Rodweek 218 Shitshow



Aankomende zondag ga ik met met mijn bloedgabber Jazz, al 35 jaar mijn broeder van een andere moeder, naar de wedstrijd tussen de legendes van Ajax en die van Real Madrid. Mooi affiche en er doen aan beide kanten mooie namen uit het lichtere of donkergrijzere verleden mee. Maar om het nou ‘de wedstrijd van de eeuw’ te noemen voert wat ver. De 86-jarige Ajax-legende Sjaak Swart die denkt dat hij nog moeiteloos in Ajax 1 kan meekomen zit ook in de selectie, evenals andere iets jongere heren die ik ken uit de tijd dat ik bij Ajax werkte. En die zijn er, zoals wij allen, niet jonger op geworden. Gewoon een leuke show-wedstrijd. Meer niet. Daarom moest ik nogal lachen toen ik de aankomende bokswedstrijd tussen een influencer die z’n prikkertje graag in een Leerdammertje steekt en een bejaarde bokser als ‘de bokswedstrijd van de eeuw’ werd aangekondigd. Voor wie de heren niet kent: de 27-jarige Jake Paul tegen de 58-jarige Mike Tyson. Een robbertje knokken waar de heren allebei niet armer van worden. Al laat die ouwe zich in elkaar rossen door die 27-jarige koter: dan houdt hij er nog tussen de 13 en de 20 miljoen dollar aan over. Er zijn dagen dat ik het niet op mijn rekening heb staan. En dan gaf die ouwe bij die malle staredown even een klein klapje op het gezicht van die Youtuber: het zal wel. Shitshow. Veel plezier. Ik lees wel wie er gewonnen heeft. Het is nou niet bepaald Mohammed Ali tegen Joe Frazier die in hun tijd wel het gevecht van de eeuw uitvochten.

In het echte leven zijn er serieuzere gevechten aan de hand. Het gedoe in Rusland en de Oekraïne en het eeuwige gezanik in Israël en Palestina. Ik trek vrijwel nooit partij in dat soort conflicten waar mijn omgeving en ik geen deel van uitmaken. Het is niet mijn oorlog, zoals geen enkele dat eigenlijk is. Ik vind het voor alle inwoners van die gebieden allemaal even verschrikkelijk. Ik zit niet naar een voetbalwedstrijd te kijken waar ik een voorkeur voor een ploeg heb. ‘Voetbal is oorlog’, is een legendarische uitspraak van Rinus Michels. Ik ben het daar nooit mee eens geweest. Een voetbalwedstrijd heeft slechts drie uitkomsten: de thuisploeg wint, de uitploeg wint of het wordt een gelijkspel. Meer smaken zijn er niet. Een oorlog kent alleen maar verliezers. Oorlogen gaan over de lijken van mensen die geen flikker te maken hebben met wat de hoge piefen bepalen. Mensen die huis en haard verliezen of hun land moeten ontvluchten om de eigenpijperij van de macht. En die mensen worden dan ‘gelukszoekers’ genoemd. Geluk is toch wat we allemaal zoeken?

Iedere burger op aarde wil gewoon een rustig leven zonder al te veel gezeik aan z’n kop. Als land A ineens besluit om land B binnen te vallen dan worden er nogal wat levens op hun kop gezet door machtswellustelingen die vinden dat het anders moet. Maar die staan zelf niet aan het front. De soldaten zijn kanonnenvoer voor de pervertelingen die vanuit hun pluche stoelen maar even bepalen wat er moet gebeuren. Jongens van 19 die net haar op hun zak hebben, die net hun eerste schreden op het liefdespad hebben gezet, die net weten hoe een koud pilsje smaakt, die net…. Alles aan het ontdekken zijn. En die moeten dan sterven voor hun moederneukende vaderland. Dat is te afzichtelijk voor woorden.

Ik was er dan ook vrij duidelijk in tijdens mijn militaire dienstkeuring op 15 maart 1995 in Amsterdam op basis Kattenburg, ik was achttien jaar en drie dagen oud: ik had er totaal niet de minste interesse in om mijn vaderland op die manier te dienen. Ik had wel wat beters te doen. En dat liet ik ook in woord en gebaar blijken door zo ongeïnteresseerd en verveeld mogelijk te doen teneinde de hoge heren te overtuigen dat ze aan mij niet zo veel zouden hebben. Ik deed (en was) chagrijnig. Ik had helemaal geen zin in dit gekutklooi aan m’n hoofd. Dat ze maar niet dachten een gemotiveerde soldaat te krijgen. Desalniettemin werd ik goedgekeurd. Ik voldeed aan alle fysieke en mentale eisen. En ik had drie borden nasi goreng en rendang op. De lunch was uitstekend voor een Indo, dus mijn humeur was al een stuk beter. Ik werd na afloop van dat hele gedoe op het kantoor geroepen: ‘Rijsdijk, wil jij eigenlijk wel in militaire dienst?’ Kennelijk was mijn complete apathie toch een beetje overgekomen. Ik vertelde de pief van dienst in alle serieusheid dat die hele shizzle voor mij niet zo hoefde. Ik vang een kogel voor mijn meisie, mijn familie en mijn vrienden, maar niet voor het hele land. Ik groeide in mijn betoog en vertelde dat ik ook niet zou kunnen schieten op iemand van mijn leeftijd die zijn uniform toevallig in een ander land heeft gehad. Iemand die onder andere omstandigheden misschien wel een vriend van mij had kunnen zijn. Vrede voor de natie, maar ik ben geen nazi ouwe! Dat ‘ouwe’ zei ik er dan weer niet bij, maar dat staat leuk in het verhaal, toch?

Gelukkig had ik de tijd mee. In 1995 stond de dienstplicht op de helling, dus iedereen die niet per se wilde hoefde ook niet per se met de hele shitshow mee te doen.

‘U kunt gaan Rijsdijk, u hoort nog.’

Ik kreeg inderdaad een tijdje later nog een brief. Dat ik in geval van nood alsnog ingezet zou kunnen worden. Nou kende ik een aantal jongens, net iets ouder dan mijzelve, die net over de grens in het Duitse Seedorf waren ingezet om hun militaire dienstplicht te vervullen. En die zeiden allemaal: ‘Nou als die Moffen ergens de grens over hadden kunnen gaan was het bij ons!’ Die zaten alleen maar te zuipen en te roken. Dat deed ik ook, maar dan gewoon lekker thuis in Amsterdam. Dat vond ik een stuk relaxter. Volgens mij was ik tot mijn 45e nog oproepbaar, maar die leeftijd ben ik ook al gepasseerd, dus sorry Nederland: ik ga nu officieel geen kogels meer voor jullie terugkoppen! Voor zover ik dat al van plan was.

En nu zijn er dus constant oorlogen op micro-, meso- en macroniveau. Dus tussen individuen, groepen en op hoger niveau. Nou ben ik niet zo’n ruziemaker, maar als ik al ruzie heb dan beperk ik me tot microniveau. Aan ruzies tussen groepen heb ik nooit meegedaan. Vechtpartijen van mijn club Ajax met een rivaliserende club? Werd ik gebeld om bij Diemen of in de Bijlmer fans van Feyenoord of ADO op te vangen. Fuck off. Zoek het uit, maar niet met mij erbij. Daar heb ik echt nooit aan meegedaan.

Mijn mond is de lont en mijn pen is de bom. Gewelddadiger wordt het niet in mijn leven. Mensen die niet kunnen praten en/of schrijven gaan vechten. Dat is prima op een schoolplein (microniveau), maar met groepjes tegen elkaar vechten (meso) of in het ergste geval oorlog voeren (macro) wordt het al een stuk vervelender. Weet je, zoek het uit. Ik ga zondag dus met mijn broer van een andere moer naar die gekke showwedstrijd. We zitten op de F-Side. En daar gaan we van alles vergieten, maar geen bloed. Wij genieten van voetbal en onze vriendschap. En dan zijn we even heel ver weg van de shitshow die de wereld momenteel is.

Rodweek 127 Virussen of vier Russen

‘’Oh nee hè, daar zal je het hebben, het komt steeds dichterbij, de eerste Rus valt het café binnen!’’, riep ik toen de deur van ons café openzwaaide. Het was op de dag dat Poetin besloot dat het een leuk idee was om Oekraïne binnen te vallen. Gelukkig was het gevaar niet heel groot en ging het om een van onze stamgasten die toevallig Rus van zijn achternaam heet.

Tja, waar moeten we tegenwoordig nou meer bang voor zijn: van virussen of van vier Russen? Voorlopig het laatste. Dat virus waar de hele wereld twee jaar lang mee heeft moeten dealen lijkt inmiddels redelijk onder controle en dan krijgen we dit gezeik weer. We leven in een rare tijd.

Ineens moeten alle mannen van 18 tot 60 in de Oekraïne beschikbaar zijn om onder de wapenen te gaan. Ik moet er niet aan denken dat het hier ooit gebeurt. Mijn keuring voor de militaire dienstplicht was op 15 maart 1995, drie dagen na mijn 18e verjaardag op de marinekazerne bij Kattenburg, vlakbij het Centraal Station in Amsterdam. Ik had totaal geen zin om in dienst te gaan, maar ik had het geluk dat de dienstplicht in die tijd op de helling stond. Het negen maanden verplicht getraind te worden om mensen neer te schieten hoefde allemaal niet zo per se meer. Maar desalniettemin probeerde ik het lot toch een handje te helpen door net iets te bijdehand, onhandig of op andere wijze vervelend te doen. Dan zagen ze vast mijn ongeschiktheid en mijn totale gebrek aan motivatie. Er was wel één gelukkige omstandigheid aan deze voor mij totaal zinloze dag: het was op een woensdag en op die dag was het op Kattenburg altijd ‘’blauwe hap’’, dus Indonesische rijsttafel! Woohooooo! Dat hoefden ze deze achttienjarige pinda die destijds de eetlust van een Indische olifant had geen twee keer te zeggen, dus toen we mochten eten schepte ik drie keer op. En ik at veel in die tijd, dus bordjes met een kop er op. Dat ik toen amper 65 kilo woog is een wonder.

Aan het einde van de keuring werd ik op een kantoor geroepen. Ik was ondanks mijn vervelende gedrag en onhandigheid volledig goedgekeurd om het land te dienen. Maar of ik wel zin had om in dienst te gaan? Ik zei dat ik eerlijk gezegd wel wat andere plannen met mijn leven had. En dat ik het onzin vond om ooit voor zaken te vechten waar ik niks mee te maken heb. Als ik, of één van mijn vrienden ergens ruzie krijgt en ik daar op micro-niveau even een klein oorlogje mee moet uitvechten: prima. Dan is dat even mijn strijdje. Maar wat heb ik te maken met ruzies tussen wereldleiders? Helemaal niks. Zoek het uit. Oorlog voeren voor vrede is als neuken voor maagdelijkheid, het is zinloos. Maar gelukkig zijn er zat strijdvaardige mannen die dat vechtersvuur wel hebben. Laat die het lekker doen.

Met die verklaring nam de hoge pief genoegen. Ik had de tijd gelukkig mee, omdat de dienstplicht in 1995 dus zo ongeveer op afschaffen stond. Ik zou er nog wel van horen. Nooit meer wat van gehoord gelukkig. Bovendien hadden ze aan mij toch niet veel gehad. Wat moet je nou met ongemotiveerde soldaten? Ik ben voor een beroepsleger met mannen die het echt willen. Vrienden van mij die iets ouder waren hebben nog wel dienstplicht moeten doen en kwamen met de wildste verhalen over elke avond zuipen, roken, blowen, hoerensnoeren en er nog geld voor krijgen ook. Die vonden het fantastisch. Een aantal waren gelegerd in Seedorf, net over de grens bij Duitsland. ‘’Nou, als die Duitsers ergens Nederland konden binnenvallen dan was het bij ons!’’ Dat soort stoere verhalen hoorde ik dan. Misschien net iets te hanig verteld door de jongens in kwestie. Maar ik denk niet dat ik een veel betere soldaat was geweest. Aan mij is geen goeie militair verloren gegaan. En dat zuipen en achter de meiden aangaan deed ik liever gewoon in Amsterdam. Dat leek me wel spannend genoeg.

Maar er zijn dus nu mannen van mijn leeftijd in de Oekraïne die nu ineens een wapen in hun hand gedrukt krijgen: ‘’Zo, hier, kijk eens Evgeniy, hier is een geweer, trekkertje naar je toe trekken, richten, schieten en succes ermee.’’ Ik moet er niet aan denken. Geld ook voor de mannen aan de tegenpartij. Dit is niet hun strijd. Het is de strijd van de grote mannen boven ze. De mannen die nu gaan sneuvelen geven hun leven, maar voor wat? En voor wie? Voor je land? Hou op. Om maar te zwijgen over alle burgerslachtoffers die nergens wat mee te maken hebben.

Het is wellicht utopisch, want die Poetin is zo geschift als een pak yoghurt, maar ik hoop dat deze ellende snel voorbij is. En dat mijn stamgast de meest gevaarlijke Rus blijft die ik in mijn zaak krijg.