Afgelopen week fietste ik, op weg naar een van mijn postwijken, langs slagerij Buzhu op de Haarlemmerdijk. Ik stond er letterlijk en figuurlijk even bij stil. Slagerij Buzhu was in de jaren zeventig de eerste Islamitische slagerij die er in Nederland kwam en jarenlang de werkplek van Mohammed Nouri, de vader van de beweende voetballer Appie. Ik denk nog vaak aan Appie. Hoe goed hij had kunnen worden en vooral veel aan de grote ‘waarom hij?’-vraag. Appie ademt zelfstandig en hij schijnt een ‘verlaagd bewustzijn’ te hebben, maar de kans dat hij, behalve ademen, verder ooit nog iets zelfstandig zal kunnen is nihil. De familie houdt hoop en haalt kracht uit hun geloof. Dat valt alleen maar te respecteren. Ikzelf had het geloof in hun situatie als eerste uit mijn dagelijkse pakket geflikkerd. Als er een god bestaat die mijn zoon, broertje of vriend zoiets aan had gedaan dan zou ik er niets meer mee te maken willen hebben.
Geloven in bovennatuurlijke krachten is sowieso nooit mijn ding geweest. Het is me te abstract. Ik geloof in tastbare zaken, maar als mensen ergens in willen geloven zou ik zeggen: ga je goddelijke gang. Het ding waar veel gelovigen wat mij betreft de mist mee ingaan is met de definitie van het woord ‘geloof’. In iets geloven is namelijk geen feitelijke waarheid. Zo geloof ik er elk jaar in augustus weer heilig in dat Ajax kampioen wordt. Welnu, het is goddomme nog niet eens winterstop en een blik op de ranglijst leert me nu al dat mijn geloof reeds met Max Verstappensiaanse snelheid door de realiteit is ingehaald. Ergens in het voorjaar zal, zoals elk jaar, weer blijken in hoeverre mijn jaarlijkse geloofje de waarheid is gebleken, maar ik heb er een harde kneiter in. Veel gelovigen hebben de neiging om de waarheid te monopoliseren en dat klopt niet. Wij kunnen niet bewijzen of er wel of geen god bestaat. Al neigt mijn mening sterk naar een ‘nee natuurlijk niet, gekkies, denk eens even logisch na!’ maar ook ik kan dus geen monopoly op de waarheid claimen. Lees verder