Rodweek #23 Winters

De pieremachochel op de Leliegracht en die ouwe die zijn muziek er op speelde met zijn bandrecordertje. Ik had ‘m al jaren niet gezien en ik bleef even kijken. Want hoewel mijn aversie jegens alles wat ook maar enigszins met winter te maken heeft welhaast grenzeloos is, leverde het toch een mooi Amsterdams winterplaatje op. Maar, eerlijk waar: hoe eerder die gore sneeuw weg is, hoe liever het me is. Geklooi op de fiets en glibberend met de post door de Jordaan lopen: van mij hoeft het niet. Ik heb winters nooit leuk gevonden, als kind vond ik er al geen reet aan. Een woord als ‘winterpret’ komt dan ook niet in mijn vocabulaire voor. Winter en pret, verenigd in één woord is voor mij onbestaanbaar. Het is elk jaar maar weer lijdzaam wachten tot de ellende voorbij is en dat de dagen weer langer en de rokjes weer korter worden.

De enige winters waar ik pret mee heb gehad is heeft Henk als voornaam. Henk Winters is een bekende flamboyante verschijning in de Kinkerbuurt. Hij was 25 jaar lang stadiondirecteur van het kleinste stadion van Nederland, Stadion Winters aan de Ten Katestraat. Bij elk groot voetbaltoernooi, Nederland speelde toen nog vrijwel elk toernooi mee, toverde Henk zijn huiskamer om tot ministadion. Met een tribune in zijn huiskamer en letterlijk overal TV’s. Tot in de WC aan toe. Dat was altijd prima gezellig, verliep zonder wanklanken en was een begrip in de buurt. Maar een paar jaar geleden mocht het ineens niet meer door toedoen van een klagende NIMBY-buurvrouw. Voor de mensen die niet weten wat een NIMBY is: de afkorting staat voor Not In My Backyard. Types die midden in de grote drukke stad willen wonen, maar de rust en de stilte van het platteland eisen. Stadion Winters moest dus na 25 jaar stoppen, want klagers krijgen vaak gelijk tegenwoordig. Geluk bij een ongeluk was dat Nederland het afgelopen EK en het komende WK toch niet van de partij is en dat Henk vermoedelijk al drie keer gereïncarneerd is voordat Nederland weer meedoet aan een groot toernooi.

Henk is al jaren ernstig ziek en volstrekt tegen elke medische wetenschap nog in leven, maar dat weerhoudt Henk er nooit van om altijd zijn vrolijke praatgrage zelf te blijven. En daarbij, doodgaan is wel het laatste wat Henk doet. In de tijd dat ik in Café Bax werkte kwam Henk vaak langs, het was tenslotte bij hem in de straat. Henk’s ziekte en de apotheek aan medicijnen die hij slikt weerhielden hem er overigens nooit van om er een stevig zuipritme op na te houden. Zo was hij ooit Sinterklaas op ons personeelsfeest en ‘Winterklaas’ nam het er flink van. Na afloop van de pakjesavond liep ik met een collega en een ladderzatte Sinterklaas tussen ons in door de Ten Katestraat te sjouwen. De Sint kon na het nuttigen van een fles korenwijn en een forse sloot bier onmogelijk nog zelfstandig naar zijn huis honderd meter verderop lopen en behoefde enige ondersteuning. Het moet een koddig beeld zijn geweest.

Ondersteuning had ik trouwens gisteren ook bijna nodig toen ik de post bezorgde bij een woonboot en door de gladheid vanaf de steiger bijna de Prinsengracht ingleed, maar me gelukkig nog net kon vastpakken aan een reling. Nee. Winter. Bah. Weg ermee. Het enige fijne aan de winter is dat ik dan altijd ongegeneerd lekkere stamppotten naar binnen kan metselen. En dat ik mijn briljante ‘Father Ted’-kersttrui kan aantrekken, vooruit.

Voor de rest kan die hele Koning Winter me gestolen worden. Hoewel, dat is ook niet helemaal waar. Want we weten natuurlijk allemaal dat er maar één Koning Winter is en die heeft Aron als voornaam.

Leave a Comment.