Rodney in de 21e eeuw deel 10: voetbal.

jan wouters paniniHoewel mijn ouwelui geen echte grote voetballiefhebbers waren werd ik al vrij jong gegrepen door het spelletje. En dat was in een tijd, midden jaren tachtig, dat het Nederlandse voetbal al jaren op z’n gat lag. Op clubniveau lagen de Nederlandse clubs vaak al voor de winter uit de Europese bekertoernooien en het Nederlands Elftal miste de WK’s van  1982 en 1986 en het EK van 1984. Het eerste toernooi dat ik me echt goed kan herinneren was WK86, het WK van Maradona. Iedereen op straat of het schoolplein wilde Maradona zijn. Ik ook, al zag ik zelf ook wel dat mijn voetbalkwaliteiten nou niet heel erg overeen kwamen. Ik kon er geen klote van.

Hoewel ik niet kon voetballen was ik wel maniakaal verslaafd aan de belangrijkste bijzaak van de wereld. Ik schreef hele schriften vol statistieken, hield werkelijk alles bij en miste niks,een kleine voetbalnerd dus. Naar Ajax gaan was nog een feestje voor me. Spannend en leuk! Naar De Meer en naar het Olympisch Stadion, waar er een geurmelange van verschaald bier, pis,verschroeide hamburgers, sigaretten, sigaren, goedkope hasj en vers gemaaid gras hing. Kortom,het rook er naar een voetbalstadion. Een voetbalstadion zoals er tegenwoordig nog maar weinig zijn. Bijna elke club speelt tegenwoordig in een moderne ‘eenheids-arena’ ergens aan de rand van de stad, waar je met pasjes betaalt en de wedstrijd een ‘evenement’ wordt genoemd. Waar je wordt onthaald door jongetjes en meisjes in blazers in plaats van door een die ouwe chagrijn met die sigaar in z’n muil die al honderd jaar bij de club rondloopt,maar wel die club in zijn DNA heeft.

Tegenwoordig kom ik allang niet meer voor het voetbal maar voor het biertje met vrienden.De Arena is een kroeg geworden waarvoor ik jaarlijks betaal om 17x naar binnen te mogen. En de Europese toernooien volg ik amper nog. Ik hoor wel wat de finale is en misschien kijk ik. Ik zeg er bijna niks meer voor af. Ook voor Ajax lang niet altijd meer. Zo vertik ik het meestal om op zondag om 12.30 in het stadion te zitten omdat Fox Sports dat zo nodig wil. Dat is een onhandig tijdstip voor iemand  die vaak in de nacht werkt. Zondag 14.30 was en is de perfecte tijd.

Hoe dan ook, rond 1987 begon het Nederlandse voetbal weer op te bloeien. Ajax en PSV wonnen Europese prijzen en Oranje werd Europees kampioen in 1988. Nederland was ineens weer een land waar rekening mee werd gehouden op voetbalgebied.

En voetballers waren dan wel jongens tegen wie werd opgekeken, het waren bij lange na niet de popsterren die het nu zijn. Ajax had geen middenvelder met een haarbandje, zestig tatoeages,een opgepompt lijf en roze schoentjes. Ajax had Jan Wouters. Jan was een oerlelijke Utrechtse vuilbekkende bouwvakker met een matje in z’n nek en een lullige snor die het vuile werk voor de ploeg opknapte. Een goeie voetballer ook nog eens, maar ook een man die zijn tegenstander lachend over de reclameborden schopte als de wedstrijd daarom vroeg. Jan was 26 maar zag eruit als een ouwe lul van 40. Bijna iedere club had wel minstens één zo’n klootzak in de ploeg die de boel op scherp zette. Onmisbaar. PSV had Berry van Aerle als rechtsachter. Berry had de uitstraling van een klodder mayonaise met slasausbenen en hij was niet heel mediageniek maar iedere club zou zich tegenwoordig een geweldige rechtsback als Berry van Aerle wensen. Hij zou in deze tijd makkelijk miljonair worden. En dan zou Berry het grootste huis in Helmond kopen, ech wel!

Later toen ik in de jaren negentig het Amsterdamse uitgaansleven onveilig maakte kwam ik regelmatig voetballers tegen. En dan niet in een of andere afgeschermde VIP-lounge vol starfuckers en champagne maar gewoon in dezelfde ruimte als iedereen. Frank Rijkaard, een van de beste middenvelders ooit, met een biertje en een sigaretje in de hand bij Frank Black in Paradiso en later nog eens schaterlachend achter mij bij de opnames van Jiskefet. De jonge Surinaamse jongens van Ajax bij The Wutang Clan in de Melkweg. De jonge Van der Vaart die ik nog weleens tegenkwam, Dani die meer scoorde op het Leidseplein dan bij Ajax. Voetballers waren tamelijk aanraakbaar.

Die tijd is voorbij. Voetballers leven tegenwoordig veelal in hun eigen hiphopvideoclip, hun koppies verscholen onder grote koptelefoons en afgesloten voor het plebs in een steriele VIP-lounge, hoewel een vriendin van mij een paar jaar geleden eens aan mij vroeg of ik wel eens van ene Xabi Alonso had gehoord, want daar had ze zojuist het telefoonnummer van gehad.

Hoewel de sterrenstatus van voetballers dus hard is gestegen is het niveau afgezakt als een oud slipje. Het Nederlands Elftal gaat zich waarschijnlijk niet kwalificeren voor het EK en op clubniveau heeft Nederland elk jaar minder te zoeken op Europees niveau. In Back to the Future reist Marty Mc Fly naar 21 oktober 2015. Hij zal geconcludeerd hebben dat de staat van het Nederlands voetbal op die dag minstens zo zorgwekkend is als in 1985.

1 Comments

Laat een antwoord achter aan Meyer Reactie annuleren