Rodweek 144 Oranje Schaamte

De eerste mensen die mij niet zo goed kennen, maar wel weten dat ik van voetbal houd, hebben zich al gemeld. Die willen dan met mij over voetbal praten. Of ik denk dat ‘onze jongens’ wereldkampioen worden op het aanstaande WK in Qatar. De teleurgestelde gezichten als ik zeg dat ik niet zoveel met het Nederlands Elftal heb en dat het me niet heel veel interesseert zijn onbetaalbaar. Hoe zo heb ik niks met Oranje? Welnu: ik ben voor Ajax, dat kan me raken. Oranje roept die intense gevoelens van blijdschap of verdriet simpelweg niet bij mij op. Ook niet als ‘we’ wereldkampioen worden? Neen. Tijdens de WK-finale van 2010 werkte ik achter de bar. Nederland-Spanje. De teen van Casillas hield Nederland van de eerste wereldtitel. Iedereen balen, de kroeg was snel leeg, maar ik heb er geen nanoseconde minder om geslapen. Ik was eerlijk gezegd blij dat ik op tijd naar huis kon. Van de halve finale Champions League waarin Ajax in de laatste seconden werd uitgeschakeld door Tottenham kan ik nog regelmatig badend in het zweet wakker worden. Dat is het verschil in mijn voetbalbeleving. Ik heb niks tegen het Nederlands Elftal, maar ik heb er ook niet echt iets mee. Ik kan er vrij onpartijdig naar kijken, in tegenstelling tot wedstrijden van Ajax.

Buiten die sentimenten om: ik vind dat ‘onze jongens’ helemaal niet in dat rare Qatar moeten voetballen in die stadions waar het bloed van duizenden gestorven arbeiders nog langs de muren druipt. Dat Qatar geen enkele voetbaltraditie heeft en ongeveer zo groot is als de Randstad vind ik nog het minst erge. Natuurlijk is het WK een prachtig platform om voetbal te promoten in landen waarin voetbal niet zo heel groot is, zoals bijvoorbeeld WK1994 in de VS of WK2010 in Zuid-Afrika. Het gaat mij om de corruptie en de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden waaronder dit WK is mogelijk gemaakt. Daar hoef ik dus niks mee te maken te hebben.
Normaal vind ik een EK of WK wel even leuk in de Ajax-loze maanden. Er is tenminste voetbal op TV. Daar heb ik nu totaal geen last van. Ik hoef niks van dat schijt-WK in Qatar te zien. Wordt daar lekker wereldkampioen, of niet: i don’t give a shit.
Sport en politiek gescheiden houden? Ja, tot op zekere hoogte ben ik het daar mee eens. Ik vind ook niet dat je spelers daar mee moet lastig vallen. Maar als je als spelersgroep wel een statement voor Black Lives Matter maakt, waar ik ook helemaal achter sta, dan mag je je misschien ook wel uitspreken tegen een WK in een achterlijk landje waar structureel mensenrechten worden geschonden. Ik zou heel erg trots zijn als Nederland en andere grote voetballanden zouden zeggen dat ze zich terugtrekken van dat WK. Laat Liechtenstein en Malta dan maar meedoen. Nu voel ik slechts schaamte, Oranje schaamte.

Een Oranje die zich sowieso totaal nergens voor schaamt is onze Koning Wim-Lex, voorheen Prins Pils. Terwijl het land in brand staat, de voedselbanken als paddenstoelen uit de grond schieten en veel mensen de torenhoge energiekosten niet kunnen betalen accepteert de koning een vorstelijke loonsverhoging. Wauw… dan durf je. Wat dat betreft heb ik veel meer respect voor zijn dochter Amalia die haar royale royaltysalaris afwees omdat ze nog niks gepresteerd had. Dan ben je een echte. Wim-Lex moet zich schamen. Of anders, hou die poet en drink lekker een biertje met je Russische dictator-vriendje Poetin, net als een paar jaar geleden. De man is echt alle Oranje schaamte voorbij. Schenk die salarisverhoging aan de mensen die het nodig hebben, dan zou je je populair bij het volk maken. Nu blijft hij die eeuwige gesjeesde student die elk jaar hakkelend de troonrede op stottert.

Mijn oma, die overigens zeer koningshuisgezind was, heeft het koningschap van Wim-Lex gelukkig nooit hoeven meemaken, dat vond ze namelijk toch al een flapdrol. Mijn oma maakte zich grote zorgen over de troonopvolging van Beatrix: ‘Dan komt die sukkelaar op de troon.’ Ze zou zich in haar graf omdraaien als ze zou weten met hoeveel dedain Wim-Lex met zijn volk omgaat. Gespeeld empathisch doen tijdens de troonrede en met een soeplipje oplepelen hoe erg het is dat mensen hun rekeningen niet meer kunnen betalen, maar wel je loonsverhoging die je niet nodig hebt accepteren? Ga je schamen tot je zo oranje ziet als je achternaam, ouwe dibbes.

Al is die volledige schaamteloosheid natuurlijk een familietrekje. In Amsterdam worden we geterroriseerd door zijn puissant rijke neefje Bernhard Junior die wanhopige stadsgenoten van mij die simpelweg gewoon willen wonen uitknijpt als een citroen met woekerhuren.

Ik heb 1 oranje shirt, al 20 jaar, mijn Oranje Osdorp Posse shirt. De enige dagen dat ik die draag is op Koningsdag of als ik met een voetbalwedstrijd achter de bar stond. Maar komende Koningsdag weer in mijn traditionele O.P.-Oranje shirt lopen? Ik denk het niet. Ik zou me schamen.

Rodweek 143 Derksen’s Lingo

Mijn vriendin en ik hebben doordeweeks een redelijk vast ochtendritueel. Ik ben meestal het eerste wakker van ons twee, ergens tussen 6.30 en 7.30. Soms blijf ik nog even liggen, maar meestal ga ik er maar gelijk uit. Ik ben dan nog fris in het hoofd en dus begin ik dan maar gelijk een stuk voor mijn opdrachtgever te schrijven. Even later wordt mijn vriendin wakker, ik zet koffie voor haar en breng dat op bed. Een half uur later gevolgd door het tweede bakkie. Inmiddels is het dan tussen 8.30 en 9.00 en dan ga ik wandelen en omdat ik dan toch fris en fruitig ben koop ik gelijk fruit voor bij het ontbijt. Rond 10.00 ben ik terug, we gaan ontbijten en dan zetten we Vandaag Inside op van de vorige dag.

‘Wat? Vandaag Inside, met die vreselijke Johan Derksen?’
Inderdaad, die ja.

Ik volg het fenomeen Johan Derksen al zo’n 35 jaar. In die tijd was hij nog hoofdredacteur van Voetbal International, het blad waar ik tot op de dag van vandaag nog abonnee van ben. Een man van de vlijmscherpe columns. Net als wat we nu al een jaar of 20 van hem op TV zien deed hij toen ook al, maar dan alleen op papier. Hij is wat het uiten van zijn meningen een beetje zoals hij was als voetballer: met gestrekt been er in. Op het gemene af.

Ik kan het hartstochtelijk met hem oneens zijn. Zeker niet altijd hoor, maar regelmatig wel. Derksen is een beetje onze nationale foute oom. Net iets te reactionair, net iets te rechts en blijven hangen in het verleden. Derksen is opgegroeid in de jaren 50 en 60 en hij mist het Nederland uit zijn jeugd. De tijd dat begrippen als ‘woke’ nog niet bestonden en er geen Zwarte Pieten Discussie was. Het zijn dingen waar Derksen onverholen van walgt. Dat hij een kind van zijn tijd is merk je ook aan zijn taalgebruik. Hij praat vaak in termen die bijna niemand die jonger is dan 60 nog gebruikt:
‘Wat is dit voor een prietpraat?’
‘Ik ben toch geen kwajongen?’
‘Hansworst’
‘Vlerk’
‘Vlegel’
‘Blaag’
‘Domoor’
Scheldwoorden als ‘domoor’ laat hij graag voorafgaan door ‘notoire’ (spreek op z’n Johans uit als ‘notoore’). Een jonge vrouw is in Johan-lingo ‘zo’n juffrouw’, ‘dat meisje’ of een ‘hittepetit’. En als hij het heeft over een ‘notoire querulant’ bedoelt hij iemand die altijd ruzie zoekt.

Het ‘Orakel uit Grolloo’ afficheert zichzelf graag als de ultieme provinciaal. Hij heeft niks met Amsterdam, de ‘grachtengordel’, de ‘innercircle’ en ‘notabelen’ en hij zal geen gelegenheid onbenut laten om dat te vermelden. Geboren in de Betuwe, opgegroeid in de provincie, jarenlang met tegenzin in de door hem verfoeide Randstad gewoond en nu alweer een aantal jaren in het Drentse Grolloo, waar ook Cuby and The Blizzards vandaan komen en waar hij mee bevriend was. Derksen is van de blues en Americana.

De term ‘OK Boomer’, die jongeren bezigen als een oudere heel stellig is in een wat achterhaalde mening: hij zou zomaar voor Johan Derksen bedacht kunnen zijn.

Johan is rechts. Niet dom en lomp PVV- of FVD-rechts, maar wel iets aan de rechterkant van de VVD. In de Randstad ergerde hij zich aan ‘straatterroristen’ en ander tuig, ‘maar dat mag je dan weer niet zeggen’. Johan is een man die vindt ‘dat je niks meer mag zeggen’. Daar geef ik hem overigens wel deels gelijk in. Mensen zijn erg snel op het pikkie getrapt nowadays, maar niet alles kan ook gewoon meer. Tijden veranderen en daar heeft Derksen het duidelijk moeilijk mee. Hij mag ook graag afgeven op ‘de linkse kerk’ en hij hekelt de ‘politieke correctheid’. Zoals hij ook een hekel heeft aan ‘demagogen’ en ‘volksmenners’. Hij heeft ook niks met het koningshuis, dat noemt hij ‘een gedateerd sprookje’ en daar geef ik hem trouwens 100% gelijk in.

In discussies is hij stellig. En zijn meningen bekrachtigt hij dan nog weleens met voorvoegsels als ‘kut-’, ‘klote-’, ‘enge’ en ‘ordinaire’. Zeker als hij de discussie dreigt te verliezen, zoals laatst met columniste Angela de Jong. Dan gaat hij ineens zijn stem verheffen, verbaal om zich heen slaan en roept hij dat hij het maar een ‘kut-column’ vond. Dat Angela de Jong zijn geblaas keurig en rustig pareerde zinde ‘De Snor’ niks. Hij verloor de discussie en weigerde het toe te geven.

Derksen is een ‘voetbaljongen’ als oud-prof van clubs als Veendam, Haarlem, Cambuur en MVV. Een verdediger, of zoals hij zichzelf (en vele andere voetballers) typeert als een ‘gemankeerde voetballer’. Hoewel hij een voetballer soms ineens ‘alleraardigst’ vindt. En voetballers mogen graag wat overdreven stoere verhalen vertellen, zo weet ik uit de voetbalkringen waarin ik zelf heb verkeerd. Allemaal mannetjes en daar is Derksen geen uitzondering op, zoals met dat rare kaarsenverhaal.

Kortom, ik dacht een paar dagen geleden: laat ik eens een Johan Derksen Bingo maken, ik kom makkelijk tot 25 termen die hij vaak bezigt. Maar helaas, die bleek al een paar jaar te bestaan. Dan maar gewoon een column over Derksen’s Lingo.

En nou heeft ie weer dat relletje met die rare Baudet dat hij in plaats van ‘politiek elimineren’ het woord ‘liquideren’ gebruikte. Ik kijk er naar uit hoe het afloopt. Johan Derksen levert altijd en ik zou hem eerlijk gezegd missen als hij op een dag niet meer met zijn lompe en ongenuanceerde meningen op de buis is.

Inmiddels is het 9.15, mijn meisie heeft haar tweede bakkie gehad en ik ga wandelen en fruit scoren. En daarna Vandaag Inside kijken. Met de ‘ijdeltuit’ Genee, de hinnekende Gijp en die ouwe chagrijnige provinciaal. De dag is begonnen!

Rodweek 142 Italia (3) Van Pluisje naar Popie Jopie

Het eigenlijke doel van onze trip was Napels. De stad ontdekken en een wedstrijdje van Napoli meepakken. Napels was de stad waar ik altijd al heen wilde en dat stadionbezoek stond al jaren op mijn verlanglijst. Die pelgrimstocht was dus volbracht. Maar nu we toch in de buurt waren: waarom zouden we Rome niet ook nog even meepakken? Daar was ik ook nog nooit geweest en ‘De eeuwige stad’ moet je tenslotte ook eens gezien hebben.

Van Napels naar Rome is een slordige 225 kilometer en daar hebben we gelukkig treinen voor. De ene trein doet er meer dan drie uur over en de andere een uur en tien minuten. De tweede kost minstens twee keer zoveel geld, maar liever dat dan meer dan drie uur in de trein zitten en overal stoppen op kleine stations als Napoli aan de Greppoli, Tagliatelle aan de Tibre en Rome Muziekwijk.

We hadden iets meer dan 26 uur om alle highlights van de stad te zien en als je daar de nachtrust, douchen en het ontbijt als belasting vanaf haalt dan hou je netto een goede 16 uur over. Maar goddomme we hebben het gedaan: het Colosseum, de Spaanse Trappen, de Trevi-fontein, de Bruidstaart, het schilderachtige Trastevere en het godvergeten Vaticaanstad, dus we pikten nog een extra landje mee ook, want Vaticaanstad is een officieel land. Het is ook een leuke pubquizvraag: welk land heeft het laagste geboortecijfer van de wereld? Veel mensen beginnen dan de meest exotische landen op te noemen, maar het antwoord is simpel: Vaticaanstad met welgeteld nul. Er wonen een kleine 800 mensen, allemaal geestelijken en die hebben zich aan het celibaat te houden, dus daar wordt niemand geboren. Al ben ik trouwens benieuwd of er ooit een toerist is geweest die een baby op het heilige Sint Pieters-plein heeft uitgepoept.

De rijen voor de basiliek op het Sint Pietersplein zijn bizar. Ik heb sowieso al een bloedhekel aan rijen, maar uren in de rij staan voor een kerk zou ik al helemaal niet doen. Je kunt van Napolitanen zeggen wat je wilt, maar die aanbidden met ‘Pluisje’ Maradona in elk geval een God die echt heeft bestaan. En ik kan het weten want ik heb de God van Napels ook ooit in het echt gezien. Dat kan ik van die andere imaginaire niet zeggen. Maar de door God op Aarde aangestelde bedrijfsleider van de Rooms-Katholieke Kerk, de Paus, sinds Spaan en Vermeegen in de jaren 80 ook bekend als Popie Jopie, kun je iedere zondag zien bidden vanaf z’n balkonnetje op het Sint Pietersplein.

Ik vond Rome mooi en leuk, echt een plaatje van een stad. Ik ben er net te kort geweest om echt een goed oordeel over de stad geven maar ik vond het heel tof om ‘De Eeuwige Stad’ eens gezien te hebben. Het is een stuk meer aangeharkt en veel toeristischer dan Napels. Resumerend kijk ik na 4 dagen Italië als volgt terug: als ik Rome en Napels met twee vrouwen zou vergelijken dan is Rome op het oog absoluut de knapste. Rome is het mooie meisje uit de klas dat weinig fout doet. Een lief, braaf en knap meisje. Napels is compleet anders. Stouter en brutaler. Napels is die vuige vuilbekkende tante met drie ladders in haar panty die luidkeels te laat op het feestje komt, grof en grappig scheldend op het openbaar vervoer omdat ze de tram heeft gemist. Napels is rauwer en onaangepaster. Op Napels zit wat meer ‘een kop’. Persoonlijk zou ik eerder verliefd worden op Napels. Ik hou wel van karaktertjes en Napoli heeft heel veel karakter. Al zou ik Rome zeker een knipoogje geven in het voorbijgaan. Ik zou beide steden graag in elk geval nog eens graag terug willen zien.

Italia (2) nog niet gelezen? Klik HIERO
Italia (1) nog niet gelezen? Klik DAARO



Rodweek 141 Italia (2) La Dolce Vita. Nou nog een kroeg.

Italië is wonderschoon, Bella Italia! Je kunt er fantastisch eten, het weer is er, zeker in het zuiden, doorgaans beter dan hier en de mensen ademen er voetbal. Allemaal dingen die ik sfeerverhogend vind. Maar toch mist het land van La Dolce Vita één ding: kroegen. Natuurlijk kom je er heus wel aan je wijntje, biertje of wat je maar wilt. Dat verkopen ze ook in die koffiebarretjes, ijssalons, lelijk TL-verlichte eettentjes of trattoria. Maar een echte kroegcultuur zoals we die in Nederland (of de meeste andere Europese landen) kennen hebben ze daar niet. Even lekker naar de Italiaanse ome Nico of tante Inge, zoals ik die hier heb zit er niet in. Voor een beetje soort van kroeggevoel moet je hopen dat je tegen een Irish Pub aanloopt die toevallig in de stad is gevestigd. Al zitten daar niet veel mensen, want Italianen zijn, logischerwijs, niet van die kroeggangers. Gelukkig is het er vaker mooi weer dan hier, dus je kunt lekker buiten zitten, maar toch: als ik daar zou gaan wonen zou ik een stamcafé missen.

Kortom, vergeet de kroeg in Italië. Qua eten zit je dan wel weer helemaal goed in Italië, bijna elke menukaart is een feestje om naar te kijken. Bij vriend Remi was de kaart wat beperkter. Remi heeft met eten wat ik met techniek heb: de ontwikkeling is ergens rond het achtste levensjaar gestopt. Als je geen kaas, mozzarella, vis, schelpdieren, schaaldieren en olijven lust dan valt er een aanzienlijk deel van de Italiaanse menukaart weg! En er is zoveel lekkers te eten daar! Ik heb me dus heerlijk uitgeleefd en Remi was ook gelukkig met de mogelijkheden die hij had. Al keken de obers lichtelijk fronsend als Remi zijn culinaire wensen kenbaar maakte. Remi is niet alleen op de wereld, maar qua culinaire smaak is hij dat wel in Italië.

Het meest eenvoudige dat ik heb gegeten was een pizza Margherita, die zou ik in Nederland niet zo snel bestellen, maar in Napels wel, want de Margherita is in Napels uitgevonden, dus dan wil ik ‘m ook daar eten. Bij restaurant Brandi in een van die kleine Napolitaanse steegjes hangt ook nog steeds een plaquette aan de muur ter herinnering aan die dag in 1889. De Italiaanse koningin Margherita kwam toen namelijk op bezoek en mevrouw had trek in pizza. De kok, Raffaele Esposito, bedacht voor de gelegenheid een pizza met tomatensaus, mozzarella en basilicum, naar de kleuren van de Italiaanse vlag. De pizza viel bijzonder in de smaak bij de vorstin, de pizza werd de Margherita gedoopt en is dus tot de dag van vandaag in elke uithoek van de wereld te knagen.

Ik at mijn Margaritha in een TL-verlicht restaurantje vlakbij het Diego Armando Maradona-stadion, want je bent natuurlijk niet in Napels geweest als je niet naar een wedstrijd van Napoli bent geweest! Napels en Napoli was echt een bucketlijstding voor mij. Ik heb bijna alle grote stadions in Europa gezien en Stadio San Paolo, zoals het tot voor kort heette, stond in Europa bovenaan mijn lijst van stadions die ik nog graag wilde zien. Ik hoopte al jaren op een Champions League-loting met Ajax, maar steeds ging dat niet door. Dus we besloten om zelf maar te gaan. En tegen wie lootte Ajax uitgerekend dit jaar? Juist. Mijn geluk weer…. Het stadion heet het Diego Armando Maradona Stadion sinds Diego naar de eeuwige voetbalvelden vertrok. Bij Ajax duurde het, mede door gesteggel met de erven Cruijff en Nederlandse bureaucratie 2 jaar voordat het stadion van Ajax naar z’n grootste zoon werd vernoemd. In Napels pakten ze gelijk door. Maradona was nog niet eens koud en het stadion werd gelijk naar hem vernoemd.

Napoli-Lecce, dat was de kraker die we gingen bezoeken. De nummer 1 tegen de nummer 18. Het Nederlandse equivalent van Ajax-Fortuna Sittard of zo. Ik had de kaarten besteld via de site viagogo (tip!) en ik had voor een redelijke prijs twee kaarten achter het doel uitgezocht. Ik dacht in het niet al te fanatieke gedeelte. We hadden ook genummerde plaatsen. Dat had ik even verkeerd ingeschat. Remi en ik stonden met onze ouwe lijven van respectievelijk 48 en 45 jaar tussen de bloedfanatieke springende en zingende jongens en meiden op Curva A die overwegend zo rond de 20 jaar jong waren. Mijn inschatting dat het niet zo druk zou zijn omdat het tegen een laagvlieger was kwam ook niet uit. Het stadion was niet uitverkocht, maar waar wij stonden natuurlijk wel. Rammend vol en bloedheet. Nou heb ik natuurlijk vaker in dat soort drukke vakken gestaan, maar voor Remi was het echt een belevenis. Een vak vol juichende Napolitanen is vergelijkbaar met een uitbarsting van de Vesuvius. Het gaat door elke geluidsbarrière. Die sensatie hebben we twee keer mee mogen maken. Eén keer toen Lecce een penalty miste en een paar minuten later toen Napoli scoorde. De eindstand was overigens een verrassende 1-1, maar dat mocht de pret niet drukken. Met een hoofd vol indrukken pakten we de metro weer terug naar het centrum.
En wat is er leuker om dan de avond en de wedstrijd nog even na te bespreken onder het genot van een sappie? Zullen we nog even een afzakkertje halen in de kroeg? Oh nee…. Wacht….

Italia (1) over Scooters en Toeters gemist? KLIK HIERO!

Rodweek 140 Italia (1) Toeters en scooters en God in Napels

Een gevleugelde uitspraak van Goethe was: ‘Eerst Napels zien en dan sterven.’ Wat dat betreft ben ik nu dus klaar en kan ik rustig De Pijp uit gaan (of in mijn geval het centrum), maar no worries, ik wil nog wel wat jaren mee, dus jullie zijn nog niet van me af! Goethe gebruikte zijn uitspraak als metafoor voor dingen die je nooit meer mooier zal zien of een doel wat je wilt bereiken. De recensie van mijn vader over Napels was minder lovend: ‘een smerige criminele stad waar ze je beroven voor een roestige stuiver.’ Mijn vader bevoer de zeeën in de jaren 70 en kwam zo ook in Napels terecht. Napels was toen ook echt een gore stad die in de tentakels van de maffia was gevangen.

Vraag me niet waarom, maar ik ben altijd gefascineerd geweest door Napels. Ik ben een stadsjongen, hou van steden en steden mogen van mij wel een beetje vuig en rauw zijn. Het hoeft van mij allemaal niet zo aangeharkt. Er mag een randje aan zitten. Mijn beeld van Napels was ook: arme stad, smalle straatjes met overal wapperend wasgoed, volks, toeterende taxi’s, chaotisch en het is natuurlijk de stad van Diego Maradona. De stad voldoet grotendeels aan dat beeld.

Vanaf het moment dat ik het Centraal Station uitliep sprong de vonk tussen Napels en mij meteen over. Een heerlijke bende. Een complete verkeerschaos, overal toeterende taxi’s en Napels telt minstens zoveel scooters als Amsterdam fietsen.

Mijn gabber Remi en ik resideerden vlakbij het station en vlak achter de karakteristieke oude binnenstad. Een perfecte uitvalsbasis voor onze ontdekkingstocht door Napels. Het historische centrum is exact wat ik me er van voorstelde: vervallen smalle straatjes, wapperend wasgoed, schreeuwende mensen op balkonnetjes, overal eettentjes en scooters die zich overal langs en tussendoor manoeuvreren.

En Diego Maradona is overal. En als ik zeg overal, dan bedoel ik ook overal. Op muurschilderingen, op vlaggen, op huisdeuren, in de winkels, in restaurant: je ontkomt niet aan zijn afbeelding. Wat Maradona heeft betekent voor de stad gaat veel verder dan dat hij zo goed kon voetballen en de club Napoli titels schonk. De Argentijn, zelf afkomstig uit een arme wijk van Buenos Aires, schonk de Napolitanen iets veel belangrijkers dan voetbalprijzen: hun trots en waardigheid. Noord-Italianen kijken van oudsher neer op het arme zuiden. Zuid-Italianen werden geminacht, bespot en vernederd door de veel rijkere noorderlingen. ‘Afrikanen’ werden ze genoemd omdat Napolitanen wat donkerder getint zijn. Ze werden bestempeld als vieze arme criminelen. Er werden bij uitwedstrijden in het Noorden zeepjes naar de Napolitaanse aanhang gegooid. Maradona werd snel Napolitaan onder de Napolitanen. Aanbiedingen om voor veel meer geld in het gefortuneerde noorden van Italië te spelen wees hij af. Dat zou voor hem als verraad voelen naar ‘zijn’ stad. En zo werd ‘El Diego’ een zoon van Napels. Sterker en niet overdreven: Napolitanen zijn religieuze mensen. Alleen heet God in Napels Diego Armando Maradona. Probeer in Amsterdam maar eens zoveel verafgoding van Cruijff, kind van de stad, in het openbaar te vinden. Ik kan geen 5 plekken noemen. In Napels lacht Maradona je vanuit elke steeg meermaals toe. Napels is Maradona en vice versa.

De stad borrelt als de vulkaan Vesuvius die vlak voor de kust ligt, het kan elk moment uitbarsten. De mensen hebben er temperament. De stad heeft een rauw en puur karakter. Dat alles bij elkaar geeft de stad een soort zinderende spanning zonder dat het echt heel spannend wordt. Ik heb me geen seconde onveilig gevoeld in Napels. De ruige verhalen die mijn vader daar heeft meegemaakt zijn in de verste verte niet in mijn buurt geweest. Zelfs geen zakkenrollers. Al kan het misschien ook meespelen dat mijn vader destijds een haantje van 20 was en ik een rustige man van 45. En daarnaast is dat hele heftige volgens mij ook wel een beetje van Napels af. Rauw: zeker. Gevaarlijk: nee.

Het enige waar je in Napels goed voor moet uitkijken is het verkeer. Dat moet je overal, maar in Napels nog net iets meer. Waarschijnlijk verzekert geen Napolitaan de auto of de scooter. Praktisch elke auto in de binnenstad heeft deuken, krassen, scheuren en gaten. Littekens van het Napolitaanse verkeer. Als ze zich zouden verzekeren zouden ze hun no-claimkorting in een poep en een scheet kwijt zijn. Remi en ik gingen voor de gein 10 auto’s fotograferen met serieuze schade. Dat is geen uitdaging: die heb je in Napels binnen een paar minuten gevonden.

Scooters zijn het Napolitaanse equivalent van Amsterdamse fietsen. Ze scheuren overal dwars doorheen. Leeftijd maakt ook niet heel veel uit. Ook kinderen van een jaar of acht scheuren al geroutineerd door de nauwe Napolitaanse straatjes.

Ik zit een beetje tussen Goethe en mijn vader in qua mening over Napels, wel iets meer naar Goethe trouwens: Napels is niet de mooiste stad waar ik ben geweest, maar wel één van de meest karaktervolle. Smerig? Je kunt er van de vloer eten: er ligt genoeg! De vuilnisdienst laat er ook nog wel eens op zich wachten. En crimineel? Ik denk dat Amsterdam minstens zo ‘gevaarlijk’ is en daar voel ik me ook nooit onveilig.

Amsterdam is poep op de stoep. En Napels is toeters en scooters. En Diego. Heel veel Diego, God in Napels.


Rodweek 139 Bierenbeulen

Noem mij ouderwets opgevoed, maar ik heb altijd geleerd dat je bier of wat voor drank dan ook, moet opdrinken en niet zomaar weggooien. Dat niet iedereen zo is opgevoed weet ik al een tijdje. Ergens in de jaren negentig ontmoette ik een leuk meisje in Amsterdam. Ze was op stap met vrienden uit haar dorp. De avond eindigde met een beetje tongworstelen en telefoonnummers uitwisselen en na enkele dagen hing de jongedame inderdaad aan de telefoon. Zij vroeg of ik langs wilde komen naar de boerenkermis in haar dorp.

En zo bevond ik mij een weekend later in de bus naar een dorp waarvan ik de naam niet eens meer weet. Mijn scharrel van de week daarvoor was met een grote vriendengroep uit haar dorp op stap. Ik besloot maar meteen om een goede beurt te maken (ook in de hoop op een goede beurt later) en bestelde een tray bier voor haar en haar vriendengroep. Ik deelde het bier keurig uit en nam een slok. Niet veel later vlogen de eerste biertjes door de lucht. En weer iets later zag ik mensen hele bladen bier door de lucht gooien! Ik had nog nooit zoiets gezien. Altijd netjes je bier opdrinken had ik altijd geleerd, maar dat bleek hier een totaal onbekende gedachtegang. In dit dorp spaarden de mensen letterlijk het hele jaar voor de kermis en om met bier te gooien! Ik begreep er geen klote van. Ik was al blij als ik met mijn spaarzaam verdiende centjes op stap kon gaan en dan mijn biertjes kon opdrinken. Daar op die boerenkermis vloog het bier met honderden guldens tegelijk de tent door. Ik wist niet wat ik zag en vond het ook eerlijk gezegd zonde om van mijn zuurverdiende geld nog bier voor deze mensen te kopen. Het meisje dat ik een week daarvoor dus nog wel zag zitten bleek eenmaal in haar eigen dorp ook in een bierenbeul te zijn veranderd en gooide vrolijk lachend mee. Om een uur of 20.00 had ik het wel gehad met deze onzin en besloot ik weer terug te gaan naar Amsterdam. Dit was niet mijn feestje. Ik ging gewoon weer naar mijn stamkroeg om daar gewoon bier te drinken met andere mensen die ook gewoon bier dronken.

En ondanks de economische crisis is het kennelijk dus nog steeds hot and happening om met bier te gooien op dit soort festijnen. De laatste tijd komt het steeds vaker in het nieuws dat er gericht gegooid wordt op artiesten ‘want dat is traditie’. Tja, Nederlanders en hun tradities… Ik begrijp de artiesten die tegenwoordig gewoon van het podium stappen na een bierdouche volledig. Wat je ook van die artiesten vindt. Ik ben bepaald geen fan van artiesten als Mart Hoogkamer of Lil’Kleine maar ik snap dat ze dat barbaarse gedrag naar hen toe gewoon niet meer pikken. Naast de respectloosheid kan er ook apparatuur beschadigd raken of is een DJ al zijn muziek en data kwijt omdat een of andere randdebiel bier over z’n laptop heeft gegooid. De organisatie die hard z’n best heeft gedaan om voor veel geld een bekende artiest te contracteren is z’n geld kwijt en de mensen die wel voor de show komen zien hun favoriete artiest niet optreden.

Zoals veel van die gezellige Nederlandse tradities nou eenmaal terecht een keer eindig zijn mag deze zogenaamde traditie van mij ook stoppen. Gewoon omdat het idioot en respectloos is naar de artiesten, organisatie en het welwillende publiek toe. En daarbij is bier toch gewoon veel lekkerder om te drinken? Stelletje bierenbeulen!

Rodweek 138 Marnixstraat

Afgelopen week was ik aan het lunchen met mijn gabber Marnix. Marnix en ik kennen elkaar van Ajax. Ik heb een vaste stoel bij Ajax maar ik sta liever achter de tribunes bij de bar met de jongens die daar ook altijd komen en vanaf daar kunnen we de wedstrijd ook prima volgen. Hoeven we ook niet zo ver te lopen om bier te halen en hinderlijk voor mensen langs te lopen. Daar kies ik zelf voor. Marnix heeft ook een vaste stoel bij ons in het vak maar daar heeft hij nooit zelf voor gekozen. Daar zit hij zijn hele leven al in, namelijk een rolstoel. Wat ik zo tof vind aan Marnix is dat hij ondanks zijn fysieke beperkingen nooit zeikt en klaagt, maar overal gewoon het beste van maakt. En die instelling helpt er zeker aan mee dat hij het gewoon goed voor elkaar heeft in het leven. Leuk huis in een mooie Amsterdamse buurt, een goede baan als gemeenteambtenaar, z’n Ajax-seizoenkaart en een actief sociaal leven.

Marnix is nooit negatief. Hij telt zijn zegeningen en roeit met de riemen die hij heeft. En dat doet ie verdomd goed. Niet zeiken en janken van ‘boehoehoe, wat is het leven toch moeilijk’, maar gewoon doen. Daar zouden de klagerige mensen die ik ken (best veel) en die geen fysieke beperkingen zoals hij hebben echt eens een heel groot voorbeeld aan moeten nemen. Met enige regelmaat gaan we samen lunchen op het Waterlooplein. Hij is ambtenaar en werkt bij mijn overburen van de Stopera, de ietwat bipolaire combinaam van het Amsterdamse stadhuis en operagebouw. We lunchen dan altijd bij Café Waterloo, een fijne echte Amsterdamse lunchtent waar ze voor een prima prijs nog een lekker broodje bal en een puike uitsmijter serveren. Even lekker bijlullen over levenszaken, voetbal, vrouwen en andere dingen die wij belangrijk vinden. We betalen altijd om de beurt, maar we vergeten allebei altijd wie als laatste heeft betaald, dus dan trekt een van ons twee random de kaart en dan vergeten we de volgende keer gewoon weer wie er de laatste keer heeft betaald. Ik hecht veel waarde aan onze lunches.

Zijn rolstoelplek in de Johan Cruijff Arena noem ik dan ook altijd liefkozend ‘De Marnixstraat’.

En over de Marnixstraat gesproken: het is niet de Brad Pitt of de Brigitte Bardot van de Amsterdamse straten, laten we eerlijk zijn. Het is wel een straat waar ik veel voetstappen en historie heb liggen. Vooral qua uitgaan. En de laatste 2 maanden heb ik er ook gewerkt.

‘Ja maar, Rod, de Melkweg ligt toch aan de Lijnbaansgracht?’
Dat klopt, maar ik werkte in de MILK, wat vroeger gewoon het Melkweg Café heette, en die heeft de ingang aan de Marnixstraat. Ik schrijf dus ‘werkte’, in de verleden tijdsvorm. Dat klopt, want ik ben er alweer gestopt. Mijn hart ligt helemaal in de Melkweg. Ik ben een kind van de Melkweg. Ik heb daar 19 jaar gewerkt (1998-2017) en ik had gehoopt om de MILK, wat altijd een beetje een loshangend deeltje is geweest van de Melkweg, te kunnen helpen met mijn jarenlange horeca-ervaring. Helaas hebben we elkaar niet kunnen brengen wat we er van gehoopt en van verwacht hadden. Ik ben dan in dat soort situaties altijd tamelijk rigoureus: als ik het niet naar m’n zin heb dan ga ik weg. Dan ga ik er mijn tijd niet verder mee verdoen. Zo heb ik het altijd en overal gedaan. Ik moet het ergens goed naar mijn zin hebben. En als niet: even goede vrienden, maar dan maakt deze pappie de pleiterik. Het lag overigens niet aan de collega’s, dat zijn lieve leuke jongmensen. Het lag er meer aan dat ik daar bepaalde dingen niet gauw zie veranderen die wel gauw moeten veranderen en die ik niet zomaar kan veranderen. Dan heb ik het gevoel dat ik aan een dood paard sta te trekken. Daar ga ik me dan dus niet meer verder meer tegenaan bemoeien en zo sloot ik vannacht mijn tweede Melkwegperiode af. En de tweede periode duurde dus maar twee maanden. Jammer maar helaas. Het doet niets af aan mijn liefde voor de Melkweg. De Melkweg is mijn tweede huiskamer en ik zal daar altijd terugkomen. Alleen waarschijnlijk niet meer als werknemer.

Ik heb wat dat betreft dezelfde instelling als Marnix. Ik zeur en klaag niet over dat soort dingen: als iets me niet bevalt of niet goed voelt en ik zie dat ik er niks aan veranderen dan ga ik er gewoon vandoor. ‘Sans rancune’. Ik blijf nooit hangen in het negatieve. Mazzeltov ouwe en op naar het volgende project.

Nou ben ik al bijna 25 jaar werkzaam in het uitgaansleven: het is een mooie tijd om de pauzeknop even in te drukken en me te focussen op mijn werk als copywriter en op het uitbrengen van mijn nieuwe boek. En wanneer en of ik die horecapauzeknop weer op ‘play’ zet zien we over een paar maanden wel weer. Het eerstkomende half jaar ben ik lekker mijn eigen baas. Even geen gezeur meer van werkgevers. Geen gesmeek of ik op feestdagen wil werken. Collega’s die altijd willen ruilen. Of nog erger: niet op komen dagen omdat ze niet goed op het rooster hebben gekeken. Als ik 5x oud en nieuw heb gevierd zonder te werken is het veel. Koningsdag idem. Niet erg, want ik geef niet veel om feestdagen en heb het altijd met plezier gedaan, maar ik wil het de komende tijd gewoon even zelf bepalen. Ik wil even geen vrij meer vragen maar vrij zijn. En dat kan nu! Dat is een groot goed.

En mocht het horecabloed over een tijdje toch weer kruipen waar het niet gaan kan over dan zal ik vast wel weer eens ergens achter een barretje kruipen. Met alle plezier. En gewoon omdat ik het dan weer leuk vind om te doen.

Misschien wel ergens op de Marnixstraat.

Rodweek 136 Augustus

Het is nu augustus en dat betekent dat er in elk geval drie zekerheden zijn: voetbalsupporters klagen ach en wee over het nieuwe uittenue van hun club, de Gaypride is er en er is weer gezeur rond een of andere studentenvereniging.

Laten we met de eerste beginnen: zodra mijn club Ajax of welke andere club dan ook het nieuwe uittenue presenteert dan kun je de cola en de popcorn erbij pakken, je voeten op de tafel leggen en wachten tot het los gaat op de voetbalfora. Ik vind het elk jaar weer eeeeenig hoe volwassen mannen die elke week stoer doen in het stadion zich ineens ontpoppen tot ware modekenners of couturiers. Die grote kale gast met die tattoo op z’n hoofd en die drie tanden uit z’n smoel die altijd achter je in het stadion de meest wanstaltige liederen in je oren staat te schreeuwen blijkt achter z’n laptop stiekem de nieuwe Frans Molenaar of Frank Govers te zijn. Iemand die er dus echt verstand van heeft. Dan zitten ze ineens als jonge meisjes die net naar de modeacademie gaan te praten over kraagjes en motiefjes en wat er allemaal anders aan moet. Ik doe daar zelf niet aan mee, zoals ik al jaren niet meedoe aan fora. Ten eerste: smaken verschillen. Ten tweede: de meeste voetbalshirts verdienen de schoonheidsprijs niet. Ook die van mijn club niet. Shirts krijgen een iconische waarde door de successen of een mooi seizoen. Ajax 94/95: afzichtelijk, maar iconisch doordat ‘we’ de Champions League er in wonnen. Ik verzamel ze gewoon omdat ik een liefhebber ben. Maar nogmaals, ik volg de discussies elk jaar weer met veel plezier.

Dan de Gaypride. Het feest waarvan ik het nog steeds jammer vind dat het moet bestaan. En het moet ook nog bestaan omdat zoveel mensen uit de LHGTB-alfabet-scene in Nederland nog steeds niet zichzelf kunnen zijn. En nou ben ik het zeker niet altijd eens met die hele ‘woke’-beweging, maar wake up mensen! Iedere volwassene mag het van mij met iedereen doen. Liefde is liefde. Wat maakt jou het nou uit wie met wie in bed ligt? Dat het anno 2022 nog steeds een punt van discussie is is bizar. Jaren geleden kwam een vriendin van mij uit de kast. Met lood in haar schoenen ging ze bij haar opa en oma langs om te vertellen dat ze op vrouwen valt. Ze dacht dat haar coming-out misschien nog wel eens moeilijk kon zijn voor mensen die rond 1930 waren geboren. Maar oma reageerde met haar prachtige Jordanese accent: ‘’Ach, kind, al val je op een pinguïn. Wat maakt mij dat nou uit? Als jij maar gelukkig bent.’’ En zo is het. Iedereen moet de liefde kunnen beleven zoals ie dat fijn vindt.

Opa en oma waren dus tamelijk modern in hun denkwijze.

Dit in tegenstelling tot de koorkneuzen van het Amsterdams Studentencorps die ons een fijn inkijkje in hun normaal zo gesloten wereldje gaven. Rijkeluiskindjes die vrouwen voor ‘hoer’ en ‘sperma-emmers’ lopen uit te maken. Ik zou daar wel wat van vinden als ik de moeder, de zus, de oma of de vriendin van zo’n griezel was. Even een gesprekje van moeder tot zoon mee voeren: ”Zo Lodewijck, gezellig dat je komt eten bij de sperma-emmer die jou uitgescheten heeft. Oh ja, je toelage is stopgezet. Biertje?” Fijn om te weten dat dat soort klojo’s ons land moeten gaan regeren dankzij het geld van hun pappie’s en mammie’s. Elk jaar rond deze tijd zie je ze weer door de straten schuifelen: de ‘feutjes’, de nieuwe lichting studenten die dan weer de meest stomme opdrachten moeten doen terwijl ze worden afgeblaft door een hese koortrut of een bralbal uit Blaricum. Gelukkig heb ik altijd genoeg eigenwaarde gehad om me dat nooit te laten gebeuren. Voor wie denkt dat vroeger alles beter was in het Studentencorps: ga maar eens de documentaire op Andere Tijden terugkijken over ‘Dachautje spelen’, waar de feutjes de meest vernederende handelingen moesten ondergaan. Dat was in 1962. Die lieve Ome Willem die we kennen van TV was daar overigens ook bij. Fout koorballengedrag is van alle tijden.

En nou weet ik als voetbalsupporter wat het is om gestigmatiseerd te worden als ‘tuig’, dus ik weet ook dat ze niet allemaal zo zijn. Vanavond begint de voetbalcompetitie weer en morgen ga ik Ajax kijken in mijn stamkroeg. Ze spelen in de nieuwe uitshirts. Eens even horen of er aan de stamtafel nog kritische couturiers zijn. Goddank, het is augustus.

Rodweek 135 Gebit Zonder End

Vanmorgen stond ik op met een lach en ik durfde voor het eerst in lange tijd weer in de spiegel te kijken naar mijn lach. Lachen is heel belangrijk voor mij. Ik doe het graag en veel en ik charmeer mensen er graag mee. En dat is voor mij zowel in mijn persoonlijke als in mijn professionele leven belangrijk. Als horecawerker charmeer je gasten door naar ze te lachen. Dat kon de laatste twee jaar niet. Althans, niet echt. Ik glimlachte wel naar mensen maar met mijn mond dicht. Niemand zit te wachten op een ober met een gat in z’n bek.

Dat zit zo. Ik ben jaren geleden eens gevallen met m’n fiets. De schade leek mee te vallen, maar er was een miniscuul klein splintertje van een tand afgebroken. Vrijwel niet zichtbaar, maar ik voelde dat die tand wel wat scherper was. Dat is in de loop der jaren gaan eroseren en een jaar of twee terug brak er een, nu wel behoorlijk zichtbaar, stukje tand af! Normale mensen gaan dan gelijk naar de tandarts om de boel recht te trekken, maar ik dus niet. Ik was sowieso in 2010 ofzo voor het laatst bij de tandarts geweest. De doodsangst die ik heb voor de tandarts grenst aan hondsdolheid. Dan kan ik in de kroeg of bij Ajax op de tribune een grote mond open doen: zodra ik diezelfde mond in een tandartsstoel moet opentrekken verschrompel ik dus van man tot mietje. Het in een stoel liggen en totaal geen controle over de situatie hebben grijpt me dan echt naar de keel. Angst is niet uit te leggen, want volkomen onredelijk. Echt letterlijk bang zijn om te sterven in een tandartsstoel. Ik haalde de meest verschrikkelijke scenario’s in mijn hoofd. Of ik bedacht me dat zo’n gebitsreparatie vast duizenden euro’s zou kosten en dat ging ik ook zelf geloven. En die had ik niet. Dus helaas. Niet dat ik ooit naar de prijs geïnformeerd had, maar ik had zelf maar bedacht dat het belachelijk duur zou zijn. Ook omdat ik geen tandartsverzekering heb. Dus tja, dan gaan we maar niet.

Het was vreselijk kut voor mij om twee jaar niet normaal te kunnen lachen naar mensen. Kijk maar naar alle foto’s van de laatste jaren: wel lachen maar met de mond dicht. Dat doet ook wel iets met je zelfvertrouwen. Ik keek weleens jaloers naar mensen die wel een mooie vreetmolen hadden. Het kon niet verder zo. Ik ben hier en daar toch maar eens gaan informeren naar de kosten en die vielen me alleszins mee. Goed, je moet het net hebben liggen, maar het waren zeker niet de horrorbedragen die ik mezelf had wijs gemaakt. Het was achteraf ook meer een smoes om niet te hoeven gaan.

Maar ik was er echt klaar mee. Dus man up, ouwe en gaan! Ik hoef geen hagelwitte Dries Roelvink-smile te hebben, maar gewoon alleen m’n glimlach terug, dat was het doel.

Ik heb uiteindelijk een geweldige smoelensmid gevonden, toevallig ook nog bij mij in de buurt op het Rokin. Een tandarts die mij volledig op m’n gemak wist te stellen. In iets meer dan een uur was de klus aan mijn klus geklaard en de missie is geslaagd: ik heb m’n glimlach weer terug!


Het pittoreske straatje om de hoek van de tandartsenpraktijk heet Gebed zonder End. Die noem ik vanaf nu Gebit zonder End. Ik ga die bakkes van mij vanaf nu gewoon weer goed bijhouden. Koste wat het kost. Een mooie glimlach is onbetaalbaar!

Rodweek 133 Steentjes in Amsterdam

Mensen die niet onder ladders durven te lopen, die bang zijn voor zwarte katten, die vrijdag de dertiende vrezen of die in het slipje van hun vriendin voetballen omdat ze denken dat het geluk brengt (echt meegemaakt!): ik lach daar om. Ik geloof niet in zoiets mals als in door de mensheid verzonnen goden en elke vorm van bijgeloof is mij volkomen vreemd. En nee, de aarde is niet plat. Ik ben totaal niet van de complottheorieën en graancirkels en zo en je overtuigt mij eerder met wetenschap dan met een vaag knip- en plakartikeltje van Google of Facebook. Als je ergens een overtuiging van hebt dan kun je overal op het ‘alwetende’ internet de argumenten opzoeken die jouw ‘gelijk’ bewijzen. Vroeger kende ik ook mensen die aan kwakzalverij als Reiki deden. Die waren allemaal zo geschift als een pak yoghurt! En nou lust ik best graag een slokkie, maar wat dat soort zaken betreft sta ik volkomen nuchter in het leven.

Maar een paar maanden geleden werd mijn rotsvaste overtuiging toch ineens een beetje aan het wankelen gebracht. Een Indiase meneer kwam de winkel van mijn vriendin binnen die daar op dat moment aan het werk was. Die man begon honderduit te praten over haar heden en verleden, wist dingen over haar medische situatie en zo nog wat dingen die je eigenlijk alleen zou kunnen weten als je haar kent. Hij had niet alles goed, maar toch een boel wel. En hij voorspelde haar op korte termijn financiële voorspoed. Hij gaf haar een steentje en die moest ze bij zich houden. Nou ja, oké dan. Of ze daar wat voor over had. Mijn vriendin is net als ik, die maak je niet snel gek met zweefteverij. Maar om van zijn geouwehoer af te zijn en omdat ze het toch wel een bijzonder verhaal vond gaf ze de man een tientje.

Thuis vertelde ze het verhaal en we moesten er allebei om lachen, maar we hielden het steentje bij ons. Baat het niet, dan schaadt het niet, zeggen we dan maar. Later die week ging ik op gesprek voor een leuk betaalde baan als copywriter. ‘’Neem dat steentje maar mee!’’, zei mijn vriendin voor de gein. Ik deed dat steentje in m’n portemonnee. Ik kreeg de baan. Een paar dagen later keek ik eens op mijn staatsloterij-abonnement: 100 piek gewonnen! Ik heb nog nooit zoveel gewonnen in de loterij. We begonnen het steentje al bijna magische krachten toe te dichten, maar zoals gezegd: wij zijn nuchtere mensen. Ons maak je niet gek, want dat zijn we al. Ik ging boodschappen doen en vond op straat een anonieme OV-chipkaart. Even checken of er nog saldo opstaat: nog 50 piek! Weer een paar weken daarna, ik had het steentje nog steeds in mijn portemonnee: een leuke nieuwe part-time baan bij mijn Melkweg! Mijn grote liefde aan de Lijnbaansgracht. Terug bij de disfunctionele familie! En de leuke copywriterbaan dus. Perfect te combineren!
Dat Mo zelf niet direct de financiële voorspoed kreeg zoals de Indiase meneer zei, maar ik, maakt niet uit. Wij pleuren al onze inkomsten op een stapel, dus mijn voorspoed valt ook haar ten deel.

Ik vertelde het verhaal aan een vriend en die bood me gelijk 20 euro voor het steentje. Maar nee, onze steen is niet te koop. En natuurlijk zal het allemaal gewoon toeval zijn dat alles zomaar ineens lekker samenviel in een maand tijd, maar toch: we houden die steen toch nog maar even. Al is het alleen maar om het verhaal. En of die voorspoed lang of kort duurt zien we ook wel weer. Ik ben een financiële kameleon: ik weet hoe het is om van niks te leven en ik weet hoe het is om geld te hebben. Toen ik niks had leerde ik soep koken. Dat was makkelijk, voedzaam en goedkoop. Beetje rijst er doorheen en we noemen het een maaltijd. Daardoor houd ik nog steeds heel veel van soep en ken ik er zomaar 25 uit mijn hoofd. Mijn beste investering ooit: een staafmixer van een tientje. Als onze financiële voorspoed eindigt dan stap ik moeiteloos weer over op de soep.

Maar zolang het steentje rolt, rolt ie. Balen trouwens dat de Rolling Stones waren afgelast laatst. Niet voor mij hoor, ik ga geen 180 piek betalen om een band te zien spelen, hoeveel bewondering ik overigens ook voor ze heb. En daarbij heb ik ze al vijf keer gezien. En daar werd ik voor betaald.

Maar goed, stenen dus. Ik ben een fanatieke stadswandelaar. Ik loop elke dag veel. En dat begint ‘s ochtends al. Dan haal ik ontbijt. Vaak doe ik dat bij de supermarkt aan het Rembrandtplein want dan kan ik een mooi rondje om de Amstel lopen. Dat is eigenlijk wel mijn favoriete rondje. Vlakbij de Magere Brug ligt een groen woonbootje. Heel mooi en op een prachtige plek. Het bootje heeft een woonoppervlak van 36 vierkante meter. Dat is ongeveer mijn woonkamer en de keuken bij elkaar. Badkamer en slaapkamer dus nog nog niet meegerekend. Hij staat nu te koop. Interesse? Trek maar even negen ton uit je poeplap! Dan zeg jij als lezer nu: ‘’Rod, je maakt een typo, met je negen ton. Je bedoelde vast drie of vier.’’ Neen. Negen ton voor een drijvend kippenhok op de Amstel. Mensen vragen het en er komt vast ook nog een of andere gek die het betaalt. Net als dat mensen nu idioot veel poen betalen voor krotten waar vroeger niemand wilde wonen.

Steentjes in Amsterdam worden nooit minder waard. Dus hoewel mijn meisie en ik het momenteel echt niet slecht hebben: een woning op een echt mooie plek in Amsterdam kopen is nog een Magere Brug te ver. Die markt moet ooit een keer spatten. Geen normaal verdienend mens kan in deze tijd nog een huis kopen in die stad en dat is zorgelijk. Waar gaan je vuilnisman, je kassadame, je barman, je postbode, je leerkracht of verpleegkundige ooit wonen? Want ook de particuliere huren rijzen al jaren gierend de pan uit. En mensen zoals wij, die in een mooie sociale huurwoning zitten en zo scheef als de Toren van Pisa wonen, gaan er daarom niet zo snel weg. Ergens moet iemand een keer een steen in de vijver gooien. Zolang het maar niet die van ons is!