Rodweek 73 Henk Winters

Het is zo’n dag. Zo’n dag dat je wakker wordt en dat je hoort dat Amsterdam weer een stukje kleurlozer is geworden. Henk Winters is er tussenuit gepiept. Wie veel in de Kinkerbuurt kwam kon niet om zijn flamboyante persoonlijkheid heen. En met het woord ‘flamboyant’ doe ik hem eigenlijk nog tekort. Henk was zogezegd een ‘BK-er’, een Bekende Kinkerbuurter.

Ik leerde Henk kennen, volgens mij op het WK 1998. Ik werd door een vriend van mij namelijk meegenomen naar Stadion Winters, het kleinste stadion van Nederland waar Henk de directeur van was. Stadion Winters was namelijk gewoon de huiskamer van Henk, in zijn woninkje in Oud West, alleen dan helemaal vol gezet met tribunes en werkelijk in elke ruimte een overdaad aan TV’s. Of je nou even naar de keuken moest om een biertje te pakken of je moest pissen: ook in de keuken en op het toilet stonden TV’s, dus je hoefde geen seconde van de wedstrijd te missen. Als je een drankje wilde pakken gaf je daar een klein bedragje voor en dan had je een topavond. Stadion Winters was alleen open tijdens de grote toernooien waar Nederland aan meedeed. Ik ben er een paar keer geweest en dat waren altijd bijzondere avonden vol met paradijsvogels uit de buurt.

Later kwam ik Henk tegen toen ik in Café Bax werkte, bij hem in de straat. Henk hield van een stevige slok. Op een rustige dag een biertje of een wit wijntje, maar als Henk er echt zin in had ging ie aan de Corenwijn, zo’n heerlijke ouwelullenborrel. Hij kwam geregeld langs. Henk was al jaren ziek. Dat hij het nog zo lang heeft volgehouden maakt hem op zich al tot een medisch wonder, want hij slikte een apotheek aan medicijnen.

Maar dat weerhield hem er dus niet van om indrukwekkende hoeveelheden drank te consumeren. We hadden ooit eens Sinterklaasfeest voor het personeel in Café Bax. En ja hoor, daar kwam Sinterklaas, of zoals we hem noemden ‘Winterklaas’, binnen. Hij had voor ieder van ons een persoonlijk verhaaltje gemaakt en we moesten allemaal even bij de Sint op schoot. Zeker als het mannen betrof vond deze Sint dat wel sfeerverhogend, daar was de Sint ook bijzonder eerlijk in. Of de Sint wat wilde drinken? Nou, de Sint lustte wel een Corenwijntje. En daarna ook nog wel eentje en daarna ook nog wel en dat ging zo de hele avond door. Totdat Sinterklaas starnakel dronken als een hoerentoeter toch maar weer eens naar huis moest. Onze goedheiligman kon alleen niet meer zo goed lopen en dus hebben een collega en ik hem tussen ons in gehesen en naar zijn huis aan het einde van de straat gesleept. We werden vreemd aangekeken door mensen op straat die dit tafereel zagen. Wij: ‘’Wat kijk je nou, nog nooit twee mensen met een dronken Sinterklaas zien slepen?’’ En Winterklaas hing daar maar een beetje dronken giechelend tussen ons in. We deden best nog wel een tijdje over die 100 meter, want Winterklaas gaf niet echt mee. Het is misschien wel m’n meest hilarische herinnering aan Henk.

Niet lang geleden is Henk definitief opgegeven en gisteren heeft hij op zelfverkozen wijze het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld, las ik zojuist. Ik sprak hem niet veel meer de laatste paar jaar, maar als we elkaar zagen dan deden we altijd even een drankje. Of twee. Het was altijd gezellig met Henk. Z’n heerlijke pindasoep die hij maakte in buurthuis de Havelaar was legendarisch. Ik zal ‘m missen, maar de man heeft een prachtig excentriek leven gehad en nu was hij definitief op. Al moeten we niet denken dat we van die ouwe gek af zijn. Henk heeft zijn lichaam namelijk ter beschikking gesteld aan de tentoonstelling Bodyworlds. Daar vertelde hij een paar jaar geleden nog op zijn eigen onnavolgbare wijze over bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel bij DWDD. Henk wordt zo snel mogelijk naar Duitsland gebracht en daar wordt zijn lijf bewerkt met chemisch spul en sterk water en weet ik veel wat. Gelukkig heeft Henk altijd op sterk water gestaan, dus dat lijf is wel wat gewend. Henk, wie weet tot ziens bij Bodyworld op het Damrak. Zet ik een Corenwijntje bij je neer, mooie mafkees.

Rodweek #23 Winters

De pieremachochel op de Leliegracht en die ouwe die zijn muziek er op speelde met zijn bandrecordertje. Ik had ‘m al jaren niet gezien en ik bleef even kijken. Want hoewel mijn aversie jegens alles wat ook maar enigszins met winter te maken heeft welhaast grenzeloos is, leverde het toch een mooi Amsterdams winterplaatje op. Maar, eerlijk waar: hoe eerder die gore sneeuw weg is, hoe liever het me is. Geklooi op de fiets en glibberend met de post door de Jordaan lopen: van mij hoeft het niet. Ik heb winters nooit leuk gevonden, als kind vond ik er al geen reet aan. Een woord als ‘winterpret’ komt dan ook niet in mijn vocabulaire voor. Winter en pret, verenigd in één woord is voor mij onbestaanbaar. Het is elk jaar maar weer lijdzaam wachten tot de ellende voorbij is en dat de dagen weer langer en de rokjes weer korter worden. Lees verder