Rodweek 74 Twee Zwaantjes

Toen ik vanmorgen boodschappen ging doen zag ik twee zwanen naast elkaar drijven. Op het stille water van de Zwanenburgwal. En dat ook nog eens op dag 22 van de quarantaine. Ik verveel me zo, dat ik dat gewoon wist. Ik vond de symboliek mooi. Kijk naar het getal 22, dat lijken net twee zwaantjes als je er naar kijkt. Ze dobberden in serene rust over het water, richting Amstel. Langs de Stopera. Waar onze lokale politici nu koortsachtig overleggen hoe het nu allemaal verder moet, dreven die twee zwanen in alle chillte voorbij. Welke crisis?

Toen ik 1 april wakker werd keek ik het nieuws. Een nanoseconde hoopte ik even dat deze hele crisis een hele slechte 1 april –grap was en dat onze minister-president met zijn kenmerkende glimlach zou zeggen: ‘’Beste landgenoten, dat hele virus was maar een grapje, haha! Vanaf vandaag gaan we gewoon weer gezellig door waar we gebleven waren, sluit de tap aan en gooi de bitterballen maar in het vet!’’ Even snel als de gedachte kwam was ie ook weer weg. Ik had onze MP de avond daarvoor immers, zonder die eeuwige glimlach op z’n porum, op TV gezien en hij had geen vrolijk nieuws: we hebben nog langer huisarrest. Het zou trouwens ook wel de slechtste 1 april –grap ooit zijn.

Als je vroeger huisarrest kreeg van je ouders dan mocht je een paar dagen niet buiten voetballen en geen TV kijken. Moeder Aarde is nog een paar gradaties strenger voor ons. Die pakt je werk, je geld, je sociale leven, je kroeg, je voetbalbezoek, je concertbezoek, je feestjes, je vakanties en je fysieke contacten af. En dan heb ik het niet alleen over fysieke contacten als in seks. Een simpele knuffel, handdruk, omhelzing of een kus op de wang: ik zou er nu al een kleine misdaad voor over hebben. En mijn koninkrijk voor een tongzoen, zou ik al bijna zeggen!  

Maar genoeg gejeremieerd over hoe kut alles nu is. Dat weten we nu allemaal wel. De situatie is nu eenmaal zoals die is. In alle eenzaamheid zijn we allemaal niet alleen. En nu moet ik er, net als iedereen, maar het beste van maken en mezelf een compleet ander levensritme aanmeten. Zo doe ik ineens dingen die ik al veel te lang niet heb gedaan. Zoals een boswandeling maken. Afgelopen week moest ik een voedselpakket dat ik online had aangeschaft, ophalen in Amstelveen. Net over de grens bij Buitenveldert. Naast het Amsterdamse Bos, of zoals hele fossiele Amsterdammers het nog noemen: Bosplan.  

Ik was verbijsterend op tijd. Normaliter ben ik iemand die geen horloge draagt, want ik heb de tijd. Dus ik heb nog even een wandeling door het bos gemaakt. Het was al een tijd geleden en dit keer hing er, niet zoals de laatste keer dat ik er was, zo’n gore blaffende en kwijlende rottweiler die tegen me aan liep te springen, met zo’n schijnheilig baasje die standaard ‘Hij doet niks hoor!’, zegt. Nee, niks van dat soort narigheid, Het Amsterdamse Bos was van mij, deze ochtend! Echt heerlijk. De boswandeling deed me goed en op de afgesproken tijd stond ik op de afgesproken plaats om mijn etenswaren op te halen.

Maar al wie er stonden: niet de mensen die mijn spullen hadden. Daar stond ik dan met mijn goede bedoelingen. Dacht ik eens een goede daad te doen. De boeren geld, ik lekker vers eten: iedereen blij. Niemand te vinden of te bereiken. Na een dik half uur besloot ik maar weer huiswaarts te keren en een vlammende mail naar ze te schrijven toen ik ineens twee andere dolende zielen ontwaarde. Ook zij waren op zoek naar hun eten. Ik dacht al even dat het aan mij lag, maar wij stonden gewoon op het goede adres en daarbij heb ik sterke moeite mij te vergissen als ik iets echt zeker weet. Na wat belletjes kregen we dan toch degene te pakken die we nodig hadden en konden we onze pakketten een halve kilometer verderop halen. Ze hadden het niet zo handig gecommuniceerd. Dat vonden ze zelf ook wel. Mijn lotgenoten waren met de auto en boden aan om daar heen te rijden en mijn pakket ook mee te nemen. In verband met de Coronatyfus kon ik niet meerijden, maar zij pikten mijn pakket op en brachten het bij mij op die parkeerplaats langs. Dat was lief. En zo zat ik even later weer in de metro richting centrum met een zware doos vol lekker eten.   

Je maakt wat mee tijdens zo’n crisis.

Zo is ook mijn hele bioritme compleet anders geworden. Of anders gezegd: ik heb ineens iets dat op een bioritme lijkt.  Tot drie weken geleden had ik mijn vertrouwde nachtvlinderritme. Eén grote flipperkast. Ik weet niet beter. Ik kan op de meest rare tijden slapen of juist wakker zijn. Ontbijten met nasi kip van de vorige dag of waar ik maar zin in heb, alles kan. In deze rare periode lig ik al voor 23.00 in bed. Ik lees wat, kijk een serietje, om 0.30 slaap ik en om 7.30/8.00 ben ik klaarwakker. Een soort van ‘normale mensen-leven’. Het is niet het leven wat ik ooit heb geambieerd, maar het is nu gewoon even zo. ‘s Avonds heb ik vrijwel niks meer te doen, dus dan maar in bed liggen, het is wat het is. Ik ben wat betreft een kameleon die zich snel aanpast aan de omstandigheden. Niet altijd van harte, maar als het moet dan moet het.

Morgen dag 23 van ons collectieve huisarrest. Elke dag komt het einde van deze ellende dichterbij, denk ik maar. Dag 22 drijft langzaam weg van ons, als twee zwaantjes op de Zwanenburgwal.

Rodweek 69 Pleepapyrrusoverwinning

Eenmaal in mijn leven heb ik huisarrest gehad van mijn ouders. Ik was een jaar of veertien, had iets gepikt uit een winkel, werd gepakt en mocht toen een week niet naar buiten. Een terechte straf. Wegens goed gedrag kreeg ik na drie dagen gratie en mocht ik toch weer naar buiten, maar die drie dagen voelden al als een eeuwigheid.

Het staat niet in verhouding tot wat er nu aan de hand is. Nu is het niet mijn eigen schuld dat ik in sociaal isolement zit. Het Corona-virus heeft ons allemaal in een ijzeren greep. Even boodschappen doen en dan weer vlug naar huis, het is nou eenmaal het lot dat ons allen nu treft. Hoewel ik een royale vrienden- en kennissenkring om mij heen heb kan ik met niemand afspreken en dat gaat nog wel een tijdje duren ook. Daarbij ben ik tegenwoordig single, dus gezellig met een leuke mevrouw afspreken zit er ook al niet in. Ik weet dus wel welke sites de komende weken mijn chickies zijn.

Het is allemaal kloten met de bok, maar het is niet anders. De geest is uit de Corona-fles. Normaliter zou ik met dit heerlijke lentezonnetje een lekker Corona-biertje op het terras niet te versmaden vinden, maar nee, ik zit thuis, zoals de meeste Nederlanders. Want de horeca is dicht.

De maatregelen zijn overigens allemaal volstrekt begrijpelijk en niet te bagatelliseren, maar ik tel de dagen tot dit huisarrest voorbij is. Mijn enige dagelijkse uitje is naar de supermarkt en daar kan ik mijn vrienden en kennissen die ik tegenkom geen hand of kus geven, hetgeen voor mij volstrekt tegennatuurlijk is. Ik ben van nature een ‘’aanrakerig’’ mens. Als ik mijn vrienden of vriendinnen tegenkom omhels ik graag, al is het maar kort. Even een kleine ‘hug’ en ik ben al blij. Maar het kan dus niet.

Zoals ook normaal boodschappen doen bijna ondoenlijk is. Het zijn surrealistische taferelen bij mij in de buurtsuper dezer dagen. Bij gebrek aan brood dacht ik dat het wellicht slim was om in plaats van brood of toast maar pannenkoekenmix te kopen, daar hadden mensen vast niet aan gedacht, dacht ik. Mis. Alles leeg. Pleepapier heb ik nog, maar dat vind ik in tegenstelling tot half Nederland, nog het minst belangrijk. In geval van hoge nood kuis ik mijn derrière ook gewoon met een fles water en was ik daarna goed mijn jatten. Ik ben een Indo, mijn voorouders deden niet anders. Het is trouwens ook veel hygiënischer om de oud-Indonesische Botol Cebok toe te passen. Je hol afvegen met papier is in feite niet afvegen, het is uitsmeren. De boel schoonmaken met water zorgt voor een veel schonere poeperd. Maar goed, als in West-Europa opgegroeide Belanda gebruik ik uit gewoonte normaliter dus pleepapier.

Het product waar dus een hysterische run op was in de eerste dagen van de grote uitbraak van het virus. Ik begreep daar dus geen ene reet van. Zou je niet beter zorgen voor voldoende eten en drinken? Je kunt toch geen soep of een roerbakschotel maken van een rol pleepapier, toch? Of iemand moet me dat recept een keer geven, want dan ben ik wel benieuwd. Hoezo loop je triomfantelijk naar huis met tachtig rollen schijtlint in je armen? Dat is geen pyrrusoverwinning maar een pleepapyrrusoverwinning. Totaal geschift en onnodig.

Maar we zijn dus waarschijnlijk voorlopig nog niet van deze ellendige situatie af. Volgens onze eminente Minister-President  Rutte gaat een groot deel van de Nederlanders slachtoffer worden van deze pandemie. Ik weet niet of het een waarschuwing, een dreigement of een belofte is, maar als het een belofte is dan is het de eerste belofte die hij nakomt aan het Nederlandse volk. Dat dan weer wel.

En voor alle Nederlanders die vluchtelingen, uit oorlogsgebieden, op de vlucht voor geweld, op zoek naar een betere toekomst, hebben versleten voor gelukszoekers: vergeet niet dat wij in een land wonen waar mensen in de supermarkt hebben gevochten om een pak pleepapier. Om je dood voor te schamen. Ze lijken wel aan het Lockdown-syndroom te lijden. Met die landgenoten veeg ik m’n reet af. Dan veeg ik na met pleepapier. En bij gebrek aan pleepapier ouderwets  Botol Cebok.