadion, Ajax-Napoli. Natuurlijk is dat een hel als je daar dan zit. Maar je laat je ploeg niet vallen. Nooit.

Als er bij NAC 18.000 mensen zitten dan nadert het aantal echte NAC-fans een dichtheid van 100%. Wat er gisteren bij Ajax op de tribunes aan echte fans zat? Ik durf het niet exact te zeggen, maar ik denk dat die 100% in elk geval ver uit zicht was. Successupporters kleven nou eenmaal aan elke grote club.

Michael van Praag, de eminente Ajax-voorzitter in de jaren negentig zei het ooit mooi: ‘Bij Ajax zitten ook veel supporters die komen controleren of Ajax wel wint.’ En die overwinningscontroleurs lieten zich dus gisteren weer eens heel duidelijk zien. Het stond 0-3 na een uur. De overwinningscontroleurs hadden genoeg gezien. ‘Kom. We gaan maar eens op huus an.’


Rodweek 148 The Catfather

Waar in Amsterdam of in het prachtige Napels, waar ik vorige maand was, de misdaad en godfather-achtige praktijken nooit ver weg zijn kent men in Agia Galini alleen The Catfather. Criminaliteit bestaat er niet. De straatantenne voor criminaliteit en andere hufterigheid die elke inwoner van een grote stad standaard aan heeft staan kun je in dit vredige dorpje rustig uitzetten. Het is simpelweg niet nodig. Een portemonnee die per ongeluk ergens is laten liggen komt vanzelf weer bij de rechtmatige eigenaar terug. Met inhoud. Probeer dat in Amsterdam of Napels maar eens. De kans dat je de staatsloterij wint is groter. In Agia Galini wonen amper 500 mensen die elkaar allemaal kennen. Zodra je dus iets flikt weet de hele gemeenschap het heel snel en dat maakt het leven daar niet leuker voor je.

Ook onder de toeristen is er geen rottigheid. In Agia Galini komen geen lawaaierige bralballen, doorgesnoven pubers, hossend en kotsend uitgaansvolk of anderszins sfeerverlagend tuig. Die types zitten allemaal in toeristische trekpleisers als Chersonissos en dat soort ellende, ver weg van het afgelegen Galini. Het dorp trekt doorgaans wat oudere bezoekers. Veel boomers! Maar daar hebben we geen last van. Mo en ik behoorden met onze middelbare leeftijd tot de jonkies.

De rust en de vrede in het slaperige vissersdorpje is heerlijk en weldadig voor een week, al moet ik er niet aan denken om er te wonen overigens. Vijf naamloze straatjes is me net iets te benauwend. De straatjes zijn er naamloos. Iedereen kent elkaar, dus de post komt altijd aan. Dat wordt gewoon op een centrale plek afgeleverd. En als je ergens moet wezen dan wordt er gerefereerd aan een hotel of restaurant dat er in de buurt zit.

De politie zit een aantal dorpen verderop. Dus als er al eens iets spannends gebeurt duurt het nog best een tijdje voor de kit ter plaatse is. Datzelfde geldt ook voor de brandweer en het ziekenhuis. Beter fik je je huis dus niet af en breek je niks want het ziekenhuis in Heraklion is anderhalf uur verder. En beter krijg je er dus ook geen hartklapper: de overlevingskans is niet bijzonder groot als de ziekenwagen een tijdje onderweg is of iemand moet je brengen. Dan is het maar hopen dat iemand kan reanimeren. Gelukkig heb ik altijd mijn persoonlijke verpleegkundige bij me!

Geen godfather, maar een Catfather dus in Galini. The Catfather is onze vriend George. Samen met zijn vrouw Vicky bestiert hij een café en een restaurant aan de haven. Het is onze favoriete plek in het dorp. En niet alleen die van ons: ook van de plaatselijke straatkatten die George allemaal verzorgt. Dat zijn er een stuk of twintig. En dan zijn er ook nog een stuk of vijftien in en om het dorp die ook op eten van de Catfather kunnen rekenen. In het café staat ook een box waar mensen geld kunnen doneren zodat George zijn schone taak kan blijven vervullen.

Gisteren zijn we teruggekomen in Amsterdam. Terug naar het getoeter, de drukte op straat en de sirenes. En de straatantenne kan ook weer aan. Heerlijk opgeladen door de Griekse zon. We kunnen er weer helemaal tegen. Volgend voorjaar gaan we weer terug naar het pittoreske vlekje op de kaart van Kreta, waar het leven niet spannender wordt dan een paar vechtende straatkatten, waarna Catfather George ‘zijn’ beessies ‘an offer they can’t refuse’ geeft.

Rodweek 146 Lang Leve de Liefde

In deze naargeestige tijd waarin de wereld in brand staat en iedereen en z’n moeder elkaar maar naar het leven staat is Lang Leve de Liefde mijn baken van hoop dat het toch ooit eens goed komt met de wereld. Lang Leve de Liefde is het datingprogramma op SBS en de nieuwe guilty pleasure van mij en mijn vriendin. We kijken het elke dag en als we het missen kijken we het de volgende dag terug. We willen geen seconde missen.

Ik heb altijd al een fascinatie gehad voor datingshows op TV. Dat begon al in 1987 toen ik als 10-jarig jongetje met natte haartjes op de bank naar ‘Op Goed Geluk’ zat te kijken, de eerste datingshow van Nederland. Dat werd gepresenteerd door Carry Tefsen, die in die tijd heel erg bekend was als poetsvrouw Mien Dobbelsteen uit ‘Zeg eens AAA’. Elke woensdagavond zaten we er klaar voor. Een single kandidaat die door een waaier werd gescheiden van drie potentiële dates. En Carry stelde iedereen dan in heerlijk sappig Amsterdams voor: ‘’Nouuuuu liefe menseee, we hebbe weer drie kanjers staan achter de waaier!’’ De drie kanjers achter de waaier kregen drie vragen of stellingen voorgelegd door de single en wie de beste antwoorden gaf werd dan gekozen. Vervolgens ging de waaier open en dan schalde Carry heel Dobbelsteensiaans: ‘’Oooop Goed Geluk!!’’ door de huiskamers en dan ging zo’n koppel dan een paar dagen op reis. Een heerlijk simpel format.

De volgende aflevering kwamen de twee dan terug om te vertellen hoe de vakantie was gegaan. In een enkel geval helemaal verliefd, maar vaak ook met de meest vreselijke verhalen of zelfs ruzie. Maar het gaat om die sporadische succesverhalen. Een jaar of 35 later en vele datingshows en formats verder ben ik hedentendage dus verslingerd aan Lang Leve de Liefde. Mijn vriendin en ik leven onder het eten altijd heel erg mee met de kandidaten. Soms is het net alsof we naar een voetbalwedstrijd zitten te kijken: we kunnen dan extreem blij zijn als een koppel matcht, dan is het nog net niet alsof we het winnende doelpunt in de Champions League Finale vieren. Maar soms kunnen we ook Statler en Waldorf uit de Muppetshow zijn met opbouwende en afbrekende commentaren als:

‘’Mijn god, wat een lul’’
‘’Ik zou nu zo weg lopen’’
‘’Geen seconde langer met dat mens’’
‘’Nee, hij is ook niet echt Brad Pitt!’’
‘’Nee, zij is ook bepaald geen Doutzen!’’
‘’Die heeft ook niet het zwarte garen uitgevonden’’
‘’Ja, zij zijn leuk samen!’’
‘’Wat een hork’’ (M/V)
‘’En dan moet je nog 23 uur met die … (M/V)’’
‘’Zou je echt die hele 24 uur uit moeten zitten?’’
‘’Hij is leuk, zij is vreselijk’’ (Of omgekeerd)
‘’Hij zegt dit echt…’’
”Zij is te leuk voor hem” (Of omgekeerd)
‘’Volgens mij heeft die gozer zo’n hark in z’n broek’’
”Zij vindt hem leuk. Zaadvragende ogen”
‘’Neee! Waarom verlengen ze niet???!’’
‘’Wat een stom wijf!’’
‘’Nou, kom op, die tong er in!’’
‘’Als dat geen neuken wordt…’’

98 van de 100 keer matchen de kandidaten niet, ongemakkelijke stiltes en zo, maar het gaat me altijd om die twee goudklompjes die wel met elkaar samensmelten. Ik word daar blij van.

Wat ik me altijd afvraag is: waarom zou je meedoen aan een TV-programma waar honderdduizenden mensen zoals Mo en ik zitten te kijken naar jouw blind date gehannes. Ik ken best veel mensen, maar ik ken, bij mijn weten, niemand die aan een datingshow op TV heeft deelgenomen.
Ik heb meer dan eens het duistere en schimmige pad van het daten moeten betreden, maar aan zo’n TV-show zou ik zelf nooit meedoen. Het idee dat Piet en Riet van 3 hoog achter uit Koog aan de Greppel mij lopen te recenseren terwijl ik loop te klootviolen met iemand waarvan ik na een half uur al weet dat het niks wordt lijkt me helemaal niks. Maar toch bestaan er nog steeds datingshows op TV. Er zijn dus kennelijk mensen van buiten mijn universum die zich daar wel durven te begeven. Mij niet gezien. Zelfs als Mo op een kwade dag mij en mijn flauwe grappen helemaal zat is en mij met met een bloedend hart, als in het nummer van De Dijk, op de kasseien schopt zal ik nooit aan zoiets meedoen. Het lijkt me compleet ongemakkelijk om voor het oog van heel Nederland op date te gaan. Doe mij maar gewoon de ouderwetse kroeg. Dan zien maar een paar mensen je wel of niet gelukte poging tot een potje tongworstelen en kun je in alle geluk of stilte weer de nacht ingaan.

Maar andere mensen doe er gelukkig wel aan mee. Soms mensen waarvan je denkt… ‘Ja, daar zijn datingshows voor uitgevonden’ en soms ook mensen waarvan je denkt ‘Nou, die zouden in het echte leven toch ook wel iemand moeten kunnen vinden’. Het blijft me verrassen wat voor mensen er aan meedoen. En zo hoop ik dus nog tot in lengte van jaren mee te kunnen genieten van al die mensen die ‘en plein publique’ het pad van de liefde verkennen. Je kijkt stiekem mee. Voyeuristische smul-TV. Zo lekker als een reep chocolade opvreten als niemand het ziet. En ik zal altijd JUICHEN als Louis van Gaal als ik pril liefdesgeluk tussen mensen die ik wel of niet ken zie ontstaan. Gewoon, omdat ik een hart heb.

Zouden ze in het Kremlin trouwens ooit Lang Leve de Liefde hebben gezien? Ik weet wel zeker van niet. Daar moet je namelijk een hart voor hebben.

Rodweek 145 Natte Krant

Kolere. Daar zaten we dan. In het stadion, de kroeg of voor de TV. Elke Ajacied was in totale shock. Ons Ajax met 1-6 aan stukken gescheurd door dodelijk effectieve moordenaars uit Napels. En het had nog erger kunnen zijn.

Een maand geleden was ik in Napels. Ik heb altijd een fascinatie voor de stad en de club Napoli gehad en ik vond het geweldig om er samen met mijn gabber Remi een paar dagen heen te gaan. Napels was alles en meer wat ik er van had verwacht. Mooi, maar ook vuig en ruig. Heerlijk eten. En een stad die voetbal ademt: Napoli in het algemeen en Diego Maradona in het bijzonder. De beeltenis van de man is letterlijk overal in de stad te zien. Probeer in heel Amsterdam maar eens 10 afbeeldingen van Johan Cruijff te vinden. Gaat je niet lukken. In Napels hangen er minstens 10 afbeeldingen van Maradona in een gemiddelde steeg. De man is groter dan welke god ook daar.

We bezochten er dus ook een wedstrijd in het machtige Diego Maradona Stadion. Napoli- Lecce. Vergelijkbaar met een wedstrijd als Ajax – Go Ahead Eagles. Napoli als fiere koploper van de Serie A, Lecce als degradatiekandidaat. In Italië heb je de Gazetta Dello Sport, de beroemde roze sportkrant. Nou, Napoli voetbalde die avond als een natgeregende versie van die krant. Niet om aan te gluren. Uitslag 1-1. En daarmee kreeg Napoli eigenlijk nog iets te veel.

Ofschoon ik veel sympathie voor Napoli heb, ligt mijn liefde natuurlijk bij Ajax. En Napoli en Ajax hebben tegen elkaar geloot voor de Champions League. Een prachtig affiche. Na de wanvertoning der Napolitanen die ik daar in dat prachtige stadion zag was mijn analyse helder. Ik zei tegen mijn gabber dat Ajax niks van dit Napoli te vrezen had. Die konden er maar weinig van. Flets ploegje. En daarbij: wij zijn Ajax. Is dit nou de koploper van de Serie A? Kom op man, die vreten we op. Rauw, bij een kopje lauwe thee.

Een paar dagen later knalde Napoli ineens Liverpool aan flarden met 4-0 en sindsdien wervelen ze door de Serie A. Napoli strooide tijdens mijn bezoek een Sahara aan zand in mijn ogen met hun slechtste wedstrijd van het jaar. Een maand later weten we dus weer waar we staan. Ajax verloor terecht met 2-1 van Liverpool waar het ook 5-1 had kunnen zijn, speelde thuis 1-1 tegen Go Ahead Eagles en kreeg thuis na een vroege voorsprong als een een brutaal kind een ongenadig pak op de flikker van Napoli. 1-6, waar erger ook nog had gekund. Rodstradamus zat er naast en niet zo’n beetje ook. Napoli voetbalde fantastisch. Ajax speelde als een natte krant.

Goddank ben ik 45 en geen 20 of 25 meer. Op die leeftijd had zo’n avond als deze mijn humeur minstens een week beïnvloed. Dat lange proces van rouwverwerking heb ik niet meer zo. De teleurstelling maakt na zo’n wedstrijd plaats voor berusting. ‘Hunnie waren beter’. En niet zo’n beetje ook.

De volgende ochtend dreef er buiten een natte krant in een Amsterdamse plas. Het Parool. Ik zag nog net Ajax op de voorpagina staan. Dat beeld was de complete samenvatting van de wedstrijd.

Rodweek 144 Oranje Schaamte

De eerste mensen die mij niet zo goed kennen, maar wel weten dat ik van voetbal houd, hebben zich al gemeld. Die willen dan met mij over voetbal praten. Of ik denk dat ‘onze jongens’ wereldkampioen worden op het aanstaande WK in Qatar. De teleurgestelde gezichten als ik zeg dat ik niet zoveel met het Nederlands Elftal heb en dat het me niet heel veel interesseert zijn onbetaalbaar. Hoe zo heb ik niks met Oranje? Welnu: ik ben voor Ajax, dat kan me raken. Oranje roept die intense gevoelens van blijdschap of verdriet simpelweg niet bij mij op. Ook niet als ‘we’ wereldkampioen worden? Neen. Tijdens de WK-finale van 2010 werkte ik achter de bar. Nederland-Spanje. De teen van Casillas hield Nederland van de eerste wereldtitel. Iedereen balen, de kroeg was snel leeg, maar ik heb er geen nanoseconde minder om geslapen. Ik was eerlijk gezegd blij dat ik op tijd naar huis kon. Van de halve finale Champions League waarin Ajax in de laatste seconden werd uitgeschakeld door Tottenham kan ik nog regelmatig badend in het zweet wakker worden. Dat is het verschil in mijn voetbalbeleving. Ik heb niks tegen het Nederlands Elftal, maar ik heb er ook niet echt iets mee. Ik kan er vrij onpartijdig naar kijken, in tegenstelling tot wedstrijden van Ajax.

Buiten die sentimenten om: ik vind dat ‘onze jongens’ helemaal niet in dat rare Qatar moeten voetballen in die stadions waar het bloed van duizenden gestorven arbeiders nog langs de muren druipt. Dat Qatar geen enkele voetbaltraditie heeft en ongeveer zo groot is als de Randstad vind ik nog het minst erge. Natuurlijk is het WK een prachtig platform om voetbal te promoten in landen waarin voetbal niet zo heel groot is, zoals bijvoorbeeld WK1994 in de VS of WK2010 in Zuid-Afrika. Het gaat mij om de corruptie en de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden waaronder dit WK is mogelijk gemaakt. Daar hoef ik dus niks mee te maken te hebben.
Normaal vind ik een EK of WK wel even leuk in de Ajax-loze maanden. Er is tenminste voetbal op TV. Daar heb ik nu totaal geen last van. Ik hoef niks van dat schijt-WK in Qatar te zien. Wordt daar lekker wereldkampioen, of niet: i don’t give a shit.
Sport en politiek gescheiden houden? Ja, tot op zekere hoogte ben ik het daar mee eens. Ik vind ook niet dat je spelers daar mee moet lastig vallen. Maar als je als spelersgroep wel een statement voor Black Lives Matter maakt, waar ik ook helemaal achter sta, dan mag je je misschien ook wel uitspreken tegen een WK in een achterlijk landje waar structureel mensenrechten worden geschonden. Ik zou heel erg trots zijn als Nederland en andere grote voetballanden zouden zeggen dat ze zich terugtrekken van dat WK. Laat Liechtenstein en Malta dan maar meedoen. Nu voel ik slechts schaamte, Oranje schaamte.

Een Oranje die zich sowieso totaal nergens voor schaamt is onze Koning Wim-Lex, voorheen Prins Pils. Terwijl het land in brand staat, de voedselbanken als paddenstoelen uit de grond schieten en veel mensen de torenhoge energiekosten niet kunnen betalen accepteert de koning een vorstelijke loonsverhoging. Wauw… dan durf je. Wat dat betreft heb ik veel meer respect voor zijn dochter Amalia die haar royale royaltysalaris afwees omdat ze nog niks gepresteerd had. Dan ben je een echte. Wim-Lex moet zich schamen. Of anders, hou die poet en drink lekker een biertje met je Russische dictator-vriendje Poetin, net als een paar jaar geleden. De man is echt alle Oranje schaamte voorbij. Schenk die salarisverhoging aan de mensen die het nodig hebben, dan zou je je populair bij het volk maken. Nu blijft hij die eeuwige gesjeesde student die elk jaar hakkelend de troonrede op stottert.

Mijn oma, die overigens zeer koningshuisgezind was, heeft het koningschap van Wim-Lex gelukkig nooit hoeven meemaken, dat vond ze namelijk toch al een flapdrol. Mijn oma maakte zich grote zorgen over de troonopvolging van Beatrix: ‘Dan komt die sukkelaar op de troon.’ Ze zou zich in haar graf omdraaien als ze zou weten met hoeveel dedain Wim-Lex met zijn volk omgaat. Gespeeld empathisch doen tijdens de troonrede en met een soeplipje oplepelen hoe erg het is dat mensen hun rekeningen niet meer kunnen betalen, maar wel je loonsverhoging die je niet nodig hebt accepteren? Ga je schamen tot je zo oranje ziet als je achternaam, ouwe dibbes.

Al is die volledige schaamteloosheid natuurlijk een familietrekje. In Amsterdam worden we geterroriseerd door zijn puissant rijke neefje Bernhard Junior die wanhopige stadsgenoten van mij die simpelweg gewoon willen wonen uitknijpt als een citroen met woekerhuren.

Ik heb 1 oranje shirt, al 20 jaar, mijn Oranje Osdorp Posse shirt. De enige dagen dat ik die draag is op Koningsdag of als ik met een voetbalwedstrijd achter de bar stond. Maar komende Koningsdag weer in mijn traditionele O.P.-Oranje shirt lopen? Ik denk het niet. Ik zou me schamen.

Rodweek 143 Derksen’s Lingo

Mijn vriendin en ik hebben doordeweeks een redelijk vast ochtendritueel. Ik ben meestal het eerste wakker van ons twee, ergens tussen 6.30 en 7.30. Soms blijf ik nog even liggen, maar meestal ga ik er maar gelijk uit. Ik ben dan nog fris in het hoofd en dus begin ik dan maar gelijk een stuk voor mijn opdrachtgever te schrijven. Even later wordt mijn vriendin wakker, ik zet koffie voor haar en breng dat op bed. Een half uur later gevolgd door het tweede bakkie. Inmiddels is het dan tussen 8.30 en 9.00 en dan ga ik wandelen en omdat ik dan toch fris en fruitig ben koop ik gelijk fruit voor bij het ontbijt. Rond 10.00 ben ik terug, we gaan ontbijten en dan zetten we Vandaag Inside op van de vorige dag.

‘Wat? Vandaag Inside, met die vreselijke Johan Derksen?’
Inderdaad, die ja.

Ik volg het fenomeen Johan Derksen al zo’n 35 jaar. In die tijd was hij nog hoofdredacteur van Voetbal International, het blad waar ik tot op de dag van vandaag nog abonnee van ben. Een man van de vlijmscherpe columns. Net als wat we nu al een jaar of 20 van hem op TV zien deed hij toen ook al, maar dan alleen op papier. Hij is wat het uiten van zijn meningen een beetje zoals hij was als voetballer: met gestrekt been er in. Op het gemene af.

Ik kan het hartstochtelijk met hem oneens zijn. Zeker niet altijd hoor, maar regelmatig wel. Derksen is een beetje onze nationale foute oom. Net iets te reactionair, net iets te rechts en blijven hangen in het verleden. Derksen is opgegroeid in de jaren 50 en 60 en hij mist het Nederland uit zijn jeugd. De tijd dat begrippen als ‘woke’ nog niet bestonden en er geen Zwarte Pieten Discussie was. Het zijn dingen waar Derksen onverholen van walgt. Dat hij een kind van zijn tijd is merk je ook aan zijn taalgebruik. Hij praat vaak in termen die bijna niemand die jonger is dan 60 nog gebruikt:
‘Wat is dit voor een prietpraat?’
‘Ik ben toch geen kwajongen?’
‘Hansworst’
‘Vlerk’
‘Vlegel’
‘Blaag’
‘Domoor’
Scheldwoorden als ‘domoor’ laat hij graag voorafgaan door ‘notoire’ (spreek op z’n Johans uit als ‘notoore’). Een jonge vrouw is in Johan-lingo ‘zo’n juffrouw’, ‘dat meisje’ of een ‘hittepetit’. En als hij het heeft over een ‘notoire querulant’ bedoelt hij iemand die altijd ruzie zoekt.

Het ‘Orakel uit Grolloo’ afficheert zichzelf graag als de ultieme provinciaal. Hij heeft niks met Amsterdam, de ‘grachtengordel’, de ‘innercircle’ en ‘notabelen’ en hij zal geen gelegenheid onbenut laten om dat te vermelden. Geboren in de Betuwe, opgegroeid in de provincie, jarenlang met tegenzin in de door hem verfoeide Randstad gewoond en nu alweer een aantal jaren in het Drentse Grolloo, waar ook Cuby and The Blizzards vandaan komen en waar hij mee bevriend was. Derksen is van de blues en Americana.

De term ‘OK Boomer’, die jongeren bezigen als een oudere heel stellig is in een wat achterhaalde mening: hij zou zomaar voor Johan Derksen bedacht kunnen zijn.

Johan is rechts. Niet dom en lomp PVV- of FVD-rechts, maar wel iets aan de rechterkant van de VVD. In de Randstad ergerde hij zich aan ‘straatterroristen’ en ander tuig, ‘maar dat mag je dan weer niet zeggen’. Johan is een man die vindt ‘dat je niks meer mag zeggen’. Daar geef ik hem overigens wel deels gelijk in. Mensen zijn erg snel op het pikkie getrapt nowadays, maar niet alles kan ook gewoon meer. Tijden veranderen en daar heeft Derksen het duidelijk moeilijk mee. Hij mag ook graag afgeven op ‘de linkse kerk’ en hij hekelt de ‘politieke correctheid’. Zoals hij ook een hekel heeft aan ‘demagogen’ en ‘volksmenners’. Hij heeft ook niks met het koningshuis, dat noemt hij ‘een gedateerd sprookje’ en daar geef ik hem trouwens 100% gelijk in.

In discussies is hij stellig. En zijn meningen bekrachtigt hij dan nog weleens met voorvoegsels als ‘kut-’, ‘klote-’, ‘enge’ en ‘ordinaire’. Zeker als hij de discussie dreigt te verliezen, zoals laatst met columniste Angela de Jong. Dan gaat hij ineens zijn stem verheffen, verbaal om zich heen slaan en roept hij dat hij het maar een ‘kut-column’ vond. Dat Angela de Jong zijn geblaas keurig en rustig pareerde zinde ‘De Snor’ niks. Hij verloor de discussie en weigerde het toe te geven.

Derksen is een ‘voetbaljongen’ als oud-prof van clubs als Veendam, Haarlem, Cambuur en MVV. Een verdediger, of zoals hij zichzelf (en vele andere voetballers) typeert als een ‘gemankeerde voetballer’. Hoewel hij een voetballer soms ineens ‘alleraardigst’ vindt. En voetballers mogen graag wat overdreven stoere verhalen vertellen, zo weet ik uit de voetbalkringen waarin ik zelf heb verkeerd. Allemaal mannetjes en daar is Derksen geen uitzondering op, zoals met dat rare kaarsenverhaal.

Kortom, ik dacht een paar dagen geleden: laat ik eens een Johan Derksen Bingo maken, ik kom makkelijk tot 25 termen die hij vaak bezigt. Maar helaas, die bleek al een paar jaar te bestaan. Dan maar gewoon een column over Derksen’s Lingo.

En nou heeft ie weer dat relletje met die rare Baudet dat hij in plaats van ‘politiek elimineren’ het woord ‘liquideren’ gebruikte. Ik kijk er naar uit hoe het afloopt. Johan Derksen levert altijd en ik zou hem eerlijk gezegd missen als hij op een dag niet meer met zijn lompe en ongenuanceerde meningen op de buis is.

Inmiddels is het 9.15, mijn meisie heeft haar tweede bakkie gehad en ik ga wandelen en fruit scoren. En daarna Vandaag Inside kijken. Met de ‘ijdeltuit’ Genee, de hinnekende Gijp en die ouwe chagrijnige provinciaal. De dag is begonnen!

Rodweek 142 Italia (3) Van Pluisje naar Popie Jopie

Het eigenlijke doel van onze trip was Napels. De stad ontdekken en een wedstrijdje van Napoli meepakken. Napels was de stad waar ik altijd al heen wilde en dat stadionbezoek stond al jaren op mijn verlanglijst. Die pelgrimstocht was dus volbracht. Maar nu we toch in de buurt waren: waarom zouden we Rome niet ook nog even meepakken? Daar was ik ook nog nooit geweest en ‘De eeuwige stad’ moet je tenslotte ook eens gezien hebben.

Van Napels naar Rome is een slordige 225 kilometer en daar hebben we gelukkig treinen voor. De ene trein doet er meer dan drie uur over en de andere een uur en tien minuten. De tweede kost minstens twee keer zoveel geld, maar liever dat dan meer dan drie uur in de trein zitten en overal stoppen op kleine stations als Napoli aan de Greppoli, Tagliatelle aan de Tibre en Rome Muziekwijk.

We hadden iets meer dan 26 uur om alle highlights van de stad te zien en als je daar de nachtrust, douchen en het ontbijt als belasting vanaf haalt dan hou je netto een goede 16 uur over. Maar goddomme we hebben het gedaan: het Colosseum, de Spaanse Trappen, de Trevi-fontein, de Bruidstaart, het schilderachtige Trastevere en het godvergeten Vaticaanstad, dus we pikten nog een extra landje mee ook, want Vaticaanstad is een officieel land. Het is ook een leuke pubquizvraag: welk land heeft het laagste geboortecijfer van de wereld? Veel mensen beginnen dan de meest exotische landen op te noemen, maar het antwoord is simpel: Vaticaanstad met welgeteld nul. Er wonen een kleine 800 mensen, allemaal geestelijken en die hebben zich aan het celibaat te houden, dus daar wordt niemand geboren. Al ben ik trouwens benieuwd of er ooit een toerist is geweest die een baby op het heilige Sint Pieters-plein heeft uitgepoept.

De rijen voor de basiliek op het Sint Pietersplein zijn bizar. Ik heb sowieso al een bloedhekel aan rijen, maar uren in de rij staan voor een kerk zou ik al helemaal niet doen. Je kunt van Napolitanen zeggen wat je wilt, maar die aanbidden met ‘Pluisje’ Maradona in elk geval een God die echt heeft bestaan. En ik kan het weten want ik heb de God van Napels ook ooit in het echt gezien. Dat kan ik van die andere imaginaire niet zeggen. Maar de door God op Aarde aangestelde bedrijfsleider van de Rooms-Katholieke Kerk, de Paus, sinds Spaan en Vermeegen in de jaren 80 ook bekend als Popie Jopie, kun je iedere zondag zien bidden vanaf z’n balkonnetje op het Sint Pietersplein.

Ik vond Rome mooi en leuk, echt een plaatje van een stad. Ik ben er net te kort geweest om echt een goed oordeel over de stad geven maar ik vond het heel tof om ‘De Eeuwige Stad’ eens gezien te hebben. Het is een stuk meer aangeharkt en veel toeristischer dan Napels. Resumerend kijk ik na 4 dagen Italië als volgt terug: als ik Rome en Napels met twee vrouwen zou vergelijken dan is Rome op het oog absoluut de knapste. Rome is het mooie meisje uit de klas dat weinig fout doet. Een lief, braaf en knap meisje. Napels is compleet anders. Stouter en brutaler. Napels is die vuige vuilbekkende tante met drie ladders in haar panty die luidkeels te laat op het feestje komt, grof en grappig scheldend op het openbaar vervoer omdat ze de tram heeft gemist. Napels is rauwer en onaangepaster. Op Napels zit wat meer ‘een kop’. Persoonlijk zou ik eerder verliefd worden op Napels. Ik hou wel van karaktertjes en Napoli heeft heel veel karakter. Al zou ik Rome zeker een knipoogje geven in het voorbijgaan. Ik zou beide steden graag in elk geval nog eens graag terug willen zien.

Italia (2) nog niet gelezen? Klik HIERO
Italia (1) nog niet gelezen? Klik DAARO



Rodweek 141 Italia (2) La Dolce Vita. Nou nog een kroeg.

Italië is wonderschoon, Bella Italia! Je kunt er fantastisch eten, het weer is er, zeker in het zuiden, doorgaans beter dan hier en de mensen ademen er voetbal. Allemaal dingen die ik sfeerverhogend vind. Maar toch mist het land van La Dolce Vita één ding: kroegen. Natuurlijk kom je er heus wel aan je wijntje, biertje of wat je maar wilt. Dat verkopen ze ook in die koffiebarretjes, ijssalons, lelijk TL-verlichte eettentjes of trattoria. Maar een echte kroegcultuur zoals we die in Nederland (of de meeste andere Europese landen) kennen hebben ze daar niet. Even lekker naar de Italiaanse ome Nico of tante Inge, zoals ik die hier heb zit er niet in. Voor een beetje soort van kroeggevoel moet je hopen dat je tegen een Irish Pub aanloopt die toevallig in de stad is gevestigd. Al zitten daar niet veel mensen, want Italianen zijn, logischerwijs, niet van die kroeggangers. Gelukkig is het er vaker mooi weer dan hier, dus je kunt lekker buiten zitten, maar toch: als ik daar zou gaan wonen zou ik een stamcafé missen.

Kortom, vergeet de kroeg in Italië. Qua eten zit je dan wel weer helemaal goed in Italië, bijna elke menukaart is een feestje om naar te kijken. Bij vriend Remi was de kaart wat beperkter. Remi heeft met eten wat ik met techniek heb: de ontwikkeling is ergens rond het achtste levensjaar gestopt. Als je geen kaas, mozzarella, vis, schelpdieren, schaaldieren en olijven lust dan valt er een aanzienlijk deel van de Italiaanse menukaart weg! En er is zoveel lekkers te eten daar! Ik heb me dus heerlijk uitgeleefd en Remi was ook gelukkig met de mogelijkheden die hij had. Al keken de obers lichtelijk fronsend als Remi zijn culinaire wensen kenbaar maakte. Remi is niet alleen op de wereld, maar qua culinaire smaak is hij dat wel in Italië.

Het meest eenvoudige dat ik heb gegeten was een pizza Margherita, die zou ik in Nederland niet zo snel bestellen, maar in Napels wel, want de Margherita is in Napels uitgevonden, dus dan wil ik ‘m ook daar eten. Bij restaurant Brandi in een van die kleine Napolitaanse steegjes hangt ook nog steeds een plaquette aan de muur ter herinnering aan die dag in 1889. De Italiaanse koningin Margherita kwam toen namelijk op bezoek en mevrouw had trek in pizza. De kok, Raffaele Esposito, bedacht voor de gelegenheid een pizza met tomatensaus, mozzarella en basilicum, naar de kleuren van de Italiaanse vlag. De pizza viel bijzonder in de smaak bij de vorstin, de pizza werd de Margherita gedoopt en is dus tot de dag van vandaag in elke uithoek van de wereld te knagen.

Ik at mijn Margaritha in een TL-verlicht restaurantje vlakbij het Diego Armando Maradona-stadion, want je bent natuurlijk niet in Napels geweest als je niet naar een wedstrijd van Napoli bent geweest! Napels en Napoli was echt een bucketlijstding voor mij. Ik heb bijna alle grote stadions in Europa gezien en Stadio San Paolo, zoals het tot voor kort heette, stond in Europa bovenaan mijn lijst van stadions die ik nog graag wilde zien. Ik hoopte al jaren op een Champions League-loting met Ajax, maar steeds ging dat niet door. Dus we besloten om zelf maar te gaan. En tegen wie lootte Ajax uitgerekend dit jaar? Juist. Mijn geluk weer…. Het stadion heet het Diego Armando Maradona Stadion sinds Diego naar de eeuwige voetbalvelden vertrok. Bij Ajax duurde het, mede door gesteggel met de erven Cruijff en Nederlandse bureaucratie 2 jaar voordat het stadion van Ajax naar z’n grootste zoon werd vernoemd. In Napels pakten ze gelijk door. Maradona was nog niet eens koud en het stadion werd gelijk naar hem vernoemd.

Napoli-Lecce, dat was de kraker die we gingen bezoeken. De nummer 1 tegen de nummer 18. Het Nederlandse equivalent van Ajax-Fortuna Sittard of zo. Ik had de kaarten besteld via de site viagogo (tip!) en ik had voor een redelijke prijs twee kaarten achter het doel uitgezocht. Ik dacht in het niet al te fanatieke gedeelte. We hadden ook genummerde plaatsen. Dat had ik even verkeerd ingeschat. Remi en ik stonden met onze ouwe lijven van respectievelijk 48 en 45 jaar tussen de bloedfanatieke springende en zingende jongens en meiden op Curva A die overwegend zo rond de 20 jaar jong waren. Mijn inschatting dat het niet zo druk zou zijn omdat het tegen een laagvlieger was kwam ook niet uit. Het stadion was niet uitverkocht, maar waar wij stonden natuurlijk wel. Rammend vol en bloedheet. Nou heb ik natuurlijk vaker in dat soort drukke vakken gestaan, maar voor Remi was het echt een belevenis. Een vak vol juichende Napolitanen is vergelijkbaar met een uitbarsting van de Vesuvius. Het gaat door elke geluidsbarrière. Die sensatie hebben we twee keer mee mogen maken. Eén keer toen Lecce een penalty miste en een paar minuten later toen Napoli scoorde. De eindstand was overigens een verrassende 1-1, maar dat mocht de pret niet drukken. Met een hoofd vol indrukken pakten we de metro weer terug naar het centrum.
En wat is er leuker om dan de avond en de wedstrijd nog even na te bespreken onder het genot van een sappie? Zullen we nog even een afzakkertje halen in de kroeg? Oh nee…. Wacht….

Italia (1) over Scooters en Toeters gemist? KLIK HIERO!

Rodweek 140 Italia (1) Toeters en scooters en God in Napels

Een gevleugelde uitspraak van Goethe was: ‘Eerst Napels zien en dan sterven.’ Wat dat betreft ben ik nu dus klaar en kan ik rustig De Pijp uit gaan (of in mijn geval het centrum), maar no worries, ik wil nog wel wat jaren mee, dus jullie zijn nog niet van me af! Goethe gebruikte zijn uitspraak als metafoor voor dingen die je nooit meer mooier zal zien of een doel wat je wilt bereiken. De recensie van mijn vader over Napels was minder lovend: ‘een smerige criminele stad waar ze je beroven voor een roestige stuiver.’ Mijn vader bevoer de zeeën in de jaren 70 en kwam zo ook in Napels terecht. Napels was toen ook echt een gore stad die in de tentakels van de maffia was gevangen.

Vraag me niet waarom, maar ik ben altijd gefascineerd geweest door Napels. Ik ben een stadsjongen, hou van steden en steden mogen van mij wel een beetje vuig en rauw zijn. Het hoeft van mij allemaal niet zo aangeharkt. Er mag een randje aan zitten. Mijn beeld van Napels was ook: arme stad, smalle straatjes met overal wapperend wasgoed, volks, toeterende taxi’s, chaotisch en het is natuurlijk de stad van Diego Maradona. De stad voldoet grotendeels aan dat beeld.

Vanaf het moment dat ik het Centraal Station uitliep sprong de vonk tussen Napels en mij meteen over. Een heerlijke bende. Een complete verkeerschaos, overal toeterende taxi’s en Napels telt minstens zoveel scooters als Amsterdam fietsen.

Mijn gabber Remi en ik resideerden vlakbij het station en vlak achter de karakteristieke oude binnenstad. Een perfecte uitvalsbasis voor onze ontdekkingstocht door Napels. Het historische centrum is exact wat ik me er van voorstelde: vervallen smalle straatjes, wapperend wasgoed, schreeuwende mensen op balkonnetjes, overal eettentjes en scooters die zich overal langs en tussendoor manoeuvreren.

En Diego Maradona is overal. En als ik zeg overal, dan bedoel ik ook overal. Op muurschilderingen, op vlaggen, op huisdeuren, in de winkels, in restaurant: je ontkomt niet aan zijn afbeelding. Wat Maradona heeft betekent voor de stad gaat veel verder dan dat hij zo goed kon voetballen en de club Napoli titels schonk. De Argentijn, zelf afkomstig uit een arme wijk van Buenos Aires, schonk de Napolitanen iets veel belangrijkers dan voetbalprijzen: hun trots en waardigheid. Noord-Italianen kijken van oudsher neer op het arme zuiden. Zuid-Italianen werden geminacht, bespot en vernederd door de veel rijkere noorderlingen. ‘Afrikanen’ werden ze genoemd omdat Napolitanen wat donkerder getint zijn. Ze werden bestempeld als vieze arme criminelen. Er werden bij uitwedstrijden in het Noorden zeepjes naar de Napolitaanse aanhang gegooid. Maradona werd snel Napolitaan onder de Napolitanen. Aanbiedingen om voor veel meer geld in het gefortuneerde noorden van Italië te spelen wees hij af. Dat zou voor hem als verraad voelen naar ‘zijn’ stad. En zo werd ‘El Diego’ een zoon van Napels. Sterker en niet overdreven: Napolitanen zijn religieuze mensen. Alleen heet God in Napels Diego Armando Maradona. Probeer in Amsterdam maar eens zoveel verafgoding van Cruijff, kind van de stad, in het openbaar te vinden. Ik kan geen 5 plekken noemen. In Napels lacht Maradona je vanuit elke steeg meermaals toe. Napels is Maradona en vice versa.

De stad borrelt als de vulkaan Vesuvius die vlak voor de kust ligt, het kan elk moment uitbarsten. De mensen hebben er temperament. De stad heeft een rauw en puur karakter. Dat alles bij elkaar geeft de stad een soort zinderende spanning zonder dat het echt heel spannend wordt. Ik heb me geen seconde onveilig gevoeld in Napels. De ruige verhalen die mijn vader daar heeft meegemaakt zijn in de verste verte niet in mijn buurt geweest. Zelfs geen zakkenrollers. Al kan het misschien ook meespelen dat mijn vader destijds een haantje van 20 was en ik een rustige man van 45. En daarnaast is dat hele heftige volgens mij ook wel een beetje van Napels af. Rauw: zeker. Gevaarlijk: nee.

Het enige waar je in Napels goed voor moet uitkijken is het verkeer. Dat moet je overal, maar in Napels nog net iets meer. Waarschijnlijk verzekert geen Napolitaan de auto of de scooter. Praktisch elke auto in de binnenstad heeft deuken, krassen, scheuren en gaten. Littekens van het Napolitaanse verkeer. Als ze zich zouden verzekeren zouden ze hun no-claimkorting in een poep en een scheet kwijt zijn. Remi en ik gingen voor de gein 10 auto’s fotograferen met serieuze schade. Dat is geen uitdaging: die heb je in Napels binnen een paar minuten gevonden.

Scooters zijn het Napolitaanse equivalent van Amsterdamse fietsen. Ze scheuren overal dwars doorheen. Leeftijd maakt ook niet heel veel uit. Ook kinderen van een jaar of acht scheuren al geroutineerd door de nauwe Napolitaanse straatjes.

Ik zit een beetje tussen Goethe en mijn vader in qua mening over Napels, wel iets meer naar Goethe trouwens: Napels is niet de mooiste stad waar ik ben geweest, maar wel één van de meest karaktervolle. Smerig? Je kunt er van de vloer eten: er ligt genoeg! De vuilnisdienst laat er ook nog wel eens op zich wachten. En crimineel? Ik denk dat Amsterdam minstens zo ‘gevaarlijk’ is en daar voel ik me ook nooit onveilig.

Amsterdam is poep op de stoep. En Napels is toeters en scooters. En Diego. Heel veel Diego, God in Napels.


Rodweek 139 Bierenbeulen

Noem mij ouderwets opgevoed, maar ik heb altijd geleerd dat je bier of wat voor drank dan ook, moet opdrinken en niet zomaar weggooien. Dat niet iedereen zo is opgevoed weet ik al een tijdje. Ergens in de jaren negentig ontmoette ik een leuk meisje in Amsterdam. Ze was op stap met vrienden uit haar dorp. De avond eindigde met een beetje tongworstelen en telefoonnummers uitwisselen en na enkele dagen hing de jongedame inderdaad aan de telefoon. Zij vroeg of ik langs wilde komen naar de boerenkermis in haar dorp.

En zo bevond ik mij een weekend later in de bus naar een dorp waarvan ik de naam niet eens meer weet. Mijn scharrel van de week daarvoor was met een grote vriendengroep uit haar dorp op stap. Ik besloot maar meteen om een goede beurt te maken (ook in de hoop op een goede beurt later) en bestelde een tray bier voor haar en haar vriendengroep. Ik deelde het bier keurig uit en nam een slok. Niet veel later vlogen de eerste biertjes door de lucht. En weer iets later zag ik mensen hele bladen bier door de lucht gooien! Ik had nog nooit zoiets gezien. Altijd netjes je bier opdrinken had ik altijd geleerd, maar dat bleek hier een totaal onbekende gedachtegang. In dit dorp spaarden de mensen letterlijk het hele jaar voor de kermis en om met bier te gooien! Ik begreep er geen klote van. Ik was al blij als ik met mijn spaarzaam verdiende centjes op stap kon gaan en dan mijn biertjes kon opdrinken. Daar op die boerenkermis vloog het bier met honderden guldens tegelijk de tent door. Ik wist niet wat ik zag en vond het ook eerlijk gezegd zonde om van mijn zuurverdiende geld nog bier voor deze mensen te kopen. Het meisje dat ik een week daarvoor dus nog wel zag zitten bleek eenmaal in haar eigen dorp ook in een bierenbeul te zijn veranderd en gooide vrolijk lachend mee. Om een uur of 20.00 had ik het wel gehad met deze onzin en besloot ik weer terug te gaan naar Amsterdam. Dit was niet mijn feestje. Ik ging gewoon weer naar mijn stamkroeg om daar gewoon bier te drinken met andere mensen die ook gewoon bier dronken.

En ondanks de economische crisis is het kennelijk dus nog steeds hot and happening om met bier te gooien op dit soort festijnen. De laatste tijd komt het steeds vaker in het nieuws dat er gericht gegooid wordt op artiesten ‘want dat is traditie’. Tja, Nederlanders en hun tradities… Ik begrijp de artiesten die tegenwoordig gewoon van het podium stappen na een bierdouche volledig. Wat je ook van die artiesten vindt. Ik ben bepaald geen fan van artiesten als Mart Hoogkamer of Lil’Kleine maar ik snap dat ze dat barbaarse gedrag naar hen toe gewoon niet meer pikken. Naast de respectloosheid kan er ook apparatuur beschadigd raken of is een DJ al zijn muziek en data kwijt omdat een of andere randdebiel bier over z’n laptop heeft gegooid. De organisatie die hard z’n best heeft gedaan om voor veel geld een bekende artiest te contracteren is z’n geld kwijt en de mensen die wel voor de show komen zien hun favoriete artiest niet optreden.

Zoals veel van die gezellige Nederlandse tradities nou eenmaal terecht een keer eindig zijn mag deze zogenaamde traditie van mij ook stoppen. Gewoon omdat het idioot en respectloos is naar de artiesten, organisatie en het welwillende publiek toe. En daarbij is bier toch gewoon veel lekkerder om te drinken? Stelletje bierenbeulen!