Het is begin januari en bij de sportscholen in mijn buurt is het in die eerste maand van het jaar wat drukker dan gebruikelijk. Dat is meestal zo in januari. Mensen voelen zich genoodzaakt om wat aan hun conditie te doen. Sommigen doen dat gewoon om wat fitter te worden en anderen gaat het echt om hun gewicht. En er zijn vast mannen die zich bij het niet meer visueel kunnen waarnemen van hun jongeheer van bovenaf hebben voorgenomen om in het nieuwe jaar toch maar eens wat af te slanken. Die hebben dus in een enthousiaste bui een sportschoolabonnement afgesloten. Zij liever dan ik. Van alle dingen die ik me de laatste jaren weleens heb voorgenomen om een betere versie van mezelf te maken in het nieuwe jaar is het lid worden van een sportschool er niet eentje van.
Ik ben vroeger ooit wel lid geweest van een sportschool, een jaar of twintig geleden. Omdat ik bij de Universiteit van Amsterdam werkte mocht ik tegen gereduceerd tarief sporten bij het Universitair Sportcentrum. Samen met een collega werkte ik me een paar maanden lang één of twee keer in de week in het zweet. Om vervolgens, na gedane activiteiten, buiten gelijk weer een sigaret op te steken en mij in de nachtelijke uren weer vol overgave in het Amsterdamse nachtleven te storten. Maar daar gaat het niet om: ik deed het wel. Mijn conditie was toen en is nog steeds niet slecht. Met de piepjes-test eindigde ik altijd wel in de kopgroep. En ik ben zo competitief als de kolere. Ik wil, als ik weet dat ik gewaagd ben aan iemand, altijd winnen van diegene. Of het nou om een simpel spelletje, een weddenschap of wat dan ook gaat: ik speel altijd voor de winst. Bij voorkeur moet er ook een prijsje te winnen zijn. Al gaat het maar om 5 euro of om een drankje. Als mijn collega een X aantal push-ups deed of zoveel keer kon bankdrukken dan wilde ik minimaal datzelfde plus één halen. Lukte niet altijd, maar ik ging er wel keihard voor en hij ook. Zo haalden we elkaars niveau omhoog.
Toen de collega na een paar maanden voor een langere tijd naar het buitenland vertrok smolt mijn interesse om naar het USC te gaan sneller dan een Calippo Cola in de Sahara. Ik ben nog één of misschien zelfs twee keer gegaan en toen was ik er wel weer klaar mee. Ik vind sportscholen gewoon niet gezellig en al helemaal niet in m’n eentje.
Ik heb ook nooit echt een slechte conditie gehad. Goed, geen Olympische medaille-materiaal, maar ook zeker niet de conditie van een dood paard. Redelijk goed uithoudingsvermogen. Ik heb heel lang veel lopend en fysiek werk in de horeca gedaan en dat hield me ook wel fit. Ga maar eens een vol Amsterdams terras rocken in de zomer. De hele tijd met volle dienbladen heen en weer lopen: dat red je niet met de conditie van een stervende gnoe. En je loopt je kilo’s er dus aardig af. Daarbij heb ik lopen nooit erg gevonden. Vanuit Amsterdam-West naar mijn werk in de Melkweg lopen was iets meer dan een half uurtje. Ik vond dat nooit zo vervelend om te lopen. Zeker als het lekker weer was. Ik ben ook nog twee jaar postbode geweest. Vond ik geweldig werk om te doen. Twee keer in de week een mooie lange wandeling door de Jordaan en onderweg die brievenbussen volgooien. Prima werk en ik viel in die tijd ook veel af. Ik noemde het ook wel ‘mijn betaalde sportschool’, al was het maar een habbekrats wat ik daar verdiende. Ik vond het gewoon leuk om te doen en ik viel dus af. Van bijna 90 kilo naar een strakke 75 kilo en soms zelfs wat minder. Toen was ik bijna even bang dat ik bij een verkeerde windvlaag zo de Prinsengracht in zou wapperen.
Tijdens de Corona-tijd omarmde ik wandelen als mijn nieuwe sport. Ik moest, zoals iedereen, tenslotte toch iets doen om de tijd door te komen. En dan niet alleen maar even naar de supermarkt heen en weer, maar gewoon drie of vier uur op een dag, de hele stad door. En toen de horeca weer openging liep ik de ongeveer veertig minuten van het Waterlooplein naar Oud West en weer terug ook vaak.
Nu mijn horecaloopbaan na al die jaren op de waakvlam staat en mijn werk voornamelijk bestaat uit op mijn reet zitten om stukjes te typen, merk ik wel dat er wat kilo’s bijkomen, maar vooralsnog niet dusdanig zorgwekkend dat ik een sportschoolabonnement bij Fit For Free, Sportcity, of hoe al die loopbandtoko’s ook maar mogen heten, overweeg om overwicht tegen te gaan. Zolang ik nog niet op Barbapappa lijk en nog niet de tong op mijn schoenen heb hangen van de 68 traptreden die ik dagelijks een paar keer op en af loop om van en naar mijn huis te komen gaat alles goed. En ik kan m’n jongeheer ook nog steeds van bovenaf zien. Dus geen ernstig overgewicht.
Het BMI (gewicht gedeeld door je lengte in het kwadraat) is voorlopig nog ongeveer wat het zijn moet (op of rond de 25 is gezond), al mag er wel wat af. Daarom ga ik zo maar weer eens lekker aan de wandel. En die mooie wandeling door de mooiste stad van de wereld is gewoon gratis. Dat noem ik pas Fit For Free!