Tijdens een van mijn dagelijkse wandelingen viel mijn oog op een poster die op een elektriciteitskastje hing. In schreeuwerig zwart-geel werd gevraagd of we nog een keer naar de Roxy wilden, de legendarische club aan het Singel van Peter Giele en allebei al een kwart eeuw ter ziele.
De hartelijkheid en het uitnodigende vond ik zo grappig ironisch aan die poster. Alsof iedereen welkom is. Iedereen die de jaren negentig in Amsterdam heeft meegemaakt weet dat helemaal niet iedereen welkom was in de Roxy. Die hut had een nogal berucht deurbeleid. De twee broertjes stonden er vaak aan de deur. En daar was lastig langs te komen tenzij je bij het clubje chosen few met een felbegeerd Roxypasje hoorde. Of je moest een verdomd lekker wijf wezen. Nou had ik én geen Roxy-pasje en ik was ook al geen lekker wijf, dus ik was kansloos. Hoe je aan zo’n pasje moest komen was het best bewaarde geheim van Amsterdam. Ik was gewoon een jong gozertje gekleed in een vale spijkerbroek, een Nirvana- of De La Soul-shirtje en lopend op sportschoenen. Ik was bepaald niet het prototype gast dat ze binnen wilden.
‘Jij komt er niet in, guppie!’
‘Ga eerst maar eens andere schoenen aantrekken’
‘Op zoek naar meisies? Daar aan de overkant is de Odeon’
‘Besteed jij je geld maar bij de kapper en ga je scheren, dus scheer je weg!’
Dat soort teksten slingerden de broers eruit.
Er was altijd wel een reden om mij en/of mijn vrienden te weigeren dus na een keer of vijf kansloze pogingen was ik daar wel klaar mee. Dan maar niet mee met de Amsterdamse extravaganza. En toen werd het zomer 1998. Ik was op stap geweest geweest in Paradiso, zinnens om naar de Korsakoff te gaan en buiten kwam ik twee jongedames tegen waarmee ik een paar weken eerder een modeshow mee had gelopen! Jawel, die loopbaan op de catwalk heb ik ook nog kortstondig gehad. Het waren twee plaatjes van vrouwen. Champions League materiaal. Twee tienen die als twee elfjes om me heen dansten en die kirrend vroegen of ik mee wilde naar de Roxy. Flinke jongen van 21 die dan nee zegt. Hoewel ik dus al een keer of vijf niet langs de sterke armen van de broertjes was gekomen achtte ik mijn normaal gesproken kansloze kans met deze twee trofeedames aan mijn zijde toch ineens een stuk kansrijker. En dat klopte ook. De meisjes waren, niet geheel onterecht, graag geziene gasten en zij hadden uiteraard zo’n pasje, al hadden ze die niet eens nodig. Natuurlijk kenden die meiden de portiers en in hun gezelschap vormden mijn vale spijkerbroek, mijn grunge t-shirt, mijn sportschoenen, lange haren en ongeschoren bakkes ineens geen enkel beletsel en gingen de armen van de broertjes ineens opzij. En zo betrad ik dan eindelijk de Roxy. Dus dit was het dan. Hier kwam tout hip en extravagant Amsterdam dansen en sjansen. Dit was dus het grote uitgaanswalhalla. Hier was dus de navel van de wereld. En ik stond daar zomaar tussen. En ik werd geflankeerd door twee fotomodellen.
Lang verhaal kort: ik vond er geen reet aan. Dit was niet mijn sfeer.
Na een uur liet ik de mooie meiskes en de Roxy weer achter me en ging gewoon weer naar de plek waar ik me wel altijd thuis voelde: de Korsakoff. Een ervaring rijker en een illusie armer. Ik zou er ook nooit meer terugkeren. De jaren negentig in Amsterdam waren geweldig. Als ik één tijd nog eens over zou willen doen dan is het die tijd. Een stad in alle staten. Korsakoff, Melkweg, Paradiso, Vaaghuyzen, Soundgarden, Maloe Melo, Mazzo, The Minds, Vrankrijk: dat was mijn scene. De Roxy scene was totaal niet aan mij besteed, dat vermoeden had ik al, maar ik wilde het toch graag even zelf zien.
Een jaar na mijn korte bezoek fikte de Roxy af. Op de begrafenis van Peter Giele nota bene vatte de hut vlam door onvoorzichtigheid met vuurwerk. Ironisch omdat zijn levensmotto was dat het ene vuur het andere vuur aanstak.
De ‘Rookzie’ noemden we het een beetje flauw smalend, nadat de tent in rook was opgegaan. Maar ik verwijt de broertjes niks. Dat mijn vrienden en ik er altijd werden geweigerd was achteraf begrijpelijk. Dit was gewoon niet onze wereld, dat wisten wij en dat wisten zij nog net iets beter. Maar omdat ik altijd geweigerd werd wilde ik het toch per se eens zien.
Maar nog een keer de Roxy? Nee, dank je. Nog een keer de Korsakoff? Ja, graag! Gelukkig zijn er eens in de zoveel tijd nog Korsakoff revival feestjes en ben ik weer even terug in mijn favoriete tijd. Het wordt trouwens ook wel weer eens tijd!
Een van de portiersbroertjes van de Roxy is inmiddels overleden, vernam ik laatst. Het deurbeleid aan de hemelpoort is helaas een stuk minder streng.
Ho ho ho! Stop niet met lezen. Zoek je nog een leuk, origineel en gesigneerd cadeautje voor onder de kerstboom? Persoonlijke boodschap erbij? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. Laat hieronder of op Facebook een reactie achter of stuur me een mailtje naar [email protected]. Quanta Costa? 15 piekies als je ‘m op komt halen in Amsterdam-Centrum of € 19,50 als ik de postduif of de rendieren van de kerstman aan het werk moet zetten.
Tag Archives: Roxy
Rodweek 84 Geen Zweet
Het was februari dit jaar dat ik met vrienden in Madrid was om daar te genieten van zon, bier, wijn en tapas. Oh ja, en als hinderlijke onderbreking van al dat leuks moesten we nog naar Ajax, dat in een blaartrekkend slechte wedstrijd met 2-0 verloor van Getafe. Getafe is één van de vele voorstadjes van Madrid. Het leven is daar zo bruisend als een glas Spa Blauw in een buitenwijk van Lelystad, dus wij resideerden in een appartement in het centrum van Madrid.
Na de wedstrijd nog even een fijne terrassessie en de volgende ochtend werd ik niet wakker met mijn lieve poes Eva, maar met een kater die eigenlijk best wel een flinke tijger was. Terwijl mijn amigo’s al eieren met spek stonden te bakken om de tijgers te verdrijven mocht ik als eerste douchen. Na een lekkere douche ziet de wereld er vaak ook al weer een stuk beter uit na zo’n avond. Goeie straal, lekker zeepie, haartjes even in de conditioner, lekkere deo op en ik was weer helemaal het heertje.
Rick ging na mij douchen. Ineens een ijselijke kreet uit de badkamer. ‘’Tering, Rod! Echt waar? Axe Africa als deodorant? Wat de fok ouwe? Je bent toch geen twaalf meer? Ik moet hier nog douchen. De hele badkamer meurt naar die gore kutdeo van jou!’’ Joris liep ook de badkamer in en beaamde de woorden van Rick. ‘’Jezus, Rod, gatver, dit kan echt niet meer. Met je stinkende puberdeo. Je bent een min of meer volwassen man en dan gebruik je niet meer dit soort kinderspul. It smells like teen spirit.’’
Rick liet mij vervolgens zien wat hij gebruikte. Een klein roze tubetje, het lijkt op een tube kaboutertandpasta. Daar doe je een heel klein beetje van onder je oksels en daar doe je bijna een week mee. Zo’n kleine tube gaat minimaal 2 maanden mee.
Nou ben ik normaal nooit zo heel erg van dit soort hippe producten, maar onlangs gaf Rick mij een proeftube cadeau. En eerlijk waar: ik ben om. Fietsen, hard werken in de zon, seksen of waar je ook maar zweet van krijgt: je ruikt dagenlang niks. Ik had laatst even pauze op werk. Even uitblazen. Ik rook onder m’n oksel en ik werd betrapt door één van mijn vaste gasten. ‘’Wat de fok zit jij nou onder je zweetoksel te sniffen, ouwe?’’ Maar ik had dus helemaal geen zweetoksel, terwijl het bloedheet was en ik net een paar uur de poten onder m’n lijf vandaan had gelopen. En je ruikt dus vijf of zes dagen lang helemaal geen enkel spoor van zweet. Echt toverspul. Check Nuudcare.com. En nu denken jullie misschien: ‘’Oh ja, die Rijsdijk, die wannabee-influencer, die ouwe freeloader, probeert zeker een gratis tube van dat spul los te slijmen, een roestig stuivertje te verdienen of die heeft aandelen in de toko. Met z’n bek.’’, maar nee, niks van dat alles: ik ben serieus enthousiast over dit spul. Waar rook is, is in dit geval geen vuur.
Dat was in 1999 wel anders in de Roxy. Of zoals we het nadat die hut was afgefikt noemden :‘’De Rookzie’’. Voor de milennialtjes en ander jong spul: de Roxy was in de jaren 90 één van de hotspots in het Amsterdamse uitgaansleven. Daar moest je gezien worden. Er was alleen één probleem aan de Roxy: het deurbeleid. Als de doorbitches vonden dat je er niet helemaal tussenpaste dan kwam je er gewoon niet in. En zo werd ik met mijn lange haren, vaak ongeschoren bakkes, vale spijkerbroek, gympies en Nirvana-shirtje altijd geweigerd. ‘’Jij komp er niet in, gup’’, kregen mijn vrienden en ik steevast te horen. Als ik überhaupt al te woord werd gestaan. En meer mensen kennen die ervaring. Na een aantal keer had ik daar dus geen zin meer in en ik had het opgegeven om ooit nog de Roxy binnen te komen. Dan maar niet tussen de happy few van Amsterdam staan.
Nico Dijkshoorn schreef er een mooie column over in het Parool, afgelopen week. Het is hem echt nooit gelukt om er binnen te komen. Maar mij dus wel! Eén keertje. Ik was in Paradiso geweest en ik kwam twee meiden tegen die ik kende. En dat waren bepaald geen weggooiers. Absoluut Champions Leaguetrofee-waardige meiden om te zien. Bloedjemooi.‘’Kom, Rod, ga met ons mee naar de Roxy!’’ En zeg dan maar eens nee als twee van die prijswinnaars je uitnodigen om mee op stap te gaan. Dat deed ik dus ook niet, maar ik vertelde de dames wel dat ik altijd werd geweigerd daar en dat we misschien ook ergens anders heen konden. ‘’Nee, wij willen naar de Roxy!’’ En ja hoor, we stonden daar voor die deur aan het Singel, ik aan elke arm lief lachend prinsessenspul en ineens was mijn totale gebrek aan hipheid, mijn ongeschoren apensmoel en het feit dat ik geen Roxypasje had geen enkel probleem meer. Zo werkte dat dus in die wereld. Twee lekkere wijven mee en je bent binnen. De oppervlakkigheid van sommige portiers had in die tijd echt de diepgang van een pierenbadje.
Maar goed, ik was dus binnengekomen in het heiligdom achter de Heilige Weg. En ik vond er geen reet aan. Ik vond de muziek niks en de mensen waren ook niet helemaal mijn publiek. Wat dat betreft hadden de portiers het wel goed gezien om mij daar steeds te weigeren. Het was mijn tent gewoon niet. Ik ben er voor die twee mooie meiden nog een uurtje of twee blijven hangen, want je wist maar nooit of daar nog wat leuks uit kon komen, maar toen ik doorkreeg dat dat ook niet ging lukken ging ik gewoon weer lekker naar mijn eigen mensen, in de Korsakoff. In de Roxy ben ik nooit meer geweest. Een jaar later fikte de tent dus af. Wat overigens geen wraakactie mijnerzijds was voor alle keren dat ik daar ben geweigerd.
Niet veel later ging ik zelf in het uitgaansleven werken, leerde ik veel nachtvlinders kennen in verschillende plekken en hoefde ik doorgaans niet meer te betalen om clubs en tenten binnen te komen. Als iets uitverkocht was had ik overal wel iemand rondlopen die wat voor me kon regelen.
Zoals één van mijn Paradiso-gappies altijd zei als ik daar heen wilde:
‘’Rod, regel ik voor je, komt goed! Geen zweet ouwe!’’