3306, 5398, 4378, 4477, 3817, 4406 en 6868: het zijn de magere cijfers van mijn stappenteller van de afgelopen zeven dagen. Als de stappenteller een Olympische discipline was zou ik met de cijfers van de afgelopen dagen niet in de buurt van een gouden plak komen. Thuis in Amsterdam is het absolute minimum op een luie dag 10.000 stappen en op een topdag tippel ik zomaar rond de 20.000 stappen door de stad. 10.000 stappen is ongeveer 7 kilometer. Vanaf Chateau Waterloo loop ik de Amstel rond, loop ik soms naar De Pijp om boodschappen te doen, loop ik naar de Jordaan om osseworst bij Louman te halen of naar Oud West om te werken of naar de markt te gaan. Dan lopen je stappen aardig op. En sowieso begin ik de dag altijd met een wandeling.
Als je 20.000 stappen in Agia Galini zet dan heb je het hele dorp minimaal zes keer rondgelopen. Ik begin ook hier met een ochtendwandeling. Boodschappen halen bij de supermarkt in de haven dan de berg weer op naar het appartement en dan begint het grote lethargische niks doen. Het is ook veel te warm om iets te doen. Het kwik tikt elke dag tegen de 35 graden aan en zonder enige vorm van inspanning biggelen de zweetdruppels over onze lijven.
Onze grootste inspanningen bestaan uit yathzee spelen, een wijntje drinken en aan het eind van de middag bedenken waar we gaan eten. Daar lopen we dan naartoe om te eten en dan gaan we weer terug die berg op. En dat ritueel herhaalt zich elke dag.
‘’Maar een beetje wijn zuipen en spelletjes doen dat kan je toch in Amsterdam toch ook?’’
Jazeker, maar met dit verschil dat we in Amsterdam altijd meteen ‘aan staan’ als we wakker worden. Er moet altijd wel iets. Werk, privé, whatever. Hier moet niks. We staan hier niet de hele dag aan. Hoogstens op een waakvlammetje. En dat is fijn. Hier kunnen we gewoon lekker klootzakken.
Aankomende maandag gaan we iets doen wat op een activiteit lijkt. We gaan midgetgolfen met onze vrienden Vicky en George. Met die achttien holes die we moeten aflopen probeer ik mijn abominabele stappentellergemiddelde van deze week nog enigszins op te krikken.
En nou loop ik deze vakantie voor mijn doen al extreem weinig: Mo loopt nog veel minder. De enige stappen die zij maakt is als ze van het balkon naar de koelkast loopt om wijn voor ons in te schenken. En om in de avond ergens te gaan eten. Dat is niet om haar belachelijk te maken: ze houdt gewoon niet van wandelen. Ik kan haar vrijwel nooit verleiden tot een lekkere wandeling. En in de ochtend al helemaal niet. In de middag met een eventuele stop op een terras is kansrijker. Mo loopt al genoeg op haar werk. En daar is wat voor te zeggen. Ik loop ook veel tijdens mijn horecawerk, maar ik vind wandelen in mijn vrije tijd heerlijk en ontspannend. En dan kan ik ook lekker nadenken over de stukken die ik wil schrijven of over andere zaken. Dat heeft niet iedereen.
Vandaar dat ik laatst zowat een tia kreeg toen mijn liefste tijdens het eten ineens zei: ‘Zullen we van de week eens de pier af lopen? Dan kunnen we ook nog een stukje naar boven klimmen.’
Ik wist niet wat ik hoorde! Even dacht ik dat mijn liefste door de hitte bevangen was, maar ze meende het echt!
Ik zal vandaag toch maar eens vragen of ze het echt meent. Ik zal mijn stappenteller aanzetten. En ondertussen klootzakken we lekker door.