Rodweek 200 Willem zei alleen ‘hoi’

Het is een kleine twaalf jaar geleden dat ik met mijn bescheiden, om niet te zeggen bescheten, voetbalkwaliteiten in een heus stadion mocht voetballen. Weliswaar in het reeds half ontmantelde stadion van het ter ziele gegane HFC Haarlem, maar toch! Een echt stadion waar in lang vervlogen tijden Eredivisie en zelfs Europees voetbal werd gespeeld. En daar mocht Lulletje Lampenkatoen voetballen. Dichterbij het betaalde voetbal ben ik nooit gekomen. Het was een feestje ter ere van de meest legendarische snordrager in het Nederlandse betaalde voetbal: Abe van den Ban, gewezen middenvelder in de jaren zeventig bij Haarlem en FC Amsterdam. Twee legendarische clubs die inmiddels al jaren op het kerkhof liggen. Het feestje heette ‘In den Ban van Abe’.

Ik voetbalde in een team van voetbalschrijvers of om het affreuze woord maar te gebruiken: bloggers. Onze tegenstanders was een team van voetbaljournalisten met onder meer Sjoerd Mossou, Willem Vissers, Paul Onkenhout, Edwin Struis en nog wat andere coryfeeën in de gelederen. Wij spelend in tenues van FC Amsterdam. Het journaille was gekleed in tricots van Haarlem. Beroepsouwehoer Sierd de Vos was in ruil voor twee goede flessen Rioja en een roestig stuivertje de grappige stadionspeaker van dienst. Tal van Oud-Haarlemmers waren aanwezig. Oud-Spits Piet (Li-)Keur vertrouwd aan de bar. De ‘Entertrainer’ Barry Hughes nog altijd met de karakteristieke pet op zijn kamerbrede tapijt. Mijn Panini-plaatjesalbums uit de jaren 80 kwamen tot leven die dag aan de Jan Gijzenkade in Haarlem.

Onze coaches waren Europacupwinnaar Johnny Rep en ‘de snor der snorren’ Abe van den Ban. En die kregen dan ook nog ondersteuning van David Endt, de assistent. De journo’s werden gecoacht door Hans Kraaij Jr. en Willem van Hanegem. De scheidsrechters van dienst waren een viertal oude scheidsrechters uit het betaalde voetbal, onder wie Volendammer Jan Keizer en de nog immer in een iets te strak broekje gehesen Frans Derks. Mannen van een respectabele leeftijd inmiddels.

Willem van Hanegem, ‘De Kromme’, is natuurlijk een fenomeen, al ben ik net te jong om hem als voetballer te hebben gekend. Ik kende hem eigenlijk alleen als coach. Maar natuurlijk hebben we de beelden nog en weet ik als liefhebber natuurlijk dat hij één van de grootste middenvelders van zijn tijd was. Ik keek even naar hem voor de wedstrijd. En hij bekeek ons, hij stond wat nurks langs de kant. Wij waren qua leeftijd gemiddeld een stukje jonger en een X aantal kilo’s lichter dan de journalisten. Ik hoorde Willem bij de warming-up tegen iemand zeggen: ‘Nou, die bloggerts zien er toch net wat afgetrainder uit.’

Iets voor de wedstrijd stond ik in de spelerstunnel. Willem van Hanegem stond er ook. De oude scheidsrechter Jan Keizer passeerde ons en groette Willem hartelijk: ‘Ha Willem, wat leuk je te zien! Hoe gaat het met je?’ Nou moet je weten dat De Kromme zijn leven lang een bloedhekel heeft gehad aan scheidsrechters. Van Hanegem was ook de man die toen de gele kaart werd ingevoerd in 1972 gelijk het eerste exemplaar in ontvangst mocht nemen. Het is nooit meer goedgekomen tussen Willem en de fluitisten, zo bleek ook op dat moment.

De vriendelijke groet van de Volendamse arbiter werd door De Kromme zonder hem aan te kijken beantwoord met een koeltjes en afgemeten ‘hoi’.

Keizer bleef nog even staan, hopend op een handdruk of een wat vriendelijker begroeting, maar Willem stak geen hand uit en keek strak langs de oude arbiter heen. Meer dan dertig jaar na zijn afscheid als voetballer had hij kennelijk nog steeds niet veel op met de scheidsrechter. Keizer liep maar weer door en Willem keek stoïcijns voor zich uit. Willem zei alleen ‘hoi’. Dat leek hem meer dan genoeg. Ik vond het een van de mooiste momenten van die toch al zo mooie dag.

Voor een kleine tweehonderd belangstellenden, mijn grootste publiek als voetballer ooit, won mijn team, ondanks dat ik meespeelde, in de laatste minuut met 3-2 van zijn ploeg. Onze jongere leeftijd en mindere kilo’s betaalden zich in extremis toch uit.

Willem zal het ongetwijfeld niet met de arbitrage eens zijn geweest.

Afgelopen week werd De Kromme tachtig. Mijnheer van Hanegem, van harte en nog vele jaren! En dank voor dit mooie moment.

Rodweek 181 Jan Jongbloed, Aparteling

Het was in mei 2013 dat mijn vriend Kaan me belde: ‘’Rod, Johan Cruijff is NU in het Olympisch Stadion. Een of andere dag voor z’n foundation of zo. Weet ik veel. Blabla. Kom langs, ouwe! Gaan we met hem op de foto. Ik sport daar altijd, ik lul ons wel naar binnen.’’

Ik fietste in Olympisch tempo vanuit West naar het Olympisch waar Kaan mij al grijnzend stond op te wachten. Kaan is een ouwe Jordanees met een ontstellende grote smoel en hij lult minimaal vijf kwartier in een half uur. Wij naar binnen. Een vriendelijke jongedame van de receptie stond ons vriendelijk te woord en vroeg waar wij voor kwamen. Kaan stak een onnavolgbaar verhaal af, wat ik niet eens meer kan reproduceren, maar het kwam er op neer dat wij op het veld moesten wezen. Voordat de jongedame het verhaal had kunnen verwerken en een antwoord kon bedenken liepen Kaan en ik het veld al op.

Eenmaal op het veld stond onze held Johan Cruijff er. Druk bezig met sportoefeningen voor kinderen. Maar toen was Johan ineens even vrij. Hij liep plotseling zomaar in het wild rond, recht voor onze ogen. Dit was onze kans! Maar Kaan en ik verschrompelden van bijdehandte mannen tot mietjes. We hebben minuten lang als puberale bakvisjes om hem heen gedraald. En toen was ik het zat. Ik ben niet gezegend met heel veel geduld, ik houd niet van onnodig wachten, dus ik besloot het initiatief maar te nemen. ‘Laat mij maar, Kaan’
‘Eh… mijnheer Cruijff? Zouden wij misschien met u op de foto mogen?’
Cruijff was verpletterend normaal: ‘Ja, natuurlijk man!’

Ik zette de plotsklaps verlegen Kaan op de kiek met de Johan der Johannen en Kaan kiekte de verlegen mij. We bedankten Cruijff voor zijn tijd en aandacht en besloten dat het tijd was voor bier. Dit grote moment moest gevierd worden! De foto van mij en Cruijff hangt overigens nog altijd groot en prominent in mijn huis.

Aan de overkant van het Olympisch Stadion was een bar. Die bar heette vroeger Van Dijk, maar Anno 2013 heette de kroeg Jozz. De uitbaatster heette Nicole en waar kwamen we achter? Nicole was de dochter van Jan Jongbloed! De enige keeper die twee WK-finales namens Nederland heeft gespeeld. We hadden, onder het genot van veel bier een leuk gesprek met Nicole, ook over haar vader. Over dat ze als jong meisje weleens had geknokt op het schoolplein omdat kinderen haar pestten en zeiden dat haar vader die twee ballen 1974 tegen ‘die moffen’(de Duitsland-haat was in de jaren 70/80 nog groot) had moeten pakken.

Dat was mijn eerste kennismaking met de familie Jongbloed. Jaren later, in 2019, bracht ik met mijn goede vriend Robbert Tilli het boek ‘En Johan zag dat het goed was’ uit. Ter promotie en glorie van ons boek werden we uitgenodigd door Radio Noord Holland. Dat werd toen opgenomen ergens diep in Amsterdam-West, bij Slotervaart dacht ik. Om 9.00 in de ochtend. Op zaterdag. Godverdomme, klotetijd, ik had die nacht daarvoor nog gewerkt, dus met veel te weinig slaap en nog wat gammel op de benen kwam ik in de studio aan.

In de Studio presentator Leo Driessen, twee andere gasten waarvan ik de naam even kwijt ben en de vaste gasten Rinus Israël en Jan Jongbloed die daar wekelijks als een soort Stattler and Waldorff (die twee oude mopperkonten uit de Muppershow) de boel becommentariëren. Ik was (en ben) een fan van het programma en nu zat ik er zelf ineens, met twee WK-finalisten aan tafel! En Israël die als Amsterdammer in 1970 de eerste Nederlandse Europacup 1 had opgetild. Wel namens Feyenoord, maar die eerste cup kwam als eerste in Amsterdamse handen, vrienden uit Rotterdam!

De sfeer bij Radio NH is gezellig. Je wordt er onthaald met een bakkie koffie en een gebakkie, helemaal leuk! Vlak voor de uitzending was er nog even tijd om te roken. Ik stond daar buiten en ineens hoorde ik het onmiskenbare lijzige Amsterdamse accent van Jan Jongbloed achter me: ‘Hey jongen, heb jij een vuurtje voor me?’ En daar stond ik dan, ergens in Slotervaart een peukie te doen met een legendarische keeper. Grote klauwen had ie, dat viel me gelijk op. Waarom hij zonder handschoenen keepte, vroeg ik hem, want dat is best apart voor een keeper. ‘Dan voel je de bal beter, jongen’, was zijn antwoord.

Tilli en ik deden in de uitzending ons praatje over het boek en genoten ondertussen ook van het gemopper van Rinus en Jan over andere voetbalonderwerpen. Supermooi, eervol en tof dat wij daarbij mochten zijn!

Anderhalf jaar later werd ik via connecties uitgenodigd voor de presentatie van de scheurkalender over FC Amsterdam, de tweede club van Amsterdam die helaas geen lang leven beschoren was en maar tien jaar heeft bestaan, van 1972 tot 1982. Jan Jongbloed heeft er jarenlang gekeept. Er waren niet veel mensen op de presentatie in het Olympisch Stadion. Hooguit honderd. Misschien iets minder, misschien iets meer. Weet ik niet meer precies. Jongbloed met z’n droge humor en wat overdrijving: ‘’Ach, bij ons zaten er niet veel meer’’. Dat klopt ook wel. FC Amsterdam was nooit een publiekstrekker. Er zaten in dat enorme Olympisch Stadion uit die tijd vaak maar een handvol mensen. Waar er vijftigduizend in pasten!

Jan kon hoger op. Naar Ajax. Maar dat zag Jongbloed niet zitten. Ajax trainde op woensdag en dan moest hij zijn vaste visdag opgeven. Had ie geen zin in. Gedoe. Jan was een fanatieke sportvisser en had buiten zijn voetballoopbaan ook een sportviswinkel annex sigarenzaak in Oud West. Daarbij was Ajax niet zijn club. Te chique en te poenerig voor een arbeidersjongen uit West. Die waren voor DWS (later meegegaan in de fusieclub FC Amsterdam). Niet alle Amsterdammers waren toen voor Ajax. Jongbloed was een van hen.

Weer een jaar later kwam ik via een vriendin van mij in contact met Jan. Zijn dochter Nicole was op zoek naar een wandelmaatje voor haar vader en op de een of andere manier kwamen ze bij mij uit. Wat mij verbaasde was dat een man van zijn statuur en bekendheid niemand kon vinden om af en toe eens met hem te wandelen. Kwamen ze bij deze piemelepoges annex schrijver dezes terecht. Ik begreep dat niet zo. Wie wil er niet met een legende als Jan Jongbloed wandelen? Waar was de voetbalwereld om af en toe eens met Jan te wandelen? Ik vond dat gek. Ik ben op bezoek geweest in zijn huis in Amsterdam-Slotermeer om kennis te maken. Nicole was er ook. Jan herkende mij niet van onze voorgaande ontmoetingen, dus ik stelde mij netjes voor en sprak de oude goalie aan met ‘U’ en ‘Meneer Jongbloed’.
Dat werd snel afgekapt: ‘Ik heet gewoon, Jan hoor, jongen.’

Om het ijs te breken was de kledingkeuze voor die dag op een retroshirt van FC Amsterdam gevallen. Dat vond Jan leuk. Het shirt van zijn cluppie. We hebben een kleine twee uur lang gezeten. Koppie thee. Gebakkie. Gezellig. Lullen over van alles, veel over voetbal. Maar toch was het gevoel er niet helemaal. Ik had het idee dat, Nicole’s goede bedoelingen ten spijt, Jan gewoon niet echt op mij zat te wachten. Jan bepaalde zelf wel wat hij wilde en met wie. Dat werd niet uitgesproken, maar dat voelde ik al snel. De wandelingen zijn er dan ook nooit van gekomen.

Ik kreeg nog wel een exemplaar van zijn biografie ‘Aparteling’ mee. Gesigneerd en wel. De tekst die hij er voor mij inschreef: ‘Voor Rodny van Jan Jongbloed. Ik hoop dat je ook weer kan gaan sporten. Leuk shirt had je aan.’

Dat zinnetje over dat sporten vond ik grappig. Jan kende mij niet zo goed. De enige sport die ik bedrijf is nachtgymnastiek met mijn meisie.

De tekst op de achterflap van het boek typeerde de man wel: ‘’Ik hield van vissen, vrouwen en voetbal, precies in die volgorde.’’ Een aparte, op zijn manier humoristische doch enigszins nukkige man die zelf wel bepaalde wat hij belangrijk vond in het leven. Ik hou van eigenzinnige mensen. Ik behoor namelijk tot hetzelfde soort. Niemand die mij wat opdringt. En zo was Jan volgens mij ook.

Rust zacht, Jan. Je was inderdaad een aparteling.

Yoooo, hebbie nog een lekker boekie nodig? Ik heb nog wat exemplaren van mijn bundel Lockdownsyndroom liggen. 15 piek als ‘m ophaalt in Amsterdam, 19,50 als ik ‘m opstuur. Van elk verkocht exemplaar gaat een piekie naar de Voedselbank. Laat een reactie achter of stuur een berichtje naar [email protected]