September 2010. Real Madrid had zojuist met 3-0 paella gemaakt van Ajax en mijn gabber Rick en ik besloten na de wedstrijd om nog even de Madrileense binnenstad in te duiken voor een klein drankje. Vlakbij Plaza Mayor, een van de drukste pleinen van de Spaanse hoofdstad. We werden gewenkt door een portier. Of we even een drankje kwamen drinken in zijn nachtclub. We hoefden geen entree te betalen. Dat leek ons wel sympathiek en we werden met alle egards binnengehaald. Het was er niet superdruk en ik bestelde twee biertjes. Ik legde een lapje van twintig euro neer in de veronderstelling minstens tien euro terug te krijgen maar ik kreeg slechts een muntstuk van twee euro terug. Ik legde uit dat ik maar twee bier had besteld en de barman legde grijnzend het bonnetje voor mij neer. De twee kleine flesjes bier die ik voor ons had besteld bleken negen euro per stuk te kosten. We waren er ingetuind: een klassieke duik in een toeristenfuik. Ik begreep ineens waarom het daar niet zo druk was. We dronken onze kleine cervezas op en kwamen een paar straten verderop een café tegen waar je voor een tientje een emmertje met vijf koude flesjes bier kreeg. Die deal vonden we toch net wat sympathieker.
Toeristen besodemieteren is al zo oud als de weg naar Rome. Of de weg naar Madrid. Of de weg naar Amsterdam. Geen weldenkende Amsterdammer gaat gezellig een biertje drinken op de Dam in één van de toeristenvallen van Won Yip en co. Daar betaal je standaard teveel geld. Waar ter wereld je ook komt: in de centra van grote steden op of in de nabijheid van de grote pleinen betaal je praktisch overal de hoofdprijs. In de grote stad verkopen ze veel. Helaas ook veel onzin. Een stadsmens heeft daar een radar voor. Ik vind het ook altijd leuker om de echte woonbuurten van een stad te zien. In datzelfde Madrid waar we een biertje van negen piek dronken heb ik in diezelfde week ook de allerlekkerste gazpacho ooit gegeten. Quanta costa? Twee euro. Gewoon in een achteraf steegje in een wijk net buiten het centrum. Nergens meer zulke lekkere gazpacho gegeten. Een tandeloos oud omaatje in de keuken, misschien was dat het geheim. Maar in elk geval alles behalve een toeristenval, want hier at de lokale bevolking gewoon. Ik was de enige toerist.
Afgelopen week viel mijn oog op een foto die op social media werd gedeeld. Een groepje toeristen kocht in de Kalverstraat drie verse stroopwafels bij de Firma Van Wonderen. Nooit van gehoord, maar volgens het logo op het raam bakken ze al sinds 1907 stroopwafels. Dat ik er nooit van heb gehoord kan zomaar kloppen want hoewel ik praktisch achter de Kalverstraat woon mijd ik die straat als de builenpest. De Kalverstraat is net zo’n duffe winkelstraat als die je van Delfzijl tot Terneuzen tegenkomt, alleen dan groter. D’Avenue du Middelmaat. Afijn, daar hadden die toeristen dus stroopwafels gekocht. Drie stuks. Maatje medium, dus niet eens de grootste. Quanta costa? Negenendertig euro. Negenendertig?! Voor drie koekies? Kan toch niet waar zijn? Anders heb ik nog wel een leuke reclameslogan voor ze: ‘’Wil jij je eens lekker laten bedonderen? Eet een stroopwafel bij Van Wonderen!’’
Ik had een vrije middag en besloot maar eens even met eigen ogen bij die stroopwafeljuwelier te gaan kijken of dit echt waar was en geen Tiktok-geintje. Ik bezoek zelf ook graag andere steden, ben makkelijk en allesbehalve gierig met geld op vakantie, maar ik zou bijvoorbeeld echt nooit vijftien euro voor een wafel op de Meir in Antwerpen, vijftien ballen voor een Bratwurst op de Kurfurstendam in Berlijn of twintig pond voor fish en chips op Trafalgar Square in Londen betalen. Dat is gewoon afzetterij. En een belediging van mijn intelligentie als mensen serieus denken dat ik dat soort woekerprijzen ooit zal betalen voor een simpele snack.
Ik dus naar die stroopwafeljuwelier. Een kleine winkel. Er hangt geen prijslijst. Er waren wat toeristen binnen. De ingeblikte cadeauverpakkingen op de schappen waren aan de prijs, maar soit, dan krijg je er tenminste nog een mooi blik bij. Ik was benieuwd naar de prijs van het verse werk. Een medium stroopwafel. Ik vroeg het aan het meisje achter de toonbank, die hoogst verbaasd was dat ik haar in het Nederlands aansprak. En inderdaad: ‘Dertien euro, meneer.’ Ze stotterde er niet eens bij. Droge ogen. Ik zei dat ik dat even niet bij me had en liep de winkel uit. Naast mij rekenden drie toeristen drie medium stroopwafels af. Negenendertig euro. Ze rekenden het zonder morren af. Ongelooflijk. Het is dus echt waar. De Van Wonderen zijn de wereld nog niet uit, zeggen we dan maar. Ik ben ooit gaan schrijven omdat ik me over heel veel zaken verwonder. Met Van Wonderen nu dus als mijn nieuwste verwondering.
Het moeten dan wel heel erg goede stroopwafels zijn. Ik bekeek een recensiesite. Nee dus! Gemiddeld slechts één van de vijf sterren! Van ongeveer honderd recensenten! En heel veel slechte commentaren. Dus die dure dingen zijn nog niet eens te vreten ook waarschijnlijk. Ga je daar dan een stroopwafel eten voor de mooie locatie? Nee. De Kalverstraat is een vieze en te drukke plek. Net zoals de Meir, Kurfurstendam of Trafalgar Square dat ook zijn. Daar kom je ook niet voor de mooie locatie of de geweldige sfeer en al helemaal niet voor kwaliteit. Op dat soort plekken betaal je altijd veel te veel voor fletse middelmaat.
En nou betalen ondernemers op die locaties met de goedkoopste uitstraling misschien de hoogste huren van de stad, maar daar mogen die toeristen dan lekker voor betalen als het ze toch niet uitmaakt. En mensen betalen gewoon zonder klagen (ja, later op internet), dus er is gewoon een markt voor.
En over de markt gesproken: vanmiddag voerde de middagwandeling me naar De Pijp. Dus even de Albert Cuyp op, want ik ben gek op markten. En ja hoor, daar stond mijn heerlijke stroopwafelkraam die ik al jaren ken. Waar je dus echt de lekkerste verse stroopwafels van de stad koopt. Voor een prikkie. Ik had er ineens zo’n gigantische trek in.
‘Doe maar een grote alsjeblieft.’
En dan krijg je dus ook echt een ouderwetse vers gemaakte stroopwafel, bijna ter grootte van een ouderwetse vinylsingle.
‘Drie euro alsjeblieft man!’
Hij smaakte ouderwets lekker en beter dan ooit.
Ik heb nog een aantal exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom over. Voor een tientje per stuk (ex eventuele verzendkosten), omdat ik in een goede bui ben. Stuur maar een bericht op de socials of naar [email protected] als je interesse hebt. Voor die joet koop je in de Kalverstraat niet eens een stroopwafel , van mijn boek heb je langer plezier en gaat er ook een piekie naar de Voedselbank, dus grijp je kans!
Tag Archives: kalverstraat
Rodweek 132 Zwarte Longsleeve
Ik schrijf tegenwoordig als copywriter voor een bedrijfsuitjes-site. Ze organiseren een diversiteit aan personeelsuitjes en daar schrijf ik dan wervende teksten voor. Zo weet ik inmiddels alles van de ‘City Escape Room’ in Breda, het ‘Wie is de Mol Spel’ in Leiden en ‘Het Moordspel’ in Zwolle. ‘Actieve teamuitjes’, City Game en ‘teambuilding’ zijn termen die ik tegenwoordig dagelijks gebruik.
Nou, ik heb er sinds vanochtend zelf ook eentje bij bedacht. Dit uitje heet ‘Koop een zwarte longsleeve in het centrum van Amsterdam.’ ‘Een actief en dagvullend teamuitje waarbij je ook nog eens je kilometers maakt! Goed voor je stappenteller!’
Vanmorgen zei ik, nog half slaperig tegen mijn vriendin ‘Lieverd, ik ga even een paar zwarte longsleeves kopen in de Kalverstraat, voordat die klotedrukte daar uitbreekt. Ben zo terug.’ Gewoon een simpel zwart shirt met lange mouwen. Geen drukke teksten, prints of andersoortig gedoe erop. Gewoon basic. Daar koop ik er eens in de paar jaar altijd een zooitje van. Makkelijk, representatief en functioneel voor een horecamedewerker, want je ziet er geen vlekken op. Maar goed, de longsleeves die ik had begonnen wat slijtage te vertonen, dus ik had een paar nieuwe nodig.
Ik woon achter de Kalverstraat. Het winkelmekka van Nederland. Ik vind het een vervelende kutstraat, ik kom er zo min mogelijk, maar goed, soms moet het nou eenmaal even. Een zwarte longsleeve dus. Even snel halen en naar huis.
Ik begon bij de ‘We’, een soort H & M voor grote mensen. Geen longsleeve. Nog 2 andere kledingzaken, ook niks. De H & M op de Dam dan maar: alleen lichtblauw. De Bijenkorf vind ik een proletentent. Ten einde raad: in godsnaam dan de godvergeten Primark maar. Vooruit, tegen niemand zeggen dat je het daar hebt gekocht. Ook niks!
Zwarte longsleeves, die kocht je nog niet zo lang geleden met hetzelfde gemak als waarmee je een brood of een pak melk in de supermarkt uit het schap trok! Daarover gesproken: ik moest nog boodschappen doen. Door de Damstraat naar de Jodenbreestraat. Hey, daar is nog een Zeeman. Zouden die dan een zwarte longsleeve hebben? Neen. Gedesillusioneerd liep ik naar huis. In zes fokking winkels geweest zonder iets simpels als een zwart shirt met lange mouwen kunnen vinden. En niet in Schubbekutteveen of Koog aan de Greppel, maar in Amsterdam-Centrum!
Achter de Kalverstraat wonen en geen zwarte longsleeve kunnen vinden. Alsof je in de kroeg staat en dat de barkeeper dan zegt dat er niks te drinken is. Ongelooflijk.
Weer een uur van m’n leven dat ik niet terugkrijg. Maar m’n zwarte shirtjes komen er wel hoor! Gewoon zojuist besteld via internet….
Rodweek 123 Lockdownsyndroom
De ene na de andere bekende Nederlander wordt dezer dagen verdacht van allerlei grensoverschrijdend gedrag. De verdachten zijn onder anderen Marco B., Manuel B., Ali B. en Jeroen Rietb. Wat een toestanden allemaal.
Vorige week heb ik mijzelf als redelijk onbekende Nederlander trouwens ook schuldig gemaakt aan wat grensoverschrijdend gedrag, al was mijn gedrag wel wat onschuldiger.
Het was een week of anderhalf geleden dat ik de hele wereld van nu en z’n moeder even helemaal zat was. De lockdown die als gevolg heeft dat ik al twee maanden zonder werk zit. De onzekerheid en het bijkomende gevoel van verveling die onbewust meer en meer vat op mijn gemoedstoestand begonnen te krijgen.
Omdat ik altijd gewend ben om iets te doen en slecht stil kan zitten werd ik dus heel onrustig. Ik weet tegenwoordig bij het wakker worden soms niet eens gelijk welke dag het is omdat al mijn dagen al twee maanden als twee druppels op elkaar lijken. Ik werd er bloedchagrijnig van en dat terwijl mijn meisie juist net lekker twee weken lekker en welverdiend vakantie had na een periode van hard werken in de zorg en in haar winkel. Zij genoot lekker van haar vakantiedagen en rust terwijl ik juist steeds onrustiger werd in mijn hoofd. Al deed ik voor haar echt heel hard mijn best om toch een zo leuk mogelijke versie van mezelf te blijven. Maar ik ken mezelf: ik ben gewoon een minder leuke jongen als ik me verveel en mezelf nutteloos voel. Dan word ik narrig. Niet altijd even leuk voor mijn dame, maar ik kon er niks aan doen, de mentale batterij was even helemaal leeg. Noem het maar mijn lockdownsyndroom.
En zo stond ik dus een week of anderhalf geleden in de keuken. Geestelijk afgeknoedeld. Ogen op standje David Neres. Voor wie David Neres niet kent: de recent verkochte Braziliaanse aanvaller van Ajax wiens ogen altijd zo halfdicht (of halfopen) staan dat het lijkt alsof hij net een kilo spacecake naar binnen heeft gemetseld of altijd moe is. Wil je weten hoe hij eruit ziet? Google is je vriend.
Maar ik wilde gewoon weer even een dagje enig gevoel van leven in mijn donder hebben. Het gevoel van gewoon weer lekker door een stad wandelen, terrasjes pakken, copieus eten, veel zuipen en voor mijn part winkelen erbij. Er moest wat gebeuren. Dan is er in deze tijd voor mij maar één optie: Antwerpen. Ik ben gek op die stad. En dus boekten wij diezelfde avond de trein en een fijn nachtje hotel tegenover het mooiste treinstation van Europa. Even eruit! Even de grens overschrijden en even weer proeven van het vrijere leven.
Ik woon in Amsterdam op loopafstand van toeristenfuiken als de Kalverstraat, Damrak en het Rembrandtplein, maar ik kom daar vrijwel nooit, tenzij het de kortste route ergens naartoe is. Ik heb daar gewoon niet zoveel te zoeken en vind er ook bijzonder weinig aan. Toeristenzooi. En dat terwijl Antwerpen eigenlijk een soortgelijke entree heeft. Vanaf het majestueuze station loop je de Keyserlei op, dat eigenlijk een equivalent van het Damrak is, vol slechte en te dure vreetschuren, geen bijzondere cafés en oninteressante winkels vol toeristenmeuk. Vanaf de Keyserlei loop je de Meir op. De Meir is de Kalverstraat van Antwerp. Zelfde oppervlakkige dertienduizend in een dozijnwinkels als in de Kalverstraat of elke andere geestdodende winkelstraat in elke willekeurige plaats. En vanaf de Meir loop je dus zo via de Eiermarkt de Groenplaats op, de Antwerpse evenknie van het Rembrandtplein. Op soortgelijke plekken in Amsterdam kom ik dus zo goed als nooit, terwijl ik er tussen woon.
Maar in Antwerpen voelde ik mezelf afgelopen week alsof ik al twee maanden niet had gegeten. Dan smaakt alles! Honger maakt rauwe bonen zoet. Dus ik vond ook de Keyserlei en de Meir geweldig en ik ging zelfs winkels in. Doe ik in Amsterdam ook bijna nooit. Mijn manier van kleding kopen gaat namelijk al sinds jaar en dag volgens een simpel doch uiterst effectief vijfstappenplan:
1. Ik heb iets nodig, dus ik loop de winkel binnen
2. Ik weet welke maat ik heb, dus passen is niet nodig.
3. Ik trek dat product uit het rek
4. Ik reken de zooi af
5. Ik loop die stinkhut weer uit.
Ik ben zelden langer dan strikt noodzakelijk in een grote kledingwinkel. Twee minuten max. En nee, ik zal mijn kont in Amsterdam ook zelden tot nooit op het Rembrandtplein neerplanten. Laat de toeristen daar lekker zitten. Maar ik ga dus wel altijd met mijn reet op de Groenplaats zitten. Is ook gewoon toeristenzooi. Maar goed, nou ben ik toevallig ook een toerist in Antwerpen, dus ik mag daar gewoon zomaar zitten, vinnik!
Maar ik had me echt geen betere twee dagen in Antwerpen kunnen wensen. Lekker met m’n meisie door een levende stad wandelen. Natuurlijk gingen we de winkels in waar mijn dame heen wilde en natuurlijk hadden we na elk half uurtje lopen steeds ergens een wijntje verdiend, vonden we. Of een vers getapt bolleke de Koninck! Mijn koninckrijk voor een vers getapt bolleke! Ik woon in een buurt vol toffe horeca en nu moest ik een kleine twee uur omrijden voor een vers getapt biertje in de haven van Antwerp bij café de Batavier. Het maakte me echt geen drol uit. Het was het me allemaal meer dan waard. Het was het lekkerste biertje in tijden.
Net buiten het centrum verdwaalden we op een prachtig terras, café Buenos Aires. We waren de enige twee gasten. De verwarming stond aan. De barman draaide prachtige muziek van onder anderen Leonard Cohen, Nick Cave en The Thindersticks die wij via de speakers buiten konden horen. De wijn was totaal niet bijzonder en toch was het de lekkerste wijn van de dag. We bleven er een paar wijntjes te lang hangen omdat we genoten. Van alles: het fijne terras, de muziek, elkaar en de matige wijn. In willekeurige volgorde.
We moesten nog eten. We hadden ons voorgenomen om flink culinair uit te pakken. De goede restaurants op de terugweg naar ons hotel waren al dicht. We eindigden uiteindelijk in de Ierse pub op de Keyserlei, met veel te dure borden spaghetti voor de dame en een fish and chips voor mij. Twee bloemenvazen slecht getapte uilenzeik erbij, voetbal op TV en niks meer aan doen. Ons eigenlijke plan om copieus te eten in Antwerpen was dan weliswaar niet helemaal gelukt (of beter: helemaal niet), maar het was eigenlijk perfect zo. Het paste precies in de dag. Of we nog iets cultureels hebben gedaan? Wel, een groot deel van de Belgische cultuur bestaat uit eten en drinken, dus als we dat tellen dan hebben we toch aardig wat aan cultuur gedaan.
Deze grensoverschrijdende dag en de halve dag daarna smaakte naar meer. Maar belangrijker was dat onze batterijen weer even opgeladen zijn. Zelfs van anderhalve dag Antwerpen. Al hoop ik toch dat ik voor zo’n fijne dag binnenkort niet meer de grens over hoef, maar gewoon weer lekker mijn eigen Amsterdamse horeca kan steunen. Om dan aan het einde van de dag weer grenzeloos gelukkig in mijn eigen bed te ploffen.