Rodzooi #16 Ode aan de Kuip.

Laat ik eerlijk zijn: helemaal handig was het natuurlijk niet om pontificaal op de site van een Rotterdamse krant te  staan terwijl ik als columnist van Ajax Showtime in mijn Ajax-shirt, in mijn  Ajax-huis een stoeltje uit het Ajax-stadion in ontvangst nam. Zeker niet als je in die zelfde week nog twee keer in die contreien moet wezen, zoals ik. En dan op zondag nog bij Feyenoord-Ajax in de Kuip ook.

Ik voelde me afgelopen vrijdag en zondag toch een beetje zoals de partner van de bekende Rotterdamse TV-presentator zich waarschijnlijk regelmatig voelt: in het hol van De Leeuw. Mijn status in die ouwe Rotterdamse roestbak is in alle opzichten ongeslagen. Ik heb Ajax daar nog nooit zien verliezen en ik heb er ook nooit een klap op m’n bek gevangen. De spaarzame keren dat Ajax daar verloor was ik op vakantie of was ik er om een andere reden niet. Ajax zou mij eigenlijk elk jaar moeten faciliteren om daar als talisman heen te gaan, maar dat zal wel weer te veel geld kosten. Gisteren was dus mijn twintigste keer, een heus jubileum. Ik ben dol op dat stadion. Niet eens omdat ‘we’ daar meestal met een goed resultaat van terugkeren, maar die ouwe bak aan het Van Zandvlietplein 3 te Rotterdam-Zuid heeft iets magisch. Het stadion kan er letterlijk trillen.

Ik geniet altijd in de Kuip. Het is dat mijn favoriete club er niet speelt. De Kuip is dan ook totaal geen Ajax-stadion. De Kuip is rauw en vol littekens, als een ouwe Zware Van Nelle rokende Rotterdamse havenarbeider, krakend en piepend in al z’n oude voegen. De Arena is Disneyland, als het toeristencentrum van Amsterdam. De Kuip, met die rare tribunes die nog gebouwd zijn op kromme mensjes die hooguit een meter zeventig werden. Het zit altijd wat krapjes daar.

Twintig keer ben ik met Ajax in De Kuip geweest. Klassiekers, bekerfinales, supercups. Ik heb nooit het gevoel dat het daar misgaat. Wij winnen. Of op z’n slechtst spelen we gelijk. Ik ben ook nooit zenuwachtig daar. Verliezen in de Kuip is geen optie. Hoewel het een jaar of drie geleden zomaar had gekund. Mijn Rotterdamse vriend Erik had mij De Kuip in gesmokkeld. Feyenoord kwam furieus uit de startblokken. De wedstrijd was nog geen drie minuten onderweg of  Feyenoord had al twee keer op de lat geschoten. Vijfde minuut: Ajacied Van Rhijn schilderde een vrije trap achter Vermeer. Prachtgoal. Een nanoseconde dacht ik aan juichen maar ik realiseerde me gelukkig meteen dat ik niet in ons ouwe trouwe uitvak GG stond maar op de Maastribune vol schuimbekkende types die babi pangang van me willen maken als ze me ontmaskeren als smokkel-Ajacied. Feyenoord bleef die wedstrijd maar enorme kansen missen. Als het 6-1 voor Feyenoord was geworden had Ajax niks mogen zeggen. Het bleef op de een of andere bizarre manier 0-1 voor mijn cluppie. Ik liep grijnzend het stadion uit. Zoals gewoonlijk. De enige keer dat ik daar teleurgesteld het stadion uit liep was in 2006 toen we daar met 0-4 hadden gewonnen. Het had namelijk gewoon 0-10 in 010 kunnen wezen, zo ongenadig veel kansen miste Ajax. We waren er ziek van.

De Kuip. Het had ook altijd iets magisch als we daar als Ajax-supporters aankwamen met de trein. Dat plein vol schreeuwende mensen. Door die tunnel het stadion in en dan het striemende fluitconcert zodra de eerste supporters in Ajax-shirtje het vak in kwamen lopen.  Die Rotterdamse chick die vanuit haar thuisvak altijd wild springend naar ons liep te schreeuwen en vervolgens haar tieten liet zien. Die halvies die tegen plexiglas stonden te beuken. Die mafklapper die een vuurpijl ons vak in wilde schieten, maar de plexiglaswand raakte waardoor die pijl z’n eigen vak in ketste. En die vervolgens een pak welverdiende klappen op z’n kanis kreeg van z’n medesupporters. De buitenspelgoal van Wamberto in de bekerfinale tegen Utrecht in 2002. Ik stond boven en eindigde over de hoofden van supporters beneden in het vak. Toen ik mijn weg naar boven weer had gevonden was de verlenging begonnen en scoorde Zlatan gelijk de winnende. Eindigde ik weer beneden. De 5-0 bekerwinst in 1998 tegen PSV. Prachtig weer en we stonden allemaal te dansen, dankzij die sambaband in ons vak.

Eerlijk waar. Als ik aan de Kuip denk voel ik liefde. Een wat eenzijdige liefde, maar dat maakt me niet uit. Ik heb daar echt ontstellend veel mooie herinneringen liggen. En daar kwam er gisteren dus weer eentje bij. Dit keer met dank aan mijn goede vriendin Mir. Mir is een oer-Rotterdamse tante. Zo Rotterdams als Mir worden ze niet meer gemaakt. Mir had prima plekken in het stadion geregeld en daarbij hadden we toegang tot een comfort lounge waar we ons ongelimiteerd konden laven en spijzen. Dat deden we dus ook en in de avond tolde ik weer dolberggelukkig de trein in. Nou had ik niet verwacht dat hele Rotterdamse volksstammen me zouden herkennen van het AD-filmpje of van mijn columns, maar er hoeft maar één gekkie tussen te zitten die het lucifertje vindt en dan kan een vuurtje snel gaan, vraag dat maar in Spanje, dus vandaar dat ik toch maar een petje ophad. En zo behield ik in twee opzichten letterlijk mijn ongeslagen status in die geweldige Kuip.

Ik zeg het eerlijk: als Feyenoord De Kuip verlaat voor een nieuw Disneystadion dan zal deze Ajacied ook een traantje laten.

Ik hou van De Kuip.

1 reactie

  1. Mijn hele linkerzijde is blauw van die 5x dat je mij een por gaf. 4x de goal en 1x de gemiste strafschop! En dan dat gegniffel, zo zacht heb ik iemand nog nooit horen gniffelen.
    Maar, het was leuk, ik had niet gedacht dat wij gingen winnen. Eis wel revanche! XXM.

    Reply

Leave a Comment.