Rodweek 176 De pijp aan Maarten geven

Wanneer ik mensen niet ken, bijvoorbeeld omdat ik ze alleen van TV ken, beoordeel ik ze aan de hand van het criterium: zou ik met hem/haar/het weleens een drankje willen drinken? Zou ik met die persoon een gezellige avond in de kroeg kunnen hebben? Lijkt de persoon mij sympathiek? In het geval van onze Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Maarten van Ooijen heb ik daar een duidelijk antwoord op: Nee. Hij lijkt me een totale gereformeerde lul met vingers.

Maarten van Ooijen is waarschijnlijk zo’n man die tegen z’n vrouw op een gezellig feestje zegt: ‘’Schat, dit is al je tweede wijntje he?’’ Een notoire party-pooper, met dat uitgestreken Christen Unie-hoofd. Iemand van wie je pils doodslaat zodra hij een ruimte binnenkomt. Een sportkantine bijvoorbeeld. En om te voorkomen dat een ieders pils doodslaat zodra hij binnenkomt in de sportkantine bedacht onze Maarten een revolutionair plan: laten we alcohol in de sportkantine verbieden!

In wat voor toestand deze 33-jarige bemoeizieke Christen Unie-snotneus dit uit zijn geloofhoofd heeft gekregen is me een raadsel. Hoewel Maarten dus Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is gaat hij dus voorbij aan het Welzijn van sportverenigingen en hun leden en aan het bestaan van sportclubs. Want hoewel bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd uit twee helften bestaat draait een voetbalclub op de derde helft! Kantine-inkomsten zijn van levensbelang voor vrijwel elke sportclub!

Ik weet niet of onze Maarten zelf ooit op voetbal heeft gezeten, maar ik wel. 95 % van de mensen die op voetbal gaat kan er weinig tot zelfs geen klote van. Ik kon er dus echt geen klote van, maar ik vond het wel leuk om na afloop van mijn zoveelste rampzalige wedstrijd met de jongens van mijn team en soms met onze tegenstanders erbij gezellig een biertje in de kantine te drinken na afloop. En wel twee of drie of vier ook. En zo zaten er wel meer teams en toeschouwers gezellig onder het genot van een drankje lekker te kletsen over de wedstrijd. Biertje en lekkere borrelhapjes en kantinepatat erbij, fantastisch. De lekkerste patat wordt gebakken in voetbalkantines. Zal Maarten ook wel niet weten, vermoed ik. Maar even terugkomend op mijn punt: zaterdag- en zondagmiddagen, over het algemeen gedragen door vrijwilligers zijn van vitaal belang voor de clubs.

Wat is zijn doel? Probleemdrinkers van de sportcomplexen bannen? Beste Maarten, die heavy drinker komt toch wel aan zijn drank. Een heupflesje Bacardi is gauw gevuld hoor en een biertje naar binnensmokkelen is een koud kunstje. En anders gaat een dorstige lekker naar de kroeg aan de overkant: dus dan haal je omzet bij de sportclub weg en laat je het naar de kroeg in de buurt vloeien. En de jongens van de ‘bierelftallen’ blijven ook niet meer nazitten, want die willen na hun wedstrijd gezellig een biertje drinken en gaan dan ook naar die kroeg. Want wat is er lekkerder dan een ijskoud vers getapt biertje na je wedstrijd? Je bant de drinkers van de sportcomplexen maar je draait clubs de nek om. Je praat over tonnen op jaarbasis bij een amateurvereniging. Dat is veel geld voor een amateurclub. Laat staan hoe het bij een drukbezochte betaald voetbalclub is. Dan praten we over miljoenen.

Op deze manier zullen bij amateurclubs de contributies heel flink omhoog moeten en kunnen veel mensen hun sportclub niet eens meer betalen, waardoor je sport ontoegankelijk maakt voor veel mensen die graag willen sporten. En sporten is gezond, toch Maarten? Zou jij moeten weten als Staatssecretaris van Volksgezondheid. Weet je hoe je jouw domme en ondoordachte beleid noemt, Maarten van Ooijen: het kind met het badwater weggooien.

Maarten is dus van Volksgezondheid en gaat even bepalen dat mensen geen biertje na het sporten mogen drinken. Want dat is niet gezond. Van Maarten moeten we allemaal 115 worden. Waar bemoei je je mee! Het welzijn (ook in zijn takenpakket) van de sportclubs (ook zijn takenpakket) daar gaat onze Maarten volledig aan voorbij. Als clubs vanuit bijvoorbeeld geloofsovertuiging er voor kiezen om geen alcohol te schenken: prima! Maar laat clubs dat gewoon zelf beslissen. Nogmaals: bemoei je er niet mee!

Als dit ridicule en onzalige plan doorgang vindt dan vrees ik met grote vreze voor het voortbestaan van heel veel sportverenigingen. Die zullen dan allemaal de pijp aan Maarten moeten geven.

Yoooo, binnenkort lekker op vakantie en nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank (kijk, Maarten van Ooijen, dat is denken aan welzijn en volksgezondheid). Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]

Rodweek 175 Oorlog bij de flessenautomaat

Toen er behalve op flessen ook statiegeld op blikjes werd ingevoerd zag ik daar in eerste instantie alleen maar de voordelen van. Mensen zullen eerder geneigd zijn om hun blikjes en flesjes op te ruimen en niet meer op straat achter te laten, want ze krijgen er geld voor terug. En door de luie vieskezen die hun blikjes toch laten liggen ontstaat er een nieuw soort schaduweconomie: mensen die het statiegeld goed kunnen gebruiken als bijdrage voor hun boodschappen zullen de blikjes en flesjes oprapen en het inleveren. Het levert schonere straten en een extra centje op voor mensen die het nodig hebben. Win-Win-situatie!

En inderdaad, als ik nu na een mooie zomerdag mijn vroege ochtendwandeling langs de Amstel maak liggen er weinig tot geen blikjes en flesjes meer op de steiger meer terwijl ze vorig jaar nog bezaaid lagen met troep omdat veel mensen nou eenmaal te bescheten zijn om hun eigen zooi op te ruimen. Tot zoverre is mijn tevredenheid over het statiegeld dus volkomen gerechtvaardigd.

Omdat ik graag de zonnige kant van dingen zie had ik niet stilgestaan bij de schaduwzijde van het fantastische plan. Toen ik laatst mijn 3 Spa-flessen, een paar fruitsapflesjes en wat blikjes in wilde leveren bij mijn vaste Albert Heijn aan de Jodenbreestraat stond er een meneer met zes volle vuilniszakken vol blikjes bij de automaat. Hij had geen horloge maar wel de tijd. Hij deed rustig aan. Tot grote ergernis van de meneer achter hem die ook een aanzienlijke buit had gescoord en kennelijk wat minder ruim in zijn tijd zat. En daarachter dus ik en nog wat mensen die een paar huishoudelijke flesjes wilde inleveren. Dat ging nog een lang verhaal worden. De automaat accepteerde niet alle blikjes in één keer of gewoon niet, dus de statiegeldjager probeerde het dan weer opnieuw, soms een paar keer. De man achter hem werd steeds bozer en een ruzie kon dan ook niet uitblijven, het werd zelfs fysiek. De achterste man sloeg de voorste man met een lege colafles op z’n hoofd, om hem aan te sporen er wat tempo in te gooien, waarop er een boel geschreeuw en geduw volgde en waarop de beveiliging erbij kwam.

Ik zag het tafereel met verbijstering aan. Dit is Nederland anno 2023, waar de economie zo kut is dat mensen met elkaar op de vuist (of op de fles) gaan bij de flessenautomaat voor een paar piekies. Wat een armoe en wat een intense treurnis. Steeds als ik denk dat het niet gekker kan in dit land dan komt er weer wat nieuws.

Ik besloot niet langer meer te wachten. Ik heb meer te doen dan te wachten op 1,75 en nam mijn paar flessen en blikjes maar weer mee. En dat was al de derde keer die week. De wat oudere kassadame achter de servicebalie luchtte haar hart aan de mevrouw die voor mij stond. Ze foeterde er in prachtig ouderwets Amsterdams op los: ‘’Ik werk hier al twintig jaar in dit filiaal, er komen hier een boel gekken, dat is nou eenmaal de buurt, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Zo zout heb ik het nooit gevreten. Het is godverdomme één grote ellende hier in de winkel sinds dat statiegeld op die blikjes zit. Elke dag oorlog bij die automaat, ze gooien er halfvolle blikjes in zodat de automaat vastloopt, of ze gooien het blikje leeg op de grond waardoor de hele vloer plakt en elke dag moet er een monteur komen. En mensen zoals u kunnen niet eens meer die paar flessen inleveren omdat zo’n aso een uur staat te klootviolen voor een paar rotcenten. Ik word er krankjorem van.’’

In de middag moest ik nog even een boodschap halen en ik liep dit keer naar de Appie in de Utrechtsestraat, met mijn tasje statiegeld. Ook hier schreeuwende en tierende mensen met volgeladen tassen bij de automaat. Ik nam mijn 1,75 maar weer onverrichter zake terug naar huis. Onderweg kwam ik drie opengebroken vuilnisbakken tegen waar de fanatieke statiegeldjagers op zoek waren geweest naar een paar duppies. Het geld ligt tegenwoordig op straat en dat is alleen maar goed. Maar de troep uit de gesloopte vuilbakken helaas ook, dat vind ik dan weer minder.

De Albert Heijn op de Jodenbree heeft de automaat nu al een paar dagen dichtgegooid. Stuk, zo staat er te lezen op een geprint A4-tje. Monteur is onderweg. Een totale lulsmoes natuurlijk. Het winkelpersoneel is er gewoon even klaar mee.

Ondertussen groeit ook bij ons thuis de statiegeldberg gestaag door. Ik hoop niet dat ze me bij mijn supermarkt lelijk aankijken als ik eindelijk m’n flessen en blikjes weer eens in kan leveren en met een volle tas aankom.

Yoooo, boekie kopen? Ik heb nog wat exemplaren van mijn columnbundel ‘Lockdownsyndroom’ liggen. 15 piekies als je ‘m ophaalt in Amsterdam of 19,50 als ik ‘m moet verzenden. Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]

Rodweek 170 Escapades

Iedere voetballer weet dat je op je hoogtepunt moet stoppen. Op welk niveau ook. Anders wordt het zielig. Dat moment was bij mij vandaag op de kop af vijfentwintig jaar en een week geleden. Ik piekte vroeg. Op de niet al te seniore leeftijd van 21 jaar en een maand hing ik mijn kicksen aan de wilgen. Andere werkzaamheden en studie vroegen even aandacht.

Het decor van mijn laatste wedstrijd was op een zonnige 29 april 1998 uit bij RKAVIC 7, diep in Amstelveen. Veld 3 op Sportpark Escapade. Toeschouwers: een hond die aan z’n ballen zat te likken, twee plaatselijke schone Amstelveense dames die de nodige aandacht trokken van ons team en twee oude mannetjes die echt niks beters hadden te doen op deze dag. Of het moest zijn om de lokale deernen te bewonderen. Om onze voetbalkwaliteiten kon het niet zijn.

Het was de dag voor Koninginnedag en na afloop van de wedstrijd zouden we met onze sterrenselectie nog even de de stad ingaan om dit voor ons tamelijk succesvolle seizoen met elkaar af te sluiten. Goed, we speelden dan weliswaar in de kelder van de kelder van de Amsterdamse onderbond, maar op ons betreurenswaardige niveau hadden we het bijzonder verdienstelijk gedaan. We konden tweede worden! We waren zelfs nog even outsider voor het kampioenschap, maar dat zat er op de laatste speeldag niet meer in. Samen met RKAVIC streden we nog om plek twee.

Omdat ik gewoontegetrouw niet was komen trainen die week stond ik wissel. Meestal kwam ik wel weg met mijn gebrek aan training, want we hadden vaak net niet genoeg of precies elf spelers. Dus dan kon ik altijd spelen. Maar op deze dag waren we zowaar compleet en we hadden ook nog een gastspeler uit een ander elftal, dus we hadden de ongekende luxe van twee wissels. Ik was dus een van de wissels, dus ik moest vlaggen. Gelukkig speelden we veel op hun helft dus ik kon heerlijk van een heerlijk lentezonnetje genieten langs de kant. En van de twee plaatselijke schonen langs het veld. Ik stond daar wel prima.

Na een kwartier in de tweede helft, bij een stand van 2-2, mocht ik dan toch de wei in. Het was een spannende wedstrijd. Wij moesten winnen om de tweede plek veilig te stellen. Zij ook. Ik moest rechtsbuiten spelen. Rechtsbuiten-adem. Maar ook het verdedigende werk schuwde ik niet. Bij een tegenaanval haalde ik de bal met een wereldactie van de lijn. Of die gozer schoot gewoon en ik stond precies goed in de weg. Sluit ik ook niet uit. Hoe dan ook: ik had een zekere tegengoal voorkomen.

Het einde van de wedstrijd naderde en de Amstelveners zetten zware druk op ons. De 3-2 voor RKAVIC hing in de lucht. Maar toen kwam het magische moment. Een lange uittrap van onze keeper, doorgekopt door de centrale middenvelder, onze spits passeerde hun laatste man en stond ineens alleen voor de keeper. De keeper redde knap op het schot van onze topscorer maar had niet gerekend op Lulletje Lampekatoen die de terugstuitende bal met een meedogenloze streep in de lege goal joeg. Of ‘m gewoon intikte. Dat zou ook nog kunnen. En zo werd het 2-3 voor ons, de scheidsrechter floot af en ik ging op de schouders het veld af. Dat kan zijn uit dankbaarheid voor mijn doelpunt of als dank omdat ik voor de wedstrijd had gezegd dat dit mijn laatste wedstrijd was. Laten we het voor de gezelligheid houden op de viering van mijn doelpunt. Een perfecte afsluiting van mijn verder niet al te verheffende tijd op de amateurvelden.

Ik was altijd op mijn best in de derde helft in de kantine en bij RKAVIC was het goed toeven met bier en prima gehaktballen. Wij waren al bezig met de warming-up voor Koninginnenacht. Hun keeper liep nog even langs me en stootte me knipogend aan: ‘Jij mag nooit meer invallen.’

Dat beloofde ik de doelman plechtig. En daar heb ik me tot de dag van vandaag aan gehouden. Mijn laatste officiële voetballende escapades waren op Sportpark Escapade.

Rodweek 168 Meldplicht voor mongolen

Afgelopen zondag hield de dood even flink huis in verzorgingstehuis De Klinker in Oud West. Mijn bonus-opa Frits overleed er en op diezelfde avond overleed ook Claudia. Claudia zat op de afdeling waar ik in de coronatijd een half jaar als vrijwilliger werkte. Claudia, die mij steevast ‘mafkees’ noemde was een downie, of populair gezegd: een mongool. Ze is zestig jaar geworden, wat tegenwoordig een redelijk gemiddelde levensverwachting is voor mensen met het downsyndroom.

Toch houd ik nooit zo van de term ‘mongool’ om mensen met het Syndroom van Down te duiden, het wordt meer gebruikt als scheldwoord voor zogenaamde ‘normale’ mensen die in de ogen van andere mensen iets achterlijks doen. Zoals bijvoorbeeld die gozer bij Feyenoord-Ajax gisteren die Davy Klaassen een aansteker op z’n knar gooide. Hoewel dat aan de heftig bloedende wond te zien geen lullig BIC-aanstekertje moet zijn geweest, maar minstens een flinke Zippo. Misschien moeten we onze shirtsponsornaam maar van Ziggo naar Zippo veranderen.

Deze ‘normale’ meneer uit Roelofarendsveen, of all places, vindt het dus kennelijk normaal om spelers van de tegenpartij te bekogelen met risico ze te verwonden. Het is voor zijn eigen veiligheid maar goed geweest dat hij geen speler van zijn eigen partij heeft geraakt, want anders was hij het vak waarschijnlijk niet eens levend uitgekomen. Gelukkig voor hem kon hij goed op ‘de vijand’ die Davy Klaassen kennelijk voor hem is, mikken. Maar hoe haal je het in je krankzinnige kanis om überhaupt zoiets te doen? Nou heb ik een foto van het desbetreffende heerschap gezien: hij lijkt me, vriendelijk gezegd, niet het koudste biertje in de koelkast. Zo’n hoofd waar je naar kijkt en dat je dan gelijk denkt: ‘Kut. Deze klaphark heeft ook stemrecht.’ Al zal die eikel vermoedelijk nog net genoeg hersencellen hebben om het ‘Mark Rutte-tje’ te gebruiken dat elke crimineel tegenwoordig gebruikt: ‘Ik heb er geen actieve herinnering aan’. Iedereen die tegenwoordig iets achterlijks doet kan het zich ineens niet meer herinneren. En dan alcohol en/of drugs als verzachtende omstandigheid gebruiken.

Het gaat er in dezen helemaal niet om dat die gozer voor Feyenoord is. Ook bij mijn club en bij elke andere willekeurige club loopt dit soort eencellig ongedierte rond. Mensen die uit zogenaamde clubliefde hun club meer schaden dan steunen. Hoewel ik er van uitga dat deze lamlul een pittig lang en landelijk stadionverbod krijgt, een aangifte van Ajax en Davy aan zijn stinkende hol krijgt en mag opdraaien voor de financiële douw die zijn club uiteraard krijgt is er echt maar één oplossing en dat is een meldplicht en een gebiedsverbod. Voor de wedstrijd en in de rust. En deze hersenloze amoebe mag zich dan dus wekelijks twee keer in fucking Roelofarendsveen melden. En een ‘supporter’ die wel in de buurt van het stadion woont die meldt zich maar 50 kilometer verderop of zo, zodat ie ook echt geen mogelijkheid heeft om de wedstrijd te bezoeken. Maak je er een leuk dagje uit van! Voor de komende twintig jaar of zo. Niet op komen dagen? Boete. En niet honderd euro of zo, maar eentje die een gemiddeld mens ook echt flink in de portemonnee voelt. Ik zou beginnen met vijfhonderd en bij elk verzuim de boete laten oplopen en bij herhaling gewoon een jaar stadionverbod erbij.

Claudia, mijn lieve downie die is overleden zou ik nooit een mongool noemen omdat ik dat dus een scheldnaam vind die ik meer vind passen bij mensen die mijn favoriete sport en passie verklootjanussen. Die voetbaldagen voor de echte liefhebbers verpesten. Die er voor hebben gezorgd dat ik niet meer normaal een Klassieker kan bezoeken. Die er voor hebben gezorgd dat mijn vriend Ray gisteravond voor het eerst in jaren boos en verdrietig ons voetbalcafé verliet omdat hij helemaal strontziek van was van deze ellende. Die kinderen hebben getraumatiseerd. Het zal je eerste klassieker wezen en dan verpest zo’n griezel het. Die racistische en homofobe spreekkoren scanderen. Die het veld bestormen en spelers aanvallen. Die voor een nare sfeer op de tribunes zorgen. Dat soort ellendelingen, die als een kwaadaardig gezwel in het lichaam van elke club zitten en die dan ook nog claimen dat zij ‘de echte’ supporters zijn: daar moeten we vanaf. Claudia had een flinke verstandelijke beperking, maar die had de wereld zoveel meer te bieden dan dit soort agressieve idioten. Claudia en alle andere downies die ik ooit heb gekend hebben of hadden namelijk ontstellend veel liefde in zich en geen domme blinde tribale haat. Veel zogenaamde ‘normale’ mensen kunnen zo ontstellend veel leren van downies, al ben ik bang dat het voor het echte klotetuig al te laat is.

Ik zeg meldplicht voor dat soort sfeerverlagende mongolen in het stadion. Hoe eerder hoe beter, wat mij betreft.

Pssssst! Boekie kopen van nieuwste columnbundel ‘Lockdownsynsdroom’? Laat een berichtje achter , stuur me een bericht op Facebook of mail mij op [email protected] . Kosten: €15,- bij afspreken in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur.

Rodweek 167 1 april

Als ik soms nieuwsberichten lees dan denk ik weleens: ‘Gut, 1 april valt vroeg dit jaar’. Of juist laat. Zo bracht AT5 op 6 maart 2014 eens het bericht dat onderzoek van de gemeente had uitgewezen dat er meer mensen op het terras zitten als de zon schijnt dan wanneer het regent. En dat er dan ook meer geluid is. Voor wie het niet gelooft: ik neem je niet in de maling op deze 1 april, lees hier maar. Dus dat doen ze bij mijn overburen van de Stopera met onze gemeentebelastingcenten: nutteloze onderzoeken doen.

Al blinkt onze gemeente wel vaker uit in Bananasplit-waardige beslissingen. Onlangs werd de Kinkerstraat weer geopend voor tramverkeer, hiep hiep hoera! Maar de indeling van de haltes is wel anders geworden: de tramhalte bij de Ten Katemarkt is weg! Van alle haltes die je op de Kinkerstraat kunt missen halen ze de belangrijkste weg. Dé halte die de oudjes uit het verpleeghuis en het marktpubliek het hardste nodig hebben. Vroege 1 april grap? Nee hoor, bloedserieus.

Net zo serieus als de huisjesmelker in Zuid die zijn huurders wil uitkopen met 30.000 euro zodat hij zijn hokken leeg kan verkopen. En nee, de huurders trapten niet in deze vroege 1 aprilgrap die geen grap was. Want wat moet je met dertig ruggen als je geen nieuw huis hebt? Zeker in een stad waar betaalbare woningen zo schaars zijn pinguïns in de Sahara. Met dertig ruggen slapen onder bruggen? Ga je gauw, Swiebertje.

En ja, er worden wel huizen gebouwd, maar die zijn zo onbetaalbaar voor de gemiddelde burger dat daar niet zoveel interesse meer in is. En dat de bouwconcerns dat maar gek vinden. Die staan daar als een verbaasd klein kind achter hun oren te krabben hoe het toch in godsnaam mogelijk is, want iedereen wil toch in Amsterdam wonen? Ja, heel gek dat mensen in een tijd van economische crisis geen onbetaalbaar appartementje in Amsterdam meer kunnen of willen kopen. Misschien moeten we Onderzoeksbureau Schanulleke er maar eens een diepgravend onderzoek naar laten doen.

Nee, als ik grappen wil horen dan luister ik wel naar een komiek. Naar Jandino Asporaat bijvoorbeeld, hoewel ik er geen actieve herinnering aan heb dat de beste man me ooit ook maar een glimlachje heeft ontlokt. Al is dat natuurlijk een kwestie van smaak. Enfin, Jandino verkondigde onlangs dat hij niet in 11 september, de maanlanding en coronavaccins gelooft. Jandino is namelijk niet zo van de wetenschap. Jandino gelooft wel heel erg in God. Het bestaan daarvan is ook nooit wetenschappelijk bewezen, dus hij is in elk geval consequent in zijn onzin. Misschien moeten we Jandino ook maar eens vertellen dat de aarde rond is. Niet vandaag, anders denkt hij dat het een 1 april-grapje is.

Ik ben zelf overigens nooit goed geweest in 1 april-grappen. Mijn vrienden van de Osdorp Posse waren dat wel. Die haalden bijna jaarlijks wel een leuke grap uit, dus de echte diehard-fans waren rond eind maart al wat alerter en tuinden er niet meer in. Maar er was er altijd wel eentje natuurlijk. De leukste die ik me kan herinneren was dat ze rond 29 maart een bericht de wereld in hadden geslingerd dat ze de originele master CD van hun album ‘Afslag Osdorp’ kwijt waren. En het serienummer stond op een CD die zou ooit per ongeluk verkocht zijn en die hadden de jongens heel hard nodig. En ja hoor, er kwam inderdaad één fan het kantoor van de O.P. binnengestormd: ‘Ik heb ‘m! Ik heb ‘m!’ Maar dat serienummer stond op elke CD. En toen kwam de fan, die geloof ik helemaal uit Limburg naar Amsterdam was gereden erachter dat hij vol in de 1 april-grap was getrapt. Al hebben de heren dat uiteraard goed gemaakt met hem.

Voor de rokers onder ons: sigaretten zijn vanaf vandaag flink duurder geworden. Rond de 1,30 per pakje. En nee, ik zei het al, ik ben niet goed in 1 april-grappen, deze is echt waar.

Wil je ook een exemplaar van mijn nieuwste bundel ‘Lockdownsyndroom’ bestellen? Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]. Quanta costa: 15 euro als je het boek in Amsterdam ophaalt of 19,50 als ik het naar je opstuur.

Rodweek 165 De Tosti-juwelier

Een vriend van mij vertelde eens over zijn opa die een, zeker voor die tijd, nogal dure groentewinkel bestierde in het chique Amsterdam-Zuid. De winkel stond in de buurt dan ook bekend als ‘De Groentejuwelier’. Dat leverde conversaties als deze op:
‘Wat?! Vijf gulden voor een komkommer?! Weet je wat: steek die maar lekker in je reet!’
‘Dat zal niet lukken meneer, want daar zit al een krop sla van een tientje in.’

Dure winkels zijn van alle tijden.

En zo liep ik gisteren, de dato 13 maart 2023, tijdens mijn middagwandeling door de Utrechtsestraat. Een van de mooie overblijfselen van oud Amsterdam is Café Oosterling op de hoek van de Utrechtsestraat en het Frederiksplein. Het café dateert van anno 1877. Het is een mooie ouwe Amsterdamse kroeg die er al sinds mensenheugenis hetzelfde uitziet. Misschien daar even een klein drankje en een tosti doen? Ik kon me Oosterling niet als een overdreven duur café herinneren. Buiten hing een menukaart.
Tosti kaas 8,50. Tosti Ham Kaas 10,-. En een flinke meerprijs voor extra supplementen. Kolere… Ik dacht even dat er iets gruwelijk mis was met mijn lenzen, maar het stond er dus echt.
Ik weet dat het stom en ‘boomer’ is om naar guldens te rekenen, maar ik bezondig me er soms toch aan. Als ik voor mijn favoriete Ham-kaas-tomaat tosti 11,50 moet neerleggen, omgerekend een geeltje (25 piek): daar vind ik wel wat van.


Ik snap prima dat producten duurder zijn geworden, dat vlees niet voor dumpprijzen moet worden verkocht en dat horeca nou eenmaal duur is, maar een joetje voor een standaard tosti: wauw. Dan durf je wel. Ik liep maar even verder. Iets verderop in een ander café betaal je onder de vier euro voor een tosti. Een tosti hoeft voor mij geen raketwetenschap te zijn: gewoon de ouderwetse voetbalkantinetosti. Wit casinobrood, kaas en als je vlees eet, ham erbij. En eventueel tomaat dus. Geen moeilijk spelt of meergranenbrood, quinoa, rucola of andersoortig modern getrut erbij: als ik een tosti bestel, wil ik gewoon een tosti. Geen moeilijk gelul. En als je mij daar een tientje voor vraagt, dan ben ik eigenlijk toch wel heel erg benieuwd wat ik daar dan voor krijg.

De juwelierstosti bleef dus toch in mijn hoofd zitten en vandaag liep ik tijdens de middagwandeling maar weer eens langs Café Oosterling. Ik bestelde een wijntje en hoefde daarvoor het schappelijke bedrag van vijf euro af te rekenen. En het glas was niet zuinig ingeschonken. De barman had geen last van hoogtevrees. De rest van de drankkaart was, naar huidige Mokumse maatstaven, ook redelijk vriendelijk geprijsd. Maar waarom dan zo’n absurd dure tosti?

De barman was een vriendelijke Amsterdamse gozer. Een getapte jongen, zogezegd. Ik durfde het gesprek wel aan met hem. Ik was ook de enige gast in de kroeg op dat moment, dus hij had tijd voor me.

‘Zeg, een beetje een gekke vraag, maar waar waarom kost een tosti hier een tientje? Dat moet dan echt wel een verdomd lekkere tosti zijn!’

Het antwoord liet zich een beetje raden. Duur zuurdesembrood, dure gruyèrekaas en ham van de beste slagerij van Amsterdam. En lekker vullend. Jadadadada. Natuurlijk. Wat moest hij dan zeggen? Bij de kroegen verderop in de straat betaal je rond de 4 euro voor een tosti, vertelde ik hem, totaal overbodig. ‘Maar dan krijg je natuurlijk wel wat anders!’, kreeg ik als logisch antwoord.
Tja, ik kom nog uit de tijd dat elke kroeg voetbalkantinetosti’s serveerde. Twee sneetjes casinowit, jonge kaas en wat je er maar bij wilde. Voor onder de 4 euro.

Maar de aardige barman was het met me eens dat het ‘best aan de prijs was’. En dat hij zich ook weleens schaamt als hij twee kopjes koffie voor te veel geld moet afrekenen met een gast.

‘Ach, mijn vorige werkgever vraagt 4,50 voor een bakkie nootjes. Het kan altijd gekker.’
Daar verslikte de aardige barman zich zowat in zijn kopje koffie.
‘Echt waar?’
‘Ja man. En dat was al voor corona, Oekraïne en alle andere ellende.’

Even later kwamen er oorlogsbeelden binnen uit Libanon op de telefoon van de barman.
‘Zo tering. Heftig hoor daar.’, zei de barman.
‘Tja, en dan zit ik te zeiken over een dure tosti. Zo kut hebben we het ook niet.’

Er kwam nieuwe clientèle binnen. Een mevrouw bestelde een cappuccino en een bordje osseworst.

‘Dat is dan 89,20, alstublieft’, zei de barman met mooi Amsterdams gevoel voor humor. De vrouw hoorde het niet.

Wij moesten er allebei om lachen. Ik bedoelde mijn vraag dan ook helemaal niet om hem of zijn café af te zeiken. Ik namelijk ben gek op Oosterling. Oosterling is echt nog een café dat eruit ziet zoals onze opa’s en oma’s het ook nog hebben gezien. Er is in anderhalve eeuw zo goed als niks aan het interieur veranderd. Ik koester dat soort cafés. Zoveel romantischer dan al die steriele ballententen van deze tijd. Al noem ik Oosterling voortaan wel ‘De Tosti-juwelier’. Ik had gewoon nog nooit ergens een simpele tosti ham kaas voor een tientje op de kaart gezien en ik was gewoon benieuwd hoe dat zat. Meer niet. Ik ben geen zeurende kroegganger en zeur ook nooit over mijn barrekeningen. Kroegbezoek is nou eenmaal een dure hobby en het loopt sneller op dan je denkt. Voor dat wijntje van vijf piek had ik ook een hele fles bij de super kunnen kopen. En voor vier bier in de kroeg kun je ook een krat kopen en thuis opzuipen. Daar zal je me werkelijk nooit over horen. Daarbij weet ik als kind van de horeca zelf veel te goed hoe het is om mensen prijzen uit te moeten leggen die moeilijk uit te leggen zijn.

En voor wie zich afvraagt waar ik me druk om maak: no worries. Ik maak me nergens druk om. Ik vroeg me gewoon simpelweg af waarom een tosti een tientje moest kosten en ik kreeg een voorspelbaar doch keurig antwoord. In mijn volgende column gaat het waarschijnlijk gewoon weer over iets waar heel Nederland zich écht druk over maakt. Rachel Hazes of zo. Ga ik volgende week maar eens langs bij de krokettenjuwelier.

Wil je ook een exemplaar van nieuwste bundel ‘Lockdownsyndroom’ bestellen? Laat een reactie achter of stuur een bericht naar [email protected]. Quanta costa: 15 euro als je het boek in Amsterdam ophaalt of 19,50 als ik het naar je opstuur.

Rodweek 161 Don’t mention the mosterd na de maaltijd

Toen er een jaar of vijf geleden geruchten gingen dat er misschien een vervolg zou komen op de legendarische en tevens mijn favoriete film ‘The Big Lebowski’ sloeg de schrik me om het hart. Een film die zo iconisch is en die zo’n monument van een tijdperk is: daar moet je niet meer aankomen. Een tweede deel van die film is per definitie een slechte nageboorte. Ook omdat het al meer dan twintig jaar na de geboorte van de eerste film zou zijn. Wat ga je nog toevoegen aan een verhaal dat toen al ‘af’ was? Dat is een beetje als je toch al nooit grappige oom op een verjaardag die net iets te lang na een geslaagde grap (van iemand anders) nog even een totaal onnodige aanvulling geeft waar werkelijk niemand op zit te wachten.

De meeste vervolgen op films lijden vaak aan het ‘Jordi Cruijff-syndroom’: ze zijn doorgaans nooit zo goed als het origineel. Uitzondering die de regel bevestigt: The Godfather. Deel twee was nóg beter dan de al fantastische eerste film. Deel twee was ook maar twee jaar daarna geproduceerd, dus de smaak van het eerste deel lag nog vers op de tong. Het derde deel, bijna twintig jaar later was dan weer redelijk overbodig. Niet eens vreselijk slecht, maar het voegde werkelijk niks meer toe aan de twee ijzersterke eerste films. En was bovendien veel te lang daarna.

Blackadder van Rowan Atkinson: waanzinnig goed! Ik heb elke aflevering tientallen keren gezien en ik quote nog steeds vaak uit afleveringen. Als het nu meer dan dertig jaar later weer terug zou komen zou ik dat niet direct toejuichen. De magie van de serie was toen.

Soms passen dingen ook niet meer in het tijdsbeeld: een andere favoriete film van mij is ‘Life of Brian’, waarin het verhaal van Jezus op de hak wordt genomen. Satirische films over religie kunnen niet meer in deze tijd. Maak een soortgelijke film in deze tijd maar eens over de Islam: de kromzwaarden worden geslepen, de internetfora exploderen, toetsenbordhelden staan op, auto’s in de fik, rellen in de grote steden en de filmmakers en acteurs moeten beveiligd en op onderduikadressen wonen. Je moet er maar zin in hebben als filmmaker. Van mij mag humor heel ver gaan, maar zo staat lang niet iedereen er tegenwoordig in.

En zo vrees ik ook met grote vreze voor het vervolg op de legendarische Fawlty Towers-serie, na meer dan veertig jaar. Dat John Cleese ook op z’n 83e nog ontzettend grappig kan zijn wil ik nog best geloven, maar hoe laat je zo’n klucht-achtige comedy die in de jaren zeventig fantastisch werkte in deze veel snellere tijd nog succesvol zijn? En hoe laat je de totaal over de top onhandige, xenofobe en lompe hoteleigenaar Basil Fawlty in deze tijd waarin nogal wat mensen snel beledigd zijn leuk uit de verf komen? De kracht van de serie was juist dat Basil alles en iedereen beledigde. ‘Don’t mention the war!’ en dan alleen maar grappen over de oorlog maken als er Duitsers in het hotel zitten. Heerlijk politiek incorrect, maar dat kan in deze tijd niet meer. Hoeft ook niet meer, het was humor die bij die tijd paste, maar ik zit eerlijk gezegd niet zo te wachten op een zichzelf censurerende light-versie van Basil Fawlty in een eenentwintigste-eeuws wokejasje. Als ik weer eens wil lachen om Fawlty Towers dan warm ik de oude afleveringen wel weer eens op. Don’t mention the… mosterd na de maaltijd.

Yoooooo! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom is uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht via Facebook of [email protected] . Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euro. Van elk boek gaat er een euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 160 Oud zijn

Tijdens mijn kortstondige carrière in verpleeghuizen leerde ik een wijze levensles van een de bewoners: ‘Lieve Rod, iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn. ‘

De mevrouw had een prachtig rijk leven gehad, maar kreeg op haar oude dag met veel pijnen en nare klachten te kampen. Als er al een vogelveertje op haar voet dwarrelde had ze al helse pijnen.

Die mevrouw was begin 80. Een respectabele leeftijd. Ik moet het nog maar zien te halen.

Gisteravond was ik in Paradiso om de 80e verjaardag van mijn vriend ome Jur te vieren. Jur is een levend instituut in de Amsterdamse muziek- en uitgaanswereld. Hij staat nog steeds een paar dagen in de week achter de bar van mijn geliefde Maloe Melo te knallen. Dan ben je voor mij een held.

Jur heeft nooit zo enorm z’n best gedaan om zo oud te worden. Altijd hard werken, drankje en rokertje erbij, leuke mensen om je heen verzamelen, nooit vergeten om naar mooie vrouwen te kijken en de humor en de muziek in het leven houden. Dat zijn de gemeenschappelijke recepten van onze levens. Net als Jur heb ik ook nooit zo erg m’n best gedaan om heel erg oud te worden. Ik heb gewoon genetische mazzel gehad en ik heb tot dusverre ook geen domme of fatale pech gehad.

Ik ben nog lang geen 80 en ik weet ook niet of ik zo’n gezegende leeftijd mag halen. Ik durf er geen tientje op te wedden. Maar mocht ik het per ongeluk wel halen dan zou ik net zo’n verjaardagsfeestje als ome Jur in Paradiso willen! Of in mijn geval, de Melkweg, ik ben een kind van de muziektempel aan de andere kant van het Leidseplein. Maar Jur had een prachtige volle Paradiso! En dat was welverdiend. Hij is een icoon van de stad. Onze eigen Jordanese Keith Richards. Niet kapot te krijgen.

Jur! Op de volgende 80 jaar, mijn lieve vriend. Ik hoop dat ik er dan ook nog ben. Dan ben ik 125 en jij 160. Ik denk eerlijk gezegd niet dat ik het haal.

Bij Jur sluit ik het niet uit, tot het tegendeel bewezen is.

En terwijl opa (ik) al voor middernacht weer in z’n mandje lag, proostte Ome Jur nog maar eens op zijn rijke leven in een met vrienden gevuld Paradiso.

Op die manier wil ik graag oud worden en ook oud zijn.

Yoooooo! Mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom’ komt komende week uit! Columns over de lockdownperiode waarin veel deuren dichtgingen, maar ook weer nieuwe deuren opengingen. Een boek over een periode waarin ik veel over mezelf heb geleerd. Humor en (zelf)reflectie vloeien naadloos in elkaar over. Ook een boekie kopen? Laat een reactie achter of stuur een bericht. Quanta costa: 15 euro als we in Amsterdam afspreken, verzenden 19,50 euro.

Rodweek 159 Sappig


Laten we nou niet doen alsof juicekanalen waar zoveel mensen zich tegenwoordig zo druk over maken een volkomen nieuw fenomeen zijn. Ze bestaan al decennia lang. Ze zijn alleen meer openbaar, zoals alle media meer openbaar zijn geworden. De ouderwetse juicekanalen dat waren in mijn jaren 80-jeugd roddelbladen als de Privé, Story of Weekend. Noem het analoge juice. Mijn moeder, de vriendinnen van mijn moeder, tantes, mijn oma, de overblijfjuf en zo ongeveer elke vrouw die je bij de kapper zag (toen ging ik nog wel eens naar een kapper) verslonden dat soort pulpblaadjes bij de vleet en kletsten eindeloos met elkaar over de sappige roddels in de blaadjes. De enige verschillen met de jaren 80 zijn eigenlijk dat het toen bijvoorbeeld over de scheidingsperikelen en het gekloot van de ouwe André Hazes ging en tegenwoordig over de schuinsmarcheerderij en het levensgehannes van André Hazes jr.

Yvonne Coldewijer is in wezen niets anders dan een 21e-eeuwse versie van riooljournalisten als Henk van der Meijden of Wilma Nanninga. Die lagen in de bosjes te gluren naar sappig nieuws of die lieten dat hun ondergeschikten doen. Die Coldeweijer heeft overal haar spionnen rondlopen, op zoek naar ‘juice’. Ik zie geen verschil.


Het echte wezenlijke verschil zit ‘m hier in: waar de meninkjes en discussies over de gedragingen van bekende mensen in die tijd nog beperkt bleven tot de straat, huiskamers of cafés daar kan en mag iedereen nu uitgebreid en ongegeneerd alles uitbraken in het open riool dat wij het internet noemen. En het is ook allang niet meer beperkt tot onze moeders, tantes en oma’s: bijna iedereen én z’n moeder vindt iets van de familie Hazes of al die andere hotemetoten die ik zelf niet ken en waar ik ook geen interesse in heb.

‘Laat die mensen lekker,’ denk ik dan. Wat kan mij het schelen wat die lui allemaal uitspoken en wat er in die familie speelt. Het vermoeiende van tegenwoordig is dat de Hazesjes van deze tijd het zelf ook zo heerlijk vinden om de media op te zoeken. En nog erger: dat ze voor elke scheet de rechtszaal opzoeken. Zoals laatst met de mediageile weduwe Hazes en die mevrouw Coldeweijer bij wie de mediageilheid ook uit elke porie druipt. Coldeweijer noemde ‘Raggel’ een ‘gecremeerde kroket’ en dat was dan reden voor een rechtszaak.

En daar vind ik dan dus wel wat van. Wat die familie Hazes allemaal uitvreet en wat een of andere mevrouw of meneer daar voor sappigs over schrijft: dat zal me aan mijn derrière oxideren. Wat me wel mateloos ergert is dat dit soort kleuterachtig gekissebis de normale rechtsgang verstoort. De rechters in Nederland liggen geen straatlengte, maar een Nieuwe Binnenweg-lengte achter met zaken die echt maatschappelijke aandacht en goede rechtspraak verdienen. Ik ben onlangs de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam van begin vlakbij CS tot het einde bij Delfshaven afgelopen en die is tandje lang! Dus ik weet wat ik zeg. Wel, die kostbare tijd die nodeloos aan dit soort zaakjes wordt besteed zijn hard nodig om echt belangrijke cases te beslechten met een vonnis en niet om twee kibbelende mediageile vrouwen uit elkaar te halen en te zeggen dat ze allebei even rustig moeten doen.

Ik zou er als rechter heel snel klaar mee zijn. Zie het rechtssysteem als ouders: in mijn jeugd kregen bij onzinruzies allebei de kibbelende partijen dan gewoon op hun sodemieter. ‘Jij moet stoppen met vervelend doen en jij moet niet gelijk janken! Doe normaal. En nou wegwezen allebei.’ En terecht. Mijn ouders hadden wel meer te doen. Als mijn ouwelui al enige interventie moesten plegen dan moest het wel echt ergens over gaan. Niet om dom gelul.

Laat dit soort dom kleutergekibbel gewoon helemaal achter in de rij van de belangrijke zaken aansluiten. Ik zou ze niet eens naar de rechtszaal laten komen. Zonde van de tijd. Ik zou het houden bij een kort briefje:

‘Mevrouw Hazes, mevrouw Coldeweijer.

Hallo. Mr. Rodzooi hier. Dames, wij hebben hier nog een behoorlijk aantal moordzaken, zedenzaken, geweldsdelicten, oplichtingszaken en andere narigheid op te lossen. We lopen behoorlijk achter, mede door zeurderige non-procedures als die van jullie. Los dit gezeik lekker samen op, stelletje kleuters. Jullie hoeven niet langs te komen. Het is een complete verspilling van onze tijd. Dit is misbruik en belemmering van de rechtsgang. Krab dan elkaars ogen tenminste uit of zo, dan wordt het nog een beetje interessant voor ons rechters. Nog beter: schrijf naar de ‘Rijdende Rechter.’ De confrères aldaar kunnen naast het wekelijkse geklepzeik over erfgrenzen in dorpen als Koog aan de Greppel of Koeijenstront aan den Huyg ook wel eens een andere domme casus gebruiken. Dat zou ik een win-winsituatie noemen: dan komen jullie op TV om jullie aan nymfomanie grenzende mediageilheid te exposeren en wij kunnen verder met échte zaken! Of drink lekker samen een sappie, jullie houden toch zo van sappige dingen? Nou dan. En laat ik jullie niet meer horen, stelletje moeimakers, of er volgt een boete waar een paard de blafhik van krijgt. Mazzeltov, dames.

Met dezelfde mate van achting als waarmee u de rechtsgang behandelt groet ik u beiden,

Mr. Rodzooi.’

Volgende maand komt mijn nieuwe boek ‘Lockdownsyndroom’ uit. Een columnbundel over de lockdownperiodes en hoe ik daar mee omging. Een periode waarin winkels en horeca gesloten waren, maar waarin voor mij ook juist nieuwe deuren open gingen. Een tijd waarin ik ook veel over mijzelf heb geleerd. Een boek vol (zelf)reflectie maar uiteraard ook met de nodige humor. Ook een boek kopen? Stuur een bericht op Facebook of stuur een mail naar [email protected]. Kosten: 15 euro (ex verzendkosten). Verzendkosten besparen? Ophalen of afspreken in Amsterdam kan ookVan elk verkocht boek gaat 1 euro naar de Amsterdamse Voedselbank.

Rodweek 155 Mestreech, bevrijd aan het Vrijthof

Het fijne van het werken als schrijvende ZZP-er is de vrijheid die je hebt. Ik moet niet naar kantoor om te werken, ik mág naar kantoor om te werken. Meestal zit ik gewoon lekker thuis mijn stukken te typen of op een andere plek waar ik dan toevallig ben. Geen geouwehoer meer over wel of niet werken op feestdagen. Werken wanneer je wilt met als enige moetje: je moet leveren. Zorgen dat je zooi af is. Ik gedij daar goed op. Geen gedoe aan m’n hoofd. Laat mij m’n ding doen en ik zorg ervoor dat goed komt, dat is hoe het werkt. Heerlijk! Ik had het jaren eerder moeten doen. Vrijheid is een groot goed.

Je leert echter ook dat de afkorting ZZP staat voor Zelfstandige Zonder (Kerst-)Pakket. Maar goed, die fles wijn of bubbels die ik in de horeca kreeg kan ik prima zelf kopen en voor de kerstpakketten bij andere werkgevers kreeg hoef ik het ook niet te doen. Dat was dan meestal een grote doos, gevuld met stro en daarin zaten dan dingen als ragout, een blik tomatensoep, marshmellows, een fles ondefinieerbare wijn en andere goedbedoelde ellende. Bij de Melkweg was het kerstpakket overigens elk jaar wél geweldig: het beroemde en beruchte Kerstdiner. Die waren legendarisch! Een half etmaal copieus eten, drinken en feesten op kosten van de zaak! Daar hadden we veel meer plezier van dan van een duf kerstpakket.

Dat heb ik dus allemaal niet meer. Ik schrijf momenteel als copywriter voor Uitjesbureau. Ik schrijf over personeelsuitjes in diverse grote steden. Zo heb ik tot dusverre geschreven over Leiden, Groningen, Breda, Zwolle, Eindhoven en Antwerpen. Met de ene stad heb je meer dan met de andere stad, maar elke stad waar ik mee bezig ben beschrijf ik met even veel liefde. En als ik iets niet weet over een stad of iets bijzonders wil weten dan heb ik bijna altijd wel ergens mensen zitten die mij het fijne kunnen vertellen over die stad.

Het is elke maand weer een verrassing op welke stad ik mijn pennenvruchten mag loslaten en zo werd ik vorige week ineens aangenaam verrast met Maastricht! Ik was maar een keer of drie in Maastricht geweest. De laatste keer was ook alweer een jaar of 16 geleden. Ik ken ook geen mensen in Maastricht en de Maastrichtenaren die ik ken wonen allemaal al heel lang in Amsterdam. Die zijn Vermokumst. En daarbij spreek ik die niet heel vaak.

Er zat dus niks anders op, bedacht ik: dan ga ik lekker zelf naar Maastricht! Lekker met m’n meisie. Mijn zelfgekozen kerstpakket voor ons samen. Er op af! Want wat ik nog wel wist van de keren dat in Maastricht was geweest is dat je er schaamteloos van de geneugten des levens kunt genieten en daar waren mijn dame en ik toevallig net even dringend aan toe! Eerst wat veldonderzoek op Facebook: waar eet je lekkerste Patat Zoervleisj? Wat zijn toffe restaurants? Wat moeten we zien?

Met een leuke lijst aan tips kwamen we aan in ‘Mestreech’, zoals de mensen uit de stad het uitspreken en dat is dan ook meteen de bijnaam van de stad. ‘Mestreechteneren’ zijn een trots en cool volkje. Voor hen geen knotsgekke carnavaleske bijnamen die Zuid-Nederlandse steden vaak voeren zoals ‘Oeteldonk’, ‘Kielegat’ en ‘Kruikenzeikers’ en dat soort grappen. Nee, Mestreech is gewoon Mestreech, het hele jaar door.

In die mooie stad aan de Maas schrijven de mensen ‘Genieten’ met een hoofdletter, maar ze spreken het uit met een heerlijk sappige ‘zachte G’. En Genoten hebben we. Chablis aan de Maas, Zoervleisj bij Reitz op de Markt, een heerlijk diner bij Le Tapage in de Sint Pietersstraat en als absoluut culinair hoogtepunt ons diner op de tweede avond bij Pieke Potloed, een parel verstopt in de Sporenstraat. Ik was door meerdere mensen getipt over Pieke Potloed en dat was terecht. Zelden zo ongelooflijk goed gegeten en dan ook nog eens voor een meer dan schappelijke prijs. On-Nederlands goed, maar ‘Mestreechteneren’ beschouwen zich dan ook niet echt als Nederlanders. Ze hebben er ook nooit bij willen horen, zo vertelde onze stadsgids. Maastricht voelde en voelt zich veel meer verwant met België en zijn tegen hun zin bij Nederland getrokken.

We Genoten van de prachtige binnenstad en van alles wat die stad bijzonder maakt. Als schrijver mocht een bezoekje aan de, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, mooiste boekhandel ter wereld natuurlijk niet ontbreken: Boekhandel Dominicanen in de Dominicanerkerkstraat. Een boekhandel in een prachtige oude kloosterkerk in hartje Mestreech. Nu ik er toch was wilde ik stiekem toch even weten of er een boek met mijn naam er op in de schappen stond. Dat is geen eigenpijperij, maar het is natuurlijk toch tof als je je eigen naam ziet staan in de allermooiste boekhandel die ik ooit heb gezien. Even zoeken bij de sportboeken en verdomd, er lag nog een Ajaxjaarboek tussen de sportboeken en warempel, daar stond ook de naam van deze mafkees uit Amsterdam op! Dat bezorgde me een nog grotere glimlach dan dat ik al had.

Na het fantastische diner bij Pieke Potloed liepen we vol en zoet weer naar het station. Weer terug naar Mokum. Met een buik vol van het heerlijke eten en hoofd vol met inspiratie voor mijn nieuwe stukken voor de personeelsuitjes in Mestreech tolden we de trein weer in. Mestreech, bedankt! We hebben Genoten met een grote G.

Mijn vriendin en ik hebben de afgelopen periode op z’n zachtst gezegd een roerige tijd gehad en er komt nog veel meer aan komend jaar. Mo heeft borstkanker en zit nu al vol in het behandeltraject. Maar tijdens deze twee heerlijke dagen in Mestreech kon die ziekte zelf even lekker een flink eind opkankeren. We waren twee dagen even helemaal vrij, ook in ons hoofd. We hebben het vrijwel niet over de ziekte gehad, want we hadden het veel te druk met Genieten. Wij waren, al was het maar voor even, bevrijd aan het Vrijthof.