Rodney in de 21e eeuw 3: Telefoon

oude-telefoonIn de jaren negentig stond in elk huishouden in Nederland de telefoon op één of soms misschien wel op twee fysieke plekken in huis. Vastzittend aan een stekker en de hoorn aan een krullend snoer. En als de telefoon dan ging, vaak met een bloedirritant als ‘TRRRRRRRRRRRRRRRRIIIIIINNNNGGGGG!’ klinkend geluid moest je dus nog maar afwachten wie het was. Je moeder die zich zorgen maakte over je? Je werkgever die weer wat te zeiken had? Je babbelzieke tante? Je gabber of je mee ging zuipen? Je drugsdealer? Zo’n vervelend telemarketeringlijertje? Je wist het niet! Je moest de gok maar nemen. Voor het zelfde geld was het belangrijk, dus beter nam je maar op.

Onderweg naar een belangrijke afspraak maar last van beroerd timemanagement? Jammer joh, beetje doorfietsen dan maar. 15.00 bij het beeldje van Wim Kan op het Leidseplein was 15.00 bij Wim Kan. Klaar. En als je afspraak er na maximaal een kwartier niet was (lag er aan hoe knap ze was) dan liep je weg. Er kon niet even gebeld, ge-smst of ge-appt worden ‘dat het wat later wordt.’ Dat betekende in mijn geval, als de notoire laatkomer die ik destijds was, nog wel eens dat mijn afspraak alweer gevlogen was. Als we elkaar kwijt waren op concerten was de ongezegde afspraak om elkaar linksachter de P.A. of bij de bar weer te zien. Waterdicht systeem.

De eerste mobiele telefoons zag ik in het Ajax-stadion. Dat waren meestal wat penoze types die altijd bereikbaar moesten zijn voor hun handeltjes. Ik vond het onzin om altijd bereikbaar te moeten zijn. Thuis is thuis en buiten is buiten. Zo dacht ik en zo dachten veel mensen. In 1999 ging ik voor de bijl. Ik kocht mijn eerste mobiele telefoon. Een Motorola met een antenne. Pre-paid. Mijn huistelefoon heb ik nog een paar jaar gehouden, maar daar belde op een gegeven moment nooit meer iemand op.

Ik kan me het leven zonder mobiele telefoon niet meer voorstellen, al zweer ik nog steeds bij de standaard telefoontjes waarmee je alleen kunt bellen en sms-en en die het altijd doet. Zo’n fijne kleine Nokia die je een nachtje oplaadt en waar je vervolgens een week geen omkijken meer naar hebt. Bereikbaar zijn is wat mij betreft voldoende. Ik hoef niet te weten wanneer het gaat regenen, mail en sociale media zie ik thuis wel en als ik ergens de weg niet weet vraag ik het aan iemand. Als ik nu in de kroeg zit en ik zie vier mensen aan een tafel zitten die alleen maar over hun smartphones aan het scrollen zijn om hun Facebook te checken dan snap ik daar niets van. Je bent toch gezellig met elkaar aan het zuipen? Of de mensen die het normaal vinden om al bellend een bestelling te doen: oprotten. Eerst maar wat manieren leren bij je moeder in Artis.

Resumerend: ja, het is fijn dat er mobiele telefoons zijn. Overal bereikbaar zijn: best praktisch. En hoewel ik zelf geen slimme telefoon heb snap ik ook daar best wel de voordelen van, al vind ik ze voor mezelf overbodig. Nadelen: mensen die al hun schaamte op hun nachtkastje hebben laten liggen en in de stiltecoupé van de trein uitgebreid hun leven zitten te bespreken met iemand. En jij mag meegenieten. Dat je op concerten door een woud van telefoontjes moet kijken omdat iedere gek met een smarthone staat te filmen. Mensen die terwijl je met ze in gesprek bent meer bezig met hun telefoon zijn dan met het gesprek. De totale dwangneurose die zich van sommige mensen meester maakt…. Mijn buurman, een man van mijn leeftijd, is momenteel de enige volwassene die ik ken die heel bewust geen mobiele telefoon heeft en ook nooit heeft gehad. Hij is dan ook een van de meest ontspannen mensen die ik ken.

Hij is beslist te benijden.

Eerder verschenen in deze serie:
2: Liefde
1. Kind zijn
0:Pilot

Leave a Comment.