Mijn moeder zegt wel eens dat ik een zondagskind ben dat op een zaterdag is geboren en dat is ook eigenlijk wel zo. Ik heb met veel dingen echt behoorlijk veel mazzel gehad. Zoals bijvoorbeeld met woningen. Van 1997 tot 1999 woonde ik met studiegenoot en goede vriend Sebas in een toffe driekamerwoning in de Bestevaerstraat Amsterdam-West. Allebei eigen slaapkamer, woonkamer en we betaalden een schijthuurtje van 400 gulden ofzo. Samen. Omdat ik de grootste slaapkamer had betaalde ik 225,- en hij 175,- Dat was, als ik het me goed herinner, de verdeling.
Die woning hadden we gekregen omdat Sebas stage liep bij een woningbouwvereniging. Anti-kraakwoninkie. Ik zal de naam van onze helpende man in het kader van de privacy even fingeren, laten we hem mijnheer De Boeselaere noemen. Na twee jaar moesten we weer uit die woning en ging ik met mijn toenmalige meisie samenwonen in het huis van een vriend die een half jaar op reis was.
Maar daar moesten we na een half jaar dus uit. Ik heb daar geen seconde stress van gehad. Ik belde de woningbouw en vroeg naar De Boeselaere. ‘Zeg, De Boeselaere, Rodney Rijsdijk hier. Ik heb eerder via jou gehuurd met Sebas. M’n meisie en ik moeten over 2 maanden onze woning uit. Heb jij een nieuw anti-kraakwoninkie voor ons?’ Letterlijk zo ging het.
Het zou nu niet eens in me opkomen om zoiets te doen, maar noem het jeugdige onbevangenheid en een tikje bluf. Het kwam ook niet eens in me op dat het niet zou lukken. Ik ging er gewoon vanuit dat het ‘gewoon’ werd geregeld. De Boeselaere beloofde dat hij even zou kijken en me dan later terug te bellen. En inderdaad: in de middag werd ik gebeld dat hij een kleine woning in de Staatsliedenbuurt had, vlak achter de Jordaan. Huurprijs 288 gulden. Toen mijn meisie in de ochtend naar haar werk ging zei ik dat ik een woning zou regelen en toen ze aan het eind van de middag terugkwam had ik er eentje. Zo ging dat ‘gewoon’. Maar het is natuurlijk niet ‘gewoon.’ Ook in die tijd niet. Al dacht ik toen dat dat wel zo was. Ik ging er gewoon altijd vanuit dat het goed zou komen. Als ik mijn huis nu zou kwijtraken zou ik in blinde paniek raken. Dit wat ik toen deed kan nu echt niet meer. Dan laten ze je in het dolhuis opnemen.
Daar in ‘De Staats’ een jaar gewoond en toen kreeg ik via een andere vriend een huis in de Marco Polostraat in West. Daar heb ik bijna twintig jaar gewoond alvorens ik drie jaar geleden via de woningbouw ineens in hartje centrum belandde.
Als ik zoveel geld kon tellen als dat ik zegeningen kan tellen qua woningmazzel die ik heb gehad zou ik schathemelrijk zijn. Maar rijkdom in Amsterdam is tegenwoordig al dat je een dak boven je hoofd hebt! En als je daar ook nog een redelijke prijs voor betaalt en het geluk hebt om niet een louche vastgoedprins te hoeven spekken ben je helemaal de koning(in). In de jaren negentig kon je in Amsterdam-West voor een habbekrats een woning kopen. Veel mensen wilden daar helemaal niet wonen. Was een achenebbisj-buurt Tegenwoordig betaal je voor een driekamerkrotje in Oud West makkelijk vier ton. In Euro’s! Die hokken kostten 25 jaar geleden nog geen twee ton. In guldens.
En dan mag die vreselijke Prins Bernhard jr. op dit moment het lelijke gezicht zijn van de totaal verziekte woningmarkt, er zijn natuurlijk veel meer van dat soort graaiers. En het gaat ook niet alleen om Amsterdam, maar om bijna elke plek in Nederland waar je wilt wonen. Van Den Helder tot Maastricht, van Delfzijl tot Middelburg en alles daar tussenin: overal wordt de hoofdprijs gevraagd. Alleen is die hoofdprijs in Amsterdam nou eenmaal altijd nog een stukje hoger. Wij willen ook echt in alles de beste zijn.
En daarom was ik het helemaal eens met het woonprotest van afgelopen zondag. Een stad waar alleen maar puisant rijke mensen kunnen wonen wordt een onleefbare stad. Een stad waar de jeugd niet meer kan wonen, tenzij ze minimaal tot hun 40e bij hun ouwelui blijven wonen. Simpelweg omdat er niks is. En waar gaan je leraren, je verpleegkundigen, je horecamensen, je pizzabezorgers, je loodgieters, je bouwvakkers je timmermannen, kassameiden , je winkeliers, je kappers en noem ze allemaal maar op wonen in een stad die onbetaalbaar is voor mensen met een laag tot modaal salaris? En waar mensen met een iets bovenmodaal inkomen niet in een sociale huurwoning kunnen wonen maar ook niet een woning van rond de 1000 euro kunnen vinden? Hoe leuk is een stad waar alleen maar ouwe mensen met oud geld, moeilijke brillen, rode ruitjesbroeken en kakaccenten wonen? Ik wil gewoon dat iemand ‘Hey ouwe pooier, alles goed?!’ naar me roept op straat. En nee, daar ga ik niet voor naar Purmerend of Almere verhuizen. Amsterdam is mijn stad.
Hoe lief ik alle vrouwen ook heb gevonden waarmee ik in mijn leven ben samen geweest: ik heb nog nooit m’n huis voor iemand opgegeven. Straks word je er uitgeknetterd (en dat gebeurde bij mij nog al eens!), sta je op straat en dan woon je ineens in een buitenwijk van Koog aan de Greppel omdat je in Amsterdam niks meer kunt krijgen. Of je moet voor 1500 euro een klein kloteflatje aan de uiterste randen van de stad willen huren. Dat gaat me dus nooit gebeuren.
Ik besef me, ook als ik met drie zware boodschappentassen met de tong op mijn schoenen thuiskom in mijn ruime sociale huurwoning op 5 hoog zonder lift, dat ik een strontmazzelaar ben. Een zaterdagskind. Ik zou het al mijn stadgenoten gunnen.
Mijn liefde voor Amsterdam is onbetaalbaar. De huizen in Amsterdam helaas ook. Ik zal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nooit een huis kunnen kopen in mijn stad en dus blijf ik in mijn sociale huurwoning zitten. In die zin ben ik dus ook onderdeel van het probleem want ik stroom niet door. En velen met mij. Tenzij de staatsloterijballen een keer goed vallen. Misschien ooit een keer op een mooie zaterdag.