Je kon hem zomaar tegenkomen en dat gebeurde me dan eens in de zoveel jaar ook. Gewoon overdag in een kroeg in Oud West of in een niet al te kakkineus deel van Oud Zuid. Op het oog een doodgewone Amsterdammer die doodgewoon de krant zat te lezen onder het genot van een kopje koffie. Maar laten we wel wezen: wie een karrenvracht aan landstitels, bekers, drie Europacups en een wereldbeker met Ajax heeft gewonnen is geen doodgewone Amsterdammer meer, al deed Piet Keizer nog zo z’n best om op te gaan in de krioelende mensenmassa. Zijn uiterlijke verschijning, ietwat corpulent en grijzend, deed niet vermoeden dat hij vroeger de frêle linksbuiten van het grote Ajax uit de jaren zeventig was. Misschien wel de beste voetballer die ooit op de Nederlandse velden heeft rondgelopen. Beter dan Cruijff? Ik ken mensen die hem hebben zien spelen en die zeggen van wel. “Cruijff was de beste, maar Keizer was beter”, schreef wijlen Nico Scheepmaker ooit. Ik durf het niet te zeggen.
Nochtans is er nergens op de wereld ooit een taxichauffeur met wie ik over voetbal praatte met mij over Piet Keizer begonnen. Van Vancouver tot Budapest en van Paramaribo tot Heraklion: mensen begonnen over Cruijff, Gullit, Van Basten, Rijkaard of Kluivert. En een taxichauffeur in Bangkok begon zelfs om mij totaal duistere redenen over Stan Valckx en Edward Sturing… Maar niemand begon ooit tegen mij over Piet Keizer. Helemaal niemand begon over de beste linksbuiten van zijn tijd.
Ik heb Piet Keizer nooit zien spelen, behalve dan op archiefbeelden. Toen ik in 1977 luid krijsend ter wereld kwam had Piet Keizer zijn kicksen al drie jaar aan de wilgen hangen. Hij stopte in 1974, op zijn 31e. Ruzie met zijn trainer, Hans Kraaij Sr. De supporters in De Meer kozen voor Keizer. “Kraaij vlieg op, leve Keizer!”, zo stond er op een spandoek te lezen. Keizer had er geen zin meer in. Hij stopte. Hij ging ook niet meer naar een andere club. Hij had er genoeg van en raakte nooit meer een bal aan. Tot die ene dag in 1999. Johan Cruijff organiseerde ‘De wedstrijd van de eeuw’. Iedereen die iets groots voor Ajax had betekend moest meedoen. Piet Keizer mocht niet ontbreken. Dat deed hij dan ook niet. Ik zat in het stadion. Vol verwachting. Ik zou spelers gaan zien die ik alleen maar van videobeelden kende omdat ik simpelweg te jong was om ze gezien te kunnen hebben. Piet Keizer kwam in de eerste minuut al aan de bal. Niet zijn befaamde klassieke schaar of een mooie trap, nee, hij speelde de bal gelijk terug met een risicoloos binnenkantje voet en liet zich even later toen de bal uit was gelijk wisselen. Hij had de conditie van een dood paard. Tot zover Piet Keizer in actie voor mij. Ik heb Piet Keizer nooit live een mannetje zien passeren.
Het enige dat ik Piet Keizer ooit live heb zien passeren waren barkrukken in Amsterdamse buurtkroegen waar we allebei weleens de krant zaten te lezen. De laatste en tevens enige dialoog die ik dan ook wel eens met hem heb gehad was deze:
“Heb jij het Parool al uit?”
“Jazeker, mijnheer Keizer.”
“Ruilen voor de Volkskrant?”
Ik kreeg zijn Volkskrant en hij mijn Parool. Zelfde ellendige nieuws, andere verpakking. Dan maar de puzzel maken. Helaas, die had Piet al gemaakt. En ik zag hem ook doorbladeren in het Parool op zoek naar de puzzel. Maar die had ik al gemaakt. En zo hadden we elkaar op het verkeerde been gezet. We zullen elkaar helaas niet meer tegenkomen in de buurtkroegen. Nooit meer de krant met elkaar ruilen. Rust zacht, mijnheer Keizer.
Hi Rodney,
Als ik dit zo lees, wat voel ik me dan oud zeg. Ja, ik heb Pietje zien spelen. Heel vaak zelf. Voor hem alleen al ging ik naar het stadion. Uit met de supportersbus, thuis met een seizoenkaart en de Europacup wedstrijden met het viegtuig als het ver weg was. Een enkele keer, je houdt het nu niet meer voor mogelijk met het grote Ajax, als er bijna of geen supporters mee gingen naar een Europacup wedstrijd, ging ik met het Ajax vliegtuig mee. Met de spelers dus. Of beter gezegd, de kaartclub :). Sjakie zorgde dan voor een plekkie in het vliegtuig.
Uiteraard was Pietje niet de enige goede speler. Wel met kop en schouders de beste. Ik was dan ook niet de enige die speciaal voor hem naar Ajax ging kijken.
Onvergetelijke momenten staan in mijn geheugen gegrift, zijn passeerbewegingen, met de binnenkant van zijn rechterhand half achter zijn rug naar buiten gedraaid. Zijn gemene truukjes, want gemeen kon hij ook zijn, maar zonder zijn tegenstander te blesseren. Ooit, ik weet niet meer welke wedstrijd het was, ik hoop tegen Feyenoord :), zag ik zijn mooiste actie. Van de zijlijn een voorzet. De keeper kwam uit en dacht, die bal pak ik wel even. Maar de keep bleef achter de bal aanrennen, hij draaide steeds van hem weg. Op het hoofd van de Ajax spits. Bam, goal.
Mooi stuk en een speciaal eerbetoon Rodney, ik heb er van genoten. Bedankt.
Rodney, had jij niet op de middenstip een eerbetoon aan Piet Keizer kunnen geven in plaats van die flapdrol met dat briefje in z’n hand?
Hij maakte nog een fout ook. Hij zei dat Piet in 1973 de wereldbeker had gewonnen met Ajax. Dat was 1972. Slordig.
Beiden mooi geschreven. Cruijff was dé man. Keizer was de keizer.
Mooi stukkie weer. Herkenbaar ook. Ik kwam in 1978 luid krijsend ter wereld en heb ‘Pietje’ ook alleen live ‘in actie’ gezien in het stadion tijdens die Wedstrijd van de Eeuw. En hem vaak gezien op De Toekomst bij een jeugdwedstrijd. Dát was al eervol. Wat rest, is dé Paul Huf-foto, levensgroot op mijn toiletdeur.