De afscheidswedstrijd

in den ban van rodneyVandaag is het precies achttien jaar geleden dat ik stopte met voetballen. Mijn passieve voetbalcarrière is meerderjarig geworden. We speelden die dag met Pancratius 7 (een verzameling kroegvedettes uit Amsterdam-West, Sloten en Badhoevedorp) uit bij RKAVIC 12 in Amstelveen, in de donkerste spelonken van de Amsterdamse onderbond. Nou was niet alles vroeger beter, maar het weer was die dag fantastisch, in tegenstelling tot het ijskoude weer van vandaag. Een fijn stukje over de twintig graden en een uitbundig schijnend zonnetje. Veld 3 rook heerlijk naar vers gemaaid gras. Naast het doel aan de kantinekant lag een hond aan zijn ballen te likken. Een oude man met een halve sigaar in zijn mond stond langs de kant. Dat was de ambiance van mijn afscheidswedstrijd.

Ik was 21 en ik had het wel een beetje gehad met het voetballen op m’n vrije zondagochtenden op bijveldjes in Amsterdam, Amstelveen, Bovenkerk, Kudelstaart, Badhoevedorp, Haarlem, Hoofddorp, Uithoorn, Aalsmeer en fucking De Kwakel. Daarbij liep ik ook niet bepaald over van talent. Kom op zeg, Pietertje uit die pindakaasreclame over Pieter van den Hoogenband was Messi in vergelijking met mij. Als ik de bal kreeg dan keek ik direct of er iemand vrij stond die op z’n minst een beetje kon voetballen en dan leverde ik de bal meteen weer netjes in. Ik had de techniek van een cornervlag, waarbij ik moet vermelden dat de cornervlag wat soepeler was. Ik was ook niet heel snel en koppen deed ik na een avondje stappen liever ook niet. Het enige wapen dat ik wel had was een goede trap in mijn rechtervoet. Daarom mocht ik een paar keer per jaar nog wel eens aanleggen voor een vrije trap of penalty en zo scoorde ik dan toch elk seizoen nog een paar goaltjes. Voor de rest had het team niets aan me en daarnaast kreeg ik het ook steeds drukker met werkzaamheden bij Ajax, waar ik toen werkte. Ik vond het wel mooi geweest. Bovendien had ik me al jaren verzoend met de tragiek dat ik als voetbalfanaat zelf helaas totaal ongeschikt ben voor het actief beoefenen van het leukste spelletje ter wereld, dus zo erg vond ik het niet om te stoppen.

Omdat ik voor de honderdzestiende keer dat seizoen niet was komen trainen moest ik wissel staan. Ik zat daar eigenlijk wel lekker langs de kant van het veld. Lekker met m’n porem in het zonnetje, blikje cola ernaast, sigaretje erbij. Ik stond nou niet direct te trappelen om in te vallen. In de 70e minuut was het zover. Onze spits, die de bijnaam ‘Snoetje’ droeg (zijn echte naam heb ik nooit geweten) had kramp.
‘Rod, kom maar!’
Ik doofde mijn sigaret en huppelde de wei in. De stand was 2-2.
Corner voor ons.
Uitdraaiende bal, onze aanvoerder Nallie haalde uit. De keeper stompte de bal weg. Recht voor mijn voeten en deze was zelfs voor mij niet te missen: ik schoot de bal in het lege doel. 2-3 voor ons! Mijn eerste balcontact! RKAVIC drukte ons terug om de gelijkmaker te forceren. Corner voor de Amstelveners. Uitdraaiend. Schot op doel, onze keeper geklopt, maar ik stond nog bij de paal om de bal van de lijn te schieten. Dat was mijn tweede balcontact.
In de laatste minuut braken we nog een keer uit. Onze linksbuiten rende alleen op de keeper af. Die hield de ingeschoten bal in eerste instantie tegen maar hij stompte de bal tegen een van mijn twee linkervoeten aan en tergend langzaam caramboleerde de bal in het doel. RKAVIC verslagen met 2-4. De scheidsrechter floot af. Een luid gejuich van onze kant. Op naar de kleedkamers en op naar het bier! “Rodney in Oranje!”, scandeerden mijn medespelers. Drie balcontacten. Twee goals en een bal van de lijn gehaald. Dodelijk effectief. Pippo Inzaghi avant la lettre. Beter is het nooit geweest en beter zou het ook nooit meer worden.

De keeper van RKAVIC kwam in de derde helft, in de kantine, naar onze tafel toe. Hij klopte me in al zijn jovialteit zo hard me op mijn schouders dat ik mijn bier zowat uitspuugde: ‘Jij mag nooit meer invallen, vriend!’
Ik keek hem aan en lachte. ‘Dat beloof ik.’

Leave a Comment.