Rodweek 175 Oorlog bij de flessenautomaat

Toen er behalve op flessen ook statiegeld op blikjes werd ingevoerd zag ik daar in eerste instantie alleen maar de voordelen van. Mensen zullen eerder geneigd zijn om hun blikjes en flesjes op te ruimen en niet meer op straat achter te laten, want ze krijgen er geld voor terug. En door de luie vieskezen die hun blikjes toch laten liggen ontstaat er een nieuw soort schaduweconomie: mensen die het statiegeld goed kunnen gebruiken als bijdrage voor hun boodschappen zullen de blikjes en flesjes oprapen en het inleveren. Het levert schonere straten en een extra centje op voor mensen die het nodig hebben. Win-Win-situatie!

En inderdaad, als ik nu na een mooie zomerdag mijn vroege ochtendwandeling langs de Amstel maak liggen er weinig tot geen blikjes en flesjes meer op de steiger meer terwijl ze vorig jaar nog bezaaid lagen met troep omdat veel mensen nou eenmaal te bescheten zijn om hun eigen zooi op te ruimen. Tot zoverre is mijn tevredenheid over het statiegeld dus volkomen gerechtvaardigd.

Omdat ik graag de zonnige kant van dingen zie had ik niet stilgestaan bij de schaduwzijde van het fantastische plan. Toen ik laatst mijn 3 Spa-flessen, een paar fruitsapflesjes en wat blikjes in wilde leveren bij mijn vaste Albert Heijn aan de Jodenbreestraat stond er een meneer met zes volle vuilniszakken vol blikjes bij de automaat. Hij had geen horloge maar wel de tijd. Hij deed rustig aan. Tot grote ergernis van de meneer achter hem die ook een aanzienlijke buit had gescoord en kennelijk wat minder ruim in zijn tijd zat. En daarachter dus ik en nog wat mensen die een paar huishoudelijke flesjes wilde inleveren. Dat ging nog een lang verhaal worden. De automaat accepteerde niet alle blikjes in één keer of gewoon niet, dus de statiegeldjager probeerde het dan weer opnieuw, soms een paar keer. De man achter hem werd steeds bozer en een ruzie kon dan ook niet uitblijven, het werd zelfs fysiek. De achterste man sloeg de voorste man met een lege colafles op z’n hoofd, om hem aan te sporen er wat tempo in te gooien, waarop er een boel geschreeuw en geduw volgde en waarop de beveiliging erbij kwam.

Ik zag het tafereel met verbijstering aan. Dit is Nederland anno 2023, waar de economie zo kut is dat mensen met elkaar op de vuist (of op de fles) gaan bij de flessenautomaat voor een paar piekies. Wat een armoe en wat een intense treurnis. Steeds als ik denk dat het niet gekker kan in dit land dan komt er weer wat nieuws.

Ik besloot niet langer meer te wachten. Ik heb meer te doen dan te wachten op 1,75 en nam mijn paar flessen en blikjes maar weer mee. En dat was al de derde keer die week. De wat oudere kassadame achter de servicebalie luchtte haar hart aan de mevrouw die voor mij stond. Ze foeterde er in prachtig ouderwets Amsterdams op los: ‘’Ik werk hier al twintig jaar in dit filiaal, er komen hier een boel gekken, dat is nou eenmaal de buurt, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Zo zout heb ik het nooit gevreten. Het is godverdomme één grote ellende hier in de winkel sinds dat statiegeld op die blikjes zit. Elke dag oorlog bij die automaat, ze gooien er halfvolle blikjes in zodat de automaat vastloopt, of ze gooien het blikje leeg op de grond waardoor de hele vloer plakt en elke dag moet er een monteur komen. En mensen zoals u kunnen niet eens meer die paar flessen inleveren omdat zo’n aso een uur staat te klootviolen voor een paar rotcenten. Ik word er krankjorem van.’’

In de middag moest ik nog even een boodschap halen en ik liep dit keer naar de Appie in de Utrechtsestraat, met mijn tasje statiegeld. Ook hier schreeuwende en tierende mensen met volgeladen tassen bij de automaat. Ik nam mijn 1,75 maar weer onverrichter zake terug naar huis. Onderweg kwam ik drie opengebroken vuilnisbakken tegen waar de fanatieke statiegeldjagers op zoek waren geweest naar een paar duppies. Het geld ligt tegenwoordig op straat en dat is alleen maar goed. Maar de troep uit de gesloopte vuilbakken helaas ook, dat vind ik dan weer minder.

De Albert Heijn op de Jodenbree heeft de automaat nu al een paar dagen dichtgegooid. Stuk, zo staat er te lezen op een geprint A4-tje. Monteur is onderweg. Een totale lulsmoes natuurlijk. Het winkelpersoneel is er gewoon even klaar mee.

Ondertussen groeit ook bij ons thuis de statiegeldberg gestaag door. Ik hoop niet dat ze me bij mijn supermarkt lelijk aankijken als ik eindelijk m’n flessen en blikjes weer eens in kan leveren en met een volle tas aankom.

Yoooo, boekie kopen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn columnbundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam of 19,50 als ik ‘m moet verzenden. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]

Rodweek 105 De broodnodige wederopstanding van Haantje Pik


In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw had het Vondelpark een even beroemde als beruchte parkwachter en dat was de heer H.F. Sixma. In de volksmond werd hij ‘Haantje Pik’ genoemd. Zo’n ouderwetse veldwachter Bromsnor. Inclusief snor. Zijn woning stond (en staat nog steeds) bij een ingang van het park, bij het Kattenlaantje. Dagelijks maakte Haantje Pik zijn dagelijkse ronde om kattenkwaad als het klimmen in bomen, stelen van kastanjes en andere kwalijkheden te bestrijden. Volgens de overlevering sloeg hij de daders van dit soort wandaden met een pikhaak ‘aan de haak’ en vandaar dus zijn bijnaam.

We zijn een kleine negentig tot honderd jaar verder, de tijden zijn veranderd, maar eigenlijk zou een moderne Haantje Pik niet misstaan in het Vondelpark. En dan niet voor kinderen die in bomen klimmen of kastanjes plukken, maar ter bestrijding van de ‘Vondelvarkens’ zoals ik ze altijd noem. En eigenlijk beledig ik de varkens daar mee, want varkens zijn een stuk schoner.

Je weet wel, het type mens dat op prachtige zonnige dagen als deze naar de parken trekt, bergen aan proviand meeneemt en vervolgens de rommel in het park achterlaat. En ik noem nu het Vondelpark, maar ook de Amstel waar ik elke dag langs wandel is op mooie dagen een slagveld. Eigenlijk op elke mooie zonovergoten plek in Nederland is het een baggerzooi als het mooi weer is geweest.

Wat zijn dat voor mensen? Ik zal niet zeggen dat alle mensen om mij heen allemaal unaniem ultieme goede mensen zijn, maar als ik met mensen in het park zit ruimen we gewoon onze zooi op. En dat doe ik nu niet alleen als belegen veertiger, maar dat deed ik ook als tiener al. Ik ken niemand die dat niet zou doen. Dus wie zijn die mensen? Wij gooien gewoon onze pleurisbende in een plastic tasje en gooien het weg. En als de containers vol zitten dan gooien we de bende onderweg ergens in een vullisbak of nemen we de bende desnoods mee naar huis. Hoe moeilijk is het?

Je struikelt tegenwoordig over de containers. Waarom zou je de zooi laten slingeren? En echt niet omdat ik zo’n ontzettende goeie jongen ben en heel eigenpijperig eens even kom vertellen hoe goed ik wel niet ben: nee. Dit is toch gewoon een kwestie van fatsoen?

Beelden van elk willekeurig park na een mooie dag: om je kapot te schamen.

En dat is veroorzaakt door de schaamteloze types die helemaal zich nergens voor schamen. De gemeente overweegt nu een alcoholverbod in de parken. En ik begrijp het ook nog. Als mensen niet normaal kunnen doen en steeds asocialer worden dan moeten de goeden onder de kwaden lijden. En dan staan dat soort aso-types ook nog als eerste te zeiken over ‘betutteling’ en ‘dat er ook niks meer mag in dit land.’ Flikker op met die lui.

Maar die lijers pikken wel mijn mooie parkdagen af. Ik vind weinig dingen lekkerder dan lekker met vrienden, wijn en eten in het park te zitten. En dat soort dingen dreigen nu van mij en vele andere goedwillende mensen te worden afgepikt.

En daarom wordt het tijd voor de wederopstanding van een 21e-eeuwse Haantje Pik. En die hoeft niet met een pikhaak mensen tot de orde te roepen, maar gewoon met een lekkere vette boete. Niet die slappe 95 euro, want daar lachen mensen om, maar gewoon een lekker vet en aanzienlijk veelvoud. Een bedrag dat dat soort egoïsten echt voelen. Eentje die zeer doet. Ik ben niet snel van de repressieve straffen: een inbreker hoeft van mij niet z’n huis kwijt, een dief hoeft geen afgehakte hand en een moordenaar hoeft niet op de elektrische stoel. Op die rechterlijke stoel ga ik niet zitten.

Maar onschuldig lijkend, maar toch hinderlijk asociaal gedrag als dit mag van mij keihard worden gestraft. Het lijkt me ook niet al te moeilijk om dat in te voeren en te handhaven. Gooi in Singapore maar eens een kauwgompje op straat. Dan krijg je een boete waar een paard de blafhik van krijgt. Nou, prima. Dan leer je dat rare gedrag wel af. Gevolg: niemand pleurt z’n zooi daar op straat. Dat lijkt simpel en sterker, dat is het ook, maar het werkt wel.
Haantje Pik, 21e-eeuw-stylie: kom er maar in. We pikken het niet langer. En straf hard maar rechtvaardig. Je bent hard nodig. Opdat de leuke mensen nog lang wijntjes kunnen drinken en lekker kunnen eten in de parken.

En Ome Rodzooi heeft ook een boek uit met allemaal lekkere verhalen: ”Het nut van een gebreide condoom”. Bestellen kan via [email protected] of via Facebook Rodney Rijsdijk. 15 piekies voor ophalen in Amsterdam-Centrum of voor 19,50 stuur ik de postduif naar je toe. Dus bestel maar!
     

Rodweek 74 Twee Zwaantjes

Toen ik vanmorgen boodschappen ging doen zag ik twee zwanen naast elkaar drijven. Op het stille water van de Zwanenburgwal. En dat ook nog eens op dag 22 van de quarantaine. Ik verveel me zo, dat ik dat gewoon wist. Ik vond de symboliek mooi. Kijk naar het getal 22, dat lijken net twee zwaantjes als je er naar kijkt. Ze dobberden in serene rust over het water, richting Amstel. Langs de Stopera. Waar onze lokale politici nu koortsachtig overleggen hoe het nu allemaal verder moet, dreven die twee zwanen in alle chillte voorbij. Welke crisis?

Toen ik 1 april wakker werd keek ik het nieuws. Een nanoseconde hoopte ik even dat deze hele crisis een hele slechte 1 april –grap was en dat onze minister-president met zijn kenmerkende glimlach zou zeggen: ‘’Beste landgenoten, dat hele virus was maar een grapje, haha! Vanaf vandaag gaan we gewoon weer gezellig door waar we gebleven waren, sluit de tap aan en gooi de bitterballen maar in het vet!’’ Even snel als de gedachte kwam was ie ook weer weg. Ik had onze MP de avond daarvoor immers, zonder die eeuwige glimlach op z’n porum, op TV gezien en hij had geen vrolijk nieuws: we hebben nog langer huisarrest. Het zou trouwens ook wel de slechtste 1 april –grap ooit zijn.

Als je vroeger huisarrest kreeg van je ouders dan mocht je een paar dagen niet buiten voetballen en geen TV kijken. Moeder Aarde is nog een paar gradaties strenger voor ons. Die pakt je werk, je geld, je sociale leven, je kroeg, je voetbalbezoek, je concertbezoek, je feestjes, je vakanties en je fysieke contacten af. En dan heb ik het niet alleen over fysieke contacten als in seks. Een simpele knuffel, handdruk, omhelzing of een kus op de wang: ik zou er nu al een kleine misdaad voor over hebben. En mijn koninkrijk voor een tongzoen, zou ik al bijna zeggen!  

Maar genoeg gejeremieerd over hoe kut alles nu is. Dat weten we nu allemaal wel. De situatie is nu eenmaal zoals die is. In alle eenzaamheid zijn we allemaal niet alleen. En nu moet ik er, net als iedereen, maar het beste van maken en mezelf een compleet ander levensritme aanmeten. Zo doe ik ineens dingen die ik al veel te lang niet heb gedaan. Zoals een boswandeling maken. Afgelopen week moest ik een voedselpakket dat ik online had aangeschaft, ophalen in Amstelveen. Net over de grens bij Buitenveldert. Naast het Amsterdamse Bos, of zoals hele fossiele Amsterdammers het nog noemen: Bosplan.  

Ik was verbijsterend op tijd. Normaliter ben ik iemand die geen horloge draagt, want ik heb de tijd. Dus ik heb nog even een wandeling door het bos gemaakt. Het was al een tijd geleden en dit keer hing er, niet zoals de laatste keer dat ik er was, zo’n gore blaffende en kwijlende rottweiler die tegen me aan liep te springen, met zo’n schijnheilig baasje die standaard ‘Hij doet niks hoor!’, zegt. Nee, niks van dat soort narigheid, Het Amsterdamse Bos was van mij, deze ochtend! Echt heerlijk. De boswandeling deed me goed en op de afgesproken tijd stond ik op de afgesproken plaats om mijn etenswaren op te halen.

Maar al wie er stonden: niet de mensen die mijn spullen hadden. Daar stond ik dan met mijn goede bedoelingen. Dacht ik eens een goede daad te doen. De boeren geld, ik lekker vers eten: iedereen blij. Niemand te vinden of te bereiken. Na een dik half uur besloot ik maar weer huiswaarts te keren en een vlammende mail naar ze te schrijven toen ik ineens twee andere dolende zielen ontwaarde. Ook zij waren op zoek naar hun eten. Ik dacht al even dat het aan mij lag, maar wij stonden gewoon op het goede adres en daarbij heb ik sterke moeite mij te vergissen als ik iets echt zeker weet. Na wat belletjes kregen we dan toch degene te pakken die we nodig hadden en konden we onze pakketten een halve kilometer verderop halen. Ze hadden het niet zo handig gecommuniceerd. Dat vonden ze zelf ook wel. Mijn lotgenoten waren met de auto en boden aan om daar heen te rijden en mijn pakket ook mee te nemen. In verband met de Coronatyfus kon ik niet meerijden, maar zij pikten mijn pakket op en brachten het bij mij op die parkeerplaats langs. Dat was lief. En zo zat ik even later weer in de metro richting centrum met een zware doos vol lekker eten.   

Je maakt wat mee tijdens zo’n crisis.

Zo is ook mijn hele bioritme compleet anders geworden. Of anders gezegd: ik heb ineens iets dat op een bioritme lijkt.  Tot drie weken geleden had ik mijn vertrouwde nachtvlinderritme. Eén grote flipperkast. Ik weet niet beter. Ik kan op de meest rare tijden slapen of juist wakker zijn. Ontbijten met nasi kip van de vorige dag of waar ik maar zin in heb, alles kan. In deze rare periode lig ik al voor 23.00 in bed. Ik lees wat, kijk een serietje, om 0.30 slaap ik en om 7.30/8.00 ben ik klaarwakker. Een soort van ‘normale mensen-leven’. Het is niet het leven wat ik ooit heb geambieerd, maar het is nu gewoon even zo. ‘s Avonds heb ik vrijwel niks meer te doen, dus dan maar in bed liggen, het is wat het is. Ik ben wat betreft een kameleon die zich snel aanpast aan de omstandigheden. Niet altijd van harte, maar als het moet dan moet het.

Morgen dag 23 van ons collectieve huisarrest. Elke dag komt het einde van deze ellende dichterbij, denk ik maar. Dag 22 drijft langzaam weg van ons, als twee zwaantjes op de Zwanenburgwal.