Elk jaar, zo ergens in de zomer, dan steekt mijn geloof weer de kop op: mijn rotsvaste geloof dat Ajax kampioen wordt. Dat geloof van mij is in iets minder dan de helft van de achtendertig jaar die ik rond stamp op deze aardkloot een absolute waarheid gebleken. Sinds ik besta werd mijn cluppie zeventien keer kampioen. Maar aan de andere kant werd iets meer dan de helft van mijn leven mijn geloof dus ergens in april of mei door een andere realiteit ingehaald. Dan werd, volkomen tegen mijn geloof, een andere club kampioen. Kortom, mijn geloof is lang niet elk jaar een waarheid gebleken.
De definitie van het woord ‘geloof’ is precies waar sommige religieuze mensen makkelijker over struikelen dan Luis Suarez over een vijandelijk been in het strafschopgebied: ze verwarren het met het woord ‘waarheid’. En, zoals ik dit verhaal begon: wat iemand gelooft strookt lang niet altijd met de waarheid of de realiteit.
Ik geloof niet in welke god dan ook. Nooit gedaan ook. Mijn lieve ouwelui hebben mij godzijdank (!) de vrijheid gegeven om zelf uit te zoeken of ik ergens in wilde geloven. Welnu, ik bedacht al op jonge leeftijd dat ik een god niet kan zien en dat het bestaan er van dus niet concreet te bewijzen is. En ook dat er veel onrecht op de wereld is. Want als er al een god bestaat dan heeft het opperwezen het bepaald niet met iedereen even goed voor. Dat is hoe ik het voor mezelf gedefinieerd heb. Een agnostisch standpunt. Of het juist is weet ik niet, maar ik geloof van wel.
Ik ken nog redelijk wat mensen die in een god geloven. De meesten via de doctrine die ze van huis uit hebben meegekregen, maar ook mensen die voor zichzelf hebben uitgezocht dat er een god moet bestaan. Het zijn over het algemeen mensen die ik beschouw als zeer intelligent, maar die in iets geloven wat voor mij ongrijpbaar en onbegrijpelijk is. En wat fijn aan ze is: ze proberen niemand van hun geloof te overtuigen. Ze laten bij iedereen, zelfs bij ongelovigen, hun hoofd netjes op de romp zitten en ze misbruiken geen kleine kindertjes uit naam van hun geloof. Ik ken ook mensen die de taal van de straat vloeiender spreken dan dat Ivo Niehe Frans (of welke taal dan ook) spreekt en die veel dingen hebben gedaan die elke god verbiedt, maar die toch uiterst gelovig zijn. Maar ook zij zijn geen maffe fundamentalisten, de hooligans onder de gelovigen.
Ik vind alles best. Iedereen moet lekker geloven wat hij of zij wil zolang niemand anders daar last van heeft. Als mensen willen geloven dat de wereld geschapen is door het vliegend spaghettimonster: mijn zegen hebben ze, die pastafari’s. Of zoals ooit in Noord-Londen ergens aan het begin van deze eeuw een dronken Londenaar met een monumentaal dikke buik in de pub in mijn oor lalde: “Well you listen mate… *hik*. You know there’s only one god an that’s *hik* Dennis Bergkamp!” Waarop hij de achterkant van zijn veel te krappe Arsenalshirt liet zien. Bergkamp’s rugnummer 10 stond er op. En daarboven in grote letters “GOD”. Al weet ik niet of Dennis wel een god zou willen zijn. Want als god moet je natuurlijk alles van bovenaf overzien. En Dennis heeft al vliegangst dus dat wordt een lastig verhaal.
Ik geloof niet in godzooi maar in Rodzooi. Boven alles waar ik in geloof, geloof ik heilig in mezelf en in de mensen om me heen. En dat alles, of in elk geval veel, goed komt. Amen!
Amen! Precies zoals het is! Nu de rest van de aardkloot nog overtuigen.