Rodweek 52 Toen was gelul nog heel gewoon

Wat zijn we toch een uniek volkje. Er bestaan geen mensen op de wereld die discussies zo tot snot kunnen koken als Nederlanders. De spruitjes van je ouwe opoe zijn er niks bij. We lullen maar en we lullen maar en uiteindelijk zitten we muurvast tegenover elkaar met de hakken in het zand. Nederlanders, van welke afkomst ook, lijden chronisch aan ‘De Ziekte van  Ja maar’. Ik heb het buitenlandse vrienden weleens geprobeerd uit te leggen hoe Nederlanders discussiëren: het duurt en het duurt maar en het duurt bijkans eeuwig voor er iemand oplossingsgericht denkt, want we willen allemaal ons gelijk doordrukken.  De zinnen in een Nederlandse discussie beginnen (en gaan oneindig door) dus vaak met de woorden ”Ja maar…”

En dus zijn we de eerstkomende jaren nog niet verlost van de Zwarte Pieten-discussie. Wie mij een beetje kent weet aan welke kant ik sta: Zwarte Piet, ouwe rups, je hebt je langste tijd gehad. Tradities en cultuur zijn nooit voor eeuwig en altijd aan verandering onderhevig. Dat heet beschaving. Als alle tradities voor eeuwig zouden zijn zouden we hier nog steeds aan palingtrekken, hanengevechten en katknuppelen doen, zou slavernij nog bon ton zijn en zouden kinderen op school nog steeds met een liniaal op hun vingers worden geslagen. En over al die verschillende dingen hebben we op een bepaald moment in de geschiedenis ook besloten dat ze toch niet meer zo van deze tijd zijn. En die weg gaat Zwarte Piet ook bewandelen. We leven niet meer in het naar die tot snot gekookte spruitjes van je opoe geurende roomblanke Nederland van de jaren vijftig. De samenstelling van de bevolking is nogal veranderd sinds die tijd en niet iedereen voelt zich nog prettig bij de negerkarikatuur die de Piet al enkele decennia is. Lees verder