Rodweek #25 Fish and chips moet zwemmen

De geurmelange van getoast witbrood, gebakken eieren, bacon, witte bonen in tomatensaus en ondefinieerbare worstjes kroop de afgelopen dagen dagelijks stiekem onder onze deur door om ons te wekken. Inderdaad, ik was in Engeland met kerst. Ik heb niet veel met kerst, maar wel heel veel met Londen en mijn dame was nog nooit in Londen geweest. Zomaar drie redenen om de kerstdagen dit jaar eens in Londen door te brengen. Ik ben gek op die stad. Het is een apart volkje. De tamelijk bizarre combinatie die het Engelse ontbijt vormt kan ook echt alleen maar door een Engelsman bedacht zijn. Hun voorliefde voor lelijke vloerbedekking, tot in de kroeg aan toe, is bizar. Fish and chips. Ik heb het vroeger nog wel uit een oude krant gegeten. Met een beetje mazzel kon je de voetbaluitslagen nog op je vis lezen, maar uit een krant eten mag niet meer. Camden Town in Noord-Londen, met z’n markten, z’n eetstalletjes en z’n kroegen voelt altijd als thuiskomen. En voetbal. Je kunt met Engelsen oeverloos ouwehoeren over voetbal.

Want dat kwam natuurlijk ook lekker uit. Terwijl men zich in Nederland zuchtend en steunend overgeeft aan een tweede kerstdag vol verplichtingen kijkt men in Engeland lekker voetballen in de kroeg. Louis van Gaal heeft dat ooit willen veranderen toen hij trainer was in Engeland, maar werd keihard weggehoond. Voetbal op Boxing Day, de dag na kerst, is nou eenmaal stukken heiliger dan het kerstkindeke Jezus in Engeland, dus daar kom je niet aan. Wie ook heilig is in Engeland is Dennis Bergkamp. Die staat daar nog altijd behoorlijk stevig op zijn sokkel. Toen ik deze week dus op Boxing Day voetbal stond te kijken in de kroeg raakte ik met een wat oudere Arsenal-fan in gesprek. En zoals dat gaat als een Arsenal-fan met een Nederlander in gesprek raakt: dan is het onderwerp ‘Dennis Bergkamp’ nooit ver weg. De man was nog steeds lyrisch over ‘the non-flying Dutchman’. Zijn favoriete goal, die magistrale ‘pirouettegoal’ tegen Newcastle United, begon hij zelfs na te doen, midden in de kroeg. Ik waande me even in een fragment van ‘En un momento dado’, waarin oudere Catalanen hun favoriete Cruijff-moment nadeden. Het zag er koddig uit, zo’n corpulente en licht aangeschoten Engelsman op leeftijd die daar de sierlijke Bergkamp-pirouette trachtte te imiteren in de pub. Ik vertelde de Dennis-discipel maar niet hoe Dennis er momenteel in Nederland op staat: als een mislukte assistentcoach die zojuist bij Ajax de laan is uitgetrapt. Als de man die van Ajax geen standbeeld kreeg, maar er wel altijd als een standbeeld bij zat in de dug-out.  Ik doe het vanaf nu maar zoals de Engelsen: ik herinner me graag de voetballer Bergkamp die ik in De Meer, het Olympisch en op Highbury heb zien schitteren. De pijnlijke  beelden van Dennis als assistent verdring ik naar een heel ver achterkamertje van mijn geheugen.

Het was dus mijn eerste kerst in Londen. Ik wist niet wat ik er van moest verwachten. Waarschuwingen: er is niets te doen in Londen met kerst, alles is dicht. Eigenwijs als ik ben, geloofde ik dat niet. Een wereldstad met vijftien miljoen inwoners waar alle pubs dicht zijn? Dat maak je me niet wijs. Toch begon ik er een beetje voor te vrezen toen op kerstavond ineens alles om 18.00 dichtging.

De volgende ochtend, de kerstochtend, maar even richting Kings Cross gelopen op een steenworp van ons hotel. Kings Cross is eigenlijk het Utrecht Centraal van Londen. Een knooppunt waar alle belangrijke metro’s, treinen en bussen langskomen. Als Kings Cross platligt, heeft heel Londen een probleem. Openbaar vervoer op Kings Cross: compleet afgesloten, dus dan is de rest ook dicht. Inderdaad: geen toegang tot het metrostation en geen dubbeldekker in  het straatbeeld te zien. Dat is surrealistisch in Londen. Londen leek ineens op een uit de kluiten gewassen provinciestad.

We gingen maar aan de wandel, zoals veel Londenaren met kerst doen. Supermarkt: dicht, dat was ons ook al verteld. Iets verderop een lichtpuntje: een buurtsupertje was gewoon open. Dat bood perspectieven. Weer iets verderop: een pub waar wij leven zagen. Het meisje achter de bar gebaarde dat ze om 12.00 openging. We kregen hoop. We liepen door en uiteindelijk zagen we steeds meer pubs die gewoon open waren. We maakten er een lekkere lange stadswandeling van en stopten hier en daar in een pub voor een bloemenvaas vol slecht getapte uilenzeik met hoogstens 4% alcohol. Dat is ook zo Engels: ze kunnen niet tappen. Maar al met al konden we ons geen betere kerst wensen. Geen verplichtingen. Toen we in de avond per toeval stuitten op een fijn restaurant waar we voor een redelijke prijs een exquise driegangen-diner konden eten waren we helemaal blij.

Hoe dol ik ook op Londen ben en hoe graag ik er ook kom: ik zou er absoluut niet willen wonen. De huizenprijzen zijn er astronomisch en veel mensen werken er voornamelijk om hun dure huis daar te kunnen betalen. Voor de rest hebben ze niet veel, behalve misschien een te dure seizoenkaart van hun favoriete club, want ook voetbal op het hoogste niveau is er amper te betalen voor de gewone arbeider. In veel opzichten is Engeland een tweede wereld-land. De gemeente Amsterdam denkt mee met arme Londenaren en adverteert in abri’s op straat dat de huren in Amsterdam per maand net zo duur zijn als in Londen per week. Dat is nogal een fluim in de porem van Amsterdammers die hard op zoek zijn naar betaalbare huurwoningen. Je eigen burgers amper een fatsoenlijke woning kunnen bieden en dan wel Britse expats lekker maken met die ‘goedkope’ huren in Amsterdam. Dat mag op z’n minst lomp en ondoordacht genoemd worden, al zijn we inmiddels natuurlijk wel wat gewend van onze lokale politici.

De Londenaar bestelt intussen nog maar eens zo’n lekkere slecht getapte pint uilenzeik. Fish en chips moet tenslotte zwemmen.

Leave a Comment.