Rodweek 120 Repbrandt

Gisteren lag er een boek, geschreven door Theun de Winter, in mijn brievenbus. Het boek gaat over de roadtrip die de auteur in 1975 met voetballer Johnny Rep maakte van de Zaanstreek naar Valencia, alwaar Rep een contract met de plaatselijke FC had getekend. Voor 12,50 inclusief verzendkosten werd het boek gesigneerd en wel door Rep opgestuurd. ‘Dat is geen geld voor een boek!’, dacht ik. Dat is het ook niet, maar de omschrijving ‘boek’ is dan ook eigenlijk wel lichtelijk overdreven. De officiële telling geeft aan dat het boek 48 pagina’s telt, maar trek daar de witpagina’s, de inhoudsopgave, colofon, een paar foto’s en een voorwoord vanaf  en je houdt netto 30 pagina’s over. Op A6-formaat en met een lettertype dat zo groot is dat er geen leesbril of loep bij nodig is.

Ik had mezelf een glaasje wijn ingeschonken, nestelde mij met poes Eva op schoot languit op de bank en begon te lezen. Bij mijn derde slokje, na een klein kwartier, halverwege het glas, was het boek uit. Serieus, over de feestdagenfolder van de HEMA doe je langer. Het is gewoon een leuk reisverslag, zoals mijn vrienden en ik die ook vaak hebben geschreven na reisjes, alleen is hier dan een kaft omheen gedaan.

Maar hoewel het werkje te kort is om het als een echt boek te beschouwen, je noemt een regenworm tenslotte ook geen slang: ik vond het twaalf en een half welbestede euro’s. Het geeft een leuk tijdsbeeld van twee jonge gappies van in de twintig, die in de jaren zeventig met een autootje naar Spanje tuffen.
Rep, Ajacied, Europacupwinnaar en wereldbekerwinnaar zou in deze tijd in een privéjet en met alle bijbehorende egards worden overgevlogen naar zijn nieuwe werkgever. Reppie niet, die kachelde gewoon met z’n beste maat in een karretje van de Zaan naar de zon. Tassie voetbalschoenen, wat te eten en te drinken mee en gaan. Onderweg moest even worden gestopt in Llorett de Mar. Daar had Rep over gelezen dus daar moest gestopt worden. ‘’Daar is het gezellig, dus daar moeten we wezen!’’ was de gevleugelde uitspraak van ‘Goudhaantje’, zoals zijn bijnaam luidde. Die uitspraak is ook de opdracht van het boek. Een uitspraak waar ik mijzelf ook altijd prima in heb kunnen vinden. Al met al een amusant reisverslag. Ik vertel niet te veel want voor ik het weet heb ik het hele verhaal verklapt.  

Daarbij gun ik Rep en zijn gabber wel een paar centjes. Al is het alleen maar omdat Johnny Rep ooit eens gelegenheidscoach was van het gelegenheidsteam waarin ik in 2012 in speelde. Hij was samen met de legendarische snor Abe van den Ban medeverantwoordelijk voor de 3-2 zege die de voetbalbloggers in het Haarlem-stadion behaalden tegen een team van sportjournalisten, die Willem van Hanegem en Hans Kraaij jr. als coaches hadden. Maar wij werden geïnspireerd door de meest legendarische snor uit het Nederlands betaald voetbal en door ‘Goudhaantje’. En zo wonnen wij in de laatste secondes van de wedstrijd met 3-2. Niet dat mijn aandeel daarin heel groot was, maar toch, ik was erbij. Zodra ik de bal kreeg deed ik wat ik altijd doe als ik ergens mee voetbal: ik pass ‘m zo snel mogelijk door aan iemand die er wel wat mee kan. Bij voorkeur aan iemand die hetzelfde shirt aanheeft als ik. Dat is voor iedereen het beste. Na een 0-2 achterstand kantelde de wedstrijd, terwijl Johnny Rep langs het veld cola-tikkies kantelde. Johnny zag dat het goed was. Dus alleen al om die herinnering vond ik dit werkje een prima aankoop.

En daarbij: we doe allemaal wel eens een aankoop toch? Zo ook de Nederlandse staat. Die deed ook maar eens een aankoop. Iets waar we allemaal wat aan hebben! Natuurlijk, een Rembrandt! Want daar kunnen we er niet genoeg van hebben. Rembrandt, die zelf in armoede stierf, Wat zou hij er van hebben gedacht dat zijn werk nu voor 175 miljoen ekkies zou worden gekocht door de Nederlandse staat? Goed, het is Nederlands cultureel erfgoed, maar het is als regering toch niet te verkopen aan de culturele sector die nu zo goed als op z’n gat ligt, om dan maar voor één fucking schilderij  175 mio af te tikken? Dat geld had leuker verdeeld kunnen worden. Zeker aan een steeds kwader en radelozer wordende bevolking zijn dit soort rare fratsen gewoon niet uit te leggen.

De vroegere Amsterdamse wethouder Jan Schaeffer had ooit de legendarische uitspraak: ‘In gelul kan je niet wonen’. Vertaald naar deze tijd zou je kunnen zeggen: ‘Van een Rembrandt kan de cultuursector niet vreten.’

Andere mooie Schaeffer-uitspraak: ‘Is dit beleid of is hier over nagedacht?’ Die is nog steeds 1 op 1 toepasbaar in deze situatie.

Of het schilderij mooi is of niet en wel of niet het geld waard is, daar ga ik niet over. Daar hebben andere mensen meer verstand van. Ik vind het overigens wel treffend dat de jonge André Hazes (de ouwe, niet de kleine) sprekend lijkt op de mijnheer die Rembrandt destijds als vaandeldrager afbeeldde. Maar alle gekheid op een blogje: zo’n uitgave voor een schilderij is in deze tijd niet te rechtvaardigen.


We herinneren ons allemaal toch nog de uitspraak van demissionair staatssecretaris Hugo de Jonge toen de theaters dichtgingen? ‘Dan zet je thuis toch lekker een DVD-tje op?’ Een uitspraak waar het dedain voor de cultuursector in klodders vanaf droop. Bedankt voor de scheet in het gezicht van cultuurminnend Nederland, Hugo.

Veel plezier met dat schilderij. Ik denk niet dat ik ga kijken. Als ik het al de moeite waard zou vinden had ik de ansichtkaart wel voor 1,75 gekocht, Hugo.  

Nee, dan was die 12,50 voor dat boekie van Johnny Rep een stuk beter besteed. Ik hoop dat hij en zijn makker er een lekkere borrel van drinken, proostend op mooie herinneringen.

Hey psssst, ouwe! Boekie kopen? Voor de feestdagen, voor een verjaardag of gewoon voor jezelluf? Ik heb nog wel wat exemplaren van mijn columnbundel ”Het nut van een gebreide condoom” liggen. 15,- per stuk bij afhalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 per stuk als ik de postduif stuur. Desgewenst persoonlijk gesigneerd en wel. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Rodweek 118 QRankzinnig

Gisteren zag ik bij een Facebook-kennis van mij een artikel uit het NRC, al dacht ik in eerste instantie even dat het een grappig bedoelde witz van De Speld was. De strekking van het artikel was dat politici zonder Coronapas niet geweigerd hadden mogen in café’s. Want voor volksvertegenwoordigers geldt de voor iedereen verplichte QR-code dus kennelijk niet. Aldus minister Ferd Grapperhaus.

’’KRAK!’’, hoorde ik ineens.

Nou, dat was dus mijn klomp die brak.

Wat is dit voor een onverklaarbare onzin? Loop ik me daarvoor elke avond dat ik in de  kroeg werk een tennisarm te scannen op de meest onhandige momenten? Ferd laat hiermee dus gewoon een vieze stinkscheet in het gezicht van elke horecamedewerker.

Iedereen die mijn kroeg binnenloopt wordt gescand. Van Koningin Maxima tot minima. Van Mark Rutte tot tante Greet uit de Zesde Tuindwarsstraat en iedereen daar tussenin.

Niemand hoeft met mij een discussie aan te gaan over de zin of onzin van het beleid. Dat interesseert me namelijk geen ene mallemoer. Mijn mening met betrekking tot het overheidsbeleid of die van wie dan ook is volstrekt onbelangrijk als ik achter die bar sta. Wat mij interesseert is dat ik mijn baan en, nog belangrijker, mijn werkgeefster haar café behoudt. Want ook bij mij gaat de huur van mijn mooie huis gewoon door. Maar voor mij is het nog kippiesimpel: ik sta de volgende dag wel weer achter een nieuw barretje bier te tappen en koffie te maken. Als ervaren horecajongen loop ik dan een rondje door de buurt en ik heb binnen een uur een nieuwe baan. Daar heb ik echt nul stress over. Maar zij is haar kroeg dan dus kwijt, met alle gevolgen van dien. Daar fok ik dus niet mee.

Nou zijn 999 van de 1000 mensen prima voor rede vatbaar en die laten dan ook zonder enig probleem hun QR-code zien als ze bij mij de kroeg binnenkomen, maar zo heel af en toe is er zo’n zelfbenoemde vrijheidsstrijder die dan ineens moeilijk doet. Of ineens de Google-viroloog gaat lopen uithangen. Want die vindt het onzin en blablabla. Pleur op. Die mensen zijn doodvermoeiend. Want het maakt mij, als dubbel gevaccineerde, dus werkelijk geen kut uit of je je wel of niet wilt laten vaccineren. Daar heeft iedereen zijn of haar eigen redenen voor. Die kontklemmend vermoeiende discussie ga ik niet eens voeren. Zoek het uit. Het zal me echt aan mijn bolle bips oxideren. Maar blijf van mijn geld af! En van het geld van mijn collega’s en mijn werkgeefster!

En daarom vond ik het dus zo frappant dat juist onze eminente minister, ome Ferd Grapperhaus (off all people!) dus maar vindt dat politici dus wel zonder QR-code naar binnen zouden mogen. Die zijn dus onschendbaar. Die kunnen dus geen virus overdragen. Maar goed, we hebben het natuurlijk over Ferd. Diezelfde Ferd die het anderhalve meterbeleid moest verdedigen maar die op zijn eigen bruiloft in die eerste coronaweken alles en iedereen stond te omhelzen en af te lebberen. Goed, en ook de kersverse vrouw Grapperhaus kreeg een likkie, maar dat mag. Maar die man is bij mij is dus al een tijdje af. Hij is voor mij sinds die dag totaal ongeloofwaardig. Waarom mocht hij blijven? Die man mag God, of welk imaginair opperwezen dan ook, op zijn blote knietjes danken dat hij überhaupt nog zijn dikbetaalde baan heeft. 

En ik wil ook graag mijn iets minder dikbetaalde baan behouden. Dus begin niet tegen mij met dit soort onzin. Wij, de horecatijgers, moesten toch zonodig bij iedereen QR-codes scannen? Prima. Doen we dan ook netjes. Maar hey, Ferd, dan geldt het ook echt voor iedereen. Iedereen is welkom bij mij in de kroeg, van Maxima tot minima, maar voordat wij een dikke boete van 2500 piek krijgen of in het ergste geval zelfs moeten sluiten, door een overijverige dan wel streberige BOA: gewoon je QR laten zien. Ik zou, op wat kopstukken na, de meeste politici overigens niet eens van gezicht herkennen, dus ze moeten dat ding sowieso laten zien aan mij. Het beleid valt steeds moeilijker uit te leggen aan een steeds kwader wordend volk. Dan moet je dus helemaal niet aankomen met rare en niet uitlegbare uitzonderingen op regels die nu voor iedereen gelden.

Maar hey, zelfs Ferd is welkom in mijn kroeg. Die zal ik nog wel herkennen. En ik zal de man met dezelfde egards behandelen als ieder ander die bij mij over de drempel stapt. Daarvoor ben ik een prof. Maar dan moet je wel je QR-code laten zien, Ferd. Net als het klootjesvolk dat niet in de politiek zit. Gelijke monniken, gelijke kappen, Ferd. En anders betaal jij gewoon netjes 25 meijertjes borg aan ome Rod. Cash graag. En als we dan niet gecontroleerd worden krijg je het netjes terug. En als wel: dan is het jammer voor je. Dan heb je gegokt en verloren, Ferd. Maar goed, kan jou het schelen. Dat kan jij namelijk makkelijk betalen, Ferd. Anders zou het wel heel QRankzinnig zijn. Of niet soms, Ferd? Kom je gauw een bakkie bij me halen, Ferd? Lijkt me dolgezellig. Nou weten we sinds je bruiloft dat je wel vaker iets vergeet, maar vergeet je dan niet je telefoon met je QR-code mee te nemen, Ferd? Of dus gewoon 25 meijer cash, lullen we nergens meer over. We doen het tenslotte allemaal samen, Ferd.

Hey psssst, ouwe! Boekie kopen? Voor Sinterklaas, voor een verjaardag of gewoon voor jezelluf? Ik heb nog wel wat exemplaren van mijn columnbundel ”Het nut van een gebreide condoom” liggen. 15,- per stuk bij afhalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 per stuk als ik de postduif stuur. Desgewenst persoonlijk gesigneerd en wel. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.

Rodweek 117 Funda-menta-list

Ken je dat nog van vroeger, als kind? Dat je met je ouders door de stad liep en dat je een mooi, maar toch iets te duur stuk speelgoed in de etalage zag staan. Daar stond je dan watertandend naar te kijken, terwijl je ouders gewoon door wilden lopen.

’’Vind je het mooi?’’, vroeg mijn vader dan.
’’Ja ja, heel mooi!’’, kraaide ik dan hoopvol enthousiast terug. 
’’Goed zo jongen, dan lopen we er morgen nog een keer langs.’’

 En zo voel ik me ook altijd als ik langs een makelaarskantoor loop en naar prachtige, doch (voor mij) onbetaalbare huizen kijk, of als ik voor de gein een digitaal Funda-wandelingetje door de stad maak. Ik weet dat ik met mijn horecaloon en hier en daar wat geld voor mijn schrijfsels never nooit een huis in Amsterdam zal kunnen kopen op de compleet verkankerde woningmarkt hier. De enige mogelijkheden om hier ooit een koophuis te realiseren zijn voor mij de Staatsloterij winnen of een unaniem belachelijk goed verkopende bestseller schrijven. Kortom: vergeet het. En daarbij: ik woon al op één van de mooiste plekken van de stad en dan ook nog eens voor een redelijke prijs, dus ik zit prima waar ik zit.

Maar Funda dus. Ik ben sinds kort lid van de Facebookpagina ‘Funda-mentalisten’, een pagina waarin gekke, aparte, wanstaltige, bizarre of soms juist ontzettend mooie Funda-advertenties worden gedeeld. Ik kan me daar soms zomaar een uurtje kostelijk mee vermaken.

Wat ik dan altijd het meest grappige vind is het makelaarsjargon. Het is vaak echt een strikje om een drol heen doen.

Onderstaand geef ik een lijst met voorbeelden ( ik noem het dan ook maar ‘de funda-menta-list’) en dan vertaal ik in ‘gewone mensentaal’ wat zo’n gladde geparfumeerde kakkerige vlotterik in zo’n mooi pak en met een moeilijke bril nou eigenlijk echt tegen je zegt.     

’’Karakteristiek’’ of ‘’Alsof de tijd er heeft stilgestaan’’ – Oud beschimmeld pleurishok met muizenoverlast, lekkende gaskachel en enkel glas.

’’Buurt in opkomst’’ of ‘’levendige wijk’’- Nog steeds een armoedige probleemwijk.

’’Dichtbij uitvalswegen’’ –  Je woont aan de snelweg of langs het spoor.

’’Knus appartement’’ – Een kippenhok van 25m2 voor drie ton.

’’Frans balkon’’ – Nutteloze deur met een hekje ervoor zodat je ’s ochtends niet met je slaapdronken kop uit je huis flikkert.

’’Kindvriendelijke buurt’’ – De hele dag schreeuwende koters en/of hangjongeren voor je deur.

’’Basisschool in de nabijheid” – Je woont aan een schoolplein.

’’Rustige wijk’’ – Er wonen alleen maar bejaarden. Of je woont tegenover een kerkhof.

’’Huis met potentie’’ of ‘’authentiek’’ – Nooit iets aan gedaan. De rest van je leven klussen.

’’Op 15 minuten van de grote stad’’ – Je woont 8 dorpen verder.

’’Centrum op loopafstand’’ – Half uur fietsen,

’’Turn Key Object’’- Je wordt opgezadeld met de lelijke plavuizen, schrootjes, de limegroen geverfde muur, achtergelaten Buddhabeelden op het toilet en andere wansmakelijkheden van de vorige bewoner.   

‘’Speelse indeling’’ – Rare onhandige hoekjes in het huis waar je niks mee kan maar die wel ruimte inpikken.

’’Natuurlijke weelderige tuin’’ – Eén groot nooit onderhouden oerwoud vol met onkruid.  

’’Lommerijke omgeving’’ – Je hebt geen zon in je tuin, ouwe.

’’Buurt met veel groen’’ – Er staan twee bomen voor je deur.

’’Actieve VVE’’ – je krijgt bemoeizieke buren, ouwe.


Tot zover mijn funda-menta-list. Ik ga zo boodschappen doen. En langs een makelaarskantoor lopen. Even kijken of er wat moois te koop staat. En als ik echt iets heel moois zie, dan loop ik er morgen gewoon nog een keer langs.

Hey psssst! Boekie kopen? Voor Sinterklaas, voor een verjaardag of gewoon voor jezelluf? Ik heb nog wel wat exemplaren van mijn columnbundel ”Het nut van een gebreide condoom” liggen. 15,- per stuk bij afhalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 per stuk als ik de postduif stuur. Desgewenst persoonlijk gesigneerd en wel. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk.


Rodweek 116 Dromen van de Obrigadogado

Elke 10e van de maand heb ik een droom, namelijk dat ik een hele vette prijs in de Staatsloterij win. Ik heb een abonnement. En dan heb ik het niet over die 7,50, dat tientje of die 20,- die ik zo en dan wel eens win, nee, de komma is dan een plaatsje of zes naar rechts verschoven. Ik droom dan dat ik een dik grachtenpand in Amsterdam zou kopen. Of een tweede huis in Barcelona. Of een vakantiestulpje in Budapest. Of ik droom van een eigen helikopterplatform op de Dam. Waarom een helikopterplatform? Ik heb helemaal niks met helikopters. Nou, gewoon omdat het kan! Of, mijn nieuwste droom: ik zou een Indonesisch restaurant openen in het centrum van Lissabon en die dan Obrigadogado noemen. En dan zou ik daarnaast een slijterij openen die ik Portugall en Gall zou noemen. Gewoon omdat het kan!

Zo huppel ik elke 11e , zodra ik wakker word, gloeiend van hoop richting de laptop, log in op de site van de Staatsloterij, zie vervolgens dat ik niks of weinig heb gewonnen en de dromen zijn weer als overrijpe puisten uit elkaar gespat. Zo ook vanmorgen. Ik mocht weer eens 7,50 bijschrijven op mijn rekening en zodoende moeten de plannen voor de Obrigadogado weer terug de koelkast in. En in die koelkast zullen ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wel blijven ook. Maar een mens moet altijd blijven dromen toch? En daarbij heb ik in mijn leven al genoeg (en iets realistischere) dromen wel zien uitkomen, dus mij hoor je niet klagen.

Maar Lissabon vind ik dus echt een droomstad. Ik ben er slechts één keer geweest. En dat was toen ik met vrienden onze jaarlijkse voetbaltrip met Ajax maakte. Dat was in 2018. Wat een verpletterend mooie stad. Heerlijk weer, lekker eten en drinken en de schilderachtige stad als decor: in zo’n omgeving houdt ome Rod het wel een tijdje uit. Daar kom ik dus zeker nog terug.

Mijn liefde voor voetbal heeft me sowieso op prachtige plekken in Europa gebracht. Prachtsteden als Barcelona, Madrid, Praag en Lissabon. Maar ook in niet per se supermooie, maar wel leuke steden als Lille en Hamburg. Of in echte Britse voetbalademende steden als Londen, Newcastle, Manchester en Glasgow. Een gekke plaats als Timisoara in Roemenië. Saaie steden als Milaan en Turijn. Maar ook lelijke steden zoals Warschau of, zoals vorige week, Dortmund.

Meine gutte, Dortmund. Wat een grafstad is dat. Je zal er maar wonen. Als je denkt dat Eindhoven lelijk is, dan ben je nog nooit in Dortmund geweest. Dat die stad zwaar getroffen is in de Tweede Wereldoorlog is verschrikkelijk, maar dat ze er in die kleine tachtig jaar daarna werkelijk niks leuks van hebben weten te maken is tenhemelschreiend. Gelukkig wordt er genoeg bier verkocht om je er niet al te bewust van te hoeven zijn.

Maar, en dat moet ik eerlijk zeggen, het stadion van Borussia Dortmund behoort absoluut tot de mooiste en meest indrukwekkende stadions waar ik ben geweest. Vroeger heette het nog gewoon het Westfalenstadion, en zo noemen de fans het ook nog steeds, maar tegenwoordig heet het officieel het Signal Idunapark. Een afzichtelijk lelijke sponsornaam voor zo’n voetbalwalhalla. Net zo lelijk en nietszeggend als de stad zelf.

Als volgend tripje hadden we, ook om de lelijkheid van Dortmund te compenseren, eigenlijk gepland om eind deze maand naar Istanbul te gaan. Dat is ook zo’n stad waar ik al jaren van droom, maar door alle maatregelen en het feit dat Ajax-fans die dag sowieso niet welkom zijn in het stadion moeten we de trip naar de parel aan de Bosporus ook nog even in de koelkast zetten. Nou ja, er is in die koelkast nog genoeg plek tussen al mijn droomhuizen en de Obrigadogado.

    

Rodweek 115 Gouden Lepel

Met een gouden lepel in de bek geboren worden. Mensen die door hun rijke afkomst al gelijk met 3-0 voorstaan in het leven. Dat ben ik dus niet. Gewoon afkomstig uit een normaal arbeidersmilieu. Ik begon gewoon met 0-0. Niet rijk, niet arm, maar altijd geleerd dat als je iets wilt bereiken dat je daar hard voor moet werken. En dat heb ik dus ook altijd gedaan. De ene keer met meer succes dan de andere, maar ik heb altijd en overal hard m’n best gedaan. Ik ben een harde werker en ik ben nog nooit een dag werkloos geweest. Ook geholpen door de gelukkige omstandigheid dat ik altijd gezond ben geweest natuurlijk.

Maaarrrrrrrrr: na dik 44 jaar zwoegen op deze planeet heb ik dan eindelijk die gouden lepel in m’n bek. Goed, ik moest er dan weliswaar zegels voor sparen bij de Zaanse grootgrutter, maar die gouden lepel heb ik! Als mede een gouden kaasbestek en gouden messen en vorken. Niet dat ze trouwens overdreven mooi zijn, maar ik vind het gewoon leuk om gouden bestek te hebben.

Zoals ik trouwens vrijwel altijd aan de zegeltjesacties en voetbalplaatjes-acties meedoe. Wijnglazen, messensets, bestek, bewaarbakjes en waar je de afgelopen jaren allemaal niet meer voor kon sparen, you name it: ik doe aan bijna alles mee, gewoon omdat ik dat leuk vind. Zegeltjesacties bij de ETOS voor badkamerspullen? Doe ik ook aan mee! Behalve dingen als moestuintjes (wat moet ik met een halve tuinkers?) of pretparkzegels (ik haat pretparken), maar die spaar ik dan soms voor andere mensen. Maar de andere dingen waar je voor kunt sparen en die ik nuttig vind: ja leuk!

Dan zijn er altijd van die types die dan op zo’n snugger zurig toontje tegen je zeggen:

‘’Buuuuuuuh-buuuuh-buuuhhhuuhh, Rodney, je kan toch ook voor een paar tientjes een bestekset of een setje wijnglazen bij de HEMA of de Blokker kopen? Dat is toch veel makkelijker?’’
Mijn antwoord is dan standaard: ‘’Ja, Gerda, daar heb je inderdaad helemaal gelijk in, maar ik vind dingen sparen gewoon leuk, dus laat me met rust, capiche? ’’  

Ik maak er ook echt een sport van, zoals ik van bijna alles in mijn leven altijd een competitie maak, want ik ben nergens een amateur in. Zelfs niet in zegeltjes sparen. Ik neem het echt bloedserieus. Van de drie supermarkten waar ik vaak kom, Nieuwmarkt, Jodenbreestraat en Rembrandtplein, weet ik precies bij wie ik in de kassarij moet staan voor meer zegels. Niet de zelfscan, want dan krijg je afgepast het aantal zegels waar je recht op hebt: nee, de kassarij. Daar krijg je altijd meer. Het enige wat ik de laatste tijd dus minutieus heb gescand in de supermarkt is wie de meest vrijgevige zegeltjesgevers zijn. Een soort antropologisch onderzoek.

Eigenlijk komt bij elke zegeltjesactie de verveelde puber als beste uit de bus. Die kinderen zitten daar toch al niet voor hun lol en het zal ze werkelijk aan hun bolle bips oxideren of ome Rod nou 3 of 12 zegeltjes krijgt. Dus nadat ik bij het afrekenen heel enthousiast heb gezegd dat ik ook graag zegeltjes wil, scheurt de verveelde puber zonder te kijken een grote rits zegeltjes af, wenst mij verveeld een fijne dag toe en vervolgens ik loop blij weg.

Dan heb je ook de wat serieuzere pubers met ambities die heel afgepast je twee zegeltjes afscheuren en dan zijn er nog de twee oudere dames die ik bijna dagelijks zie en die er dan ook altijd wel een paar bij doen omdat ze mij aardig vinden. Noem mij kinderachtig, maar als ik dat serieuze meisje zie dan ga ik bij de verveelde puber of bij de oudere dames in de andere rij staan, ook al is de rij daar veel langer, maar daar krijg ik dan meer zegels.  

Zou Ronald Koeman trouwens, de kersvers ontslagen trainer van Barcelona, ook zegeltjes sparen bij het boodschappen doen zodra hij terug is in Nederland? Ach, hij krijgt een afkoopsom van 12 miljoen euro mee van zijn voormalige werkgever omdat hij kennelijk zijn werk niet goed deed, dus hij zal genoeg gouden lepels hebben. Dat is hoe de wondere wereld werkt. Als ik mijn werk niet goed doe dan kan ik gewoon opsodemieteren en het uitzoeken, in de voetbalwereld krijgt Ronald Koeman gewoon 12 miljoen mee van het armlastige Barça dat zo weinig geld heeft dat ze eigenlijk nog te arm voor de voedselbank zijn, maar dan wel zulke afkoopsommen moeten aftikken. Als ie maar oprot. Nou, dan wil je wel heel graag van hem af. Alsof Koeman van stront boter kan maken. Geen enkele trainer gaat het daar beter doen met dit materiaal, dus ik wens ze veel succes daar met hun geklooi.

Maar toch, ook in Koemans’ financiële positie, zou ik denk ik gewoon meedoen aan zegeltjescompetities, wijnzegels en voetbalplaatjes. Gewoon omdat het kan en omdat ik het leuk vind.

Ik heb nog vier volle kaarten liggen. En aangezien de actie tot februari doorloopt zal ik die bestekbak van mij tegen die tijd minimaal 4 keer kunnen vullen. Dus voor wie de komende tijd jarig is: die weet ongeveer wat voor cadeautje die van me krijgt.

Ik zeg het maar vast.

Het is lunchtijd. Ik ga een lekker pompoensoepie eten.

Met m’n gouden lepel.  

Rodweek 114 Doood! Dood moet je!


Afgelopen maandag nam ik mijn vriendin voor haar verjaardag mee naar Antwerpen. Lekker hotel in het centrum, copieus eten en drinken en lekker genieten van de stad en elkaar. Geloof mij maar, zo romantisch als deze jongen worden ze niet meer gemaakt. Al denkt mijn lief soms wat anders over mijn definitie van romantiek. Maar laten we het er maar op houden dat ik zo mijn momenten heb.

Op de terugweg richting Amsterdam bleven we nog een nachtje bij een vriend van ons in Breda logeren. Ook hier weer copieus lekker eten en drinken en gelukkig kon ik ook nog de galavoorstelling van Ajax tegen Borussia Dortmund op TV zien in een nabijgelegen kroeg. Allemaal top.

De volgende ochtend keken we met z’n drieën naar afleveringen van ‘’José en Oboema’’. Voor wie dit illustere duo niet kent: het waren in de jaren 90 personages uit mijn favoriete programma Jiskefet. Het programma heette ‘Achter de wolken. Liefdeslessen van José en Oboema’’. Oboema is een lompe plat Amsterdams pratende, zelfverklaarde witte neger met een imposante bos haar uit Amsterdam-Oost en José is het wat tuttige huisvrouwtje die de boel wanhopig in het gareel probeert te houden. Ze krijgen rond het avondeten om de meest onnozele dingen knallende ruzies die er dan steevast mee eindigen dat José Oboema een daverende soejang voor z’n harses geeft en dan keihard dingen als ‘’Dooooood! Dood moet je! Sterf nou toch eens eindelijk! Donder toch op, engerd!’’ roept naar haar eega. En vervolgens sluit ze zich dan op in de slaapkamer.

Aan het eind van de aflevering, vaak na wat lieve Afrikaanse woordjes van Oboema, is het dan altijd weer goed gekomen en legt Oboema in zijn eigen onnavolgbare vocabulaire uit hoe de ruzie heeft kunnen ontstaan en hoe je dat weer goed kunt maken. Samengevat: het is haar schuld en misschien ook een heel piepklein beetje die van hem. Eindigend: ‘En zo komt alles toch weer goed.’

Mijn dame was niet echt bekend met de serie, dus die kreeg snel een spoedcursus liefdeslessen mee.

Ik heb een zelfde soort haatliefde-verhouding als José en Oboema, maar dan met technische apparaten zoals telefoons en laptops. Aan de ene kant zie ik het gemak en het comfort dat ze bieden en heb ik daar liefde voor, maar aan de andere kant heb ik het technisch vernuft van een amoebe en is geduld bij mij eerder een vuile dan een schone zaak. Dingen moeten bij mij makkelijk en praktisch gaan en ik houd niet van onzin en ingewikkeld gedoe. Ik kan die apparaten intens vervloeken als ze niet doen wat ik verwacht en heb er meer dan eens aan gedacht om die zooi van 5 hoog naar beneden te flikkeren. Gelukkig zorgt een bovenmenselijke kracht er voor dat ik me toch steeds nog net weet in te houden.

Want op diezelfde ochtend in Breda mocht ik, met mijn voorrang EU-seizoenkaart, ook een kaartje kopen voor Borussia Dortmund-Ajax! Er waren ruim voldoende kaarten, dus zeker met mijn voorrangkaart moest het geen enkel probleem zijn. Dat was het ook voor niemand, Behalve weer voor deze piemelepoges natuurlijk. Om stipt 10.00 klikte ik mijn telefoon aan en ik kwam meteen in de wachtrij van een kwartier. No worries. Daar heb ik geen invloed op, dus daar wachtte ik nog geduldig op. Ik lag ook nog wel lekker in bed. Het kwartier was om en ja hoor! Ome Rod mocht ook een kaartje kopen. Dat leek soepel te gaan. Betalen met Ideal? Prima. Doen we dat. Word ik bij het betalen godverdomme uit Ideal geflikkerd!

Kwaaier kun je me niet krijgen, als zooi die gewoon moet werken niet werkt. Dus dan schiet ik al lichtelijk in de José-stand inwendig. Doooood, dood moet je! Met de Ajax-app in de rol van Oboema. De volgende 2 dagen zat ik nog steeds te kutten. Ik moest dingen verifiëren en ik begreep natuurlijk weer niet hoe dat moest op een telefoon. Het ‘dooood, dood moet je!’ schalde inmiddels ook al op luid volume door de huiskamer (vriendin gelukkig niet thuis) en ik begon de hoop op een kaartje al redelijk op te geven. Treinreis al wel geboekt. Dan maar in de kroeg kijken daar. Of lekker stiekem in een thuisvak tussen de Duitse fans? Ik dacht al over alles na. Mijmerend dacht ik terug aan de tijd dat mijn sigarenboer Max in de Jordaan altijd gewoon op de dag en precies het goede tijdstip van de voorverkoop onze seizoenkaarten door de scanner heen trok. En dan haalden we later onze wedstrijdkaartjes op en dan betaalden we. En dan kregen we er nog gratis een gezellig ouwehoerpraatje met Max bij ook. Mooie tijd. Geen enkele vorm van stress. Max heeft ons nooit teleurgesteld. De techniek daarentegen wel meer dan eens. Op zulke momenten denk ik met vochtige ogen aan die fijne sigarenwinkel van ome Max in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Waarom moest dat veranderen? Iets met nieuwe tijd en zo. Het zal wel, maar ik mis het wel eens.

Ik had vanmorgen nog tot 10.00 de tijd om van  mijn voorrangsrecht gebruik te maken en de kaartjes gingen hard. Ik lag laat in bed en zette 8.00 de wekker. In 2 uur tijd moest zelfs zo’n digibetische staatsmongool als ik dit klusje toch kunnen klaren? Ik was al voorbereid dat er, na het zoveelste misverstand tussen mij en de hedendaagse techniek weer een ‘’Doooood! Dood moet je!’’ uit mijn mond zou vliegen, maar niets bleek minder waar vandaag. Gewoon op de laptop had ik binnen de tien minuten alles voor elkaar en betaald! Nul moeite! Twee dagen stress aan m’n kanis gehad voor dat kutkaartje en nu in één keer binnen een paar minuten de hele shizzle geregeld. En zo gaan de boys en ik gezellig naar Dortmund om de door Europa voortdenderende Ajax-trein te ondersteunen.    

Om met Oboema te spreken: ‘’En zo komt alles toch weer goed.’’   

Rodweek 111 Zaterdagskind

Mijn moeder zegt wel eens dat ik een zondagskind ben dat op een zaterdag is geboren en dat is ook eigenlijk wel zo. Ik heb met veel dingen echt behoorlijk veel mazzel gehad. Zoals bijvoorbeeld met woningen. Van 1997 tot 1999 woonde ik met studiegenoot en goede vriend Sebas in een toffe driekamerwoning in de Bestevaerstraat Amsterdam-West. Allebei eigen slaapkamer, woonkamer en we betaalden een schijthuurtje van 400 gulden ofzo. Samen. Omdat ik de grootste slaapkamer had betaalde ik 225,- en hij 175,- Dat was, als ik het me goed herinner, de verdeling.  

Die woning hadden we gekregen omdat Sebas stage liep bij een woningbouwvereniging. Anti-kraakwoninkie. Ik zal de naam van onze helpende man in het kader van de privacy even fingeren, laten we hem mijnheer De Boeselaere noemen. Na twee jaar moesten we weer uit die woning en ging ik met mijn toenmalige meisie samenwonen in het huis van een vriend die een half jaar op reis was.

Maar daar moesten we na een half jaar dus uit. Ik heb daar geen seconde stress van gehad. Ik belde de woningbouw en vroeg naar De Boeselaere. ‘Zeg, De Boeselaere, Rodney Rijsdijk hier. Ik heb eerder via jou gehuurd met Sebas. M’n meisie en ik moeten over 2 maanden onze woning uit. Heb jij een nieuw anti-kraakwoninkie voor ons?’ Letterlijk zo ging het.

Het zou nu niet eens in me opkomen om zoiets te doen, maar noem het jeugdige onbevangenheid en een tikje bluf. Het kwam ook niet eens in me op dat het niet zou lukken. Ik ging er gewoon vanuit dat het ‘gewoon’ werd geregeld. De Boeselaere beloofde dat hij even zou kijken en me dan later terug te bellen. En inderdaad: in de middag werd ik gebeld dat hij een kleine woning in de Staatsliedenbuurt had, vlak achter de Jordaan. Huurprijs 288 gulden. Toen mijn meisie in de ochtend naar haar werk ging zei ik dat ik een woning zou regelen en toen ze aan het eind van de middag terugkwam had ik er eentje. Zo ging dat ‘gewoon’. Maar het is natuurlijk niet ‘gewoon.’ Ook in die tijd niet. Al dacht ik toen dat dat wel zo was. Ik ging er gewoon altijd vanuit dat het goed zou komen. Als ik mijn huis nu zou kwijtraken zou ik in blinde paniek raken. Dit wat ik toen deed kan nu echt niet meer. Dan laten ze je in het dolhuis opnemen.      

Daar in ‘De Staats’ een jaar gewoond en toen kreeg ik via een andere vriend een huis in de Marco Polostraat in West. Daar heb ik bijna twintig jaar gewoond alvorens ik drie jaar geleden via de woningbouw ineens in hartje centrum belandde.

Als ik zoveel geld kon tellen als dat ik zegeningen kan tellen qua woningmazzel die ik heb gehad zou ik schathemelrijk zijn. Maar rijkdom in Amsterdam is tegenwoordig al dat je een dak boven je hoofd hebt! En als je daar ook nog een redelijke prijs voor betaalt en het geluk hebt om niet een louche vastgoedprins te hoeven spekken ben je helemaal de koning(in). In de jaren negentig kon je in Amsterdam-West voor een habbekrats een woning kopen. Veel mensen wilden daar helemaal niet wonen. Was een achenebbisj-buurt Tegenwoordig betaal je voor een driekamerkrotje in Oud West makkelijk vier ton. In Euro’s! Die hokken kostten 25 jaar geleden nog geen twee ton. In guldens.

En dan mag die vreselijke Prins Bernhard jr. op dit moment het lelijke gezicht zijn van de totaal verziekte woningmarkt, er zijn natuurlijk veel meer van dat soort graaiers. En het gaat ook niet alleen om Amsterdam, maar om bijna elke plek in Nederland waar je wilt wonen. Van Den Helder tot Maastricht, van Delfzijl tot Middelburg en alles daar tussenin: overal wordt de hoofdprijs gevraagd. Alleen is die hoofdprijs in Amsterdam nou eenmaal altijd nog een stukje hoger. Wij willen ook echt in alles de beste zijn.

En daarom was ik het helemaal eens met het woonprotest van afgelopen zondag. Een stad waar alleen maar puisant rijke mensen kunnen wonen wordt een onleefbare stad. Een stad waar de jeugd niet meer kan wonen, tenzij ze minimaal tot hun 40e bij hun ouwelui blijven wonen. Simpelweg omdat er niks is. En waar gaan je leraren, je verpleegkundigen, je horecamensen, je pizzabezorgers, je loodgieters, je bouwvakkers  je timmermannen, kassameiden , je winkeliers, je kappers en noem ze allemaal maar op wonen in een stad die onbetaalbaar is voor mensen met een laag tot modaal salaris? En waar mensen met een iets bovenmodaal inkomen niet in een sociale huurwoning kunnen wonen maar ook niet een woning van rond de 1000 euro kunnen vinden? Hoe leuk is een stad waar alleen maar ouwe mensen met oud geld, moeilijke brillen, rode ruitjesbroeken en kakaccenten wonen? Ik wil gewoon dat iemand ‘Hey ouwe pooier, alles goed?!’ naar me roept op straat. En nee, daar ga ik niet voor naar Purmerend of Almere verhuizen. Amsterdam is mijn stad.    

Hoe lief ik alle vrouwen ook heb gevonden waarmee ik in mijn leven ben samen geweest: ik heb nog nooit m’n huis voor iemand opgegeven. Straks word je er uitgeknetterd (en dat gebeurde bij mij nog al eens!), sta je op straat en dan woon je ineens in een buitenwijk van Koog aan de Greppel omdat je in Amsterdam niks meer kunt krijgen. Of je moet voor  1500 euro een klein kloteflatje aan de uiterste randen van de stad willen huren. Dat gaat me dus nooit gebeuren.

Ik besef me, ook als ik met drie zware boodschappentassen met de tong op mijn schoenen thuiskom in mijn ruime sociale huurwoning op 5 hoog zonder lift, dat ik een strontmazzelaar ben. Een zaterdagskind. Ik zou het al mijn stadgenoten gunnen.

Mijn liefde voor Amsterdam is onbetaalbaar. De huizen in Amsterdam helaas ook. Ik zal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit een huis kunnen kopen in mijn stad en dus blijf ik in mijn sociale huurwoning zitten. In die zin ben ik dus ook onderdeel van het probleem want ik stroom niet door. En velen met mij. Tenzij de staatsloterijballen een keer goed vallen. Misschien ooit een keer op een mooie zaterdag.   

Rodweek 108 Je krijgt er zoveel voor terug


’’Je krijgt er zoooooveel voor teruuuuug!’’ Deze heerlijke flauwe dooddoener gebruik ik altijd een beetje zuigerig als mensen uit mijn vrienden- of kennissenkring op hun sociale media weer eens lopen te zeiken over hun kinderen en hun bijbehorende gedrag. Van het dreinende gedrag tot ze eindelijk in nest liggen, de ruzies met hun broertjes en zusjes, het gezeur om een ijsje tot het vervelende pubergedrag. Weet je, als ik dat lees ben ik altijd zo blij dat ik daar allemaal niks mee te maken heb. Ik moet er niet aan denken.

Denk overigens vooral niet dat ik een of andere stomme kinderhater ben. Allesbehalve, ik vind kinderen fantastisch. Even een dagje oppassen of een nachtje bij mij logeren: ik vind het hartstikke leuk en gezellig. Lekker met ze op stap door Amsterdam. Filmpie pakken, ergens eten of voetballen in het park: ik vind het echt helemaal tof. Of gewoon lekker met ze ouwehoeren over wat ze bezighoudt, geweldig. Kinderen zijn ook zo lekker eerlijk, daar kan ik echt van genieten.

En ik ben zelf ook soms gewoon een groot kind, dus ik kan in zekere zin met ze levellen. En van mij mogen ze wat ze van hun ouders niet altijd mogen. Ze mogen van mij zoveel ijssies, patat en cola als ze willen en veel te laat naar bed omdat we nog gezellig zitten te kletsen. Kortom: ik ben dus echt de coolste oppas die een kind zich kan wensen.

MAAAAAARRRRRR……: ik wil ze graag na een dag weer terug kunnen geven aan de rechtmatige ouders. Want een kind hebben is natuurlijk niet elke dag leuk. Ik moet er niet aan denken om elke dag dat gezeik en gejengel aan m’n hoofd te hebben over bedtijden of wat ze allemaal willen. Oprotten. Ik heb daar compleet geen geduld voor. En je steeds zorgen over ze moeten maken en zo. En gedoe met school en ouderavonden of op zaterdagochtend om 8.00 rillend op een tochtig voetbalveld in Almere Muziekwijk staan: ik wil dat niet.

Kinderen passen simpelweg niet in mijn leven. Ik heb andere dingen te doen die ik belangrijker vind. Zoals mijn horecaleven, uit eten gaan, naar voetballen gaan, op reis gaan, met vrienden op stap gaan, leuke dingen met m’n meisie doen en nog veel meer. En dat alles in willekeurige volgorde.
‘Kinderen zijn hinderen’, zei een vriend van mij vroeger altijd als ie weer eens zuchtend over zijn energie opslurpende kroost vertelde en zijn gebrek aan tijd voor leuke dingen met z’n meisie of met z’n vrienden. Ik moet er niet aan denken. Kinderen zouden mij alleen maar ontzettend in de weg lopen. En daarbij: die wereldbol is al best vol, waarom moet er nog eentje van mij bij? Dus het voortbestaan van de mensheid laat ik mooi aan mensen over die daar wel een schone taak in zien. Veel plezier er mee. Ik houd het wel bij het proces van hoe je kindjes maakt. Dat vind ik veel leuker. ”Niet de vader, wel de dader”, dat is een van mijn lijfspreuken.

En bovendien mislukt de eerste pannekoek altijd bij mij. Zal je net zien, produceer ik per ongeluk een of andere geschifte mafkees. Zoals die rare Gooise jongetjes van rond de 18 en 20 jaar die laatst met een grote groep een jonge vent doodschopten op Mallorca. Je kind zal daar maar tussen zitten! En dan nog laf meteen naar Nederland terugvliegen ook en één van de andere ‘vrienden’ achterlaten. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig. Peter R. de Vries wordt nu al gemist.

Nou ben ik dus zeer bewust geen ouder, maar als mijn kind ook maar enige vorm van betrokkenheid zou hebben bij deze moord dan zou ik hem hoogstpersoonlijk aan z’n oorlellen meesleuren en met ‘m terugvliegen naar Spanje. En dan mag de koter daar eens haarfijn uitleggen wat er op de plaats delict is gebeurd en wat zijn betrokkenheid is. En dan moet hij me ook recht in mijn ogen aan durven kijken. Schuldig verklaard, met camerabeelden en alles erbij? Je hebt het echt gedaan? Opsluiten in de meest gore Spaanse cel voor heel lang, lekker laten wegrotten. Ik pleur zelf nog de sleutel weg als ik de kans krijg. En als ie er na een jaar of twintig dan eens een keer onverhoopt uitkomt hoef ik dat klerejong ook niet meer te zien. Die vaderliefde zou bij mij niet onvoorwaardelijk zijn. Als jij samen met je kutvriendjes iemand zo laf uit het leven hebt geschopt dan zijn we klaar. Dan ben je gewoon af bij mij.

En zeg nou niet dat ik niet weet waar ik over praat omdat ome Rodje zelf geen koters heeft, want ik heb dit even getoetst bij wat vrienden die wel nageslacht hebben en die denken daar exact zo over. Eén van mijn vrienden zei dat hij dan gefaald heeft als vader. Zo zou ik het ook voelen. Als ik mijn kind niet heb kunnen bijbrengen dat je iemand niet mag doodschoppen en al helemaal niet met tien man dan is er iets heel erg misgegaan in mijn taak als opvoeder.  

Ik hoef de mislukte pannekoek dan dus ook echt nooit meer te zien. Dan ben ik ex-papa. Ik moet geen moordenaar in mijn gezin, Daar ben ik echt heel stellig in. Want wat doe je met een mislukte pannekoek? Die gooi je weg. Gelukkig voor die Gooise jongetjes hebben zij andere ouders. Rijke ouders die met ‘een leger advocaten’ proberen om hun mislukte pannekoeken uit handen van de Spaanse justitie te houden. Want als ze schuldig zijn bevonden in Spanje rotten ze voor 15 tot 20 jaar de bak in en hier waarschijnlijk maar 3 tot 4 jaar, als papa ze al niet vrij heeft gekocht. Maar ik zou er bijna voor gaan bidden dat die knulletjes in Spanje worden berecht. In plaats van dat ze hier met een verwaarloosbare celstraf wegkomen.  

Maar goed, dit gezegd hebbende: ik en kinderen? Nee man. Ik heb ze echt nooit gewild. Teveel gedoe, gezeik en zorgen aan m’n kanis. Goeie kans dat ik, als ik een leuk kind zou hebben, best een leuke papa zou zijn. Maar ik heb er gewoon geen zin in. Ik heb een kind wat dat betreft niks te bieden. Dus ik hoef er ook nooit iets voor terug. Dat houdt mijn leven overzichtelijk. En voor de liefhebbende ouders die ik ken en die het ouderschap fantastisch vinden: geniet er van. Dan heb je er zooooveeeeel voor teruuuuug gekregen.  

Rodweek 107 Deuren

Waar je een deur achter je dichtgooit gaat er ook altijd wel ergens weer eentje open. De deur van het verpleeghuis heb ik dus achter me dichtgetrokken en de deur van Café de Toog, die nooit echt dicht is geweest, heb ik maar weer wagenwijd opengetrapt. Ik doe gewoon weer datgene waar ik misschien gewoon het beste in ben, of waar ik in elk geval het meest gelukkig van word. En of er dan op een bepaald moment ergens anders weer een deur opengaat die me interessant lijkt: dat zien we dan wel weer.

Deuren, in het Engels heten die ‘doors’ en deze maand was het ook vijftig jaar geleden dat Jim Morrison van The Doors ineens voor de hemelpoort stond. Ik was vroeger als puber en jongvolwassene een groot fan van The Doors. Ik kende (en ken dientengevolge nog steeds) alles van The Doors, verslond biografieën, die Oliver Stone-film heb ik minstens twintig keer gezien en ik lulde heel interessant mee over zijn dichtbundels. Morrison was een iconisch figuur die ik machtig interessant vond. Nou zet ik The Doors nog steeds niet af als ik het ergens hoor en ik vind sommige dingen nog steeds leuk om te horen maar mijn devote onvoorwaardelijke fanschap is al een tijdje over. Uiteindelijk kwam ik toch op een punt dat ik durfde toe te geven dat veel van zijn werk natuurlijk compleet onbegrijpelijk en in drank en drugs gemarineerd pubergebrabbel is.

Waar Morrison overigens niet alleen in staat: er zijn nogal wat grote wereldhits met compleet belachelijke teksten. Vertaal de eeuwige nummer 1 in de top 2000, Bohemian Rhapsody maar eens letterlijk: het slaat nergens op. Eén van de onderdelen in mijn muziekquizzen is dat ik het eerste couplet van een grote hit letterlijk vertaal vanuit het Engels en die op Reviaans timbre voorlees. Dan moet mijn aandachtige publiek dus raden welke wereldhit het is en dan weten mensen soms echt niet wat ze horen als ik ze dan later het originele fragment laat horen. Het zijn vaak teksten waarvoor John Ewbank en de tekstschrijvers van Blöf, mensen die hier in Nederland nogal eens worden uitgelachen om hun rare teksten, zich diep zouden schamen.

Wat dat betreft ben ik blij dat Engels niet mijn moedertaal is en ik dus gelukkig ook niet in het Engels denk, want dan zit je dus de hele dag naar de meest rare onzin te luisteren. Nu filter ik de taal vaak nog weg en luister ik puur naar de muziek. Als het maar lekker klinkt. Op het moment dat je het gaat vertalen ga je anders naar een nummer kijken.  

Jim Morrison, werd dus 27. De beruchte rock ’n roll-leeftijd waar ook Janis Joplin, Jimi Hendrix, Kurt Cobain en Amy Winehouse niet voorbij kwamen. Maar wij hebben in Nederland onze eigen rock ’n roll-held: Herman Brood. Die werd 54, dus de dubbele rock ’n roll-leeftijd, toen hij ging bungeejumpen zonder touw. En dat was deze maand twintig jaar geleden. Twintig jaar! Als ik denk aan ‘twintig jaar geleden’ dan denk ik aan 1982 ofzo, maar nee, dat was dus in 2001. Ik werkte op de Universiteit van Amsterdam, zat op mijn computer mails te beantwoorden toen ik door mijn collega en vriend Hans werd gebeld vanaf de balie. Hij had even niks te doen en zag het gelijk op een nieuwssite: ‘Brood is dood’.

Twintig jaar geleden alweer. Ik herinner het me alsof het twee weken geleden was. De tijd gaat snel en we worden allemaal ouder. Al trap ik hiermee natuurlijk keihard een open deur in.

De wereld zag er nog anders uit in 2001. Iedereen belde nog met z’n Nokia 3310 (ik heb dat overigens ook nog behoorlijk lang volgehouden), we betaalden nog met guldens en ’s avonds keken we ‘’Peter R. de Vries, misdaadverslaggever’’ op de buis. Onze nationale TV-smeris, ook nog met zo’n echte smerissnor op z’n bakkes, die zich onverschrokken vastbeet in grote slepende zaken en dapper de strijd aanbond met de onderwereld. Vaak succesvol, maar niet zonder risico. ‘’Hij vangt er een keer één’’, daar was iedereen stiekem een beetje bang voor.

Die angst is dus twintig later, anno 2021, realiteit geworden. En dan niet eens door een echte topcrimineel, maar lafhartig door een zwakbegaafd jongetje van 21 die het voor wat centjes deed. Niet dat het minder erg was als het door een topcrimineel was gebeurd, maar dit voelt toch alsof hij jarenlang heel heroïsch allerlei monsters en draken heeft verslagen en vervolgens heel ongelukkig over een stoeprandje is gestruikeld. Alsof je Lionel Messi bent en je poten worden tijdens een potje voetbal gebroken door een amateurtje uit de onderbond.

Mijn vriendin en ik hebben vanmorgen bloemen gebracht op de plek des onheils in de Lange Leidsedwarsstraat. Open deurtje om te zeggen dat ik niet had verwacht dat we de enigen waren met dat idee, maar de bloemenzee is indrukwekkend en groeit alleen maar. Mensen van alle pluimage brengen een imposant eerbetoon aan een imposant man.

En over deuren gesproken: laat die dader en z’n eventuele mededader maar heel blij zijn dat ik geen rechter ben. Want ook al ben ik mordicus tegen de doodstraf: de deur van die cel zou echt nooit meer opengegaan.  

En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. 15 piekies voor ophalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 stuur ik de postduif naar je toe. Dus bestel maar!

Rodweek 104 De Tranen van Ome Dick

Vandaag is het 24 mei en dat is voor mij altijd een bijzondere dag. Het is de dag dat Ajax in 1995 in Wenen de Champions League won. Vandaag is het dus alweer 26 jaar geleden dat m’n gabber Jazz en ik het Leidseplein onveilig maakten en na de winst een paar gelukstraantjes plenkten. De beelden van matchwinner Patrick Kluivert die de volgende dag door zijn moeder van Schiphol werd gehaald vergeet ik nooit meer. Hij viel zijn moeder huilend in haar armen: wenen van geluk. Daar zouden ze eens een boek over moeten schrijven! (Pssst… hiero, via bol.com).

En gisteren zag ik de beelden van de huilende Dick Advocaat. Goed, het spel van Feyenoord was dit jaar natuurlijk ook om te janken, maar daar waren de tranen niet om. Ook ome Dick kan van stront nou eenmaal geen boter maken en het is ‘m toch nog gelukt om Europees voetbal te halen met een matig elftal. En hij sloot met zijn laatste kunstje een imposante trainersloopbaan af. Het publiek scandeerde ‘’Dickie bedankt!’’ En meer is er voor Dick Advocaat niet nodig om in huilen uit te barsten en zo snel mogelijk de kleedkamer op te zoeken.

Ik snap dat, want ik ben precies zo. Ik ben een jankepoot eersteklas. Dat kan om verschillende emoties zijn. Laat ik meteen met iets heftigs beginnen: een begrafenis. Ik zal een vergelijking geven. Speel je wel eens mee  met de Toto? Je vult een 1, een 2 of een 3 in op je formulier en je zet een paar piekies in. Doe ik af en toe, hartstikke leuk. De wedstrijd van vandaag is Ajax- FC De Manke Reiger. Drie keuzes: 1. Ajax wint: je krijgt slechts je inzet plus een roestig stuivertje terug, want zo bijzonder is het niet dat Ajax die wedstrijd wint. 2. FC de Manke Reiger wint, je krijgt 100 keer je inzet, dus dan ben je plotsklaps een rijke motherfucker. 3. Gelijkspel, je krijgt 75 keer je inzet en dan ben je ook nog best rijk. Optie 2 en 3 zijn dus tamelijk onwaarschijnlijk.
Dezelfde quotering kun je bij mij op begrafenissen inzetten: 1. Rodney huilt als eerste van iedereen 2. Rodney huilt niet. 3. Rodney snottert aan het einde een beetje mee met de mensen die hun traanbuis wel wat beter onder controle hebben. Voor de gokkers, hier is de tip voor je weddenschap: vul gerust een 1 in op je formulier, want ik huil gegarandeerd als eerste op een begrafenis. Ik zie het verdriet van de nabestaanden en voor ik het weet staan alle sluizen wagenwijd open. De relatie tot de overledene maakt niet eens veel uit. Ik was ooit op de begrafenis van de vader van een goede vriend van mij. Ik had de goede man ooit één keer gezien, kende hem verder niet, maar ik ging naar de begrafenis om mijn gabber te ondersteunen. Uiteindelijk stond mijn gabber na de begrafenis mij te troosten omdat ik maar niet kon stoppen met huilen. Het was echt gênant, vond ik.

Mijn tranen kunnen ook om iets moois vloeien. Toen mijn zus trouwde moest ik ook huilen. Nou vind ik trouwen zelf trouwens maar onzingelul. Ik zou het hooguit voor een belastingvoordeel doen. We zijn er in mijn familie over het algemeen ook niet heel erg goed in. Ik heb meer succesvol geslaagde scheidingen dan bruiloften gezien in mijn leven, dus van mij hoeft het niet zo. Maar omdat ik zag hoe mijn zus straalde op haar mooiste dag en hoe zij en haar man genoten van alles schoot ik vol. Dat doet me dan zomaar ineens iets. Zo’n cynische lul ben ik gelukkig ook weer niet. Ik ben overigens wel een goede getuige bij bruiloften. Ik ben op 5 bruiloften getuige geweest en 4 bruidsparen zijn nog bij elkaar. Een strakke 80 %. Nou jij weer.

Maar waar was ik? Oh ja, dat jankgedoe van mij. Toen ik na zes jaar stopte bij Café Bax werd er op mijn laatste dag een feest voor mij georganiseerd. Toeters, bellen en de hele mikmak. Toen ik mijn laatste biertje tapte begon het hele café ‘’Rodney bedankt!’’ te zingen.
Ik wist niet hoe snel ik achter die bar vandaan moest en rende meteen naar achteren om mijn collega te helpen met de kassa op te maken. Want ik moest huilen en ik wilde niet dat mensen dat zagen. Te laat. Al voor dat ik de deur naar de achterruimte had bereikt, toch al gauw 10 meter, stroomde mijn ogen al leeg. Mijn collega stuurde me overigens gelijk weg. ” Kas opmaken? Echt waar Rod? Fok jou, stomme klojo. Sodemieter op en ga zuipen, ouwe gek! Dit is jouw avond, pikkemoos!” Dus dat deed ik dan maar. Maar eerst moest ik even janken op de schouders van mijn collega’s natuurlijk, buiten het zicht van iedereen. Toen de tranen eindelijk opgedroogd waren dronk ik gezellig nog wat bier mee. Maar toen ik even later namens alle collega’s en stamgasten een mooi cadeau ontving en waar iedereen bij stond was het hek weer van de dam. Echt een beschamende vertoning, vond ik. Ik huil zo ongelooflijk makkelijk.

Serieus man, ik huil zo vaak, dat zelfs baby’s in een vliegtuig niet eens naast me willen zitten. Hypothetisch: Stel dat jouw enige taak in het leven is om mij een keer aan het huilen te krijgen, dan kan ik je zeggen: ‘Nou, er zijn moeilijkere taken om te vervullen.’ Voorbeelden? Zet  mijn ultieme break-up-nummer ‘’Flink zijn’’ van Robert Long maar op als ik weer eens voor de zoveelste keer door een verkering ben gedumpt. Zet een willekeurige aflevering van ‘’ Spoorloos’’ op waarin mensen elkaar na 40 jaar weer zien en elkaar in de armen vliegen. Of zet de scène van Bambi op waarin de moeder wordt doodgeschoten. Of de Amsterdamse filmklassieker Simon: al meer dan dertig keer gezien en nog steeds houd ik het niet droog op het einde. Laat die twee goals van Siem de Jong in de kampioenswedstrijd van 2011 zien. Echt, je hebt zo’n huilebalk als mij zo te pakken.   

Toen Ajax in 2011 kampioen werd, met die twee goals van Siem: tranen met tuiten. Ik kan er echt niks aan doen. Ik ben gewoon een ouwe emokikker. Als iets me raakt dan ben ik compleet kansloos in het gevecht tegen de tranen, wat trouwens eigenlijk niet eens een gevecht is. Zelfs VVV verdedigde zichzelf beter tegen Ajax toen ze met 0-13 op hun reet kregen dan ik in een gevecht tegen mijn tranen. En eigenlijk is daar ook niks mis mee. Ik ben net een mens. En dat is ome Dick ook. Hij heeft nooit een favoriete club van mij getraind, verre van zelfs, maar ik heb groot respect voor zijn loopbaan. Hij heeft dingen gepresteerd, zwaait af, krijgt zijn verdiende applaus. Het is over en het is mooi geweest. Dan mag je best een traantje laten. Gooi die sluizen lekker open. Maar afscheid nemen is kut. Ik houd daar niet van. Ome Dick ook niet. Dick Advocaat en ik zijn samen de slechtste afscheidsnemers van de wereld. En wat dan nog? Ik begrijp je, ome Dick.  

En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. 15 piekies voor ophalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 stuur ik de postduif naar je toe. Dus bestel maar!
Niet allemaal tegelijk want anders moet ik weer janken 😉