Rodweek 202 Heerlie de peerlie

Wat je van ver haalt is goed, zo luidt het gezegde en dus had ik eind 2002, begin 2003 een buitenlandse scharrel. We hebben elkaar over en weer een aantal keren bezocht en kwamen er gelukkig snel genoeg achter dat een echte relatie er nooit in zou zitten. Temeer omdat we er in onze eigen steden allebei een tamelijk flamboyant uitgaansleven op nahielden. Het zou gewoon nooit hebben gewerkt. We zijn tot op de dag van vandaag nog steeds vrienden op afstand en ik ben jaren na onze korte romance zelfs nog op haar huwelijk geweest.

Toen de dame voor het eerst bij mij in Amsterdam op bezoek kwam kreeg ze gelijk een stukje Nederlandse cultuur mee. De lieve schat was nog niet goed bekend met de ongeschreven wetteloosheid van de Amsterdamse verkeersjungle en werd als voetganger bijna van haar sokken gereden door een fietser. Op het zebrapad met het voetgangerslicht op groen. Dus hij was fout. In plaats van nederig en hoffelijk excuses aan de dame aan te bieden voor zijn eigen domme fout fietste die lul snel door en schreeuwde in het voorbijgaan nog even lomp: ‘Voortaan uitkijken, vuile kankerhoer!’

Mijn dame vroeg aan mij wat die rare man nou naar haar schreeuwde. Met het schaamrood op mijn kaken vertaalde ik dus letterlijk wat haar zojuist was toegevoegd. Dat is hoe veel Nederlanders schelden, legde ik uit. Ze kon het niet geloven. Schelden met de heftigste en meest dodelijke ziekte uit dit tijdperk? En dan in combinatie met het oudste beroep ter wereld? Waarom doe je dat? En of ik dat ook deed? Het is altijd een beetje beschamend om aan buitenlanders uit te leggen hoe ongelooflijk lomp, grof en kwetsend Nederlanders schelden. Ze geloven het vaak amper. ‘Dat zeg je toch niet….’ hoor ik mijn buitenlandse gasten dan vaak vol ongeloof zeggen. Yep, hier wel.

Ik probeerde het uit te leggen. Ik vind schelden met ‘kanker’ verschrikkelijk lelijk, maar laat ik meteen zeggen dat enige hypocrisie in dezen mij ook niet vreemd is. Ik kan een bek als een roestig scheermes hebben. Ik kan een goed belegd broodje namelijk ook ‘teringlekker’ vinden, een vervelende gozer een ‘pleurisbak’ of een ‘tyfushond’ noemen en iemand uit de grond van mijn hart de pestpokken toewensen. En als ik mijn grote teen stoot komt citeer ik ook wel eens wat uit de medische encyclopedie. Dat is dan ook weer de Nederlander in mij. Maar schelden met kanker heb ik echt altijd zo lelijk, plat en ordinair gevonden. Alsof de door mij gebruikte toevoegingen dat trouwens niet zijn, maar dit terzijde. En ik heb in een kwaaie bui heus ook hier en daar wel eens een ongepast kankertje als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, maar niet vaak omdat ik het gewoon zo ontzettend aso vind klinken.

‘s Lands wijs, ‘s lands eer, zullen we dan maar zeggen. Zo keek ik een aantal jaren geleden met een Servische vriend van mij naar een wedstrijd van Ajax. Hij kon liplezen wat de toenmalige aanvoerder, zijn landgenoot Dusan Tadíc, naar zijn tegenstanders riep na een overtreding op hem. Dat waren uitdrukkingen als ‘Je vader pijpt ezels’ of ‘Je oma neukt met een geit.’ Mijn gabber legde mij uit dat dat is hoe sommige Joego’s naar elkaar schelden. De belediging bestaat daar simpelweg uit drie componenten: familielid + seksuele handeling + dier. Tja, dat doen we in Nederland dan weer niet.

Ik werk sinds een half jaar in een bar waar veel jonge studenten komen. Veel mensen van de Filmacademie en van de Theater- en Dansacademie. Tikje theatraal en expressief volk, inherent aan de opleiding die ze volgen. Begin twintigers. Ik ben gek op ze en zij gelukkig ook op mij. Ik vind het dan, als krasse knar van 47 die dol is op taal, ook leuk om nieuwe uitdrukkingen van de jongere generatie te leren. Dat studententaaltje is echt een taal op zich. Zoals straattaal dat ook is, heb ik ook altijd fascinerend gevonden, je weet toch!

Studenten korten veel dingen af. Zoals ze het hebben over een ‘spebi’ (speciaalbier) of een ‘Esma’, dat is een ‘afko’ (afkorting) voor een Espresso Martini. ‘Het is weekend, kladiladi!’ (‘Het is weekend, klap die laptop dicht!’). ‘Heb je ook een bopla?’ (Borrelplank). En ik weet nu ook wat een ‘kwarrel’ is: een kwaliteitsscharrel, niet zomaar een neukertje maar potentieel relatiemateriaal. Of als ze vertellen dat ze in ‘de burgerrups’ zaten: de trein voor mensen die naar hun werk gaan. Mijn favoriet is momenteel het voornamelijk door meisjes gebezigde ‘heerlie de peerlie’ of afgekort ‘HDP.’ Lief, ontwapenend en het zorgt altijd voor een glimlach.

‘Kijk eens, drie biertjes en drie Salmari.’
‘Thanks, Rod! Heerlie de peerlie!’

Waar ik dan weer minder van gecharmeerd ben is dat ‘kanker’ ook onder hele slimme studentjes te pas en te onpas als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt. Alles is maar ‘kankervet’, ‘kankerlekker’ of ‘kankersick’. En zoals gezegd, ik ben dus bepaald geen heilige: ik scheld ook met ziektes. Weliswaar met ziektes die nog amper bestaan, maar toch: ook niet chique.

Dat ik me daar steeds meer aan stoor heeft er wellicht mee te maken dat ik sinds de borstkanker van mijn vriendin vorig jaar beter de weg ken in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis dan ik ooit had willen weten. En mijn vriendin is dan nu genezen, maar ik heb momenteel nog meer dan een handvol mensen in mijn directe omgeving die met die ziekte te kampen hebben. Dan komt een gezellig en vrolijk bedoeld ‘kankerlekker’ gewoon even niet zo lekker bij me binnen.

Want ik weet dat zo’n studentje het echt niet lullig meent als hij mij enthousiast over iets vertelt en lyrisch roept hoe ‘kankervet’ zijn weekend was. En ik ben alles behalve een woke dominee die iedereen wel eventjes gaat vertellen hoe het allemaal hoort. Alsjeblieft niet en we hoeven echt niet met Middeleeuwse spruitjestaal te schelden. Zeker omdat ik daarin zelf bepaald geen heilige in ben, maar toch… Een beetje minder met ziektes schelden zou ons allen sieren. Mij dus ook. En laten we sowieso eens iets hoffelijker naar elkaar zijn. Daar wordt de wereld een stuk meer heerlie de peerlie van.

Rodweek 122 De echte Nederlandse inburgeringscursus

Een jaar of vijftien geleden heb ik ooit met een groep van een stuk of tien mensen een Nederlandse inburgeringscursus ingevuld. Het ging voornamelijk over Nederlandse etiquette. Allemaal geboren en getogen Nederlanders. Op een in Turkije geboren jongen na, maar die was wel grotendeels opgegroeid in Nederland, dus die tellen we ook mee als echte Nederlander. We tellen Max Verstappen tenslotte ook als Nederlander en die heeft er nooit een seconde gewoond. Mijn score: een 5,4. De anderen in mijn groep ook onvoldoendes of magere voldoendes. De geboren Turk had volgens mij nog het hoogste cijfer met een 6,5 of zo. Nou weet ik niet hoe die testen nu zijn, maar toen waren ze voor Nederlanders al bijna niet doen, laat staan voor mensen die hier niet vandaan komen. In de praktijk had je er geen flikker aan.

Toen ik nog in de Melkweg werkte hadden we wel eens rollenspellen om ons voor te bereiden op lastige klantsituaties. Ik vond dat altijd hartstikke gezellig, maar om nou te zeggen dat ik er op de werkvloer wat aan had: nou nee.

Ik kom hier op door een stripje uit de serie ‘9 tot 5’ die ik vaak op Facebook lees. Een Nederlandse meneer wil een buitenlandse meneer toetsen op zijn kennis van de Nederlandse cultuur. Waarop de buitenlandse meneer antwoordt: ‘Wat nou? Bepaal jij dat? Denk je dat je beter bent of zo? En trouwens, die koffie is ook niet te zuipen!’ De examinator feliciteert de man en zegt dat hij cum laude geslaagd is.

Het is natuurlijk een beetje kort door de bocht, maar Nederlanders kunnen ontzettend bot, lomp en betweterig zijn.

Zomaar een paar voorbeelden uit het dagelijkse Nederlandse leven die je niet op de inburgeringscursus leert maar simpelweg door er te leven. Laat ik het ‘de echte inburgeringscursus’ noemen.

– Nederlanders die op een druk perron niet, zoals in elk ander beschaafd land, rustig wachten tot mensen uit de trein of metro zijn gestapt, maar zichzelf gewoon door de meute heen naar binnen persen.

– Het eeuwige ‘Ja maar…’ Nederlanders kunnen discussies compleet tot snot koken. Geen volk is daar beter in. Zelfs als een Nederlander een discussie hopeloos dreigt te verliezen beginnen ze hun tegenargument met diezelfde op de mond bestorven twee weerwoorden: ‘Ja maar…’ Want we weten het altijd allemaal beter. Of het nou over politiek, Corona, Zwarte Piet, de presentator van Zomergasten of het selectiebeleid van de bondscoach gaat: Nederlanders vinden daar wat van. En dan ook niet allemaal hetzelfde: nee, er vormen zich felle pro- en contragroepen die de hakken tegen elkaar in het zand zetten waardoor er nooit meer een dialoog mogelijk is. Nederlanders zijn doorgaans namelijk belabberd slecht in luisteren en tateren graag door elkaar heen. Liefst met stemverheffing, want dat maakt de kans op winnen groter. En dat denken alle debatterende partijen. Gevolg: niemand snapt op een bepaald moment nog iets van de discussie omdat de kluwen van argumenten en verwijten tot een welhaast onmogelijk te ontrafelen knoop is verworden. In discussie gaan met Nederlanders is als een moeras inlopen. Het is bijna onmogelijk om eruit te komen. Met dit belangrijke verschil: uit een moeras klimmen is makkelijker en stukken minder vermoeiend.

– Nederlanders klagen graag en veel. Vooral over het weer. In de winter is het koud, in de zomer is het te heet en als het drie dagen achter elkaar regent in de zomer krijgt die zomer al gauw de kwalificatie van ‘kutste zomer ooit!’

– We klagen ook graag en massaal over de regering. Toch word er al jaren op dezelfde ouwe hap gestemd, waardoor er eigenlijk geen reet verandert. Er moet tenslotte wat te klagen blijven.

– Wat ik ook mis in de inburgeringscursus is de ‘Hoe gedragen Hollanders zich over de grens-excursie? Nou ben ik best in een boel landen geweest, maar zo Popie Jopie als wij denken te zijn, zijn we niet over de grens. Ze vinden Nederlanders vaak lomp en horkerig. Niet onterecht ook vaak. Er is nogal eens gezeik met Nederlanders in den vreemde. Zodra Nederlanders zich uit de tentakels van de werkgever en gezin hebben weten te ontworstelen willen ze nogal eens transformeren in nare wezens die het allemaal wel even uit komen leggen.

– Wat je ook niet meekrijgt in de cursus: doodsaaie kringverjaardagen waarbij iedereen van de eerste tot de laatste minuut van zijn aanwezigheid op dezelfde plek zit. Beginnen met een kopje thee of koffie, dan een borrel (mannen bier, vrouwen wijn) en een schaaltje met stukjes kaas en worst (een worst-kaas-scenario) die rondgaat en waar iedereen er eentje van mag pakken, zodra het schaaltje voorbij komt. En na afloop zegt iedereen dat het gezellig was en dan is het weer wachten tot de volgende kringverjaardag.

– Verder zou ik graag een praktijktoets ‘Hoe spreek ik een Nederlander aan op asociaal gedrag en wat voor antwoord kan ik verwachten?’ zien. Een voorbeeld: iemand gooit een leeg frisdrankblikje op straat. Daar zeg je iets van en vraagt beleefd of hij/zij het in het vervolg niet in de vuilnisbak kan gooien. Nederlanders houden daar doorgaans niet van. De kans dat je als antwoord: ‘’Bemoei je met je eigen zaken, kankermongool/kankerhoer!’’ krijgt is aanzienlijk.

– Schelden met ziektes is een dingetje in Nederland. Ik heb buitenlandse vrienden van verschillende nationaliteiten weleens uitgelegd op welke manier hier gescholden wordt: die stonden met hun oren te klapperen. Daar snappen ze helemaal niks van. Maar misschien is het ‘lands’ wijs, lands’ eer’. Een Servische vriend van mij legt wel eens uit hoe er in de Balkanlanden wordt gescholden. Daar worden familieleden en seksuele handelingen met dieren bij betrokken. ”Je oma neukt ezels!” of dat soort dingen. Hij vertaalde laatst eens wat scheldwoorden die hij van Ajax-aanvoerder Dusan Tadic kon liplezen. Dat je dan ook denkt: ”Tja, kennen we hier dan weer niet.”

– ‘’Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.’’ Hollandser dan dat worden uitspraken niet meer gemaakt. Val vooral niet op. Niet dat hoofd boven het maaiveld uitsteken. Nederlanders zat die die kop er lachend afhakken.

– Tradities! Nederlanders zijn gek op tradities! En kom daar maar beter niet aan met je buitenlandse tengeltjes, want dan vinden veel Nederlanders je een vieze cultuurverpester en als het je niet bevalt dan moet je, volgens een aloud Hollands adagium, maar gewoon oprotten. Krijg je gewoon die Limburgse Wilders-vlaai in je porem gedrukt. Het adagium wordt trouwens breed rechts gedragen. Ook onze Minister President, die iedereen vreselijk vindt maar die toch steeds wordt herkozen, liet zich ooit in soortgelijke bewoordingen uit.

Ach ja, Nederlanders. De meesten zijn echt zo kwaad niet als ik hierboven beschrijf. Al heb ik natuurlijk allemaal wel zeer eloquente mensen om mij heen verzameld, maar dat terzijde. Ik chargeer natuurlijk een beetje hier en daar, maar een wonderlijk volkje zijn we absoluut. En dan kun je nog zo’n goed cijfer voor je inburgeringscursus hebben gehaald: de meeste dingen leer je alleen door met elkaar te leven en begrip voor elkaar te hebben. En alle voorbeelden die ik hierboven heb genoemd kun je gewoon makkelijk meemaken. Dus succes hier, beste nieuwkomer!

En voor de rest vind ik het hier best prima. Zo slecht hebben we het hier niet in Nederland. Veel Nederlanders vergeten dat nog weleens tot ze in een ander land hebben gewoond. Dus ik blijf gewoon. Want, en dat is dan toch de Hollander in mij: als het me hier niet meer bevalt, dan rot ik gewoon lekker op!