Afgelopen weekend was ik met mijn meisje in Groningen. Ik ben een groot deel van de wereld over geweest, maar Groningen, op twee uurtjes van Amsterdam, ken ik amper. Ik ben er als kind en later als jongvolwassene wel eens geweest. En met voetballen. Maar dan kwamen we nooit verder dan het stadion. Nee, de laatste keer dat ik echt de stad Groningen in was geweest was zeker twintig jaar geleden. Maar toen was ik zo poepeloeres lazarus dat ik daar ook niet alles meer van weet. Kortom, ik was op stap in een mij redelijk onbekende stad.
Mijn vriendin heeft een aantal jaren in Groningen gewoond en ze liet mij ‘haar’ stad zien. Het was goddelijk lekker weer en de liefste had een fijn hotel midden in de stad geregeld. Op zondag rond 12.30 kregen we trek in lunch. En wijn. En daar we op zaterdag heerlijk aan het water hadden gezeten bij Café de Sigaar, aan een gracht met de curieuze straatnaam Hoge Der A, namen we daar weer plaats. Het zelfde tafeltje was zelfs nog vrij, tafel 102, om precies te zijn. We bestelden een fles ijskoude Chardonnay/Viognier en twee broodjes. We genoten van de zon en na een tijdje zitten was er ineens vermaak op het water: een jonge vader, zijn vrouw en twee kleine kindjes in een grachtensloepje. Hun boottochtje moest nog aanvangen, maar het sloepje was al wat van de kant afgedreven. Pa stond driftig aan het snoer van de buitenboordmotor te trekken, maar die gaf geen sjoege. Lees verder