Rodweek 37 Een puist op een mooie kont

Wat een akolei is wist ik tot dit stukje ging schrijven ook niet precies. Wat ik wel wist is dat de Akoleienstraat in de Jordaan ligt en dat veel straten in de buurt naar bloemen of planten genoemd zijn. Jordaan is immers een verbastering van het Franse woord voor tuin, ‘jardin’. De Akolei bleek, na een kleine virtuele zoektocht, inderdaad een bloem te zijn, behorend tot de ranonkelfamilie. Een vrij mooie bloem ook, zo zag ik op het internet. Maar zo mooi als de bloem is, zo lelijk is de Akoleienstraat, in de Jordaan. Al is mooi van lelijkheid eigenlijk beter uitgedrukt.

Ik fiets vanaf mijn huis, nabij het Waterlooplein, op weg naar mijn postronde in de Jordaan, twee keer in de week, op dinsdag en op vrijdag, een prachtige route. Vanaf de Verversstraat door de Staalstraat, langs de Munt, over het Singel, door de Wijde Heisteeg, de grachten over, door de Hazenstraat, Tweede Laurierdwarsstraat en de Tweede Rozendwars en dan sta ik ineens op de Rozengracht. Een prijswinnaar van een route. Alleen maar mooie straten en grachten. Dat vinden veel toeristen ook. Ik woon tussen de vrijelijk rondkrioelende toeristen. Ik vind dat niet erg. Ik ben er willens en wetens gaan wonen, dus ik zal de laatste zijn die er over klaagt. En daarbij laat ik toeristen graag  weten wat ik van ze verwacht, zodat dat duidelijk is voor ons allebei. Dus niet in m’n weg lopen dus als ik fiets en opzouten met leuke selfies maken op de brug als ik er langs moet, want daar houd ik niet van.

In de eerste twee weken dat ik in mijn nieuwe buurt woonde heb ik dus, om maar even duidelijkheid te scheppen, een stuk of twaalf van die in de weg lopende selfieschietende toeristen met een paar welgemikte lowkicks vanaf mijn fiets de gracht ingeschopt en sindsdien sta ik op alle toeristensites bekend als die nieuwe centrumbewoner voor wie je maar beter opzij kunt gaan. Zo hebben we dus geen last meer van elkaar sinds die roerige begintijd en zo snijd ik tegenwoordig op mijn stalen ros als een mes door de warme boter van het oostelijk naar het westelijk deel van het centrum. Toeristen en ik: wij snappen elkaar inmiddels volledig.

Terug naar de Rozengracht. Dan steek ik dus de Rozengracht over en dan rij ik ineens dat verwaarloosde dwarsstraatje in. Tussen de Rozengracht en de Bloemstraat is ie er ineens: de Akoleienstraat. Die ene lelijke distel in de bloementuin. Als we de Jordaan met een mooie kont zouden vergelijken, dan is de Akoleien die ene puist erop. En toch vind ik het straatje in al z’n afzichtelijkheid dus ook weer fantastisch mooi. Het is een straatje van amper vijftig meter lang, eigenlijk is het niet meer dan een steeg.  Het ziet er groezelig uit. Dichtgetimmerde huizen. De leegstaande drukkerij Confiance waar al jarenlang alleen de muizen nog een drukje doen en die al jaren stof meer stof staat te vangen dan mijn hbo-diploma. En er staan altijd als ik daar kom vuilniszakken en troep op straat. Al moet ik eerlijk zijn: dat laatste heeft er natuurlijk ook mee te maken dat dinsdag en vrijdag altijd de vuilnisdagen in de Jordaan zijn. Precies de dagen dat ik daar moet wezen. Maar het maakt het plaatje voor m’n gevoel lekker af. De Akoleien ziet er voor mijn gevoel uit als het laatste overblijfsel van de ouwe gribus die de Jordaan ooit was.

Ik zie het voor me: hier hingen de vrouwen uit het raam met hun prachtige platte accenten tegenover elkaar uit hun ramen de laatste buurtroddels aan elkaar door te tetteren. In hun goedkope verouderde beschimmelde huisjes. Die armoedige huisjes zijn inmiddels natuurlijk van binnen inmiddels prachtig gerenoveerd, soms samengevoegd en de Akoleien ligt in een, tegenwoordig, zeer gewilde buurt, maar van buiten is het ouwe achenebbisj. Je zou je er geen roestige stuiver voor geven. Toch kost een woning daar tegenwoordig net iets meer dan een roestig stuivertje. Een zoektocht op het internet levert op dat de geschatte waarde van de huizen daar tussen de drie en de zeven ton ligt. En dan heb je voor drie ton dus een kippenhok van amper veertig vierkante meter. Dat geld hebben die ouwe Jordanese dames er nooit voor betaald en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ook nooit verdiend in hun leven. En hun kerels ook niet. Althans, misschien verdienden ze het wel, maar ze kregen het niet. Ik ken dat gevoel wel.

Ik heb er ook een tijdje post bezorgd. Sommige huizen hebben van die brievenbussen die amper half opengaan. Mensen die een half miljoen betalen voor een huis en niet eens een fatsoenlijke brievenbus kunnen laten maken op hun pand. Dat zijn dan ook de kosten niet meer, zou je denken.

De mooiste lelijke straat van de Jordaan is onbetaalbaar. Helaas dus letterlijk tegenwoordig.

Leave a Comment.