Op het moment dat je mensen op een voetstuk plaatst, of ze zelfs een beetje als helden gaat zien dan vergeet je weleens dat het ook maar gewoon mensen zijn. Ik heb veel beroemde mensen mogen ontmoeten in mijn leven. Meestal via de plekken waar ik werkte, maar soms ook door gewoon toevallig op het juiste moment op de goede plek te staan. Als voetballer kon ik dat niet, maar in mijn leven was en ben ik een prima spits.
Mijn ervaring is dat veel mensen die echt heel bekend zijn vaak verpletterend gewoon zijn. Als Johan Cruijff niet beroemd was geweest was het gewoon je plat Amsterdams lullende buurman geweest die overal verstand van heeft en de oren van je kop kletst, maar is basis gewoon een normale aardige man is. Vaak is het meer de entourage om die bekende mensen heen die sterrengedrag vertonen en vervelend zijn. De vriendjes en vriendinnetjes, het debiele broertje of neefje die een keer mee mag. En vergeet vooral niet de immer irritante klootzakkerige of bitchy tourmanagers die alles beter weten en afgepast precies 2000 gele M&M’s in de kleedkamer willen: dat zijn vaak de types met een aangemeten air, terwijl ze eigenlijk slechts gebakken lucht zijn.
Wie ook zo verpletterend gewoon was toen ik hem voor het eerst zag: Frank Rijkaard. Rijkaard had bij mij ook een heldenstatus. Een majestueuzere middenvelder kan ik niet noemen. En daarnaast vond ik hem altijd stijl en klasse uitstralen. Welbespraakt, altijd keurig, maar toch gewoon Frenkie uit Amsterdam-West met dat mooie lijzige West-accent. Ik was echt een fan van hem.
Maar die avond dat we elkaar letterlijk troffen was in Paradiso in de jaren 90. Ik botste in al mijn klunzigheid tegen hem op. Dat deed hem geen zeer, met dat grote massieve lichaam tegen dat kippenlijfje van mij. Alsof ik tegen een rots knalde. Die man leek van graniet gebouwd te zijn. Ik voelde het wel. Hij niet. Het was bij een concert van The Pixies. Na mijn uitvoerige excuses voor mijn onhandigheid knikte Rijkaard naar me en zei vriendelijk dat het OK was, dat zoiets kon gebeuren en of ik geen pijn had. Hij gaf me nog een tikkie op m’n schouders.
Maar daar zat zijn verpletterende gewoonheid niet in. Hij was gewoon een gozer zoals wij ook waren. Hij stond daar ook gewoon met z’n vrienden. Spijkerbroek en T-shirt. Biertje in de ene hand. Peukie in de andere hand. Ouwehoeren met z’n gabbers en genieten van de muziek. Rijkaard had, voor een voetballer, een bijzonder goede en alternatieve muzieksmaak. Waar de meeste voetballers nooit verder kwamen dan Top 40-meuk, slechte Nederlandstalige zooi of matige R&B en hiphop, had Rijkaard een hele exquise smaak. Een punker op noppen.
Later, toen hij al bondscoach van het Nederlands Elftal was, zo rond 2000, zat hij achter mijn gabber en mij bij een opname van Jiskefet, zijn en mijn favoriete programma. De beroemde aflevering over de ‘Hidden Sound System’ van Multilul BV. Hij bulderde van het lachen. Net als wij. Ook Frank Rijkaard is gewoon net een mens.
Vandaag las ik een stuk in VI ter ere van de 58e verjaardag van Frank Rijkaard. Wat ik niet wist is dat Louis van Gaal Rijkaard in 1993 helemaal niet zo graag terug wilde hebben bij Ajax. Hij was bang dat Rijkaard, de wereldster, bij Ajax op de automatische piloot ging spelen. Assistent Bobby Haarms greep in: ‘’Als je Frenkie niet terug haalt geef ik je een stoot op je kanis!’’, waarop Van Gaal toch maar wijselijk besloot om de verloren zoon weer terug te halen naar Amsterdam. De rest is geschiedenis.
Frank Rijkaard, gefeliciteerd met je 58e verjaardag. Rock on!