Rodweek 50 De Laatste der Nokiakanen en Joop Appzeiker

Jarenlang waren mijn Nokia en ik onafscheidelijk. Althans, ik was serieel monogaam. Als er eentje stuk ging kocht ik gewoon voor een geeltje een nieuwe op de Kinkerstraat. Ik kon er mee bellen en ik kon er een berichtje mee versturen. Meer had ik niet nodig. Buienradar? Je merkt het toch vanzelf als het regent? Ja, het is kut en vervelend. Maar smelt je er van? Nou dan. GPS? Je hebt toch een mond om de weg te vragen als je de weg even niet weet? Ik heb mij, sinds de komst van de mobiele telefoon eind jaren negentig altijd prima gered met een eenvoudige telefoon. En soms ook zonder. Echt waar! Ik vind het zelfs wel eens fijn als ik de telefoon thuis ben vergeten. Lekker: de hele dag niet gebeld kunnen worden. Geen blabla aan je kop. Zalig. En voor de komst van de mobiele telefoon in de jaren negentig, hoe deden we dat toen ook alweer? Oh ja: Gewoon, afspreken: 15.00 Leidseplein. En als je afspraak er om 15.15 niet was liep je weer weg en ging je gewoon je eigen ding doen. Dat we die barre tijd overleefd hebben, het mag een godswonder heten. Lees verder

Rodney in de 21e eeuw 3: Telefoon

oude-telefoonIn de jaren negentig stond in elk huishouden in Nederland de telefoon op één of soms misschien wel op twee fysieke plekken in huis. Vastzittend aan een stekker en de hoorn aan een krullend snoer. En als de telefoon dan ging, vaak met een bloedirritant als ‘TRRRRRRRRRRRRRRRRIIIIIINNNNGGGGG!’ klinkend geluid moest je dus nog maar afwachten wie het was. Je moeder die zich zorgen maakte over je? Je werkgever die weer wat te zeiken had? Je babbelzieke tante? Je gabber of je mee ging zuipen? Je drugsdealer? Zo’n vervelend telemarketeringlijertje? Je wist het niet! Je moest de gok maar nemen. Voor het zelfde geld was het belangrijk, dus beter nam je maar op. Lees verder