Rodweek 57 De Willemsstraat zal nooit verloren gaan.

Zoals sommige mensen een bonuskind, -vader, -moeder, -broer of –zus hebben, zo heb ik 10 jaar lang een bonus-opa en oma gehad: Frits en Ans, de opa en oma van mijn ex-vriendin. Wat Ans betreft moet ik vanaf nu helaas in de verleden tijd praten, want ze is twee dagen geleden overleden.

Mijn kennismaking met Ans was op de verjaardag van mijn toenmalige schoonvader. Het was de eerste ontmoeting met mijn kersverse schoonfamilie. Ik kreeg meteen iedereen te zien. Onderweg naar de tuin passeerde ik Ans en een beetje in gedachten verzonken liep ik door. Dat liet Ans niet gebeuren.
‘’Zeg Gerrit, wie bent u eigenlijk?’’
Ik was er in één keer weer bij en ik stelde mij netjes voor. We raakten aan de praat en hadden een vrolijk gesprek. Ans was een geboren Jordanees uit de Karthuizersstraat en we kregen het al gauw over muziek uit de Jordaan. Een ietwat vreemde kronkel in mijn muzieksmaak is mijn voorliefde voor oude Nederlandstalige muziek en ik weet een boel teksten uit mijn hoofd. Oma’s lievelingslied was De Begrafenis van Manke Nelis, gezongen door Johnny Jordaan en dat is ook één van mijn favorieten. En voor we het wisten zaten we samen dat lied te zingen. De eerste zin van het lied luidt: ‘’De hele Willemsstraat is in rep en roer, eenieder trok z’n zondagse pakkie aan.’’

Sinds die tijd spraken Ans en ik elkaar steevast aan met ‘’Willemsstraat’’.

Een telefoongesprek tussen Ans en mij begon altijd standaard als volgt:

‘’Met Neijts’’
‘’Met de Willemsstraat!’’
‘’Hey Willemsstraat, haha, hoe is het met je?’’
‘’In rep en roer’’
‘’Heb je je zondagse pakkie aan, jongen?’’

En dan gingen we verder met waar ik voor belde. Vaak over eten. Ik kook vaak veel te veel en dan bracht ik af en toe wel eens eten bij Ans en Frits langs. Wat moet ik met tien gehaktballen? En een pan pasta ben ik na twee dagen ook wel zat, dus dat deel ik dan graag. Of we belden om te gaan wandelen met oma. Door de Jordaan. Door de Willemsstraat uiteraard. En dan wat drinken bij De Kat in de Wijngaert op de Lindengracht en een plankje osseworst van Louman uit de Goudsbloemstraat eten. Blijer konden we oma niet maken.

Nadat de verkering met hun kleindochter na 6 jaar ophield stuurde Ans mij een brief. Een handgeschreven brief, met zo’n mooi schuin handschrift. Zoals alleen oude mensen kunnen schrijven. Ze vond het heel erg dat haar kleindochter en ik uit elkaar waren, maar alles zou goed komen, zo verzekerde Ans mij. Ze sloot af met de zin:  ‘’En denk eraan: de Willemsstraat zal nooit verloren gaan!’’

En ook na die break-up kwam ik nog bij Ans en Frits over de vloer. Bakkie eten brengen. Even bijkletsen. Sigaretje met oma roken. Wap-wappie drinken. Zo noemde oma een borrel.  We belden elkaar ook nog met verjaardagen. Toen ik vorig jaar vanuit West naar het Centrum verhuisde was oma een beetje sip. Ze dacht dat ze me nooit meer zou zien. Die dacht dat ik naar de andere kant van de wereld zou verhuizen of zo. Welnee. Het is hooguit een kwartier fietsen naar Oud West. En dus bracht ik af en toe nog steeds een hapje eten langs.

Ze heeft tot het einde van haar leven midden in Oud West gewoond. Ans heeft 88 lentes aangetikt, dus ze is niet in de wieg gesmoord, zeggen we dan in Amsterdam. Ze heeft de wereld een prachtige familie nagelaten. Vorige week liep ik, op weg naar werk, langs de aanleunwoning van Ans en Frits. Ans keek uit het raam en zag me. Ik zwaaide en gaf een handkus. Ze lachte en ik kreeg een handkus terug. Ik nam me voor om snel weer eens eten te brengen en bij te praten. Dat is er dus helaas niet meer van gekomen.

Ik ga Johnny Jordaan luisteren. Ons liedje.  Ik zal oma Ans missen. Maar één ding is zeker:  de Willemsstraat zal nooit verloren gaan!

1 Comments

Leave a Comment.