Afgelopen week was ik aan het lunchen met mijn gabber Marnix. Marnix en ik kennen elkaar van Ajax. Ik heb een vaste stoel bij Ajax maar ik sta liever achter de tribunes bij de bar met de jongens die daar ook altijd komen en vanaf daar kunnen we de wedstrijd ook prima volgen. Hoeven we ook niet zo ver te lopen om bier te halen en hinderlijk voor mensen langs te lopen. Daar kies ik zelf voor. Marnix heeft ook een vaste stoel bij ons in het vak maar daar heeft hij nooit zelf voor gekozen. Daar zit hij zijn hele leven al in, namelijk een rolstoel. Wat ik zo tof vind aan Marnix is dat hij ondanks zijn fysieke beperkingen nooit zeikt en klaagt, maar overal gewoon het beste van maakt. En die instelling helpt er zeker aan mee dat hij het gewoon goed voor elkaar heeft in het leven. Leuk huis in een mooie Amsterdamse buurt, een goede baan als gemeenteambtenaar, z’n Ajax-seizoenkaart en een actief sociaal leven.
Marnix is nooit negatief. Hij telt zijn zegeningen en roeit met de riemen die hij heeft. En dat doet ie verdomd goed. Niet zeiken en janken van ‘boehoehoe, wat is het leven toch moeilijk’, maar gewoon doen. Daar zouden de klagerige mensen die ik ken (best veel) en die geen fysieke beperkingen zoals hij hebben echt eens een heel groot voorbeeld aan moeten nemen. Met enige regelmaat gaan we samen lunchen op het Waterlooplein. Hij is ambtenaar en werkt bij mijn overburen van de Stopera, de ietwat bipolaire combinaam van het Amsterdamse stadhuis en operagebouw. We lunchen dan altijd bij Café Waterloo, een fijne echte Amsterdamse lunchtent waar ze voor een prima prijs nog een lekker broodje bal en een puike uitsmijter serveren. Even lekker bijlullen over levenszaken, voetbal, vrouwen en andere dingen die wij belangrijk vinden. We betalen altijd om de beurt, maar we vergeten allebei altijd wie als laatste heeft betaald, dus dan trekt een van ons twee random de kaart en dan vergeten we de volgende keer gewoon weer wie er de laatste keer heeft betaald. Ik hecht veel waarde aan onze lunches.
Zijn rolstoelplek in de Johan Cruijff Arena noem ik dan ook altijd liefkozend ‘De Marnixstraat’.
En over de Marnixstraat gesproken: het is niet de Brad Pitt of de Brigitte Bardot van de Amsterdamse straten, laten we eerlijk zijn. Het is wel een straat waar ik veel voetstappen en historie heb liggen. Vooral qua uitgaan. En de laatste 2 maanden heb ik er ook gewerkt.
‘Ja maar, Rod, de Melkweg ligt toch aan de Lijnbaansgracht?’
Dat klopt, maar ik werkte in de MILK, wat vroeger gewoon het Melkweg Café heette, en die heeft de ingang aan de Marnixstraat. Ik schrijf dus ‘werkte’, in de verleden tijdsvorm. Dat klopt, want ik ben er alweer gestopt. Mijn hart ligt helemaal in de Melkweg. Ik ben een kind van de Melkweg. Ik heb daar 19 jaar gewerkt (1998-2017) en ik had gehoopt om de MILK, wat altijd een beetje een loshangend deeltje is geweest van de Melkweg, te kunnen helpen met mijn jarenlange horeca-ervaring. Helaas hebben we elkaar niet kunnen brengen wat we er van gehoopt en van verwacht hadden. Ik ben dan in dat soort situaties altijd tamelijk rigoureus: als ik het niet naar m’n zin heb dan ga ik weg. Dan ga ik er mijn tijd niet verder mee verdoen. Zo heb ik het altijd en overal gedaan. Ik moet het ergens goed naar mijn zin hebben. En als niet: even goede vrienden, maar dan maakt deze pappie de pleiterik. Het lag overigens niet aan de collega’s, dat zijn lieve leuke jongmensen. Het lag er meer aan dat ik daar bepaalde dingen niet gauw zie veranderen die wel gauw moeten veranderen en die ik niet zomaar kan veranderen. Dan heb ik het gevoel dat ik aan een dood paard sta te trekken. Daar ga ik me dan dus niet meer verder meer tegenaan bemoeien en zo sloot ik vannacht mijn tweede Melkwegperiode af. En de tweede periode duurde dus maar twee maanden. Jammer maar helaas. Het doet niets af aan mijn liefde voor de Melkweg. De Melkweg is mijn tweede huiskamer en ik zal daar altijd terugkomen. Alleen waarschijnlijk niet meer als werknemer.
Ik heb wat dat betreft dezelfde instelling als Marnix. Ik zeur en klaag niet over dat soort dingen: als iets me niet bevalt of niet goed voelt en ik zie dat ik er niks aan veranderen dan ga ik er gewoon vandoor. ‘Sans rancune’. Ik blijf nooit hangen in het negatieve. Mazzeltov ouwe en op naar het volgende project.
Nou ben ik al bijna 25 jaar werkzaam in het uitgaansleven: het is een mooie tijd om de pauzeknop even in te drukken en me te focussen op mijn werk als copywriter en op het uitbrengen van mijn nieuwe boek. En wanneer en of ik die horecapauzeknop weer op ‘play’ zet zien we over een paar maanden wel weer. Het eerstkomende half jaar ben ik lekker mijn eigen baas. Even geen gezeur meer van werkgevers. Geen gesmeek of ik op feestdagen wil werken. Collega’s die altijd willen ruilen. Of nog erger: niet op komen dagen omdat ze niet goed op het rooster hebben gekeken. Als ik 5x oud en nieuw heb gevierd zonder te werken is het veel. Koningsdag idem. Niet erg, want ik geef niet veel om feestdagen en heb het altijd met plezier gedaan, maar ik wil het de komende tijd gewoon even zelf bepalen. Ik wil even geen vrij meer vragen maar vrij zijn. En dat kan nu! Dat is een groot goed.
En mocht het horecabloed over een tijdje toch weer kruipen waar het niet gaan kan over dan zal ik vast wel weer eens ergens achter een barretje kruipen. Met alle plezier. En gewoon omdat ik het dan weer leuk vind om te doen.
Misschien wel ergens op de Marnixstraat.