Rodweek 185 Kretenzer Kronieken (3) Markt

14 oktober 2023. Mo en ik zijn allebei niet zo van de actieve vakanties. Tenzij je van het ene terras naar het andere restaurant hoppen als activiteit beschouwt. Dan zijn we inderdaad best actief bezig. Onze ontbijtburen waren door de Samariakloof wezen wandelen. Dat is een van de grootste bergkloven van Europa. Een wandeling van zestien kilometer door berggebied. Nou houd ik best van een lekkere wandeling, dat doe ik dagelijks, maar dit vind ook ik te veel. Bovendien duurde het drie uur voordat ze bij het beginpunt waren. Dan dus die hele tocht lopen en dan weer drie uur terug naar Galini. Ze vertrokken 6.00 vanuit het hotel en kwamen om 21.30 weer afgepeigerd terug in het hotel. Hartstikke mooi vonden ze het. Leuk voor ze, maar wij moeten er niet aan denken.

Om toch nog een andere activiteit anders als terras-hoppen te ondernemen besluiten we om toch maar eens te proberen wat ons in onze drie voorgaande vakanties in Galini niet is gelukt: naar de markt in Mires gaan. Dat is een dorp dat drie kwartier rijden met de bus verderop ligt. Een ezel stoot zich in het gemeen maar één keer aan dezelfde steen maar wij hebben onze koppen al zo vaak gestoten dat het een waar hoofdpijndossier aan het worden is. Dat heeft met de busverbinding te maken.

Mo en ik zijn, voor zo ver wij weten, allebei als baby niet van de commode gevallen. We zijn niet gek. En ook niet dom. Allebei hoogopgeleid. En toch snappen wij telkens de reistabel op Galini Centraal Station (welgeteld één bushalte) niet. Die ziet er ook tamelijk onoverzichtelijk uit, zeggen wij ter onzer verdediging. Maar nu hebben we de dag voor vertrek het velletje papier dat dienst doet als vertrekstaat eens goed bestudeerd. Om 10.15 gaat de bus naar Mires! Om het zekere voor het onzekere te nemen zorgen we dat we er 10.05 al zijn. Dit is geen Amsterdam waar om de acht minuten een nieuwe bus komt, dus beter ben je op tijd. Wie in deze contreien de bus mist moet vaak lang wachten op de volgende. Wij dus op tijd naar de bushalte.

We steken allebei een sigaret op nu het nog even kan. Het gaat ons vandaag eindelijk lukken! Maar al wat er langskomt: geen bus. Ik zie het lijk al weer drijven. We hebben vast weer iets verkeerd gezien. We kijken. Mires, dat staat daar. En dan staat daar Agia Galini bij. 10.15. Het staat er echt. We checken het nog drie keer. Dit ligt dit keer toch niet aan ons? Toch vinden we het ook wel hilarisch. Het is ons niet gegund om naar die markt te gaan.

Ik besluit toch om nog eens te kijken en ja hoor: Peppi en Kokki hebben de tabel inderdaad weer verkeerd gelezen. Misschien toch wel ooit van de commode gepleurd. Allebei de wereld over gereisd en in de grootste steden geweest en dan in zo’n klein gat steeds de bus missen. De bus vanaf Agia Galini vertrok dus reeds om 10.00 en die vanuit Mires naar Agia Galini om 10.15. Daar zijn we voorgaande keren ook de mist mee ingegaan, maar nu weten we eindelijk hoe we dat ding moeten lezen. De volgende gaat om 11.30. Dat is te overzien. We drinken een cappuccino bij Platia en kijken daarna nog even rond bij een grote souvenirwinkel. Het is 11.20. Terwijl Mo nog in de winkel aan het rondkijken is rook ik nog een sigaret om de tijd te doden, maar dan! Wat zie ik daar? De bus komt eraan! Ik roep mijn wederhelft de winkel uit en we lopen in straf tempo naar het busstation. Zouden we het eindelijk halen?

Potverdomme ja! Het is ons gelukt! We hebben de bus en nog de goede ook! Hoewel dat zelfs voor ons niet moeilijk is want de enige buslijn vanuit Galini is die naar Heraklion en die komt altijd door Mires. En jawel hoor, om 12.15 rijden we het dorpje waar de wekelijkse markt is binnen. Wij zijn allebei verzot op markten. En in Kreta heb je niet dat opdringerige gezeur en handjeklap met verkopers wat je wel in andere Mediterrane landen hebt. Het is rustig winkelen zonder gezanik en gejengel aan je hoofd.

De markt in Mires is elke zaterdag in de hoofdstraat van het dorp. Veel goedkope kleding en goedbedoelde troep, een vrouw die kleine kettingzagen verkoopt en die ook demonstreert (!), maar verderop allerlei heerlijke verse kruiden, kazen, noten en groentes waar we blij van worden. Met een tas vol lekkere kruiden voor thuis en heerlijke noten hebben we een prima slag geslagen. En we zijn lekker op de markt geweest. Rond 14.00 sluit de markt en drinken we ter afsluiting nog een heerlijke Miso Kilo Aspro. Onze bus terug gaat om 15.15. Dat hadden we nog speciaal geïnformeerd. Op de hoek bij de sigarettenkiosk. Wij dus daar weer op tijd staan, rond 15.00. Maar al wat er langsrijdt: geen bus. De volgende komt pas om 18.15. Dan zouden we ons hier nog drie uur moeten vermaken. Zo leuk is het dorp, buiten die markt, nou ook weer niet. Zijn we dan weer van die sukkels die het verkeerd hebben begrepen? Staan we wel bij de goede sigarettenkiosk? Gelukkig, we zijn niet de enigen. Er staat nog een groep mensen te wachten. Er wordt ook niks gezegd of omgeroepen. Om 15.40 komt de bus eindelijk aan. Slechts vijfentwintig minuten te laat. Ook dat is Griekenland. Wij hebben een horloge, maar zij hebben de tijd. Tegen 16.30 zijn we weer terug in Agia Galini. Om te vieren dat onze marktmissie eindelijk is geslaagd drinken we nog een miso kilo aspro. Vrijdag is de markt in Timbaki, die is iets dichterbij en ook daar komt de bus doorheen. We hebben nu de smaak te pakken, dus we gaan er weer voor!

Voor deel 1 KLIK HIERO
Voor deel 2 KLIK HIERO

Yo! Wil je nog een fijn boek voor de herfstachtige dagen? Ik heb nog een aantal exemplaren van mijn bundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. Vanaf 25 oktober ben ik weer terug in Amsterdam. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam-Centrum of 19,50 als ik ‘m naar je opstuur. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]

Rodweek 184 Kretenzer Kronieken (2) De Campingmoordenaar

12 oktober 2023. Hoewel Mo en ik bij elkaar bijna een eeuw oud zijn (99,5 jaar) en allebei van middelbare leeftijd zijn, horen we in ons hotel bij de jonkies. Dat is ook wel eens leuk want dat hebben we ook lang niet altijd meer! Dat zagen we bij ons ontbijt. We zitten dan tussen de grijze koppies. Prima. Het heeft als bijkomend voordeel dat we er in elk geval van verzekerd zijn dat er geen krijsende kinderen rond de tafel lopen te rennen terwijl we daar van het overheerlijke ontbijt genieten en langzaam in de dag komen. Na het ontbijt ga ik wandelen en Mo gaat lekker op het balkon lezen. Qua dagelijkse routine verschilt het begin van de dag niet heel erg veel met ons leven in Amsterdam.

In de middag lopen we naar Babis en Nektaria die een camping bestieren aan de rand van het dorp. Babis is de kok en hanteert als adagium: ‘Never trust a skinny cook’. En inderdaad, Babis is zeker niet skinny. En voorheen was hij nog een stuk zwaarder. Babis houdt behalve van Nektaria en hun kinderen van eten en van koken en die liefde voor het vak proef je. Alles wat de man maakt is verrukkelijk en met passie gemaakt. Babis houdt ook van oude kaas uit Nederland, dus we hebben een mooi stuk voor ze meegenomen. Het cadeau wordt in grote dankbaarheid aanvaard. We drinken er een miso kilo aspro en krijgen als dank voor de meegebrachte kaas een heerlijk bord Kretenzer lekkernijen. Dat is wat Babis een klein bordje noemt, maar in Nederland betaal je voor zo’n plaat eten makkelijk dertig euro. En dat is dan een voorgerechtje.

Als je écht een bord eten bestelt bij Babis dan weet je zeker dat je voor de rest van de dag klaar bent. Maar we zijn al tevreden met onze lunchplate. Toen ik voor het eerst bij Babis kwam bestelden wij ‘Babis Way’, dat is een selectie van alles wat Babis lekker vindt. Dat hebben we geweten! Er werd een tafel vol lekkers geserveerd. Dat leek ons al een behoorlijke opdracht. Toen we het toch allemaal op hadden gekregen, daar behoorlijk trots op waren en flink vol zaten bleek dat pas het eerste deel van Babis Way te zijn. De culinaire reis was nog niet volbracht. Stel je voor dat je van Amsterdam naar Breda moet fietsen. En dan ben je eindelijk doodmoe in Breda aangekomen en dan zeggen ze: ‘Oh nee hoor. Haha, gekkie! Je, hebt het verkeerd begrepen! Je moet door tot Brussel. Succes!’

De tafel werd dus leeggehaald en stond even later weer vol met lekker eten. OK, doorwerken maar. Zulk lekker eten laten staan is onbeleefd in deze contreien. Gevuld van de voet tot de hoed en met het snot voor de ogen wilden we afrekenen. Maar we hadden buiten Nektaria gerekend die even later met een kannetje ijskoude raki en een toetje bij onze tafel stond om ons het definitieve nekschot te geven. We noemen haar dan ook ‘Nekschottaria’.

‘Die mensen proberen ons gewoon te vermoorden!’, zei ik tegen Mo. Heb je ooit de film ‘Le Grande Boeuf’ gezien, waarin een groep mensen zich letterlijk dood eet? Stel dat voor als je bij Babis op bezoek gaat. Wat je ook bestelt: je krijgt ontstellend veel. En het erge is dat het ook allemaal belachelijk lekker is! Dus je stopt dan ook niet zomaar met eten. We vragen ons ook elke keer af of Babis ons niet zo aardig vindt dat hij ons telkens probeert te vermoorden met die overdaad aan heerlijk eten. En met die heerlijke zelfgestookte raki.

Gisteren zijn we na onze lunchplate teruggelopen naar de boulevard om te eten bij Onar. Onar maakt de lekkerste vis van het dorp. Ik eet een fantastische zwaardvis, Mo is fan van de mossels.

Vanavond halen we eten bij Goldsun. Dat is eigenlijk een soort snackbar maar dan een stuk smakelijker dan de gemiddelde Friet van Piet.

Morgen gaan we naar de markt in Mires en daarna zijn we wellicht klaar voor een moordaanslag van Babis op de camping. We zetten ons schrap en zullen ons lot lijdzaam ondergaan. Yamas!

Voor deel 1 van de Kretenzer Kronieken: klik hiero

Rodweek 183 Kretenzer Kronieken (1) Miso Kilo Aspro

Tien oktober 2023. We zijn weer daar waar de straten geen namen hebben: Agia Galini op Kreta. Een stipje op de kaart. Het oude vissersdorpje telt hooguit vijfhonderd zielen zodra de vakantieperiode voorbij is. Mo en ik komen er graag. Mo komt er al een jaar of zeventien, ik ben er nu voor de vierde keer. Ik ben een stadsjongen die ook bij voorkeur op vakantie gaat naar steden. In een stad is altijd wat te doen, is veel te zien, kun je vaak lekker naar het voetbal en zijn de kroegen en restaurants nooit ver weg.

Mo en ik zijn nu bijna drie jaar samen en na bijna anderhalf jaar durfde Mo het aan om mij mee te nemen naar haar favoriete vakantieplek. En eerlijk waar: ik heb Agia Galini inmiddels ook in mijn hart gesloten. Ik ken inmiddels ook een groot deel van de bevolking. Is er veel te doen? Nee. Is er veel te zien? Ook niet. Voetbal in een stadion kijken? Nee. Kroegen en restaurants: jawel! Die zijn er wel. En je kunt er ook echt goed eten. Het is voor ons gewoon even tot rust komen. Sowieso omdat we allebei een druk leven hebben en nu vooral als beloning voor ons na een op z’n zachts gezegd heftige periode.

In deze Kreta-Kronieken verhaal ik hoe onze vakantie verloopt. Wat we allemaal doen en ook over wat we allemaal niet doen. Schrijf maar eens iets over een dorp waar weinig tot niks te doen is. Ik daag mezelf uit.

Gisteren ging om 4.45 de wekker in het centrum van Amsterdam. Onze vlucht gaat dan wel om 10.20, maar vooral ik ben een langzame starter en ik moet vooral rustig aan kunnen doen. En ik moet niet al te veel gelul aan mijn hoofd hebben. Ik maak, zoals elke ochtend, koffie op bed voor mijn meisie en maak ondertussen bolletjes met gebakken eieren voor onderweg. Ik pak rustig mijn koffer in. Ik ben een echte gozer: ik flikker een paar onderbroeken, twee korte broeken, wat shirtjes, slippers, toiletartikelen in de koffer en klaar ben ik. Dat duurt amper een kwartier bij mij. En als ik wat nodig heb koop ik het daar wel.

Rond 7.30 gaan we richting Schiphol. We wonen praktisch naast Amsterdam CS en Schiphol is maar een kwartiertje met de trein, maar ik haat dat langzame getrut op vliegvelden. De Reizende Rijsdijk reist bij voorkeur met de trein, alleen is dat naar Galini wat omslachtig. Al staat het overigens nog wel op onze to-do-list om eens per trein door Europa te gaan en met wat tussenstops en dan vervolgens met een boot naar Kreta te varen.

In de trein naar Schiphol: veel stille mensen die net als wij rustig in de dag moeten komen op één kakelende tante na die met veel te luide stem over haar werk en cursussen aan het praten was tegen een collega die er, gezien haar lauwe reacties, ook geen zin in had. Het houdt onze vrolijke vroege vogel niet tegen: ze praat vol enthousiasme over haar nieuwe cursus. Op luide toon. Ik schreef al: ik ben geen ochtendmens. Geen gelul. Mensen die gelijk op vol volume aan staan zodra ze wakker zijn: ik word daar moe van. Het liefst zou ik zeggen dat ze haar bek moet houden, maar ik ben een nette jongen. We weten inmiddels alles over haar cursus.

Op vliegveld gaat alles voorspoedig en we hebben plaatsen voorin het vliegtuig. Kind naast ons en jankende baby een rij naast ons. Ik zag het lijk al weer drijven. Vorige keer hadden we drie jankende baby’s, de hele vlucht. Dan duurt een vlucht heel lang. Gelukkig, kind naast ons was rustig op z’n I-pad aan het spelen en de baby was ook al snel chill.

Geland op Heraklion en dan nog iets meer dan een uur met bus naar Galini. Omdat bijna niemand die kant op gaat zitten we alleen met een ouder stel in de taxibus die ons door het Kretenzer berglandschap voert. We dromen de hele dag al van één ding: een Miso Kilo Aspro bij Vicky en George in hun restaurant. Nou ben ik maar gewoon een simpel HAVO-klantje, dus ik heb nooit Grieks gehad op school. Maar wat een Miso Kilo Aspro is weet ik inmiddels feilloos: een karaf met een halve liter witte wijn.

Rond 18.00 betreden we restaurant Madame Hortense en het weerzien is hartelijk als altijd. We zijn afgepeigerd van de lange reis en met mijn laatste krachten bestel ik in mijn beste en vrijwel enige Grieks dat ik machtig ben een Miso Kilo Aspro voor ons. Daarna bereidt George een fantastische maaltijd voor ons. We toppen de dag nog af met een Miso Kilo Aspro en lopen moe maar voldaan naar ons hotel. Dat zijn geen wereldafstanden hier. Galini telt pak ‘m beet vijf straten. Die allemaal geen naam hebben, simpelweg omdat het hier niet nodig is. Ik lees in bed nog even de Panorama die we op het vliegveld hebben gekocht. Althans, ik doe een poging.. Ik heb de klok geen 21.00 meer horen slaan. Morgen zijn we er weer helemaal bij. En dan schrijf ik over Babis, de campingmoordenaar!

Rodweek 182 3 oktober en het Spook van de Stopera

Vandaag is het 4 oktober, dus logischerwijs was het gisteren 3 oktober. Wat ik vorig jaar op 4 oktober deed? Ik heb geen flauw idee. Van 3 oktober 2022 heb ik een duidelijker beeld. Monique en ik zouden naar het Leids Ontzet of zoals Mo en andere echte ‘Leienaren’ het noemen: ‘Dwrie Oktoowbewr’. Het is dé feestdag van Leiden, maar ik ben er in ons bijna driejarig samenzijn nog nooit geweest. Vorig jaar was het kloteweer en dus besloten we niet te gaan. Sta je daar in de kleumende kou en regen bier te drinken: niet gezellig. Gisteren dus hetzelfde verhaal. De hele week is het prima weer en precies op ‘dwrie oktoowbewr’ is het baggerweer. Dus ook gisteren hebben we afgeblazen. Overeenkomst met beide dagen: einde middag werd het het ineens wel mooi weer. Maar toen hadden we al geen zin meer. Gewoon thuis een beetje keutelen, potje triktrak en (geheel volgens Leidse traditie) hutspot koken. En ons alvast voorzichtig verheugen op onze aankomende vakantie naar Kreta. Ook net als vorig jaar.

Twee 3 oktobers achter elkaar dus die nagenoeg dezelfde invulling hadden. En toch waren er wezenlijke verschillen met de 3 oktober van vorig jaar: poes Eva dartelde nog vrolijk door ons huis, Mo’s beste vriendin Agnes leefde nog en Mo had nog geen borstkanker, of althans, daar nog geen weet van. Het leven was op 3 oktober 2022 tamelijk zorgeloos. We genoten van alles in het leven. Wie doet ons wat? Die instelling. Nou, daar kwamen we een kleine maand later achter toen Mo de diagnose borstkanker kreeg. Dan ga je samen de achtbaan in. En nou heb ik al een bloedhekel aan pretparken in het algemeen en achtbanen in het bijzonder, maar deze achtbaan is dus nog veel erger.
Wat bizar was: de vrouw van mijn beste vriend kreeg in dezelfde week dezelfde diagnose. De beide dames gingen ook exact door hetzelfde traject. Mo in Amsterdam, Joy in Rotterdam. Dat geeft ineens een hele nieuwe dimensie aan een vriendschap die al meer dan dertig jaar duurt. En hoe cru en wrang het ook klinkt: het is fijn om over zoiets te kunnen praten met iemand die door hetzelfde heen gaat. Helemaal als het je bestie is.

En midden in dat heftige traject werd poes Eva dus ernstig ziek en overleed in maart en vlak daarvoor stierf Mo’s beste vriendin Agnes plotseling. Alsof we al niet genoeg voor onze kanis kregen.

Mo had het zwaar met haar chemo’s. En hoe kut en hoe zwaar het ook was: dan is humor soms echt een wapen. Wij wonen tegenover het lelijkste stadhuis van Nederland, de Stopera. Op een dag kwam Mo de huiskamer binnen. Duidelijk met een ziek gezicht. Ze zei verdrietig: ‘Jezus, ik lijk wel het Spook van de Opera.’ Dat inkoppertje kon ik niet laten liggen: ‘Welnee lieverd. Je bent het Spook van de Stopera!’ Daar moesten we zo vreselijk om lachen allebei, dat we alle ellende even een tijdje vergaten.

We zijn dus nu minder dan een jaar na de diagnose verder en onlangs is mijn meisie schoon verklaard! Ze heeft het overleefd, niet overwonnen. Iedere kankerpatiënt strijdt net zo hard voor het leven. Wij hebben gewoon geluk gehad. En Joy gelukkig ook. De fantastische zorg van het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, familie en vrienden die altijd voor ons klaar stonden of er soms alleen al waren voor een luisterend oor en omdat we elkaar er met een lach en een traan doorheen konden trekken: het heeft allemaal zo veel geholpen. En we zijn ook gewoon veel leuke dingen blijven doen. Een van de eerste dingen die de arts zei nadat we het hele behandelplan hadden doorgenomen was: ‘Blijf, waar je kan, zoveel mogelijk leuke dingen doen. Daar krijg je energie van.’ En soms dan was die energie om leuke dingen te doen er, maar soms ook totaal niet.

Mo is nu weer langzaam aan opladen. En sinds kort weer voorzichtig een paar uurtjes aan het werk. Dat was ook weer een mijlpaal. Ze is op de weg terug uit de hel waar we doorheen zijn gegaan! En dat is voor ons allebei lekker. Want hoe lief we elkaar ook vinden: als je tien maanden op elkaars lip zit (ik werk veel thuis en zij kon niet weg) dan ga je je soms ook wel eens ergeren aan elkaar. Dan was ik blij als Mo even twee uurtjes koffie ging drinken bij een vriendin, maar zij vond het natuurlijk ook wel lekker als ik ging wandelen of naar het voetballen ging. Even alleen zijn. Dat hebben we allebei wel eens even nodig.

Vanaf nu gaat de weg hopelijk alleen maar weer omhoog. Het belangrijkste is dat Mo langzaam maar zeker weer haar oude zelf wordt. Onze verwerking is pas net begonnen. We beseffen nu pas écht wat er allemaal gebeurd is in het afgelopen jaar en wat wat voor impact het heeft gehad. En dan blijven de ogen niet altijd droog.

Hopelijk is het volgend jaar lekker weer op ‘dwrie oktoowbewr’, staan we met een groot glas bier mee te lallen op Rubberen Robbie en blijft het verjaagde Spook van de Stopera heel ver weg!

Nog een lekker boekie kopen voor de gure herfstdagen? Ik heb nog een aantal exemplaren van mijn bundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. Quanta costa: €15,- als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum en 19,50 als ik de postduif op pad moet sturen. Van elk verkocht exemplaar gaat er een piekie naar de Amsterdamse Voedselbank. Interesse? Laat een reactie achter of stuur een mailtje naar [email protected]

Rodweek 181 Jan Jongbloed, Aparteling

Het was in mei 2013 dat mijn vriend Kaan me belde: ‘’Rod, Johan Cruijff is NU in het Olympisch Stadion. Een of andere dag voor z’n foundation of zo. Weet ik veel. Blabla. Kom langs, ouwe! Gaan we met hem op de foto. Ik sport daar altijd, ik lul ons wel naar binnen.’’

Ik fietste in Olympisch tempo vanuit West naar het Olympisch waar Kaan mij al grijnzend stond op te wachten. Kaan is een ouwe Jordanees met een ontstellende grote smoel en hij lult minimaal vijf kwartier in een half uur. Wij naar binnen. Een vriendelijke jongedame van de receptie stond ons vriendelijk te woord en vroeg waar wij voor kwamen. Kaan stak een onnavolgbaar verhaal af, wat ik niet eens meer kan reproduceren, maar het kwam er op neer dat wij op het veld moesten wezen. Voordat de jongedame het verhaal had kunnen verwerken en een antwoord kon bedenken liepen Kaan en ik het veld al op.

Eenmaal op het veld stond onze held Johan Cruijff er. Druk bezig met sportoefeningen voor kinderen. Maar toen was Johan ineens even vrij. Hij liep plotseling zomaar in het wild rond, recht voor onze ogen. Dit was onze kans! Maar Kaan en ik verschrompelden van bijdehandte mannen tot mietjes. We hebben minuten lang als puberale bakvisjes om hem heen gedraald. En toen was ik het zat. Ik ben niet gezegend met heel veel geduld, ik houd niet van onnodig wachten, dus ik besloot het initiatief maar te nemen. ‘Laat mij maar, Kaan’
‘Eh… mijnheer Cruijff? Zouden wij misschien met u op de foto mogen?’
Cruijff was verpletterend normaal: ‘Ja, natuurlijk man!’

Ik zette de plotsklaps verlegen Kaan op de kiek met de Johan der Johannen en Kaan kiekte de verlegen mij. We bedankten Cruijff voor zijn tijd en aandacht en besloten dat het tijd was voor bier. Dit grote moment moest gevierd worden! De foto van mij en Cruijff hangt overigens nog altijd groot en prominent in mijn huis.

Aan de overkant van het Olympisch Stadion was een bar. Die bar heette vroeger Van Dijk, maar Anno 2013 heette de kroeg Jozz. De uitbaatster heette Nicole en waar kwamen we achter? Nicole was de dochter van Jan Jongbloed! De enige keeper die twee WK-finales namens Nederland heeft gespeeld. We hadden, onder het genot van veel bier een leuk gesprek met Nicole, ook over haar vader. Over dat ze als jong meisje weleens had geknokt op het schoolplein omdat kinderen haar pestten en zeiden dat haar vader die twee ballen 1974 tegen ‘die moffen’(de Duitsland-haat was in de jaren 70/80 nog groot) had moeten pakken.

Dat was mijn eerste kennismaking met de familie Jongbloed. Jaren later, in 2019, bracht ik met mijn goede vriend Robbert Tilli het boek ‘En Johan zag dat het goed was’ uit. Ter promotie en glorie van ons boek werden we uitgenodigd door Radio Noord Holland. Dat werd toen opgenomen ergens diep in Amsterdam-West, bij Slotervaart dacht ik. Om 9.00 in de ochtend. Op zaterdag. Godverdomme, klotetijd, ik had die nacht daarvoor nog gewerkt, dus met veel te weinig slaap en nog wat gammel op de benen kwam ik in de studio aan.

In de Studio presentator Leo Driessen, twee andere gasten waarvan ik de naam even kwijt ben en de vaste gasten Rinus Israël en Jan Jongbloed die daar wekelijks als een soort Stattler and Waldorff (die twee oude mopperkonten uit de Muppershow) de boel becommentariëren. Ik was (en ben) een fan van het programma en nu zat ik er zelf ineens, met twee WK-finalisten aan tafel! En Israël die als Amsterdammer in 1970 de eerste Nederlandse Europacup 1 had opgetild. Wel namens Feyenoord, maar die eerste cup kwam als eerste in Amsterdamse handen, vrienden uit Rotterdam!

De sfeer bij Radio NH is gezellig. Je wordt er onthaald met een bakkie koffie en een gebakkie, helemaal leuk! Vlak voor de uitzending was er nog even tijd om te roken. Ik stond daar buiten en ineens hoorde ik het onmiskenbare lijzige Amsterdamse accent van Jan Jongbloed achter me: ‘Hey jongen, heb jij een vuurtje voor me?’ En daar stond ik dan, ergens in Slotervaart een peukie te doen met een legendarische keeper. Grote klauwen had ie, dat viel me gelijk op. Waarom hij zonder handschoenen keepte, vroeg ik hem, want dat is best apart voor een keeper. ‘Dan voel je de bal beter, jongen’, was zijn antwoord.

Tilli en ik deden in de uitzending ons praatje over het boek en genoten ondertussen ook van het gemopper van Rinus en Jan over andere voetbalonderwerpen. Supermooi, eervol en tof dat wij daarbij mochten zijn!

Anderhalf jaar later werd ik via connecties uitgenodigd voor de presentatie van de scheurkalender over FC Amsterdam, de tweede club van Amsterdam die helaas geen lang leven beschoren was en maar tien jaar heeft bestaan, van 1972 tot 1982. Jan Jongbloed heeft er jarenlang gekeept. Er waren niet veel mensen op de presentatie in het Olympisch Stadion. Hooguit honderd. Misschien iets minder, misschien iets meer. Weet ik niet meer precies. Jongbloed met z’n droge humor en wat overdrijving: ‘’Ach, bij ons zaten er niet veel meer’’. Dat klopt ook wel. FC Amsterdam was nooit een publiekstrekker. Er zaten in dat enorme Olympisch Stadion uit die tijd vaak maar een handvol mensen. Waar er vijftigduizend in pasten!

Jan kon hoger op. Naar Ajax. Maar dat zag Jongbloed niet zitten. Ajax trainde op woensdag en dan moest hij zijn vaste visdag opgeven. Had ie geen zin in. Gedoe. Jan was een fanatieke sportvisser en had buiten zijn voetballoopbaan ook een sportviswinkel annex sigarenzaak in Oud West. Daarbij was Ajax niet zijn club. Te chique en te poenerig voor een arbeidersjongen uit West. Die waren voor DWS (later meegegaan in de fusieclub FC Amsterdam). Niet alle Amsterdammers waren toen voor Ajax. Jongbloed was een van hen.

Weer een jaar later kwam ik via een vriendin van mij in contact met Jan. Zijn dochter Nicole was op zoek naar een wandelmaatje voor haar vader en op de een of andere manier kwamen ze bij mij uit. Wat mij verbaasde was dat een man van zijn statuur en bekendheid niemand kon vinden om af en toe eens met hem te wandelen. Kwamen ze bij deze piemelepoges annex schrijver dezes terecht. Ik begreep dat niet zo. Wie wil er niet met een legende als Jan Jongbloed wandelen? Waar was de voetbalwereld om af en toe eens met Jan te wandelen? Ik vond dat gek. Ik ben op bezoek geweest in zijn huis in Amsterdam-Slotermeer om kennis te maken. Nicole was er ook. Jan herkende mij niet van onze voorgaande ontmoetingen, dus ik stelde mij netjes voor en sprak de oude goalie aan met ‘U’ en ‘Meneer Jongbloed’.
Dat werd snel afgekapt: ‘Ik heet gewoon, Jan hoor, jongen.’

Om het ijs te breken was de kledingkeuze voor die dag op een retroshirt van FC Amsterdam gevallen. Dat vond Jan leuk. Het shirt van zijn cluppie. We hebben een kleine twee uur lang gezeten. Koppie thee. Gebakkie. Gezellig. Lullen over van alles, veel over voetbal. Maar toch was het gevoel er niet helemaal. Ik had het idee dat, Nicole’s goede bedoelingen ten spijt, Jan gewoon niet echt op mij zat te wachten. Jan bepaalde zelf wel wat hij wilde en met wie. Dat werd niet uitgesproken, maar dat voelde ik al snel. De wandelingen zijn er dan ook nooit van gekomen.

Ik kreeg nog wel een exemplaar van zijn biografie ‘Aparteling’ mee. Gesigneerd en wel. De tekst die hij er voor mij inschreef: ‘Voor Rodny van Jan Jongbloed. Ik hoop dat je ook weer kan gaan sporten. Leuk shirt had je aan.’

Dat zinnetje over dat sporten vond ik grappig. Jan kende mij niet zo goed. De enige sport die ik bedrijf is nachtgymnastiek met mijn meisie.

De tekst op de achterflap van het boek typeerde de man wel: ‘’Ik hield van vissen, vrouwen en voetbal, precies in die volgorde.’’ Een aparte, op zijn manier humoristische doch enigszins nukkige man die zelf wel bepaalde wat hij belangrijk vond in het leven. Ik hou van eigenzinnige mensen. Ik behoor namelijk tot hetzelfde soort. Niemand die mij wat opdringt. En zo was Jan volgens mij ook.

Rust zacht, Jan. Je was inderdaad een aparteling.

Yoooo, hebbie nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]

Rodweek 180 In de buurt van Amersfoort

Jaren geleden kwam ik eens een Amerikaanse man tegen in de kroeg die er nogal verbaasd over was dat mijn vrienden en ik niet nu en dan eens naar Parijs gingen voor een avondje uit. Want dat is maar vier uur rijden. En wat zijn nou vier uurtjes voor een leuk avondje uit? Ik legde hem uit dat Nederlanders in het algemeen en Amsterdammers in het bijzonder afstanden al snel ver vinden. Zeg tegen een Amsterdammer dat er een feestje is in Amstelveen of in Haarlem en de Amsterdammer zal moeilijk kijken en verzuchten dat het wel leuk is, maar dat het ook wel een takkeneind weg is. Je zal het verdomme moeten kruipen, met je dichtbij! Zo redeneert de Amsterdammer. Laat staan als de Amsterdammer nóg verder van de natuurlijke habitat van beton en grachten moet reizen. Alles buiten de ring A10 wordt gezien als onmenselijk ver weg.

Mijn Amerikaanse gesprekspartner vond het bizar. Amerikanen kijken compleet anders naar afstanden. De Amerikaan kwam uit de buurt van New York, zo zei hij. Gaande het gesprek kwam naar voren dat het naar de stad New York nog zeker twee uur rijden was voor hem. Dat noemt een Amerikaan dus ‘in de buurt van’. Een Nederlander uit Groningen zal niet zeggen dat hij uit de buurt van Maastricht of Utrecht komt. Maar Nederland is klein. Ons landje zou in Amerika een kleine staat zijn. Volgens mij is alleen Maryland qua oppervlakte enigszins vergelijkbaar. De andere staten zijn allemaal veel groter.

Ik moest weer aan dit verhaal denken toen ik afgelopen week de show van Paulien Cornelisse zag. Iemand vroeg haar of ze in de buurt van Amersfoort woonde. Nou nee, in Amsterdam, antwoordde zij. Dat ligt er toch wel een dik half uur vandaan.

Als je Nederland als dartbord ziet en je gooit in de roos, dan raak je Amersfoort. Amersfoort is precies het kadastrale middelpunt van Nederland. Zo ongeveer elke plek op het vasteland in Nederland ligt op maximaal rond de twee uur rijden van Amersfoort. Als we de definitie van die Amerikaan volgen komen wij dus allemaal uit de buurt van Amersfoort.

Ik ben ook zo iemand die slechts bij uitzondering de wereld buiten de ring A10 verlaat. Maar daar is dus nu verandering in gekomen. Voor Uitjesbureau bezoek ik elke week een andere stad en daar maak ik dan een leuk verhaal over. Ik ga op zoek naar stadsgeheimen. Uitjesbureau organiseert personeelsuitjes en die heb ik voor verschillende steden uitgeschreven. Sommige steden kende ik alleen niet zo goed en om een idee te hebben over welke stad ik schreef ging ik dan naar zo’n stad toe, zoals bijvoorbeeld Maastricht, Enschede en jawel… Amersfoort. Ik was dus in mijn hele 46-jarige bestaan echt nog nooit in Amersfoort geweest!

Ik kwam er steeds meer achter dat ik Nederland eigenlijk helemaal niet zo goed ken. Ik weet door al mijn reizen prima de weg in pak ‘m beet Budapest, Londen, Antwerpen, Barcelona, Madrid, Parijs, Vancouver, Napels, Paramaribo, Bangkok en Agia Galini (OK, Galini heeft maar vijf straten), maar ik was dus nog nooit in Amersfoort geweest, op een half uur van Amsterdam. Dat is eigenlijk best raar. Ik ben met mijn vriendin naar Amersfoort geweest en ik vond het geweldig. Wat een plaatje van een stad. Niet om de verbaasde blasé Randstedeling uit te hangen die een keer uit z’n bubbel komt en ontdekt dat er ook buiten de A10 leven is, want ik wist wel dat Amersfoort een mooie oude stad is, maar het deed me wel realiseren dat ik behalve al mijn reizen buiten Nederland ook binnen Nederland nog genoeg te ontdekken heb.

Nadat mijn opdracht voor Uitjesbureau, het beschrijven van al die personeelsuitjes, erop zat baalde ik een beetje. Ik was van ‘mijn’ steden gaan houden. En toen bedachten we ineens het volgende: laat mij als ‘De Reizende Rijsdijk’ gewoon elke week naar een andere stad reizen, laat mij daar dingen ontdekken, daarover schrijven en dat gebruiken als aanvulling op de sites van Uitjesbureau. Een geweldige vrije opdracht die tof en uitdagend is om te doen en waarbij ik als bonus voor mijzelf Nederland eindelijk beter leer kennen.

Ik ben inmiddels naar Nijmegen (nooit écht geweest), Utrecht (wel vaak geweest) en Den Bosch (nooit geweest) geweest. En vorige week had ik een thuiswedstrijd in Amsterdam. Het is geweldig om te doen. Ik heb de leukste baan van Nederland. Morgen ga ik op stap in Zwolle. Een jaar of vijfentwintig geleden ben ik er weleens geweest, maar daarna ook nooit meer, dus ook Zwolle is een redelijk blanco vel voor me. Waar Zwolle ligt? Ergens in de buurt van Amersfoort toch?

Yoooo, hebbie nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]



Rodweek 179 Niks is onmogelijk

Stel je de volgende vergelijking voor: wereldkampioen voetbal Argentinië met Messi in de basis speelt tegen Andorra. Niets meer dan een verzameling postbodes, vuilnismannen, studenten en pizzabakkers uit een dwergstaat. Het decor is een kolkend stadion La Bombonera in Buenos Aires. Als je de toto voor een joet (tientje) moet invullen vul je blind een 1 in. Winst voor de thuisploeg. Daar win je niet veel op. Hooguit 10,05. Stuivertje winst. Zou je een 2 invullen, dus dat die verzameling goedwillende amateurs uit Andorra zou winnen en je hebt het goed: dan krijg je die joet keer duizend uitgekeerd!

Nou, en hier komt dus de vergelijking: op de ambiance na, wij speelden in een sporthal van Oost-Moldavische allure in Noord-Holland, komt bovenstaand verhaal behoorlijk overeen met de meest epische zaalvoetbalwedstrijd die ik ooit heb gespeeld. We schrijven winter 1996. En hoewel dat 27 jaar en dito kilo geleden is waren we niet heel erg afgetraind en van onze voetbalkwaliteiten moesten we het ook niet hebben. Op één jongen na, Edwin. Edje kon een goed balletje trappen. Edje was de vlag op de strontschuit die ons team was. De rest kon er echt geen reet van.

We speelden op een toernooi en de eerste twee wedstrijden gingen al niet heel goed. In mijn herinnering verloren we die allebei. Of misschien eentje gelijk, maar hoe dan ook: we waren bepaald geen favoriet voor de eindzege, zullen we maar zeggen. De derde ploeg in de poule was een team van Surinaamse en Antilliaanse jongens. Allemaal gozers die gruwelijk goed konden voetballen. Ze hadden van onze eerste twee tegenstanders roti kip gemaakt. Grote uitslagen, spectaculaire goals. Eén van de jongens in dat team was Brutil Hosé die ik nog kende van jeugdvoetbal. Brutil was hét grote talent van Ajax A1, het hoogste jeugdelftal van Ajax. Om zijn dure Ajax-benen te beschermen stond Brutil, die normaal gesproken spits was, op goal. Maar zijn matties konden dus ook heel goed voetballen.

De derde wedstrijd in de poule brak aan. Tegen die gasten. Het liep ons dun door de broek. Aangezien ze onze voorgaande tegenstanders al hadden verpletterd als een muisje onder een heipaal maakten we ons niet al te veel illusies. We waren al blij als we de nederlaag onder de 10-0 konden houden.

De wedstrijd begon zoals verwacht. We werden helemaal scheel getikt. Het snot stond ons voor de ogen, maar onze tegenstanders hadden één probleem: die bal ging er niet in. Ze schoten meerdere keren op de paal en de lat en onze keeper Mark keepte in zijn typisch jaren 90 felgekleurde keepersshirt (Denk Jorge Campos, Stanley Menzo) de absolute wedstrijd van zijn leven! Hij ranselde de meest onmogelijke ballen uit zijn doel. Soms met meer geluk dan wijsheid, maar die tellen ook.

Tot ieders verbazing, niet in het minst die van ons, stond het halverwege nog 0-0. De tweede helft begon met hetzelfde spelbeeld: zij waren veel beter. Ineens een uitbraak van ons team: Edje kwam ineens vrij voor keeper Brutil en scoorde brutaal de 1-0 voor ons! We waren uitzinnig, maar waren vol ongeloof. En onze tegenstanders nog meer. Die waren verbijsterd. ‘Hoe kunnen deze gasten….’ Ze werden ook narrig naar elkaar. Schelden naar elkaar als er weer eens een kans werd gemist. De mapangpangs en andere tropische vloeken vlogen over het veld. Hun onderlinge boosheid en frustratie sterkte ons, maar we werden nog steeds weggespeeld. De technische vaardigheid van die jongens was gewoon vele malen beter. De gelijkmaker kon niet uitblijven en en ja hoor, daar kwam ie dan: 1-1. Ze waren eerder opgelucht dan blij.

Nog een minuut of vijf te spelen en ineens stond Edje weer voor de goal, hij haalde vernietigend uit en liet Brutil kansloos: 2-1 voor ons! 2-1! Dit mochten we niet meer weggeven! Het werden de langste vijf minuten van mijn leven. Die jongens wilden natuurlijk niet van een stel kneuzen als ons verliezen en zetten alles op alles. Brutil ging ook, tegen de regels van zijn werkgever, nog even meevoetballen om goals te forceren. Wij vochten met ons leven, schoten ballen de tribune in, gooiden ons voor de kanonskogels van onze tegenstanders en deden alles om tijd te rekken. José Mourinho, de profeet van het lelijke doch effectieve afbraakvoetbal zou trots op ons zijn geweest. Na vijf minuten die een uur leken te duren blies de scheidsrechter het verlossende eindsignaal. Alsof we de Champions League hadden gewonnen juichten we als moegestreden tijgers. We hadden het onmogelijke gepresteerd!

Onze tegenstanders dropen meer dan teleurgesteld af, al waren ze wel zo sportief om ons te feliciteren met onze overwinning en hebben we er in de kantine samen nog hartelijk om gelachen. Ik ben blij dat er nooit een revanchewedstrijd is gekomen want dit hadden ze geen twee keer laten gebeuren, want dan zouden ze ons waarschijnlijk wel met 10-0 de perentuin in sturen, maar deze zege pakte niemand ons meer af.

Hoe ik op deze column kwam: ik ontving toevallig deze week het boek van Maarten Bax over de legendarische Ajax A1 over de jaren 90, de ‘Golden Boys’, waar Brutil deel van uitmaakte. Topscoorder met 39 goals in dat seizoen. De nieuwe Patrick Kluivert werd hij genoemd. Dat soort vergelijkingen vind ik altijd gevaarlijk. Het legt onredelijke druk op een jonge speler. Hoeveel nieuwe Cruijffs, Bergkamps en Kluiverts ik in mijn supportersbestaan als een slap plafonnetje niet heb zien bezwijken door die druk. En geheel toevallig postte mijn vriend Jesse een kleedkamerfoto van dat toernooi. Ik vertelde het verhaal aan mijn vriendin.

Maar enfin, de rest is dus geschiedenis. Brutil werd niet de nieuwe Kluivert. Hij kwam tot acht wedstrijden in het eerste van Ajax en scoorde daarin twee keer. Daarna volgde een weinig succesvolle loopbaan die hem door de eerste divisie en wat marginale buitenlandse clubs voerde. Jammer, ik had hem een prachtige succesvolle loopbaan gegund. Al was het alleen maar om te zeggen dat ik ooit eens van de topscorer van Ajax heb gewonnen. Maar helaas soms loopt het leven anders. En kom op, als je al niet van ons kunt winnen… Die wedstrijd leerde me één ding: niks is onmogelijk in dit leven.


Rodweek 178 Monster Magnet

Er zijn twee dingen in dit leven waar ik niet veel mee heb: de muziek van Monster Magnet en vissen. En met vissen bedoel ik dan de hengelsport, niet het sterrenbeeld (ik ben zelf een vissen) of een heerlijke dorade op mijn bord. Urenlang met een hengel langs de kant van een of andere prutsloot zitten in de hoop dat een vis zijn lippen laat doorboren door mijn vishaakje en het dier dan met een bloedlip weer teruggooien vind ik totaal onleuk. Ik vind luisteren naar het groeien van mijn haar nog leuker. Met de muziek van Monster Magnet heb ik nooit veel gehad. Een vroegere scharrel in de jaren 90 zei me ooit dat ze mij leuk vond omdat ik op zanger Dave Wyndorf zou lijken. Behoudens onze donkere lange haren zag ik weinig overeenkomsten, maar omdat ze mij leuk vond (en ik haar) liet ik haar in die waan. Ze noemde me ook altijd Monster Magnet. Dus ik dacht: prima, schatje, wat jij wilt, dan ben ik jouw Dave Wyndorf, zolang je maar lekker met me wilt… enfin, waar was ik…

Jarenlang heb ik aan hengelsport noch Dave Wyndorf gedacht, maar afgelopen zaterdag kwamen die twee desinteresses ineens op een wonderlijke manier samen. Via Facebook-vriendin Louise Heerschap die ik nog ken uit de tijd van de dansende bananen op Hyves werd ik geattendeerd op een evenement dat zij met een aantal mensen organiseerde: magneetvissen in de Amsterdamse grachten. Zij is verbonden aan het magneetvissersbedrijf Magnetar.

Ik ken toevallig een magneetvisser in Amsterdam, mijn goede vriend Ewart Tamminga. Als je ooit met je duffe kop je sleutels in de gracht laat vallen kun je Ewart een bericht sturen en dan hengelt hij met zijn magneethengel je sleutelbos weer op het droge.

Maar er zijn er dus meer, zo ontdekte ik zaterdag toen ik op de afgesproken plek op de Sloterkade aangefietst kwam. Tientallen magneetvissers uit het hele land hadden zich op een aantal plekken door de stad verspreid om oud ijzer uit de gracht te vissen. Doel van deze hengeldag: de grachten opschonen en de opbrengst van al het ijzer was bestemd voor het goede doel ‘Villa Joep’, een organisatie die zich inzet voor de bestrijding van neuroblastoom kinderkanker. De magneet kleefde dus als het ware aan twee kanten. Of ik daar een stukje over wilde schrijven. Natuurlijk!

Op mijn locatie waren al verschillende grote voorwerpen opgevist: een oude typemachine, een laptop, een ouwe fiets, een kluisje en nog wat andere curiosa die ik zelf niet zomaar in de gracht zou flikkeren. Maar nu ik er toch was vond ik het ook wel leuk om zelf eens een hengeltje uit te gooien en ik nam met de hengel van Vrouwschap Heerschap plaats tussen de professionele hengelaars. In de grote voetsporen van Ome Ewart! De mannen links en rechts van mij slingerden hun magneet zo ver mogelijk het water in, voelden of ze ‘beet’ hadden en trokken de magneet weer de kant op. Onze kant van de kade was al redelijk schoon gevist denk ik, want er werd weinig gevangen. Maar toen ik voor de vijfde keer mijn magneet de plomp in slingerde voelde ik ineens een klik! Vol verwachting trok ik mijn magneet omhoog en inderdaad, mijn eerste vangst als magneetvisser was een feit! Hoewel het leek op een soort afgekloven kippenpoot wisten mijn professionele collega’s mij te vertellen dat ik waarschijnlijk een oude kadehaak had opgevist. Maar hoe dan ook: mijn eerste vangst was binnen! Omdat ik zo competitief als de neten ben en mijn buren niks vingen wilde ik meer uit mijn nieuw ontdekte talent halen en van ze winnen! Hoewel het helemaal geen wedstrijd was. Ik hou gewoon van wedstrijdjes. Ik maak van praktisch alles een wedstrijd. Mijn collega’s van de dag waren ook niet op hoogte van mijn eerzucht. Gelukkig maar, ze zouden kunnen denken dat ik een maniakale gek ben. Dus vol goede moed slingerde ik de magneet nog een keer of vijftien in het grachtenwater. Helaas zonder resultaat.

Ik vroeg Louise wat de prijs van een kilo ijzer bedraagt. Zeventien cent de kilo. Mijn gevangen kippenbout annex kadehaak schatte ik toch al gauw op anderhalve ons, dus ik heb toch maar even mooi twee centen bijgedragen voor Villa Joep. Ik zal het dadelijk middels een donatie even aanvullen tot een wat substantiëler bedrag.


Wanneer de magneetvisserskaravaan in september weer terugkeert in Amsterdam haak (haha) ik graag weer aan om een hengeltje uit te gooien. Deze manier van hengelen vind ik wel leuk. You can call me Monster Magnet.

Yoooo, binnenkort lekker op vakantie en nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn laatste columnbundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]

Rodweek 177 Van Budapest tot Binnenhof

Afgelopen week waren mijn vriendin en ik in Budapest, Hongarije. Sinds mijn eerste stappen in de Hongaarse hoofdstad in 1994 ben ik er zeker een keer of dertig geweest. Ik hou heel veel van die stad. Of ik er ooit zou willen wonen? Geen haar op mijn rijkelijk begroeide hoofd die er aan denkt. Waar Nederlanders vanuit de onderbuik nogal eens klagen dat ze in hier een dictatuur leven: ga maar eens een tijdje in Hongarije wonen. Hongarije is op papier een parlementaire democratie, maar in de praktijk een dictatuur waar de ijzeren knoet van de rechts-extremist Viktor Orban regeert.

Als Westerse toerist die er maar even is heb ik daar, zolang ik mij netjes gedraag, geen enkele last van. Hoewel ik in Nederland goed kan rondkomen, maar ook weer niet puissant rijk ben kan ik in Hongarije met mijn westerse portemonnee een vorstelijk leven leiden.

Dat is dus niet de dagelijkse realiteit van de gemiddelde Hongaar die voor een hongerloontje werkt. De boodschappen kosten er ongeveer de helft van wat het in Nederland kost, maar als je vier keer zo weinig verdient dan hoef je geen hogere wiskunde te hebben gestudeerd om te weten dat het voor veel mensen echt sappelen geblazen is. In Hongarije zijn zaken als armoede, verslaving, criminaliteit, corruptie en slechte gezondheid dan ook veel meer aan de oppervlakte dan in Nederland. Veel zichtbaarder. En mensen kunnen er geen fuck tegen doen. Ze hebben niks te zeggen. Vooral voor jonge mensen is het leven er tamelijk uitzichtloos. Dat verklaart ook dat je niet overal even vrolijk en heppie-de-peppie wordt behandeld in een winkel of in een café. Veel mensen daar leiden gewoon een zwaar leven. Hongarije is geen Derde Wereld-land, maar zeker dik Tweede Wereld. Vraag een Hongaar naar het mooiste gebouw van Budapest en je zal als antwoord krijgen: het parlementsgebouw langs de Donau. En dat is ook echt de parel van de stad. Dezelfde Hongaar zal je daarbij ook toevertrouwen dat het gebouw van binnen het meest verrotte gebouw van het land is. Niet omdat het slecht onderhouden is maar vanwege de walgelijke regering die erin zit.

Kijkend naar en vergelijkend met Hongarije hebben wij het hier echt niet zo heel slecht als we weleens denken. Bij ons in Nederland is de regering incompetent, klungelig, onnozel, gek en zijn sommigen een parodie op een politicus, maar die eikels kiezen we zelf! En al jaren kiezen ‘we’ voor dezelfde sukkels. Met hier en daar nog wat clowneske partijen erbij die voor spek en bonen mee mogen blaten. En we hebben zo idioot veel smaken in partijen dat ik na de vorige verkiezingen een baard tot op de grond had kunnen hebben voordat er eindelijk een coalitie was. Want die wil niet met die en die sluit die uit als die meedoet en bladibladibla. We lullen wat af hier in dat gekke landje van ons. Maar wat we van die pannekoeken die ons regeren ook mogen vinden: Nederland is, hoewel ze ons van alles proberen op te leggen, geen dictatuur. We hebben deze lamballen zelf gekozen om ons te vertegenwoordigen. En dan kun je het eens zijn met de uitkomst of niet (ik voel me al jaren totaal niet vertegenwoordigd in deze regering): dit is de deal.

En terwijl ik dus even kort op vakantie was in het land van Orban klapte op het Binnenhof in Den Haag de regering uit elkaar. En Mark Rutte, samen met Orban de langstzittende premier van Europa, houdt het voor gezien. Nadat we eerst nog even een maand of vier demissionair gaan lopen te leggen te hannesen.

Ik hoop dat we verstandig gaan kiezen in november. Dat vier regeringen Mark Rutte ons land totaal niets hebben gebracht zou te denken moeten geven. En het lijkt me een goed idee dat we, hoewel de onvrede in het land groot is, ook elkaar eens wat minder de maat gaan nemen.

-Niet elke VVD-er is een empathieloze rechtse lul met teveel geld
-Niet elke SP-er is een blowende steuntrekker
-Niet elke PVV-er is een domme racistische boze witte man of vrouw
-Niet elke D66-er is zo koud als Kaag
-Niet elke Partij voor de Dieren-stemmer is een boomknuffelende veganist
-Niet elke BIJ1-stemmer is een militante verpester van de Nederlandse cultuur
-Niet elke PvdA-er is een VVD-light-achtige salonsocialist
-Niet elke Groen Links-stemmer is een extreem-linkse activist
-Niet elke CDA-er is een ouwe sufkut met een Gaastra-jas
-Niet elke FvD-er is een complotdenkende en boreale rassentheorie-verspreidende antivaxxer
-Niet elke Christen Unie-stemmer is een over-religieuze fatsoensrakker die alles wil verbieden
-Niet elke BBB-er is onderbuikstemmend klootjesvolk.

Behoudens de bovengenoemde stereotypes die er altijd binnen de partijen zijn hebben een hoop mensen uiteenlopende redenen om op ‘hun’ partij te stemmen. Laten we ook eens kijken waarom mensen stemmen zoals ze stemmen en op basis daarvan de dialoog aangaan in plaats van elkaar maar de hele tijd vanuit de ideologische loopgraven te beschieten. Hoeveel we ook op elkaar schieten: het schiet niet op en aan het einde is iedereen boos op elkaar. Oh ja, en als we het niet met elkaar eens zijn gaan we mensen met de dood bedreigen. Dat is ook heel hip tegenwoordig. Laat die achterlijke trend ook eens stoppen.

Begrijp me goed: ik ben het met heel veel zaken in ons land totaal oneens. Maar dan ook echt totaal. En van dat hele zooitje in Den Haag mag minimaal tweederde wat mij betreft Rutte en Kaag achterna. Maar geloof mij, mensen hebben hier burgerrechten waar ze in Hongarije natte dromen van hebben.

De fysieke afstand tussen het Parlementsgebouw in Budapest tot het Binnenhof in Den Haag bedraagt een kleine 1400 kilometer. De politieke afstand is echt nog lichtjaren verder.

Rodweek 176 De pijp aan Maarten geven

Wanneer ik mensen niet ken, bijvoorbeeld omdat ik ze alleen van TV ken, beoordeel ik ze aan de hand van het criterium: zou ik met hem/haar/het weleens een drankje willen drinken? Zou ik met die persoon een gezellige avond in de kroeg kunnen hebben? Lijkt de persoon mij sympathiek? In het geval van onze Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Maarten van Ooijen heb ik daar een duidelijk antwoord op: Nee. Hij lijkt me een totale gereformeerde lul met vingers.

Maarten van Ooijen is waarschijnlijk zo’n man die tegen z’n vrouw op een gezellig feestje zegt: ‘’Schat, dit is al je tweede wijntje he?’’ Een notoire party-pooper, met dat uitgestreken Christen Unie-hoofd. Iemand van wie je pils doodslaat zodra hij een ruimte binnenkomt. Een sportkantine bijvoorbeeld. En om te voorkomen dat een ieders pils doodslaat zodra hij binnenkomt in de sportkantine bedacht onze Maarten een revolutionair plan: laten we alcohol in de sportkantine verbieden!

In wat voor toestand deze 33-jarige bemoeizieke Christen Unie-snotneus dit uit zijn geloofhoofd heeft gekregen is me een raadsel. Hoewel Maarten dus Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is gaat hij dus voorbij aan het Welzijn van sportverenigingen en hun leden en aan het bestaan van sportclubs. Want hoewel bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd uit twee helften bestaat draait een voetbalclub op de derde helft! Kantine-inkomsten zijn van levensbelang voor vrijwel elke sportclub!

Ik weet niet of onze Maarten zelf ooit op voetbal heeft gezeten, maar ik wel. 95 % van de mensen die op voetbal gaat kan er weinig tot zelfs geen klote van. Ik kon er dus echt geen klote van, maar ik vond het wel leuk om na afloop van mijn zoveelste rampzalige wedstrijd met de jongens van mijn team en soms met onze tegenstanders erbij gezellig een biertje in de kantine te drinken na afloop. En wel twee of drie of vier ook. En zo zaten er wel meer teams en toeschouwers gezellig onder het genot van een drankje lekker te kletsen over de wedstrijd. Biertje en lekkere borrelhapjes en kantinepatat erbij, fantastisch. De lekkerste patat wordt gebakken in voetbalkantines. Zal Maarten ook wel niet weten, vermoed ik. Maar even terugkomend op mijn punt: zaterdag- en zondagmiddagen, over het algemeen gedragen door vrijwilligers zijn van vitaal belang voor de clubs.

Wat is zijn doel? Probleemdrinkers van de sportcomplexen bannen? Beste Maarten, die heavy drinker komt toch wel aan zijn drank. Een heupflesje Bacardi is gauw gevuld hoor en een biertje naar binnensmokkelen is een koud kunstje. En anders gaat een dorstige lekker naar de kroeg aan de overkant: dus dan haal je omzet bij de sportclub weg en laat je het naar de kroeg in de buurt vloeien. En de jongens van de ‘bierelftallen’ blijven ook niet meer nazitten, want die willen na hun wedstrijd gezellig een biertje drinken en gaan dan ook naar die kroeg. Want wat is er lekkerder dan een ijskoud vers getapt biertje na je wedstrijd? Je bant de drinkers van de sportcomplexen maar je draait clubs de nek om. Je praat over tonnen op jaarbasis bij een amateurvereniging. Dat is veel geld voor een amateurclub. Laat staan hoe het bij een drukbezochte betaald voetbalclub is. Dan praten we over miljoenen.

Op deze manier zullen bij amateurclubs de contributies heel flink omhoog moeten en kunnen veel mensen hun sportclub niet eens meer betalen, waardoor je sport ontoegankelijk maakt voor veel mensen die graag willen sporten. En sporten is gezond, toch Maarten? Zou jij moeten weten als Staatssecretaris van Volksgezondheid. Weet je hoe je jouw domme en ondoordachte beleid noemt, Maarten van Ooijen: het kind met het badwater weggooien.

Maarten is dus van Volksgezondheid en gaat even bepalen dat mensen geen biertje na het sporten mogen drinken. Want dat is niet gezond. Van Maarten moeten we allemaal 115 worden. Waar bemoei je je mee! Het welzijn (ook in zijn takenpakket) van de sportclubs (ook zijn takenpakket) daar gaat onze Maarten volledig aan voorbij. Als clubs vanuit bijvoorbeeld geloofsovertuiging er voor kiezen om geen alcohol te schenken: prima! Maar laat clubs dat gewoon zelf beslissen. Nogmaals: bemoei je er niet mee!

Als dit ridicule en onzalige plan doorgang vindt dan vrees ik met grote vreze voor het voortbestaan van heel veel sportverenigingen. Die zullen dan allemaal de pijp aan Maarten moeten geven.

Yoooo, binnenkort lekker op vakantie en nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank (kijk, Maarten van Ooijen, dat is denken aan welzijn en volksgezondheid). Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]