Rodweek 36 Een blikje bier in de Jordaan

De dag na Koningsdag liep ik de post door de Jordaan. Normaliter loop ik op vrijdag de post, maar dat leek me op Koningsdag niet het beste idee. En zo liep ik, in gezelschap van een klein katertje, voor één keer mijn route op zaterdag, door de al bijna opgeruimde buurt. En toen gebeurde het, in één van de dwarsstraten van de Nieuwe Leliestraat. Een man, van middelbare leeftijd, deed zijn deur open en liep naar buiten. Met een vuilniszak om buiten te zetten. Tot zover niks bijzonders. In zijn andere hand had hij een leeg bierblikje en dat gooide hij achteloos op straat. Nou ben ik echt niet zo’n heldhaftige stoere gozer die snel de confrontatie zoekt met anderen en ik laat best wel eens dingen lopen die ik zie omdat ik geen zin in gezeik heb, maar dit vond ik gewoon zo raar, hier moest ik wel iets van zeggen.  

‘Echt waar man? Serieus? Doe je dat nou echt?!’
‘Waar bemoei jij je mee?’
‘Ik bemoei me met jou. Dat is toch raar wat je nu doet? Eerst netjes je vuilnis buiten zetten en dan daarna zomaar je blikkie  op straat gooien?’
‘Jij moet je bek houden en gewoon je werk doen.’
‘Ben jij in Artis opgevoed of liggen je goede manieren nog op je nachtkastje?’
‘Ben jij voortaan mijn postbode? Daar ben ik lekker mee.’
‘Ja, en wen er maar aan dat ik jouw rare gedrag niet pik, pik. Maar weet je, ik ga weer aan m’n werk en weet je nog iets, ik gooi je blikje ook wel weg. Ik heb namelijk wel opvoeding gehad.’

Een voorbijganger klapte voor me. Ik liep door, gooide heel demonstratief zijn blikje in een vuilnisbak, en hij mopperde nog wat na. Ik hoorde hem mij ook nog wat dingen toewensen die ik niemand toe zou wensen. Ik vond het maar raar. Ten eerste al de actie op zich en ten tweede de passieve agressie in zijn reactie. Ik had het er toevallig de dag ervoor op Koningsdag nog over met een vroegere collega die inmiddels al twee jaar in het buitenland woont. Meteen die grote muil van die Nederlanders zodra je ze op iets aanspreekt. Meteen dat onhoffelijke, lompe gedrag en dat gescheld met ziektes naar elkaar.  Het lijkt ook alleen maar erger te worden. Dat valt mij al op, maar mijn ouwe collega viel het nog veel meer op. Die woont in een land waar mensen een stuk beleefder met elkaar omgaan en als ze dan een paar keer per jaar in Nederland is moet ze weer even wennen aan de omgangsvormen die sommige mensen hier hanteren. Veel Nederlanders vinden zichzelf zo lekker direct, maar ze halen vaak twee begrippen door elkaar. Met directheid is namelijk niet veel mis. Dat is iets wat zeer te waarderen is. Dan weet de ontvanger gelijk waar hij of zij aan toe is en dat kun je ook op een charmante manier brengen. Dat is  totaal iets anders dan de totaal oncharmante horkerigheid die sommige Nederlanders nogal eens verwarren met directheid.

Al mijmerend hierover liep ik mijn ronde toen ik, een uur na het gebeurde, de post moest bezorgen in een café. Ik liep even naar binnen omdat daar iemand werkt die ik ken. Ik werd enthousiast begroet. ‘He Rod, ouwe postbode! Wil je even een biertje tussendoor?’ Ik wilde eerst nog nee zeggen, maar toen zag ik ineens die druiloor zitten die dat blikje op straat gooide en hij zag mij ook. Hij begon ineens opvallend onopvallend te doen.
‘Ja lekker man, doe mij maar een biertje.’, zei ik dus toch maar.
Die kerel werd ineens zwaar ongemakkelijk omdat ik ineens in zijn stamkroeg stond en rustig met de barman stond te keuvelen. Hij hield me vanuit zijn ooghoek in de gaten, maar hij durfde ineens niks te zeggen. Waarschijnlijk had ie z’n grote bek ook bij het vuilnis gezet.

Morgen loop ik daar weer, ik zal even heel beleefd naar binnen zwaaien als ik hem zie.

Leave a Comment.