Rodweek #18 De Laatste der Smokeykanen

Afgelopen zaterdag was in Boekhandel Scheltema de signeersessie van de biografie van Stefan Pettersson, de sympathieke Zweedse spits van Ajax tussen 1988 en 1994. Ik ben niet gegaan. Ik was vorig jaar bij de signeersessie van Jari Litmanen in diezelfde boekhandel. Na uren wachten hadden wij onze gesigneerde boeken in handen. De handtekening van Jari bleek verreweg de meest enerverende passage van het boek. Voor de rest was het een zaaddodend saai boek. Bio’s van voetballers zijn meestal zaaddodend saai, een enkele uitzondering daargelaten. ‘Say oeh ah Pettersson’ is een aimabel mens en absoluut een jeugdidool van mij, maar ik verwacht geen spraakmakend verhaal dat van de pagina’s spat, zoals de bio van zijn wat expressievere landgenoot Zlatan, dus  ik liet deze maar eens aan me voorbijgaan.

Ik heb sinds kort wel iets gemeen met Pettersson wat maar weinig mensen gemeen met hem hebben: wij hebben allebei ons sleutelbeen gebroken bij een wedstrijd van Ajax. De setting was alleen verschillend. Hij brak zijn sleutelbeen in 1992 in een heroïsch duel tijdens de UEFA-cupfinale van Ajax in een kolkend Olympisch Stadion en ik kletterde vijfentwintig jaar later als het debiele broertje van Hendrik Jan de Stuntman over een hekje in het Volendam-stadion na een onbeduidend bekerpotje.   

Nee, mijn hart loopt niet over van trots als ik terugdenk aan de stommiteiten die ik in mijn leven heb begaan. Wat me met meer trots vervult is dat ik nu al anderhalve week geen sigaret meer heb aangeraakt en ook niet zinnens ben om dat weer te doen. Ik was er klaar mee. Na zesentwintig jaar had ik er ineens genoeg van. En, zoals met alles in mijn leven: als ik ergens genoeg van heb dan stop ik er mee en dan is er ook geen weg meer terug. Het lijkt er in dezen sterk op dat die val op mijn achterhoofd in het Volendam-stadion dus toch nog ergens goed voor is geweest. Daarbij riep ik al jaren stoer dat ik op mijn veertigste zou gaan stoppen, dus dit was de perfecte gelegenheid om die grote bek dan ook maar eens waar te maken. Ik word dus niet ‘De Laatste der Smokeykanen’, zoals ik ooit dacht. Zelfs ik word wijzer.

Ik stop ‘koude kalkoen-stijl’. Ik ga niet lopen klootviolen met pleisters, naaldjes of nicotinekauwgom en van die malle  E-smokers hoef ik ook niks te weten. Ik rook alleen ‘the real thing’ en anders niets. Niets verslaat mijn enige echte ouwe trouwe Lucky Strike-sigaret. Ik ga niet als een afkickende junk aan een surrogaatsigaret zuigen. Voor andere mensen helpt dat misschien en die moeten dat dan ook vooral doen, maar voor mij is het niks. Dag sigaret, onze wegen gaan scheiden. Tabee, ouwe. Dag grote vriend en grote vijand tegelijk, we hebben het leuk gehad.

Wie het ook weleens leuk hebben gehad samen zijn Jelle Brandt Corstius en Gijs van Dam. In 2003 waren zij twee jongemannen van midden twintig die met een stevige slok op tussen de klamme lappen belandden en die daar veertien jaar na dato allebei duidelijk een andere herinnering aan hebben. De juridische vraag: was hier sprake van misbruik of was het gewoon vrijwillig een potje dronken stokslurpen en boren naar aarsgas? Ik weet het niet, ik ga daar niet over oordelen. Er zijn er maar twee die weten wat er echt is gebeurd op die kamer in het Kurhaus en dat zijn de twee heren in kwestie. Voor de rest is er volgens mij niemand bij geweest, dus waar mensen het op baseren om nu al kanten te kiezen begrijp ik niet. Wonderlijk verhaal trouwens van Jelle BC dat Gijs kennelijk voorstelde om een Suske en Wiske op zijn kamer te gaan bekijken en dat Jelle BC dat op dat moment een goed idee leek. Ik geef toe, ik heb ook wel eens potentiële bedpartners met abominabel slechte smoezen naar mijn sponde gelokt, maar deze is wel heel origineel! Deze hele soap leent zich trouwens ook wel voor een typische Suske en Wiske-titel: ‘Het Curieuze Kurhaus-mysterie.’ En nou weet ik dat soaps op televisie horen, maar het is natuurlijk buitengewoon onhandig van in eerste instantie Jelle BC geweest om dit via de media te spelen. Dit gaat wel iets verder dan de gemiddelde casus bij De Rijdende Rechter, zullen we maar zeggen. Gijs heeft Pitbull Plasman in de arm genomen en aangezien de bewijslast nogal nihil is kan dit hele verhaal ome Jelle flink duur komen te staan. Ongeacht wat de waarheid is.

Het is aan de rechter om dit hoofdpijndossier uit te zoeken en het lijkt me voorwaar geen gemakkelijke, zo niet zelfs onmogelijke taak om na veertien jaar boven tafel te krijgen wat de waarheid is. Vooralsnog hoorde ik twee mannen die veertien jaar na het gebeurde vooral allebei ontzettend hun eigen stellige waarheid hebben over een door drank vertroebelde gebeurtenis van veertien jaar geleden.

Waar rook is, is vuur, zegt men. Mijn asbak blijft in elk geval leeg.

Leave a Comment.