Het eigenlijke doel van onze trip was Napels. De stad ontdekken en een wedstrijdje van Napoli meepakken. Napels was de stad waar ik altijd al heen wilde en dat stadionbezoek stond al jaren op mijn verlanglijst. Die pelgrimstocht was dus volbracht. Maar nu we toch in de buurt waren: waarom zouden we Rome niet ook nog even meepakken? Daar was ik ook nog nooit geweest en ‘De eeuwige stad’ moet je tenslotte ook eens gezien hebben.
Van Napels naar Rome is een slordige 225 kilometer en daar hebben we gelukkig treinen voor. De ene trein doet er meer dan drie uur over en de andere een uur en tien minuten. De tweede kost minstens twee keer zoveel geld, maar liever dat dan meer dan drie uur in de trein zitten en overal stoppen op kleine stations als Napoli aan de Greppoli, Tagliatelle aan de Tibre en Rome Muziekwijk.
We hadden iets meer dan 26 uur om alle highlights van de stad te zien en als je daar de nachtrust, douchen en het ontbijt als belasting vanaf haalt dan hou je netto een goede 16 uur over. Maar goddomme we hebben het gedaan: het Colosseum, de Spaanse Trappen, de Trevi-fontein, de Bruidstaart, het schilderachtige Trastevere en het godvergeten Vaticaanstad, dus we pikten nog een extra landje mee ook, want Vaticaanstad is een officieel land. Het is ook een leuke pubquizvraag: welk land heeft het laagste geboortecijfer van de wereld? Veel mensen beginnen dan de meest exotische landen op te noemen, maar het antwoord is simpel: Vaticaanstad met welgeteld nul. Er wonen een kleine 800 mensen, allemaal geestelijken en die hebben zich aan het celibaat te houden, dus daar wordt niemand geboren. Al ben ik trouwens benieuwd of er ooit een toerist is geweest die een baby op het heilige Sint Pieters-plein heeft uitgepoept.
De rijen voor de basiliek op het Sint Pietersplein zijn bizar. Ik heb sowieso al een bloedhekel aan rijen, maar uren in de rij staan voor een kerk zou ik al helemaal niet doen. Je kunt van Napolitanen zeggen wat je wilt, maar die aanbidden met ‘Pluisje’ Maradona in elk geval een God die echt heeft bestaan. En ik kan het weten want ik heb de God van Napels ook ooit in het echt gezien. Dat kan ik van die andere imaginaire niet zeggen. Maar de door God op Aarde aangestelde bedrijfsleider van de Rooms-Katholieke Kerk, de Paus, sinds Spaan en Vermeegen in de jaren 80 ook bekend als Popie Jopie, kun je iedere zondag zien bidden vanaf z’n balkonnetje op het Sint Pietersplein.
Ik vond Rome mooi en leuk, echt een plaatje van een stad. Ik ben er net te kort geweest om echt een goed oordeel over de stad geven maar ik vond het heel tof om ‘De Eeuwige Stad’ eens gezien te hebben. Het is een stuk meer aangeharkt en veel toeristischer dan Napels. Resumerend kijk ik na 4 dagen Italië als volgt terug: als ik Rome en Napels met twee vrouwen zou vergelijken dan is Rome op het oog absoluut de knapste. Rome is het mooie meisje uit de klas dat weinig fout doet. Een lief, braaf en knap meisje. Napels is compleet anders. Stouter en brutaler. Napels is die vuige vuilbekkende tante met drie ladders in haar panty die luidkeels te laat op het feestje komt, grof en grappig scheldend op het openbaar vervoer omdat ze de tram heeft gemist. Napels is rauwer en onaangepaster. Op Napels zit wat meer ‘een kop’. Persoonlijk zou ik eerder verliefd worden op Napels. Ik hou wel van karaktertjes en Napoli heeft heel veel karakter. Al zou ik Rome zeker een knipoogje geven in het voorbijgaan. Ik zou beide steden graag in elk geval nog eens graag terug willen zien.
Italia (2) nog niet gelezen? Klik HIERO
Italia (1) nog niet gelezen? Klik DAARO
Tag Archives: Napels
Rodweek 141 Italia (2) La Dolce Vita. Nou nog een kroeg.
Italië is wonderschoon, Bella Italia! Je kunt er fantastisch eten, het weer is er, zeker in het zuiden, doorgaans beter dan hier en de mensen ademen er voetbal. Allemaal dingen die ik sfeerverhogend vind. Maar toch mist het land van La Dolce Vita één ding: kroegen. Natuurlijk kom je er heus wel aan je wijntje, biertje of wat je maar wilt. Dat verkopen ze ook in die koffiebarretjes, ijssalons, lelijk TL-verlichte eettentjes of trattoria. Maar een echte kroegcultuur zoals we die in Nederland (of de meeste andere Europese landen) kennen hebben ze daar niet. Even lekker naar de Italiaanse ome Nico of tante Inge, zoals ik die hier heb zit er niet in. Voor een beetje soort van kroeggevoel moet je hopen dat je tegen een Irish Pub aanloopt die toevallig in de stad is gevestigd. Al zitten daar niet veel mensen, want Italianen zijn, logischerwijs, niet van die kroeggangers. Gelukkig is het er vaker mooi weer dan hier, dus je kunt lekker buiten zitten, maar toch: als ik daar zou gaan wonen zou ik een stamcafé missen.
Kortom, vergeet de kroeg in Italië. Qua eten zit je dan wel weer helemaal goed in Italië, bijna elke menukaart is een feestje om naar te kijken. Bij vriend Remi was de kaart wat beperkter. Remi heeft met eten wat ik met techniek heb: de ontwikkeling is ergens rond het achtste levensjaar gestopt. Als je geen kaas, mozzarella, vis, schelpdieren, schaaldieren en olijven lust dan valt er een aanzienlijk deel van de Italiaanse menukaart weg! En er is zoveel lekkers te eten daar! Ik heb me dus heerlijk uitgeleefd en Remi was ook gelukkig met de mogelijkheden die hij had. Al keken de obers lichtelijk fronsend als Remi zijn culinaire wensen kenbaar maakte. Remi is niet alleen op de wereld, maar qua culinaire smaak is hij dat wel in Italië.
Het meest eenvoudige dat ik heb gegeten was een pizza Margherita, die zou ik in Nederland niet zo snel bestellen, maar in Napels wel, want de Margherita is in Napels uitgevonden, dus dan wil ik ‘m ook daar eten. Bij restaurant Brandi in een van die kleine Napolitaanse steegjes hangt ook nog steeds een plaquette aan de muur ter herinnering aan die dag in 1889. De Italiaanse koningin Margherita kwam toen namelijk op bezoek en mevrouw had trek in pizza. De kok, Raffaele Esposito, bedacht voor de gelegenheid een pizza met tomatensaus, mozzarella en basilicum, naar de kleuren van de Italiaanse vlag. De pizza viel bijzonder in de smaak bij de vorstin, de pizza werd de Margherita gedoopt en is dus tot de dag van vandaag in elke uithoek van de wereld te knagen.
Ik at mijn Margaritha in een TL-verlicht restaurantje vlakbij het Diego Armando Maradona-stadion, want je bent natuurlijk niet in Napels geweest als je niet naar een wedstrijd van Napoli bent geweest! Napels en Napoli was echt een bucketlijstding voor mij. Ik heb bijna alle grote stadions in Europa gezien en Stadio San Paolo, zoals het tot voor kort heette, stond in Europa bovenaan mijn lijst van stadions die ik nog graag wilde zien. Ik hoopte al jaren op een Champions League-loting met Ajax, maar steeds ging dat niet door. Dus we besloten om zelf maar te gaan. En tegen wie lootte Ajax uitgerekend dit jaar? Juist. Mijn geluk weer…. Het stadion heet het Diego Armando Maradona Stadion sinds Diego naar de eeuwige voetbalvelden vertrok. Bij Ajax duurde het, mede door gesteggel met de erven Cruijff en Nederlandse bureaucratie 2 jaar voordat het stadion van Ajax naar z’n grootste zoon werd vernoemd. In Napels pakten ze gelijk door. Maradona was nog niet eens koud en het stadion werd gelijk naar hem vernoemd.
Napoli-Lecce, dat was de kraker die we gingen bezoeken. De nummer 1 tegen de nummer 18. Het Nederlandse equivalent van Ajax-Fortuna Sittard of zo. Ik had de kaarten besteld via de site viagogo (tip!) en ik had voor een redelijke prijs twee kaarten achter het doel uitgezocht. Ik dacht in het niet al te fanatieke gedeelte. We hadden ook genummerde plaatsen. Dat had ik even verkeerd ingeschat. Remi en ik stonden met onze ouwe lijven van respectievelijk 48 en 45 jaar tussen de bloedfanatieke springende en zingende jongens en meiden op Curva A die overwegend zo rond de 20 jaar jong waren. Mijn inschatting dat het niet zo druk zou zijn omdat het tegen een laagvlieger was kwam ook niet uit. Het stadion was niet uitverkocht, maar waar wij stonden natuurlijk wel. Rammend vol en bloedheet. Nou heb ik natuurlijk vaker in dat soort drukke vakken gestaan, maar voor Remi was het echt een belevenis. Een vak vol juichende Napolitanen is vergelijkbaar met een uitbarsting van de Vesuvius. Het gaat door elke geluidsbarrière. Die sensatie hebben we twee keer mee mogen maken. Eén keer toen Lecce een penalty miste en een paar minuten later toen Napoli scoorde. De eindstand was overigens een verrassende 1-1, maar dat mocht de pret niet drukken. Met een hoofd vol indrukken pakten we de metro weer terug naar het centrum.
En wat is er leuker om dan de avond en de wedstrijd nog even na te bespreken onder het genot van een sappie? Zullen we nog even een afzakkertje halen in de kroeg? Oh nee…. Wacht….
Italia (1) over Scooters en Toeters gemist? KLIK HIERO!
Rodweek 140 Italia (1) Toeters en scooters en God in Napels
Een gevleugelde uitspraak van Goethe was: ‘Eerst Napels zien en dan sterven.’ Wat dat betreft ben ik nu dus klaar en kan ik rustig De Pijp uit gaan (of in mijn geval het centrum), maar no worries, ik wil nog wel wat jaren mee, dus jullie zijn nog niet van me af! Goethe gebruikte zijn uitspraak als metafoor voor dingen die je nooit meer mooier zal zien of een doel wat je wilt bereiken. De recensie van mijn vader over Napels was minder lovend: ‘een smerige criminele stad waar ze je beroven voor een roestige stuiver.’ Mijn vader bevoer de zeeën in de jaren 70 en kwam zo ook in Napels terecht. Napels was toen ook echt een gore stad die in de tentakels van de maffia was gevangen.
Vraag me niet waarom, maar ik ben altijd gefascineerd geweest door Napels. Ik ben een stadsjongen, hou van steden en steden mogen van mij wel een beetje vuig en rauw zijn. Het hoeft van mij allemaal niet zo aangeharkt. Er mag een randje aan zitten. Mijn beeld van Napels was ook: arme stad, smalle straatjes met overal wapperend wasgoed, volks, toeterende taxi’s, chaotisch en het is natuurlijk de stad van Diego Maradona. De stad voldoet grotendeels aan dat beeld.
Vanaf het moment dat ik het Centraal Station uitliep sprong de vonk tussen Napels en mij meteen over. Een heerlijke bende. Een complete verkeerschaos, overal toeterende taxi’s en Napels telt minstens zoveel scooters als Amsterdam fietsen.
Mijn gabber Remi en ik resideerden vlakbij het station en vlak achter de karakteristieke oude binnenstad. Een perfecte uitvalsbasis voor onze ontdekkingstocht door Napels. Het historische centrum is exact wat ik me er van voorstelde: vervallen smalle straatjes, wapperend wasgoed, schreeuwende mensen op balkonnetjes, overal eettentjes en scooters die zich overal langs en tussendoor manoeuvreren.
En Diego Maradona is overal. En als ik zeg overal, dan bedoel ik ook overal. Op muurschilderingen, op vlaggen, op huisdeuren, in de winkels, in restaurant: je ontkomt niet aan zijn afbeelding. Wat Maradona heeft betekent voor de stad gaat veel verder dan dat hij zo goed kon voetballen en de club Napoli titels schonk. De Argentijn, zelf afkomstig uit een arme wijk van Buenos Aires, schonk de Napolitanen iets veel belangrijkers dan voetbalprijzen: hun trots en waardigheid. Noord-Italianen kijken van oudsher neer op het arme zuiden. Zuid-Italianen werden geminacht, bespot en vernederd door de veel rijkere noorderlingen. ‘Afrikanen’ werden ze genoemd omdat Napolitanen wat donkerder getint zijn. Ze werden bestempeld als vieze arme criminelen. Er werden bij uitwedstrijden in het Noorden zeepjes naar de Napolitaanse aanhang gegooid. Maradona werd snel Napolitaan onder de Napolitanen. Aanbiedingen om voor veel meer geld in het gefortuneerde noorden van Italië te spelen wees hij af. Dat zou voor hem als verraad voelen naar ‘zijn’ stad. En zo werd ‘El Diego’ een zoon van Napels. Sterker en niet overdreven: Napolitanen zijn religieuze mensen. Alleen heet God in Napels Diego Armando Maradona. Probeer in Amsterdam maar eens zoveel verafgoding van Cruijff, kind van de stad, in het openbaar te vinden. Ik kan geen 5 plekken noemen. In Napels lacht Maradona je vanuit elke steeg meermaals toe. Napels is Maradona en vice versa.
De stad borrelt als de vulkaan Vesuvius die vlak voor de kust ligt, het kan elk moment uitbarsten. De mensen hebben er temperament. De stad heeft een rauw en puur karakter. Dat alles bij elkaar geeft de stad een soort zinderende spanning zonder dat het echt heel spannend wordt. Ik heb me geen seconde onveilig gevoeld in Napels. De ruige verhalen die mijn vader daar heeft meegemaakt zijn in de verste verte niet in mijn buurt geweest. Zelfs geen zakkenrollers. Al kan het misschien ook meespelen dat mijn vader destijds een haantje van 20 was en ik een rustige man van 45. En daarnaast is dat hele heftige volgens mij ook wel een beetje van Napels af. Rauw: zeker. Gevaarlijk: nee.
Het enige waar je in Napels goed voor moet uitkijken is het verkeer. Dat moet je overal, maar in Napels nog net iets meer. Waarschijnlijk verzekert geen Napolitaan de auto of de scooter. Praktisch elke auto in de binnenstad heeft deuken, krassen, scheuren en gaten. Littekens van het Napolitaanse verkeer. Als ze zich zouden verzekeren zouden ze hun no-claimkorting in een poep en een scheet kwijt zijn. Remi en ik gingen voor de gein 10 auto’s fotograferen met serieuze schade. Dat is geen uitdaging: die heb je in Napels binnen een paar minuten gevonden.
Scooters zijn het Napolitaanse equivalent van Amsterdamse fietsen. Ze scheuren overal dwars doorheen. Leeftijd maakt ook niet heel veel uit. Ook kinderen van een jaar of acht scheuren al geroutineerd door de nauwe Napolitaanse straatjes.
Ik zit een beetje tussen Goethe en mijn vader in qua mening over Napels, wel iets meer naar Goethe trouwens: Napels is niet de mooiste stad waar ik ben geweest, maar wel één van de meest karaktervolle. Smerig? Je kunt er van de vloer eten: er ligt genoeg! De vuilnisdienst laat er ook nog wel eens op zich wachten. En crimineel? Ik denk dat Amsterdam minstens zo ‘gevaarlijk’ is en daar voel ik me ook nooit onveilig.
Amsterdam is poep op de stoep. En Napels is toeters en scooters. En Diego. Heel veel Diego, God in Napels.