Prinses Amalia is dankbaar dat ze ondanks de woningnood een kamer in Amsterdam heeft kunnen vinden. Vriendinnen van haar hadden daar wat meer moeite mee, zo vertelde ze laatst in een interview. Haar woorden zijn ongetwijfeld heel erg lief bedoeld, dat geloof ik echt. Ik geloof niet dat het kind enige kwade intenties heeft gehad met haar verhaal. Ze is gewoon een meisje van 18 die het leuk vindt om te studeren en op zichzelf te gaan wonen in onze hoofdstad. Dus bij dezen, Amalia, welkom in onze prachtige stad en geniet er van!
Maar toch schuren haar woorden een beetje. Als ik haar media-adviseur was geweest had ik daar ingegrepen. ”Amalia, lieve schattepatat van me, het is gewoon beter dat je dit gewoon even niet zegt. Mensen vinden je al een rijk verwend kutkind met te veel privileges. Ga nou niet vals bescheiden lopen te doen. Iedere gek weet dat je toch wel een woning daar krijgt. En anders vraag je of je achteroompje, de meest gehate man van Amsterdam, Bernard junior, nog een pandje heeft. Vast wel. Verdient ie er nog een roestig stuivertje aan ook. Hoe goed je het ook bedoelt: niemand gelooft dit. Ga daar wonen, geniet en hou je mond, indachtig je voorvader Willem de Zwijger.”
Natuurlijk hoeft Amalia geen moeite te doen om een kamer of een woning in onze stad te krijgen. Natuurlijk heeft zij niet hoeven hospiteren, natuurlijk gaat zij niet ergens in een verpauperde buitenwijk wonen en natuurlijk zal ze zich nooit zorgen hoeven te maken om zaken als huurschuld of andere financiële ratsmodee waar haar medestudenten misschien wel mee te te maken krijgen. Daarvoor staat een prinses te ver van het echte leven af. Amalia probeert een zo normaal mogelijk leven te leiden en dat is lovenswaardig, maar zal zij ooit weten hoe het is om te zwoegen in kroegen, achter de kassa van de supermarkt te staan of te weten hoe het is om nog maar een tientje te hebben om de week door te komen. Nee. Daar gaat ze allemaal geen idee van hebben. Terwijl ik haar eigenlijk wel een normaal jonge mensenleven zou gunnen. Weten hoe het is om echt je eigen geld te verdienen, om jezelf het snot voor de ogen te werken voor een schamel kutloontje, om drie dagen met een pan nasi te doen, starnakel dronken te worden en wakker te worden in het bed van een wildvreemde. Ik zou het haar allemaal gunnen, maar ik zie het niet gebeuren.
Daar kan Amalia niets aan doen. Zij is nou eenmaal met de spreekwoordelijke gouden lepel in haar mond geboren. Niemand op de wereld heeft ooit bepaald waar en in welke omstandigheden hij of zij is geboren.
Amalia, geniet van de mooiste stad van de wereld en het liefst op een zo normaal mogelijke manier. We noemen je vanaf nu Amsterdamalia. Maar één ding wil ik onze kersverse inwoonster meegeven: niet meteen ‘ja’ zeggen als een vriendelijke Amsterdammer je aanbiedt of-ie effe je gangetje mag witten.