Een paar weken geleden was ik in Berlijn. Niet voor het eerst, maar het was wel een behoorlijke tijd geleden. Ik kwam er voor het eerst in de zomer van 1998. Ik had daar toen een scharrel, een dame die ik in Amsterdam had ontmoet. Ik was 21 en Silvana was een jaar of 12 ouder. Ze had al een hele geschiedenis van alcohol – en drugsverslavingen achter zich liggen. Sil was geboren en getogen in Berlijn, in Kreuzberg en daar woonde ze nog steeds. Ik was lekker relaxed met de trein gegaan en Sil haalde me op van het station. Dat was destijds nog behoorlijk achenebbisj, zoals de hele stad dat eigenlijk was. Beetje groezelig. Vooral in voormalig Oost-Berlijn. Daar stonden in sommige straten wel gevels overeind maar er zat niks meer achter. Een tamelijk rauwe stad, maar wel met een heel erg goede vibe.
Sil moest gewoon werken, maar ik had de sleutel en kon gaan en staan waar ik wilde in de stad. En dat deed ik dus ook. Sil had echter één belangrijke regel: ze wilde absoluut niet dat ik bier dronk in haar huis, vanwege haar verslavingsachtergrond. Maar goed, op een dag ging mijn dorst waar het niet gaan kon en kocht ik toch twee biertjes die ik in haar huis opdronk. De lege blikjes gooide ik keurig in de vuilnisbak, maar die had ik toch wat beter moeten verstoppen. Toen Sil thuiskwam van haar werk en de vuilnisbak opende om iets weg te gooien zag ze die twee blikjes en ontstak ze in blinde woede.
Ik kreeg direct rood. Ik kon vertrekken. Raus! Ik had niet zomaar haar voornaamste huisregel met gestrekt been overtreden, ik had m’n reet ermee afgeveegd zoals Ronald Koeman in 1988 deed met het shirt van Olaf Thon. En zo stond ik een paar minuten later met m’n tasje op straat. Haar beslissing was terecht, vond ik meteen: ik was een lompe lul geweest en moest daar nu de consequenties van dragen. Maar hoe nu verder? Ik moest nog vijf dagen in Berlijn zijn en geld voor een hotel had ik niet, maar ik wilde ook nog niet naar huis. Berlijn beviel me wel. Ik besloot om maar even in de kroeg te gaan zitten en, als kersverse dakloze in Berlijn, eens na te denken wat nu te doen. De Frankenbar aan de Oranienstrasse was inmiddels bekend terrein voor me. Ik bestelde een grote bier en kreeg al snel gezelschap van een leuke jongedame, ongeveer mijn leeftijd, waar ik een leuk gesprek mee kreeg. Gaande de avond raakten we wel erg geïnteresseerd in elkaar, ét voila: ik had een slaapplek voor de komende vijf dagen gevonden. Mijn lange haren, die ze mooi vond, hadden me weer eens gered.
En zo bracht ik de tweede helft van mijn vakantie door met een andere dame dan degene voor wie ik eigenlijk kwam en kreeg ik de stad vanuit een ander perspectief te zien. En zo kwam het toch nog goed. Zoals eigenlijk alles doorgaans wel goed kwam bij mij in die tijd. Alles loste zich altijd wel op. Dat iets niet zou lukken was geen optie. Ik was daar als twintiger totaal nooit bang voor. Compleet onbevangen. Ik zou weleens willen dat ik die onbevangenheid nog steeds had.
Want ineens was het 2019 en ging ik, precies twee keer zo oud als in 1998, en een aantal vriendinnen verder, weer eens naar Berlijn, ditmaal met mijn huidige Nederlandse vriendin. Het station is inmiddels een groot modern complex met winkelcentra en restaurants geworden.
We kochten keurig openbaar vervoerskaartjes voor de hele periode dat we daar zaten. Maar, dat bleek niet veranderd sinds de jaren 90: daar kijkt geen chauffeur of controleur naar. Als we niets hadden gekocht was het ook goed geweest, dus goed om te weten voor de volgende keer.
Ik hou van wandelen door een stad. En hier en daar neerploffen en dan eten en drinken. Lopen, kijken, de sfeer van de stad voelen en lekker buiten zijn. Ik kan daar intens van genieten en zo deden we het dus ook. Marijke kan daar ook prima in meegaan. Met musea doe je me doorgaans geen lol, maar toch hebben we er eentje bezocht. Het Ramones-museum waar we per ongeluk tegenaan liepen! Een kroeg met daarachter een heel museum. Voor de somma van zeven euro, inclusief bier, mag je rondstruinen tussen een uitbreide collectie parafernalia van één van mijn favoriete bands ooit. Het eerste museum in jaren waar ik het een uur heb volgehouden zonder dat ik na tien minuten al zit te denken wanneer het eindelijk klaar is.
Het viel me op dat Berlijn weliswaar schoner en wat aangeharkter was dan zoals ik het kende, zo heeft Oost Berlijn nu ook hippe restaurantjes en barretjes, maar dat de stad me qua vrije sfeer meer doet denken aan het Amsterdam van de jaren negentig dan dat Amsterdam me soms nog aan het Amsterdam van de jaren negentig doet denken. Minder regeltjes, minder gedoe en vooral: minder gezeur. Ik heb het idee dat het in Berlijn allemaal wat vrijer en losser is dan in Nederland, het land waar de VAR niet alleen voor het voetbal maar voor de hele samenleving gebruikt wordt. Je weet hier soms niet meer wat je wel en niet kunt zeggen en doen zonder dat daar een grote maatschappelijke discussie over ontstaat met 80.000 verschillende meningen zodat we er uiteindelijk nooit uitkomen.
Ik zou niet in Berlijn willen wonen, daarvoor ben ik teveel aan Amsterdam gehecht, maar ik kom er zeker weer terug. En dat gaat dit keer geen 21 jaar duren.