Rodweek #12 Niet fraai

Elk jaar zie je het weer in de stad. Ontgroeningen door studentenverenigingen. Ik heb daar nooit iets van gesnapt. Waarom zou een weldenkend mens in godsnaam allerlei vernederingen ondergaan om ergens bij te horen? En mensen die denken tegen mij te mogen schreeuwen hebben ook een hele verkeerde aan me. Ik schreeuw namelijk terug als iemands toon mij niet bevalt. Alleen daarom is het al goed dat ik niet in militaire dienst hoefde, want dat was geheid  negen maanden strafcorvee, of hoe ze dat daar ook noemen, geworden.

Feuten leren niets van hun fouten. In de aflevering van ‘Andere Tijden’ van afgelopen zaterdag ging het over de ontgroening van de feuten in 1962, in Amsterdam, bij het Amsterdamsch Studenten Corps. Een naargeestige foto van 150 kaalgeschoren jongemannen opeengepakt op een slecht geventileerd zoldertje in de Sarphatistraat en de preses die riep dat ze fijn ‘Dachautje’ gingen spelen. Een joodse jongen die er wat van zei omdat zijn vader in een kamp was omgekomen werd genegeerd. En hij bleef bij die fucking club, want hij wilde er zo graag bijhoren! Onvoorstelbaar. Dat is gewoon pissen op je vaders graf. Nog bizarder is dat er niet meer mensen opstonden om er wat van te zeggen. Een woedende ingezonden brief naar het NRC van de vader van een jongen die er, na ampel beraad met zijn geweten, niet meer bij wenste te horen zorgde er voor dat dit incident mondiale bekendheid kreeg.

In de uitzending zaten onder anderen Edwin ‘Ome Willem’ Rutten en oud D66-Fractievoorzitter Gerrit Jan Wolffensperger, die ook op die beruchte avond als kersverse feutjes op dat zoldertje stonden. Ome Willem schrok van de foto, maar praatte met veel liefde over het koor en vertelde op z’n ome Willem’s lachend over de vernederingen die hij en de andere eerstejaars zich lieten welgevallen. Ome Willem verkocht dus lachend zijn ziel. En Wolffensperger bleek nog steeds een echte D66-man: in plaats van het ‘Dachau-tje spelen’ keihard af te keuren, te zeggen dat hij en z’n medefeuten te laf waren om er tegen op te staan en te zeggen dat die preses niet goed bij z’n elitaire paasei was, noemde hij het ‘niet fraai’. De aflevering liet zien hoe ogenschijnlijk intelligente mensen dus kritiekloze meelopers kunnen zijn en niets in de wereld is gevaarlijker dan meelopers. En het liet vier mannen zien die een ongemakkelijke confrontatie met het verleden hadden. De man die het ‘Dachautje spelen’ had geroepen wilde niet in de uitzending. Te confronterend, nog steeds.

‘Niet fraai’, die kwalificatie van Wolffensperger over die macabere uitspraak fascineerde me. Zou Wolffensperger zo het herdecoreren van een Gronings restaurant, het op het hoofd van een eerstejaars staan of een 18-jarige zich dood laten zuipen ook ‘niet fraai’ noemen? Ik heb in de Melkwegjaren die nu achter mij liggen regelmatig op feestjes van studentenclubs als SSRA en het VU-corps gewerkt. Daar heb ik ook wel verhalen over die ‘niet fraai’ zijn. Ballerige, zich misdragende elitekinderen, die zich er niet voor schamen om te zeggen dat hun rijke vader hun puinhopen wel voor ze oplost. Ik heb het mensen horen zeggen. Niemand in het uitgaansleven werkt graag op studentenfeesten, omdat er veel vervelende verwaande bloedbakken tussen zitten. ‘Niet fraai’ is in dezen een vriendelijke benaming voor ‘elitair klotetuig’.

Ik heb altijd en overal m’n eigen mensen om me heen gekozen. Daar heb ik nooit met een tandenborstel de straat voor geboend terwijl een lullo met een kakkerig accent en een hees koortrutje bevelen toeblafte. Ga je weg. Als je jezelf dat laat welgevallen om vriendjes te maken dan ben je sociaal en mentaal gehandicapt. En met zulke nieuwe vrienden heb je geen vijanden nodig. ‘Niet fraai’, zou Gerrit Jan Wolffensperger zeggen.

Leave a Comment.