Rodweek 84 Geen Zweet

Het was februari dit jaar dat ik met vrienden in Madrid was om daar te genieten van zon, bier, wijn en tapas. Oh ja, en als hinderlijke onderbreking van al dat leuks moesten we nog naar Ajax, dat in een blaartrekkend slechte wedstrijd met 2-0 verloor van Getafe. Getafe is één van de vele voorstadjes van Madrid. Het leven is daar zo bruisend als een glas Spa Blauw in een buitenwijk van Lelystad, dus wij resideerden in een appartement in het centrum van Madrid.

Na de wedstrijd nog even een fijne terrassessie en de volgende ochtend werd ik niet wakker met mijn lieve poes Eva, maar met een kater die eigenlijk best wel een flinke tijger was. Terwijl mijn amigo’s al eieren met spek stonden te bakken om de tijgers te verdrijven mocht ik als eerste douchen. Na een lekkere douche ziet de wereld er vaak ook al weer een stuk beter uit na zo’n avond. Goeie straal, lekker zeepie, haartjes even in de conditioner, lekkere deo op en ik was weer helemaal het heertje.

Rick ging na mij douchen. Ineens een ijselijke kreet uit de badkamer. ‘’Tering, Rod! Echt waar? Axe Africa als deodorant? Wat de fok ouwe? Je bent toch geen twaalf meer? Ik moet hier nog douchen. De hele badkamer meurt naar die gore kutdeo van jou!’’  Joris liep ook de badkamer in en beaamde de woorden van Rick. ‘’Jezus, Rod, gatver, dit kan echt niet meer. Met je stinkende puberdeo. Je bent een min of meer volwassen man en dan gebruik je niet meer dit soort kinderspul. It smells like teen spirit.’’

Rick liet mij vervolgens zien wat hij gebruikte. Een klein roze tubetje, het lijkt op een tube kaboutertandpasta. Daar doe je een heel klein beetje van onder je oksels en daar doe je bijna een week mee. Zo’n kleine tube gaat minimaal 2 maanden mee.

Nou ben ik normaal nooit zo heel erg van dit soort hippe producten, maar onlangs gaf Rick mij een proeftube cadeau. En eerlijk waar: ik ben om. Fietsen, hard werken in de zon, seksen of waar je ook maar zweet van krijgt: je ruikt dagenlang niks. Ik had laatst even pauze op werk. Even uitblazen. Ik rook onder m’n oksel en ik werd betrapt door één van mijn vaste gasten. ‘’Wat de fok zit jij nou onder je zweetoksel te sniffen, ouwe?’’ Maar ik had dus helemaal geen zweetoksel, terwijl het bloedheet was en ik net een paar uur de poten onder m’n lijf vandaan had gelopen. En je ruikt dus vijf of zes dagen lang helemaal geen enkel spoor van zweet. Echt toverspul. Check Nuudcare.com. En nu denken jullie misschien: ‘’Oh ja, die Rijsdijk, die wannabee-influencer, die ouwe freeloader, probeert zeker een gratis tube van dat spul los te slijmen, een roestig stuivertje te verdienen of die heeft aandelen in de toko. Met z’n bek.’’, maar nee, niks van dat alles: ik ben serieus enthousiast over dit  spul. Waar rook is, is in dit geval geen vuur.

Dat was in 1999 wel anders in de Roxy. Of zoals we het nadat die hut was afgefikt noemden :‘’De Rookzie’’. Voor de milennialtjes en ander jong spul: de Roxy was in de jaren 90 één van de hotspots in het Amsterdamse uitgaansleven. Daar moest je gezien worden. Er was alleen één probleem aan de Roxy: het deurbeleid. Als de doorbitches vonden dat je er niet helemaal tussenpaste dan kwam je er gewoon niet in. En zo werd ik met mijn lange haren, vaak ongeschoren bakkes, vale spijkerbroek, gympies en Nirvana-shirtje altijd geweigerd. ‘’Jij komp er niet in, gup’’, kregen mijn vrienden en ik steevast te horen. Als ik überhaupt al te woord werd gestaan. En meer mensen kennen die ervaring. Na een aantal keer had ik daar dus geen zin meer in en ik had het opgegeven om ooit nog de Roxy binnen te komen. Dan maar niet tussen de happy few van Amsterdam staan.

Nico Dijkshoorn schreef er een mooie column over in het Parool, afgelopen week. Het is hem echt nooit gelukt om er binnen te komen. Maar mij dus wel! Eén keertje. Ik was in Paradiso geweest en ik kwam twee meiden tegen die ik kende. En dat waren bepaald geen weggooiers. Absoluut Champions Leaguetrofee-waardige meiden om te zien. Bloedjemooi.‘’Kom, Rod, ga met ons mee naar de Roxy!’’ En zeg dan maar eens nee als twee van die prijswinnaars je uitnodigen om mee op stap te gaan. Dat deed ik dus ook niet, maar ik vertelde de dames wel dat ik altijd werd geweigerd daar en dat we misschien ook ergens anders heen konden. ‘’Nee, wij willen naar de Roxy!’’ En ja hoor, we stonden daar voor die deur aan het Singel, ik aan elke arm lief lachend prinsessenspul  en ineens was mijn totale gebrek aan hipheid, mijn ongeschoren apensmoel  en het feit dat ik geen Roxypasje had geen enkel probleem meer. Zo werkte dat dus in die wereld. Twee lekkere wijven mee en je bent binnen. De oppervlakkigheid van sommige portiers had in die tijd echt de diepgang van een pierenbadje.

Maar goed, ik was dus binnengekomen in het heiligdom achter de Heilige Weg. En ik vond er geen reet aan. Ik vond de muziek niks en de mensen waren ook niet helemaal mijn publiek. Wat dat betreft hadden de portiers het wel goed gezien om mij daar steeds te weigeren. Het was mijn tent gewoon niet. Ik ben er voor die twee mooie meiden nog een uurtje of twee blijven hangen, want je wist maar nooit of daar nog wat leuks uit kon komen, maar toen ik doorkreeg dat dat ook niet ging lukken ging ik gewoon weer lekker naar mijn eigen mensen, in de Korsakoff. In de Roxy ben ik nooit meer geweest. Een jaar later fikte de tent dus af. Wat overigens geen wraakactie mijnerzijds was voor alle keren dat ik daar ben geweigerd.

Niet veel later ging ik zelf in het uitgaansleven werken, leerde ik veel nachtvlinders kennen in verschillende plekken en hoefde ik doorgaans niet meer te betalen om clubs en tenten binnen te komen. Als iets uitverkocht was had ik overal wel iemand rondlopen die wat voor me kon regelen.

Zoals één van mijn Paradiso-gappies altijd zei als ik daar heen wilde:

‘’Rod, regel ik voor je, komt goed! Geen zweet ouwe!’’    


Rodweek 68 Van GE-TA-FE!! naar GA-TV-ER

De eerste keer dat ik Getafe live zag spelen was in 2005. Ik was met mijn toenmalige vriendin in Madrid en we hadden uitgezocht welke Madrileense club thuis speelde. Atletico Madrid was het. Estadio Vicente Calderon lag op niet al te verre loopafstand van het centrum en ze moesten spelen tegen Getafe. Destijds een soort van RKC van Spanje. Klein cluppie uit een voorstad van Madrid, een soort Amstelveen.

We kochten kaartjes bij een loket bij het stadion, waar een ouwe chagrijnige kettingrokende man achter de kassa zat. ‘Doe maar ergens achter de goal’, had ik in mijn beste geïmproviseerde Spaans gezegd. Hij gaf ons de kaartjes, wij rekenden af en gingen, voorafgaand aan de wedstrijd nog even lekker in de buurt wat eten.

Eenmaal terug bij het stadion, klaar voor de wedstrijd, bleek dat die ouwe ons kaartjes voor het uitvak had verkocht. We zaten dus bij het Getafe-publiek. Nou weet iedereen die ooit in een uitvak heeft gestaan dat het uitvak het gezelligste is, dus ik vond het wel prima. Ik ben van geen van  beide clubs supporter, maar nu ik toch in het uitvak stond hoopte ik op een stunt van Getafe.

We werden er al snel uitgepikt door de vaste Getafe-supporters. Vreemde eenden in de bijt, maar we konden het al snel goed  vinden met de grote leider van de harde kern. Juan heette hij. Zo’n typische Madrileen met zo’n hese koorballenmeisjesstem. Atletico speelde een matig seizoen. Het stadion was maar half gevuld. Maar het uitvak, waar wij zaten was bomvol.

‘’GE-TA-FE!!! GE-TA-FE!!!’’, klonk het uit tweeduizend Spaanse en twee Amsterdamse kelen.

Uitslag 2-2. En iedereen die ooit in een uitvak heeft gestaan weet dat er niks toffers is dan juichen in een uitvak. Het is altijd net wat uitbundiger als het obligate juichen in een thuisvak.

De volgende ochtend gingen mijn meisje en ik een broodje kopen bij Museo del Jamon, de tofste broodjeszaak van Madrid, om de hoek bij Puerta del Sol, waar wij logeerden. Ineens hoorden we van achter de kassa die hese stem: ‘’GE-TA-FE! GE-TA-FE!’’ Het was Juan en die werkte daar dus, wisten we niet. Hij omhelsde en kuste ons, alsof we twee lang verloren familieleden waren. We wilden gewoon een simpel broodje ham, maar we kregen dus een broodje met hele dure exquise ham. We hoefden niet af te rekenen. Hij vond het gewoon tof om ons te zien.  

Ik had sinds die trip een zwak voor GE-TA-FE!

De tweede keer dat ik Getafe zag was een paar vriendinnen later, in 2012. Ik was met de toenmalige aanstaande ex in Barcelona en ik had het natuurlijk zo gepland dat we ook een wedstrijd van de plaatselijke FC konden meepikken. En ook nu was de tegenstander dus Getafe. Gewoon een leuke middenmoter inmiddels, een soort Heracles. We namen plaats in Camp Nou en mijn lieftallige ex, niet behept met al te veel voetbalkennis, vroeg zich hardop af ‘’wie die kleine slome was die alleen maar liep te wandelen’’.  Ik legde haar uit dat hij de beste voetballer van dit moment was, Lionel Messi. Hij wandelt en ineens schiet ie er vandoor. Hij scoorde er die avond drie en de vierde gaf hij voor. Zelfs mijn voetbal-analfabetische vriendin zag  dat hij toch wel erg bijzonder was.

En de derde keer, in weer een nieuw decennium was vorige week. Mijn vrienden en ik gaan elk jaar één of twee keer naar een uitwedstrijd van Ajax in het buitenland. Afhankelijk natuurlijk ook van hoever Ajax komt en de stad moet leuk zijn. Na eerder dit seizoen Lille, werd het nu Getafe. Madrid! Voor een paar daagjes Madrid zijn wij altijd te porren, por favor, en dus waren de tickets snel geboekt.

Het zat allemaal heerlijk mee. De reis ging goed en eenmaal daar bleek dat Madrid vast een voorschot op de lente had genomen. En terwijl het in Amsterdam tiefde van de regen tikte het kwik in de Spaanse hoofdstad aangenaam ruim boven de twintig graden aan. De hemel was strakblauw en wij laafden ons op het terras in onze t-shirts en met onze zonnebrillen op aan tapas, bier en wijn . Veel mooier kon het leven niet meer worden.

‘’Zullen we hier gewoon blijven?’’, is dan altijd de vraag die iemand van ons opbrengt. Fok die wedstrijd, we blijven hier lekker eten en zuipen. Natuurlijk gaan we altijd wel naar de wedstrijd, maar het komt er soms weleens op neer dat de wedstrijd een hinderlijke onderbreking van de terrassessie is.    

Zo ook op deze dag. Ajax verloor van een zuigend en treiterig Getafe en liet zich daar in meeslepen. Dat Ajax daarbij zelf ook als een ondergescheten bak paella speelde hielp ook niet mee. Het was een wedstrijd die aanvoelde als een wortelkanaalbehandeling: hopen dat het snel voorbij zou gaan. De meest onsympathieke tegenstander waar ik Ajax ooit tegen heb zien spelen. Een Machiavelliaanse ploeg: het doel heiligt de middelen.

 En ik snap het op zich wel, want als een club als FC Volendam zich op deze manier in de vaart der volkeren zou kunnen opstuwen zou ik het ook snappen. Klein cluppie dat met anti-voetbal ineens hoog staat. Geen Volendammer die er moeite mee zou hebben. Maar wat een tranentrekkend  lelijk voetbal, echt gatver. Ik snap het, maar ik zou er geen supporter van kunnen zijn. Ik heb Getafe dus in drie verschillende decennia live gezien. In 2005, 2012 en 2020.

Van GE-TA-FE!!! Naar GA-TV-ER.