Gisteren, op weg naar het Bickerseiland, fietste ik door de Vinkenstraat, achter de Haarlemmerdijk, aan de rand van de Jordaan. Het was een tijd geleden dat ik in de Vinkenstraat was geweest. Vroeger at ik er wel eens, op nummer 119, bij Moeders Pot. Niet te verwarren met het oud-Hollandsche restaurant Moeders op de Rozengracht. Dé plek in Amsterdam waar je ook midden in de zomer met dertig graden gewoon boerenkool met worst kunt eten, mocht je daar toevallig net trek in hebben.
Die dus niet. Terug naar de Vinkenstraat, daar zat Moeders Pot. Een piepklein restaurantje met een interieur waar sinds de jaren zestig maar bar weinig aan was gedaan, met vier kleine tafeltjes met lullige tafelkleedjes. Vergeeld behang met ouwe kromgetrokken posters en asbakken op tafel. Het etablissement werd uitgebaat door Ome Cor.
Ome Cor zat daar al decennia lang en de formule was eenvoudig. Cor kookte, bediende en zeek, waar hij dat nodig achtte, zijn clientèle af. Het menu was eveneens eenvoudig. Een lapje vlees (daar was keuze in), gebakken aardappeltjes, appelmoes en maar liefst drie soorten groenten. Dat laatste klinkt gezonder dan het was want hij draaide letterlijk al die groenten uit conservenblikjes. Doperwtjes met worteltjes en rode kool uit blik, dat werk. Aan sla, laat staan salades, deed ome Cor niet. Hooguit aan slavinken. Voor een guldentje of twaalf bakte ome Cor een prima biefstuk en een flesje bier koste één gulden vijftig. Het vegetarische menu was hetzelfde, maar dan zonder lapje vlees. Dat kostte zeven gulden. Als toetje een vlavlip of een bolletje ijs met vruchten. Blikvruchtjes op sap uiteraard.
Reserveren kon niet. ‘Je moet gewoon langskommen en dan sien ik wel of ik plek heb.’ Mensen die na het genoten diner de vraag ‘Kan ik betalen?’ stelden kregen steevast hetzelfde norse antwoord: ‘Dat mag ik wel hopen, ja!’ Lees verder