Rodweek 88 Spillepootje en die kleine slome

Nu we door de Corona-crisis weer een tijdje tot de gedeeltelijke lockdown zijn verplicht vul ik mijn dagen met het afschrijven van mijn boek, het grondig opruimen van mijn huis, koken, Netflixen in bed (Bedflixen) en elke dag een stevige wandeling of fietstocht door de stad om toch een beetje in beweging te blijven. Zo wandel of fiets ik de laatste dagen langs plekken waar de Amsterdamse kunstenaar Street Art Frankey de stad heeft opgevrolijkt met in meer of mindere mate zichtbare kunstwerkjes. Vandaag kwam ik er eentje tegen bij de Nieuwe Hoogstraat, om de hoek, bij mijn huis. Een kabouter die op het uithangbord van de paddoshop zit: een paddenstoel, rood met witte stippen. ‘’Hey leuk, Kabouter Spillebeen’’, grapte één van mijn vrienden nadat ik de foto online had gezet.

En zo moest ik ineens denken aan Spillepootje.

Eind jaren negentig voetbalde ik samen met vrienden in een zaalvoetbalteam op het Universitair Sportcentrum, bij de Zuid As. Memento Mori heette ons team: gedenk te sterven. Op twee spelers na konden we er eigenlijk allemaal geen hout van en dus verloren we ook vrijwel altijd. Wij kwamen ook meer voor de derde helft in de kantine dan om te voetballen. De Zuid As werd de Zuip As.

Maar dat seizoen waren we laag ingedeeld, bij teams die er nog minder van konden dan wij en zowaar begonnen we wedstrijden te winnen en streden we ineens mee om het kampioenschap. Zelfs ondergetekende, Lulletje Lampenkatoen uit West, scoorde dat seizoen een paar goaltjes, dus dan kun je nagaan wat het niveau was.

Door onze goede resultaten, we stonden tweede, begonnen we ineens een beetje te geloven dat we er iets van konden. Een funeste gedachtegang voor elk team met beperkte voetballers. We speelden gewoon tegen mensen met een nog beroerdere motoriek dan de onze. Dat maakte ons niet ineens een wonderteam, maar dat misplaatste geloof nestelde zich langzaam maar zeker in onze teamgeest.

Onze tegenstander was op een avond The Spice Boys. Die stonden stijf onderaan. We zagen ze aankomen lopen. Ze zagen er inderdaad niet erg imposant uit. Lijkbleke nerds waarvan wij vermoedden dat ze hele dagen zonder zonlicht en met een chronisch gebrek aan groenten op hun zolderkamertjes achter hun computers geplakt zaten. Die moesten we kunnen hebben. We gniffelden wat over hun naam. The Spice Boys, wie heet er nou weer zo? Logisch dat ze onderaan staan.

We begonnen voortvarend. Ze konden er inderdaad niet veel van. We stonden dan ook al snel voor. Dit leek een koud kunstje te worden voor ons, nog niet wetende dat het een koude douche zou worden. Na een paar minuten stond er een bleek mager en bebrild mannetje langs de zijlijn, klaar om in te vallen. Hij had benen als lucifertjes. ‘Wat een spillepootje’, dacht ik.

Dat heb ik geweten. Ik heb de hele wedstrijd alleen maar de hielen van Spillepootje gezien. Hij was vlug als water en had een techniek om van te watertanden. Lang verhaal kort: Spillepootje maakte acht goals en de negende legde hij panklaar voor een teamgenoot die alleen maar zijn voet er tegenaan hoefde te zetten. Uit die luciferbeentjes bleek nog echt vuur te komen ook. Eindstand 9-2. We waren zonder dat we ook nog maar een biertje hadden gehad compleet dronken gespeeld door dat kleine mannetje. Spillepootje had ons met al onze benen weer op de grond gezet. We waren verbijsterd. Hoe konden die gasten onderaan staan met zo’n voetballer in de gelederen? De volgende wedstrijd, zag ik ze weer spelen. Spillepootje was er niet bij. Zonder hem waren ze gewoon weer dat kneuzenteam. Wij hadden die week daarvoor gewoon pech dat hij een keer meedeed.

Jaren later ging ik met mijn toenmalige vriendin naar Barcelona en daar bezochten we ook een wedstrijd van de plaatselijke FC in het immense Camp Nou. De vriendin, niet gehinderd door enige voetbalkennis, maar wel het spel volgend, vroeg zich af wie ‘die kleine slome’ was die alleen maar wandelde over het veld. Ze had overigens gelijk hoor, want hij wandelt op het eerste oog alleen maar. Ik legde haar uit dat ‘die kleine slome’ luistert naar de naam Lionel Messi, de beste voetballer ter wereld. Ze keek me ongelovig aan. ‘Wacht maar af’, zei ik. ‘Die gaat nog wel wat doen.’ En inderdaad. Hij versnelde een paar keer, zigzagde als een voetzoeker door de kansloze defensie en scoorde er drie. De vierde gaf hij voor. Ze was overtuigd.

Never judge a book by it’s cover en onderschat nooit iemand.

Een les die ik jaren daarvoor al van Spillepootje had geleerd. De herhalingscursus werd aangeboden door de kleine slome.   

Leave a Comment.